Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[46] Gedwongen onschuld

Commentaar

De aanleiding die Huygens had om dit gedicht te schrijven, noemt hijzelf in de tekst. Het gedicht is een weerwoord aan ‘een of andere Haagse grootheid’Ga naar eindnoot1 die Huygens van hoogmoed beschuldigd had omdat hij eens op straat niet gegroet had en zou azen op een regeringsambt.

Huygens noemt de naam van zijn opponent opzettelijk niet in deze apologie. Hij weerlegt de beschuldiging door te wijzen op zijn slechte ogenGa naar eindnoot2. Zijn schouders en zijn hoofd (r. 116 vlgg.) zijn bovendien nog veel te teer om ‘land-sorgh’ te kunnen dragen. Op de drie buitenlandse reizen die hij tot op heden heeft gemaakt, heeft hij dankzij de leiding van Van Aerssen, voldoende ervaring opgedaan. Hij heeft geleerd dat het belangrijker is onderweg deugdzaam te zijn dan aan het einde van je reis al dan niet beloond te worden (r. 157 vlgg.).

Dit gedicht is in drie handschriften overgeleverd: het ontwerphandschrift (H1) dat Huygens opnam in de kopij voor zijn Otia (H1-Ot), een netafschrift in Huygens' hand van H1 (H2) en een afschrift in andere hand van deze netautograaf (h).Ga naar eindnoot3 Het netafschrift, met een rose lintje tot een katerntje gevouwen, zou Huygens wel eens vervaardigd kunnen hebben om aan iemand uit zijn omgeving (zijn ouders? vgl. r. 151-156) aan te bieden.

Uitgaven

Worp Gedichten i, p. 295-300; Zwaan 1976, p. 56-79 (met inleiding, varianten en annotatie).

Literatuur

Hinlopen 1814, p. 252, 268 (woordvormingen); Vermeeren 1959, p. 266-272; Stutterheim 1976, p. 536; Verkuyl 1976, p. 278, 281; Smit 1980, p. 111; Van Strien 1990, p. 48-51, 98-102.

Translitteratie

9 H1 onder mijn' een loze streep
22 H1-Ot Huygens schreef hinckt door het reeds geschreven sucht heen. Wegens het onleesbare resultaat noteerde hij daarna het woord hinckt erachter.
70 H1 sprak[e]loos. Het tweede deel van de k zag Huygens aan voor een e.
71 H1 vriendt. Door de e heen is de staart van de p van sprakeloos (70) geschreven.
77 H1-Ot beclapt. In deze fase de l en p verduidelijkt?

[pagina 455]
[p. 455]

82 H1-Ot ruckt. In deze fase u van diakritisch teken voorzien.
schielick. Aanvankelijk door schielijck heengeschreven daarna opnieuw daarachter genoteerd.
85 H1-Ot Can door overschrijving van C met K in Kan veranderd. Later Kan nog eens geschreven.
nu. u verduidelijkt door plaatsing diakritisch teken.

Datering

H is gedateerd: 10 Maij. 1623.

Overlevering

H1 Autograaf Huygens, ka xla, 1623, fol. 11. Een ontwerphandschrift, een enkelblad papier van 305 × 190 mm, aan weerszijden beschreven in twee kolommen:
fol. 11r bevat de regels 1-54 en 55-112,
fol. 11v de regels 113-168 en 169-194.
Onder de laatste regel noteerde Huygens: 184. Dit is het aantal regels. Na de ondertekening en datering volgen in de rechterkolom van fol. 11v Latijnse citaten.
H2 Autograaf Huygens, ka xla, 1623, fol. 12-17. Een netafschrift van H1.
Een katern van drie nu los in elkaar liggende dubbelbladen papier, oorspronkelijk met rose zijde samengebonden. Afmeting in gevouwen toestand: 288 × 194 mm. Fol. 12r is beschreven met Latijnse citaten. Fol. 12v is blanco. De tekst van het gedicht is als volgt verdeeld:
Fol. 13r, regel 1-22
Fol. 13v, regel 23-46
Fol. 14r, regel 47-71
Fol. 14v, regel 72-96
Fol. 15r, regel 97-120
Fol. 15v, regel 121-144
Fol. 16r, regel 145-168
Fol. 16v, regel 169-184
Fol. 17 is blanco.
h Apograaf, ka xla, 1623, fol. 18-21. Twee dubbelbladen papier met touwtjes samengebonden tot een katern. Afmeting in gevouwen toestand: 327 × 213 mm. Dit afschrift gaat terug op H2. De tekst is, in disticha, als volgt verdeeld over de pagina's:
Fol. 19r, regel 1-36; fol. 19v, regel 37-76;
fol. 20r, regel 77-116; fol. 20v, regel 117-158;
fol. 21r, regel 159-184 en ondertekening en datering.
Fol. 21v is blanco. Het katern is gevouwen geweest: Boven en onderzijde werden omgeslagen, vervolgens werd het geheel dubbelgevouwen. Op de zo ontstane voor- en achterzijde werden de Latijnse citaten van fol. 12r (is de voorzijde van H2) geschreven. Op de voorzijde (d.w.z. op fol. 18r in niet gevouwen toestand, verticaal boven het midden) staan de citaten 4, 5, 6 en 7; op de achterzijde (onder het midden van fol. 18r) staan de citaten 8, 9 en 10.
H1-Ot Met een bredere pen en lichtere inkt bracht Huygens in H1 varianten en correcties aan in de tijd dat hij de kopij voor zijn Otia voorbereidde. Boven de

