Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[29]-[30] [Schoncken]

Commentaar

Huygens' gedicht Aenden Heere Drossart Hooft, ende de Ioff.wen Anna ende Tesselschade Visscher [28] valt bij de Amsterdammers in goede aarde. Anna Roemers zorgt ervoor dat Hooft binnen veertien dagen een lovend sonnet aan zijn Haagse collega schrijft [tekstdeel 29-A].Ga naar eindnoot1 Huygens heeft dit gedicht, waarschijnlijk via Anna, op 9 januari 1621 ontvangen en beantwoordt het nog dezelfde dag met een sonnet op dezelfde rijmwoorden [29].Ga naar eindnoot2

Hooft dateert zijn Weder-antwoord in zijn Rijmkladboek op 11 januari [30-A]. Op 17 januari schrijft Huygens Mijn besluijt aenden selven tot affscheijt, staende om te vertrecken naer Engeland ([30]).

Vóór die datum zullen Anna en Tesselschade Visscher hun bijdrage aan deze Schoncken-reeks hebben geschreven. Het sonnet van Teselschade [30-C] zal blijkens de inhoud van r. 5-8, kort na Kopppermaandag 1621, dat is 11 januari, zijn geschreven en is waarschijnlijk van 14 of 15 januari.Ga naar eindnoot3 Het gedicht dat Anna bijdraagt, is niet uitgesteld wegens de koppermaandagfestiviteiten. Het zal gedateerd moeten worden rond 11 januari [30-B].

[pagina 211]
[p. 211]

De serie wordt aangevuld met bijdragen van J. van Brosterhuizen [30-D] en G.R. Doublet [30-E]. Over de datering van deze bijdragen valt geen zekerheid te geven. Ze zijn in ieder geval geschreven na de vier sonnetten van de beide protagonisten.Ga naar eindnoot4

In haar sonnet heeft Anna Roemers het belang van deze speelse gedichtenwisseling verwoord:

‘soo ben ick blij dat ick de groene vrijerschap

met rijpe manheijt heb in vrienschap doen ontfoncken.’

 

Dankzij Anna Roemers' bemiddeling is tussen de jeugdige Huygens en de vijftien jaar oudere Hooft een grote vriendschap ontstaan.

De sonnettenreeks - naar het eerste rijmwoord ‘Schoncken’- sonnetten genoemd, zijn overgeleverd in een kalligrafisch net-afschrift. Zie de beschrijving van h2 onder Overlevering. In de fase dat Huygens de kopij voor zijn Otia klaarmaakte bracht hij in deze afschriften veranderingen aan. h2 is kopij geweest voor de Otia. Hierop wijzen de aangebrachte formaatsignaturen en de in Huygens' hand geschreven instructies: Bij sonnet [29-A] ‘Dit alles in Italiaensche Letteren te drucken’; bij sonnet [30-A] ‘Dit mede in Italiaensche Letteren.’; bij sonnet [30-B] ‘In Italiaensche letteren.’; bij [30-C] ‘In Italiaensche Letteren.’; bij [30-D] ‘In Italiaensche letter.’ en bij [30-E] ‘Dit niet te drucken.’ Onder sonnet [30-F] berekende Huygens het totale aantal versregels van 8 sonnetten. In het tekstdeel zijn de sonnetten opgenomen in de redactie van dit kopijhandschrift h2. Van elk sonnet volgen onder Varianten de varianten voorzover ze meegekomen zijn met de overlevering van Huygens' teksten.

Uitgaven

Alle sonnetten

Beets 1881; Heyting;

Huygens

Worp Gedichten i, p. 197-201;

Hooft

Leendertz-Stoett 1899, p. 169-170 (met woordverklaring); Zaalberg 1967, p. 67 (Hoofts eerste sonnet aan Huygens met annotatie); Tuynman 1971, p. 34-35; Tuynman en Van der Stroom 1994, nr. 163-164 (met varianten)

Anna Roemers Visscher

Beets 1881; Schenkeveld-Van der Dussen 1999, p. 106.

Tesselschade Visscher

Worp 1976, p. 16-18 (met annotatie); Sneller en Van Marion 1994, p. 20-25 (met varianten, annotatie en toelichting)

Doublet

Damsteegt 1981, p. 69 (het niet in de Otia opgenomen sonnet).