[pagina 456]
[p. 456]

  citaten op fol. 11v noteerde Huygens de aanwijzingen: ‘Dit opden kant’ en ‘*All* dit volgende onderaen | ende achtereen de letters’. Deze laatste mededeling wijzigde Huygens later in: ‘dit volgende op deze kant volgens de letters’. Deze laatste instructie is uitgevoerd.
Ot Otia 1625, ‘Lib vi. van als’, L2r-M2r, p. 87-93.
Ot-e Lijst van errata achter in Ot.
K1 Koren-bloemen 1658, ‘iiii. Boeck. Van Als’, 2br-[2b4]r, p. 205-211
K2 Koren-bloemen 1672, ‘viii. Boeck. Mengelingh’, 3k2v-3lr, p. 444-449.

Varianten

In het hier volgende variantenapparaat zijn ook de varianten uit de afschriften H2 en h opgenomen. Van H2, dat een afschrift is van Huygens' eigen hand, zijn alle varianten opgenomen. Uit h kwamen alleen de substantiële varianten in aanmerking.

In het apparaat zijn de varianten uit deze afschriften cursief gezet. De siglen H2 en h zijn enigszins buiten de normale orde gesteld. Door deze presentatie blijft de overlevering van ontwerphandschrift tot laatste druk overzichtelijk, terwijl ook de variatie in de afschriften op de meest geschikte plaats in ogenschouw kan worden genomen.



illustratie

  [titel]  
  H1a   myn   vyandt vreucht, myn' hater | vrede.  
  b   [ ] vyand vreuchd,   [   ]
  H2   [   ] myn [ ]
  H1-Ot   Gedwongen onschuld. | mijnen vijand [vrede.]

1 H1a   Die   noch sijn tonghe noijt tot uwen ondienst repte,  
  b   [ ] t'uwen ondienst noch   sijn' tonghe noijt en [repte,]
  H2   [   ] sijn Tonge [ ]

3 H1a α Die u voor onbekent   altijdt heeft   aengesien
  b β [   ] aengeschout
  c   [ ] tot noch toe heeft aenschout
  H2   [   ] aengeschouwt,
  H1-Ot   [   ] aengeschouwt

4 H1a α En   des te meer   voor een van d'eere waerde lien,  
  b β [ ] daerom alle   deught onwetens   toebetrouwt,  
  c   [   ] heeft betrouwt,  
  H2   [   ] Deucht [   ]
  h   ende*[daerom   ]
  H1-Ot   [   ] deughd [   ]

[pagina 457]
[p. 457]


illustratie

5 H1 Die sich noijt toe en   schreef den roem van uwe   kennis,  
  H2 [ ] schreeff [   ]  
  H1-Ot [ ] schrev' [ ] kenniss,  
  K1 [ ] schreef [   ]

6 H1 Veel min de   vreese van   u onuerdiende schennis,  
  H2 [ ] Vreese [ ] uw' onverdiende   [ ]
  h [   ] schennis<.>>;
  H1-Ot [   ] uw' onverdiende schenniss,