Literatuur

Hellinga 1967, p. 43-44; Hellinga en Tuynman 1971, p. 83-84, 94 en 109 n. 65; Zwaan 1974, p. 13; Smit 1980, p. 84-85; Van Tricht 1980, p. 106; Damsteegt 1981; Spies 1981, p. 101-116; Van der Blom 1983; Strengholt 1986, p. 268; Leerintveld 1989, p. 30-31; Van Koeven 1989, p. 48-49; Smits-Veldt 1994; Schenkeveld-Van der Dussen 1999, p. 105-106.

[pagina 212]
[p. 212]

[29-a]-[29] Overlevering

H1 Autograaf Huygens, uba 28 C 2. Een enkel vel, ca. 200 × 300 mm, oblong beschreven. Links staat in Huygens' hand een afschrift van Hoofts ‘sonnet. Aen Heere Constantin Huygens’, rechts Huygens' antwoord ‘Aen Heere P.C. Hooft’[= 29-A].
h2 ka xla, 1621, fol. 1-3. Een dubbelblad en een enkelblad, oorspronkelijk een katern vormend, afmeting in gevouwen staat 310 × 200 mm. Kalligrafisch afschrift in ongeïdentificeerde hand van alle sonnetten die, naar aanleiding van de eerste door Hooft en Huygens gewisselde sonnetten, op dezelfde rijmwoorden werden geschreven.
  Op fol. 1r:
P.C. Hooft: ‘Men voede Achilles op met Merch uijt Leeuwen schoncken,’ [29-a]
Huygens: ‘Ick bij den helt gestelt, die uijt de Leeuwen schoncken’ [29]
  Op fol. 1v:
P.C. Hooft: ‘Niet bij maer boven selfs Achillis groove schoncken’ [30-a]
Huygens: ‘Danck hebbe 'tLeeuwen merch en groove Achillis schoncken,’ [30]
  Fol. 2r:
Anna Roemer Visscher: ‘Dit heb ick noch gelicht uijt d'uijtgesopen schoncken’
[30-B]
Tesselschade Roemer Visscher: ‘Hoewel ick noijt en sooch pit wt der Leeuwen schoncken,’ [30-C]
  Fol. 2v:
J. van Brosterhuijsen: ‘Cost ick, ick maect een fluijt van d'uijtgesoopen schoncken’ [30-D]
G.R. Doublet: ‘Hoe dick heeft mij den Teems gesien op merrich schoncken’ [30-E]
  Op het toegevoegde fol. 3r:
G.R. Doublet: ‘Kreegh maer Achilles eens een slurpien uijt de schoncken’ [30-F]
Op fol. 3v staat als men het handschrift een kwartslag draait, rechts van het midden: ‘De schoncken’.
h2-Ot Ten behoeve van de druk in de Otia bracht Huygens in een lichtere inkt en met een bredere pen varianten en correcties aan in h2.
Ot Otia 1625, Liber vi Van Als. M3v-Nv, p. 96-100
K1 Koren-bloemen 1658. Vierde Boeck Van Als, 2H2v-[2H4]v, p. 256-260.
K2 Koren-bloemen 1672. viii Boeck Mengelingh, [3N4]-3Ov, p. 471-474.

Datering

Op H1 staat in de linkerbovenhoek in Huygens' hand: Rectum 5 id. Jan. mdcxxi d.w.z. ontvangen op 9 januari 1621. Onder zijn gedicht noteerde Huygens dezelfde datum.

[pagina 213]
[p. 213]

[29a] De heere drossant hooft
Varianten



illustratie

  [titel]
  sonnet | Aen Heere Constantin Huygens.
  H1 Sonnet | Vanden Drossaert van 'thuijs te Muijden P.C. Hooft|
  h2 aen Constantinus Huijgens.
  De Heere P.C. Hooft, Drost van Muijden <Ae> Van mij.
  h2-Ota [De Heere] Drossart Hooft, [Van mij.]
  b Klinck-dicht Van den Drost Hooft.