7 H1a Groet   u met desen   inct; die   dicker loopen   souw  
  b [   ] {dicker} [   ]
  b [   ] {trager} [   ]
  c [   ] dicker [   ]
  H2 [ ] V[ ] Inct, [   ]
  h [   ] souw,  
  H1-Ot [   ] inkt; [   ]
  Ot [niet ingesprongen]  

8 H1 Hadd' hij de tranen niet te hulpe vanden rouw  
  H2 Ontleend' hij niet te hulp de tranen [ ]

9 H1 Die   u misgunsticheijt uijt mijn' onnoosel' ooghen  
  H2 [ ] uw' misgunsticheijt [ ]
  H1-Ot [ ] uw' misgunsticheid [ ]

10 H1 Met golpen heeft   geperst, met   bobbelen gesoghen.  
  h [ ] geperst [ ] bob+b+elen [ ]

11 H1a Waer bowt* ghij't seggen op daer soo veel galis in steeckt?
  b Vriendt (soo u   dese<n> naem het herte niet en breeckt) [= 12]
  H2 + Vriend (zoo v   [   ]
  h Vriendt, [ ] desen [ ]
  H1-Ot +Vriend [   ]

12 H1a Vriendt (soo u dese<n> naem het herte niet en breeckt)  
  b Waer   bowt* ghij't seggen op daer soo veel   galls in   steeckt? [=11]
  H2 [ ] bouwt [ ] gals [   ]
  H1-Ot [   ] gals [   ]
  Ot [ ] bouwt [   ] steeckt,*

13 H1a Waer op de   lastering   daer   ghij mijn <*jo*>>groene daghen
  b [   ] die [   ]
  H2 [ ] lasteringh,   [   ] mijn' [ ] <Jaren>>Dagen
  h [ ] lasteringh'   [   ] daghen,  
  H1-Ot [   ] mijn' [   ]  
  K1 [ ] lasteringh,   [   ]  

14 H1a Gelijck een   somer-uier getracht hebt op te jaghen?  
  b [ ] somer-vier [ ]
  H2 [ ] Somer-vier [ ]

[pagina 458]
[p. 458]


illustratie

15 H1 Heeft   u des   werelts gunst op   haerder eeren   steijl  
  H2 [ ] v [ ] Werelts [   ]
  H1-Ot [   ] werelds [ ] haerer [ ] steil  

16 H1 Soo sachten   stoel gestelt,   soo verre   bouen   'tpeijl  
  H2 [ ] Stoel [ ] zoo [ ] boven   [ ]
  H1-Ot [   ] 'tpeil  

17 H1 Van   mijne waerdicheijt, en   cont ghij noch de stralen  
  H2 [ ] mijn' [   ]
  h [ ] mijn [   ]
  H1-Ot [ ] mijn' onwaerdicheid, [ ] kont [ ]

18 H1a Van   u verheuen   haet op mijne hutt doen dalen?  
  b [   ] {haet} [ ]
  b [   ] {spijt} [ ]
  H2 [ ] uw verheven   spijt [ ]
  h [ ] uw' [ ]  
  H1-Ot [ ] uw [ ] spijt [ ]

19 H1 En gaet het   u noch aen   hoe   mijne   voet het   padt,  
  H2 [ ] v [   ] Voet [   ]
  h [   ] mijnen   [   ] padt  
  H1-Ot [   ] pad,  
  K2 [   ] nu mijn   [   ]  

20 H1 Het   leege padt betreedt dat ghij wel eer betradt,  
  H2 [ ] leeghe   padt, [ ]
  h [   ] padt [ ]
  H1-Ot [ ] laege pad [ ]

21 H1a En   sijt ghij noch gemoeijt hoe't in mijn armoed omgaet  
  b [ ] {sijt ghij noch gemoeijt} [   ]
  b [ ] {treckt ghij noch ter hert} [   ]
  H2 [ ] treckt ghij noch ter   hertt wat [in] mijn' armoed' [omgaet]  
  h [   ] Hert' [   ] mijn [ ] omgaet.  
  H1-Ot [ ] treckt   ghij noch ter hert wat [in] mijn' [armoed omgaet]  
  Ot [   ] hy* [   ]  
  Ot-e [   ] ghy [   ]  

22 H1a Die   onder 'tgoet versucht   en nae de   weelde cromm   gaet?
  b [ ] {onder 'tgoet versucht} [   ] gaet?
  b [ ] {naden geltsack sucht} [   ] *staet*?
  H2 [ ] nae den Geltsack sucht,   [   ] Weelde erom gaet?  
  h [   ] ende* [nae de Weelde   ] crom'[gaet?]
  H1-Ot [ ] naden geltsack hinckt   [en] na [   ] kromm gaet?