  K1  

1 H1 Men   voede' Achilles op, met   mergh wt Leeuweschoncken.
  h2 [ ] voed' Achilles op [ ] Merch uijt Leeuwen   schoncken,
  K1 [   ] schoncken;

2 H1 Dies siedende oorlooghsucht reed door sijn leden   rap.
  h2 dies ziedend' oorloch-sucht [ ]  
  Ot Dies siedend' [   ] rapp:

3 H1 Van rusten   wierdt hij   mat: van   woelen,   frisch: en schrap
  h2 van [ ] wierd [ ] mat, [ ] woelen   Frisch: [ ]
  Ot Van [   ] Frisch; [ ]

4 H1 Stondt hij veel   liever, dan hij stack in lust versoncken.  
  h2 stond [ ] liever [ ]

5 H1 Maer Huijgens inborst,   die, voor   sogh, heeft opgedroncken
  h2 [ ] die [ ] soch [ ]

6 H1 Der edler konsten claer en   sinnesujvrend stap,*
  h2 der Eed'ler Consten [ ] zinne-suijv'rend sap,

7 H1 Vlamt op het eerlijck   fraij. Waer nae sijn   vrijerschap,
  h2 vlamt [ ] fraij, waer [ ] vrijerschap
  K1 [   ] vijerschap*
  K2 [   ] vrijerschap

[pagina 214]
[p. 214]


illustratie

8 H1 Wt allen   ijver, rent, geprickt met   heilghe voncken.  
  h2 uijt [ ] ijver rent [ ] Heijl'ghe [ ]
  Ot Wt [   ]

9 H1 Dies luijstren nu sijn   lujt, sijn stem,   sijn streelend dicht,
  h2 [ ] luijt, [ ] streelend dicht,
  Ot [   ] sijn [streelend dicht,]

10 H1 Nae wetten van die geest op alles   afgericht.
  h2 na [ ] affgericht.

11 H1 Nae dese, schickt haer 'tpuijck   sijnre' <w>>uijtgeleesen zeeden.  
  h2a Nadese   *schijnt* [ ] sijnr' [ ]
  b [ ] schickt [   ]
  Ot Na dese [   ] sijn'r [ ]

12 H1 Doch dit's maer   voorspel. T'hans, de welvaerdt van sijn Landt  
  h2 doch [ ] voorspel; thans de welvaert [ ]

13 H1 En vrijgevochten volck, aenstellen wil haer   trant,
  h2 en [ ] trant

14 H1 Op maetslagh eenes ziels soo vol van rijm en reden.  
  h2 op maetslach [ ]
 
  [ondertekening]  
  H1 Omnibus idem. | P.C. Hóóft.
  h2 [ontbreekt]  

[29] Mijne antwoord
Varianten



illustratie

  [titel]
  H1 Aen Heere P.C. Hooft
  h2 Sonnet tot antwoordt van C. Huijgens.
  h2-Ot Mijne Antwoord
  Ot Mijne Antwoord.
  K1 Antwoord.

1 H1 Ick   bijden helt gestelt, die   wt de Leeuweschoncken  
  h2a [ ] bij   dien [ ] uijt [ ] Leeuwen schoncken
  [   ] den held[   ]
  K1 [   ] der [ ]

2 H1 Den oorloghijver soogh, en   'tleeuwelijcke rap,  
  h2 den   oorloch ijver soogh [ ] t'Leeuwelijcke [ ]
  h2-Ot [ ] oorlogh [   ] t'Leeuwelicke rapp,

3 H1 Die Troijen holpe' in d'asch, en stelden   Hector   schrap?
  h2 die Troijen hielp [ ] Hector   schrap!
  h2-Ot [   ] schrapp!

[pagina 215]
[p. 215]


illustratie

4 H1 Zoo diep en   legg' ick niet in   eijghen-waen versoncken  
  h2a soo [ ] legh [ ] eijgen waen   [ ]
  b [   ] eigen [ ] versoncken,  

5 H1 Zoo veel en   hebb' ick niet uijt   Lethe   <*vl*> opgedroncken!
  h2 soo [ ] heb [ ] Lethe   opgedroncken  
  h2-Ot [   ] opgedroncken,  
  Ot Soo [ ] hebb [   ]
  K1 [   ] heb [   ]

6 H1 Dat   ick's mij   weerdigh   kenn', al   <heeft> paert het streelend' sap
  h2a datick [ ] weerdich   ken; [al ] paerd [het ] vloeijend [sap ]
  b [ ] ick's [   ] paert [   ]
  h2-Ot [   ] kenn'; [   ] vloeijend' sapp

7 H1 Van uwe   hoofsche pen 'tonnoosel   vrijerschap  
  h2 van [ ] hoofsche [ ] t'onwetend   [ ]
  h2-Ot [   ] vrijerschapp

8 H1 Van   een   rondt Batavier, bij   d'edel' Grieksche voncken.  
  h2a van   [ ] ront [ ] d'eedel grieksche [ ]
  b [   ] rond [   ]
  h2-Ot [ ] een' rond' [ ] d'edel' Griecksche [ ]

9 H1 Wat   can hij   weerdigh zijn die   op stem   noch op Dicht  
  h2a [   ] weerdich sijn [ ] noch [op ] sang [noch ] dicht
  b [ ] kan [ ] weerdigh zijn [   ] stemm [ ] Dicht,

10 H1 Ervaren, noch op   luijt mach heeten   afgericht,
  h2 ervaren, [   ] affgericht
  h2-Ot [   ] Luijt [ ] affgericht!
  Ot [   ] afgericht?

11 H1 Veel minder op het puijck van   wtgelesen   zeden?
  h2 veel [ ] uijtgelesen   Zeeden?
  h2-Ot [   ] Zeden?

12 H1 Dies   vinde' ick in   u Dichts (Puijckdichter van ons   landt)
  h2 [ ] vind' [ ] dicht, puijck-dichter [ ] lant
  h2-Ot [   ] uw Dicht, puijck-Dichter [ ] landt
  Ot [   ] land,

13 H1 Const, jonst,   geneghentheijt, maet,   rijm en   reghel-trant,
  h2 [   ] genegentheijt, [   ] regeltrant
  h2-Ot Konst, [ ] genegentheit, [ ] rijm, [ ] regeltrant,
  K1 [   ] regel-trant,

14 H1 (Vergeef's mij   'tredelijck ontkennen) maer   gheen reden.  
  h2 (vergeeft [ ] 't redelijck   [ ] geen [ ]
  h2-Ot [   ] 't redelick [ ] geen' [ ]  

[pagina 216]
[p. 216]

  [ondertekening en datering]
H1 Constanter 5o. id. Jan. 1621
h2 [ontbreekt]

[30] Mijn besluijt aenden selven tot affscheijt
Overlevering

  H1 Autograaf Huygens, ka xla, 1621, fol. 4. Een enkel vel van 316 × 200 mm.
Zie voor het vervolg de beschrijving onder Overlevering bij [29-a]-[29].

Varianten



illustratie

  [titel]
  H1 Sonnet | In afscheijt, staende opde reijse naer | Engelandt, aen Heere P.C. Hooft,
  h2 Sonnet van C. Huijgens tot affscheijt | staende om te vertrecken naer Engelant aen P.C. Hooft.
  h2-Ot Mijn besluijt aenden selven tot affscheijt, | [staende om te vertrecken naer] Engeland.
  Ot [Mijn] besluyt [aenden] selven, [tot affscheid, | staende om te vertrecken naar Engeland.]
  K1 Besluyt aenden selven, tot afscheid, op't vertreck naer Engeland

1 H1 Danck hebbe 't Leeuwen   merch, en   grove   Achilles   schoncken  
  h2 [ ] merch [ ] groov'   Achillis   [ ]  
  h2-Ot [   ] grov'   [   ] schoncken,  
  K1 [   ] Achilles [   ]

2 H1a Die   mijn   vercleumde   handt   en   minde niet als rap,  
  b [   ] van   kramp stijff maeckten   [rap, ]
  h2 die   [ ] verkleumde   [   ] cramp-stijff [   ]
  h2-Ot [   ] hand   [ ] kramp-stijff [ ] rapp,  
  Ot [ ] mijn'   [   ]

3 H1 En <teghen> stelden teghen 'thooft der hoofden   hooftstuck schrap,
  h2 en stelden tegen 'thooft der hooffden hooffstuck   schrap,
  h2-Ot [ ] schrapp,

4 H1 Daer sij te   voren   lach in   schimmelschae versoncken.  
  h2 daer [ ] vooren   [   ] schimmel-schae [ ]
  h2-Ot Daer [   ] lagh [   ]

5 H1 Och   hadd' ick eenen drop   op Helicon gedroncken  
  h2 [ ] had ick<ick> [eenen   drop op] Helicon [gedroncken]  
  h2-Ot [   ] dropp [ ]

6 H1 Van dat daer boven heet het   Caballijnsche sap,  
  h2 van [ ] hencxste-clauwen-sap,
  h2-Ot [   ] hencxste-klauwen-sapp,  
  Ot [   ] Henxste klauwen sapp,  
  K1 [   ] Henxste-klauwen [ ]