23 H1 Die ick soo weijnich   gunde (ick gunn het   niemant niet)  
  H2 [ ] gunde' (Ick gun [ ] niemandt [ ]
  h [   ] gunn' [   ]
  H1-Ot [ ] gund' [   ] niemand [ ]

[pagina 459]
[p. 459]


illustratie

24 H1 Die   wilde ick van mijn oogh het   uijterlijck geniet  
  H2 [ ] wild' [ ] uijtterlijck [ ]
  H1-Ot [ ] wild' [ ] uijterlick [ ]

25 H1a Soo wel   als   'tinnerlijck, het   innerlijck   besnijden,  
  b [   ] van mijn'   hert [   ]
  H2 Zoo [   ] hertt [ ]  
  h [   ] besnijden:  
  H1-Ot [   ] innerlick   besnijden;  
  Ot [   ] als'* [   ] besnijden,  
  K1 [   ] als   [   ]  

26 H1 Mijn kennis en   mijn gunst   gelijckelijck   be<s>nijden.  
  h [   ] benijden:  
  H1-Ot Mijn' kenniss [ ] mijn' [ ] gelijckelick   [ ]

27 H1 Maer seggens siecke sucht vervoert   u buijten 't   padt  
  H2 +[ ] V [   ]
  H1-Ot +[   ] pad  

28 H1 Van   redens middelmaet.   Of hebt ghij   mis-gevatt,
  H2 [ ] Redens [ ] Off [ ] mis gevatt,
  h [   ] off [ ] misgevatt

29 H1 En anderen haer schorft   mijn' lenden   ouerspoghen.  
  H2 [ ] mijn [   ]
  H1-Ot [   ] ouerspoghen?  

30 H1a Voor waer het hooge hertt wordt mij   of   opgelogen  
  b het hooge hertt voor waer [   ]
  H2 Het hooghe hertt voorwaer [ ] off   opgeloghen  
  h [   ] opgelooghen,  
  H1-Ot O, emmers 'thooge hertt [   ]
  Ot [   ] opgelogen,

31 H1a Of   onuoorsichtelijck   onwetens toegedacht;  
  b [   ] onschuldich [   ]
  c [   ] mismeijnens [   ]
  H2 Off   onvoorsichtelijck   mismeenens toegedacht:  
  ha [ ] onversichtelick   [   ]  
  b [ ] onvoorsichtelick   [   ]  
  H1-Ot [ ] onuoorsichtelick   [   ]  
  Ot [   ] mismeenens toegedacht:  

33 H1 Beschuldight mijn gemoet van   al te   leeghen waerde  
  H2 [ ] all [   ]
  h [   ] laeghe [ ]
  H1-Ot [   ] laeghen [ ]

[pagina 460]
[p. 460]


illustratie

34 H1a Om hoogher op te sien dan   'twaterpass der aerde,  
  b [ ] 'twatervlack [ ]
  H2a [ ] 'twaterpass [ ]
  b [ ] 'twater<*igh*> vlack [der aerde,]
  h [ ] 'twater-vlack [ ]
  Ot [ ] 't water-vlack [ ]

35 H1a Om   ijemant   smaddelijck te hoonen   over   mij  
  b [   ] onder   [ ]
  H2 [ ] ijemandt   [   ]
  h [   ] smadelijck [   ] mij,  
  H1-Ot [ ] ijemand   smaddelick [   ]
  Ot [   ] smadelick* [   ] my,  

36 H1 Die   velen achter loop en   weijnighe   voorbij.  
  H1-Ot [ ] achter velen [ ] weinighe   [ ]
  Ot [ ] velen achter* [   ]
  K2 [   ] voor by.*

37 H1a Maer druijuen   ouerdaet en die   malcandren volghen  
  b [ ] {ouerdaet}   [ ]
  b [ ] {gulsigheijt}   [ ]
  c [ ] ouerdaet [ ]  
  H2 [ ] overdaet, [ ] malkander   [ ]
  h [   ] volgen,  
  H1