[pagina 217]
[p. 217]


illustratie

7 H1 En onder   'tgroene hout van   'tvochtich Vrijerschap
  h2 en [ ] 't groene [ ] 't vochtich vrijerschap
  h2-Ot [   ] vochtigh vrijerschapp

8 H1 Een blaeckend' vier gestoockt in plaets van dese voncken!  
  h2 een [ ]

9 H1 Wat   hadd' ick   langh   mijn stem, mijn   danckbaerhertich   dicht  
  h2 [ ] had [ ] lang   [   ] dicht,  
  h2-Ot [ ] hadd [   ] danckbaerhertigh   Dicht,  
  Ot [   ] mijn'[   ]

10 H1 Mijn snaren opden toon van   u loff   affgericht!  
  h2 [   ] <aen>>affgericht
  h2-Ot [ ] uw'[ ] affgericht,  
  Ot Mijn'[   ]

11 H1 Daer nu mijn onmacht is   den   reghel van   mijn   zeden.  
  h2 daer [   ] de   reegel [ ] mijn'   Zeeden.
  h2-Ot [   ] regel [   ] Zeden.  
  Ot [ ] mijn'[   ]

12 H1 Vaert wel   vol-herssent Hooft; mijn   Schipper   steeckt   van Landt
  h2 [ ] volherssent hooft; [ ] schipper   wil [van ] lan<t>dt,
  h2-Ot [   ] will [ ] land,
  Ot [   ] land;

13 H1 Daer gae ick springhen heen op   Thetis   baren-trandt,
  h2 daer [ ] Thetis baeren<s>>-trant,
  h2-Ot Daer [   ] baren-trant,
  Ot [   ] baren-trant;

14 H1 Ick   ghev' U d'eerste eer,   gunt mij de leste reden.  
  h2 [ ] geeff u [ ] geeft mij <n> [de leste reden. ]
  h2-Ot [ ] gev' U [ ] gunt [ ]
 
  [ondertekening en datering]  
  H1 Constanter. 16o. Cal. feb. 1621  
  h2 [ontbreekt]  

[30-a]-[30-f] Overlevering

Zie onder Overlevering bij [98-a]-[29].

[30-a] Weder-antwoord vanden selven
Varianten



illustratie

  [titel]  
  h2a Sonnet. Wederom antwoord van P.C. Hooft aen   Huijgens
  b [ ] C [Huijgens]
  h2-Ot Weder-antwoord vanden Selven.  

1 h2 Niet   bij maer boven selfs Achillis groove schoncken  
  K1 [ ] by, [ ]

[pagina 218]
[p. 218]


illustratie

4 h2a die noijt   in welsant vande sufferij versoncken.  
  b [ ] int [ ]

6 h2 daer 't voeder verwer is, aen groene   Cruijdensap,
  h2-Ot   / /  
  Ot [   ] Kruyden sap,

7 h2 als kennis heeft gegrijst   u groene vrijerschap
  h2-Ot [ ] uw [ ]

8 h2 waer aen men wert   gewoon soo goddelijcke voncken.  
  K1 [ ] gewaer [ ]

9 h2 Maer looft Musaeus om sijn ziele sleepend' dicht  
  Ot [   ] dicht,  
  K1 [ ] ziele-sleepend,   [ ]

11 h2 off Orpheus sangh, die't wilt inscherpte tamme zeden,
  K1 [ ] zeden;

13 h2 <d>>Van't geest verleijden,   steens-voeghsaemheijt,   bomen<s>>trant,
  Ot [   ] boomen trant,  
  K1 [ ] steens voeghsaemheid,   boomen-trant;  
  K2 [ ] steens-voeghsaemheid,   [ ]

[30b] Noch opden selven trant door Joff. Anna Roemer
Varianten



illustratie

  [titel]
  h2 Sonnet van Anna Roemers aen P C Hooft ende C Huijgens, opden | trant vande voorgaende, die aan wederzijden door haer bestelt waren.
  h2-Ot Noch opden selven trant door | Joff. [Anna Roemer] Visscher [aen] heere [Hooft ende] Mij.
  Ot Noch op den selven trant, door Joffw. Anna Roemer Visschers, Roemers* Visscher*, aen den Heere Hooft ende my.
  Ot-e [Noch op den selven trant, door Joffw. Anna Roemer Visschers,] [aen den Heere Hooft ende my.]
  K1 Op den selven trant, door Joffw. Anna Visschers,

1 h2 Dit heb ick noch gelickt uijt d'uijtgesopen   schoncken
  K1 [ ] schoncken,

2 h2 daer van mijn stram verstandt' en stijve pen werdt   rap,
  K1 Daer [ ] rap;

3 h2a meer weerde   vrijende, om mijn selffs te stellen schrap  
  b Niet [ ] Vrijenden [ ]
  K1 Niet, [ ] Vrijenden, [ ]

[pagina 219]
[p. 219]


illustratie

9 h2a gelijck mint sijns   gelijck   bij sijt ghij door u dicht  
  b [   ] beij [ ]
  K1 Gelijck[ ] gelijck,   [   ]

13 h2 want soo de eene speelt,   soo gaet de+n+ aer sijn   trant
  h2-Ot [   ] {soo gaet de+n+ aer} [ ]  
  h2-Ot [   ] {gaat d'andere} [ ]  
  Ot [   ] soo gaet den aer [ ] trant,
  K1 Want [   ] trant;

[30c] Door Joff. Tesselschade Roemer
Varianten



illustratie

  [titel]  
  h2a Sonnet van Anna Roemers. Noch opden selven trant.
  b [   ] Tesselschade [Roemers. Noch opden selven trant.]
  h2-Ot Door Joff. Tesselschade] Roemer Visscher, [Noch opden selven trant.]
  Ot [ ] Joff. Tesselschade Roemer Visscher, [Noch] op den [selven trant.]
  K1 Noch op den selven, Door Joff. Tesselschade Visscher,

4 h2 om   weer te krijgen 'tgeen in luijheijt was versoncken.  
  h2-Ota [ ] kanten teghen 'tluij dat d'ijver hield[ ]
  b [ ] {kanten} [ ]
  b [ ] {kamper} [ ]
  c [ ] kanten [ ]

5 h2a U suijglinck als   vermindt lagh   overstallick droncken  
  b [   ] overstallig [ ]
  Ot [] suyghlingh [   ]
  K1 [] suyghlingh, [ ] vermint, [   ]

6 h2 in weeldens vette schoot,   En sooch het suchtich sap  
  Ot In [ ] en [ ]

7 h2 wt Coppers boesem daer de quickxe vrijerschap  
  K2 Uyt [ ]

8 h2 wt blusten met hun vier als water uwe voncken.  
  K2 Uyt [ ]

9 h2 Noch hielt ghij   d'overhant, dies stel ick   u gedicht  
  Ot [   ] uw [ ]
  K1 [ ] d'overhand: [   ]

10 h2 veer boven   helterij Ten oorloch affgericht.
  Ot Veer [ ] Heltery ten [oorloch] afgericht:

11 h2 die <*s*>>dwingen met   gewelt, ghij met beleefde seeden.  
  K1 [ ] geweld; [ ]

12 h2 Min-vaders alle beij vant luckich Nederlant  
  h2-Ot Moetblasers [ ]

[pagina 220]
[p. 220]


illustratie

13 h2 al wat van voeten weet moet dansen   nae u Trant,  
  Ot Al[ ] na uw [ ]

[30d] Door J. van Brosterhuysen
Varianten



illustratie

  [titel]  
  h2a Noch opden selven trant  
  b [ ] van J. van Brosterhuisen.  
  h2-Ot Door J. van Brosterhuijsen,   [Noch opden selven] trant.  
  Ot Door J van Brosterhuysen,   [ ] op den[ ]
  K1 Noch op den selven, Door J. van Brosterhuysen,

1 h2 Kost ick, ick   maect een Fluijt van d'uijtgesoopen schoncken  
  Ot [ ] maeck't [* ]

2 h2 waer op ick speeld' u loff met vinger>>s wis en rap,

3 h2 ghij geesten die   u Naem set tegen d'eewen schrap,  
  Ot Ghy[ ] uw [ ]

4 h2 En al wat haest sal sijn in   Lethes vloet versoncken.  
  Ot [ ] Lethes [ ]

5 h2 Maer 'k heb noijt (dat ick weet) uijt   d'Heijnstebron gedroncken,
  K2 [ ] d'Heingstenbron gedroncken;

6 h2a dit dicht ick door een swier van't   Sinne-weerend sap  
  b [ ] sinneroerend [ ]

7 h2 uws werckelijcken dichts beweecht: wat vrijerschap,  
  Ot Ws [ ]
  K2 Uws [ ]

10 h2 dat noch op weetenschap, noch const is   affgericht.
  K1 [ ] afgericht:

11 h2 Dies niet op loff van Ziele-slepend' eele   Reden',
  K1 [ ] Zeden'.

12 h2 Singt selver uwen   Loff Hoof<*ft*>>tdichters van ons Lant,  
  K1 [ ] lof, [ ]

13 h2a Soo nuerij' ick   unae en houw soo wat den Trant  
  b [ ] u nae [ ]

14 h2 Van   u geleerde Rijm en welbeleijde reeden.  
  Ot [ ] uw [ ]

[30e] Van G.R. Doublet
Varianten



illustratie

  [titel]  
h2a Noch opden selven   trant
b [ ] trant, van G.R. Doublet.

[pagina 221]
[p. 221]


illustratie

1 h2 Hoe dick heeft mij den <t>>Teems gesien op merrich-schoncken

3 h2 clopt, smeert, suijckt, leekt en staet met <handen>>
  [hand][en] tanden sch<a>>rap

14 h2a IJdelheijt met deft, en lust te matigen met reden.  
  b IJd'lheijt [ ]
 
  N.B. Huygens haalde dit sonnet in h2-Ot door met een schuine streep. In de linkermarge noteerde hij: ‘Dit niet te drucken’.

[30f] Door G.R. Doublet
Varianten



illustratie

  [titel]  
  h2 Noch opden selven trant,   vanden selven.  
  h2-Ot [   ] Door G.R. Doublet.
  K1 Noch op den selven Door G.R. Doublet.  
  K2 [ ] selven, [   ]

2 h2a soo dickmael nu   haer schaft; hij wierd van doot weer   rap,  
  b [   ] herschaft; [   ]
  K1 Soo [   ] rap  
  K2 [   ] rap,  

3 h2 Hij stelden tegen hell' en all sich   selffs wel schrap,
  K1 [ ] selven [schrap,]

4 h2 In wiens gewelt hij leijt soo   domm' en diep versoneken.  
  Ot [ ] domm [ ]

7 h2a sijn doot-vervrosen   hart manhafte vrijerschap  
  b [ ] herts [ ]

10 h2 op swaerd en pen daer door   gelijck'lijck affgericht.
  Ot Op[ ] gelijcklick afgericht:  
  K1 [ ] gelijck'lick[ ]

11 h2 Soo dat sijn wreet gemoet getemt door   ma+c+ker Zeeden
  Ot [ ] maker* zeden  
  Ot-e [ ] macker [ ]

12 h2 d'Herschaffers van dat merch,   puijck hoofden van ons Lant,  
  K1 [ ] Puyck-hoofden [ ]

13 h2 Danck weten sou dat sijn   wild-woesten oorloghs-trant  
  Ot [ ] wildwoesten [ ]
 
  [onderschrift]  
  h2 Hactenus  
  h2-Ot omnibus hoc vitium est.  

eindnoot1
De rol van Anna Roemers hierin wordt uitvoerig besproken door Damsteegt (Damsteegt 1981, met name p. 53-54). Hij legt het woord ‘bestelt’ in de oorspronkelijke titel van Anna's bijdrage aan de reeks ‘schonckensonnetten’ [tekstdeel 30-B] uit als ‘aangespoord’. Naar het mij voorkomt speelt in ‘bestelt’ toch óók de door Damsteegt verworpen betekenis van ‘bezorgd’ mee.
De gedichtenwisseling tussen Amsterdam - het was winter, Hooft woonde in de stad- en Den Haag zal plaatsgevonden hebben via Anna Roemers. Zij zal Huygens' teksten aan Hooft hebben bezorgd. Zie ook Smits-Veldt 1994, p. 88.
eindnoot2
Van Seggelen (1987, p. 75 en p. 78, n.20) geeft een beknopt overzicht van de literatuur in de Huygensstudie betreffende dit verschijnsel dat hij ‘boutes rimés’ noemt. Zie voor voorbeelden uit de Italiaanse renaissance-literatuur Bostoen 1987b, p. 43-44 en 89, n. 181.
eindnoot3
Damsteegt (1981, p. 57) geeft in zijn hoofdtekst 12 januari, maar corrigeert deze datum op aanwijzing van prof. Strengholt in noot 29 in 11 januari.
eindnoot4
Zie voor George Rataller Doublet Strengholt 1986, p. 269 en Damsteegt 1981, p. 70; voor Brosterhuyzen Sassen 1966.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken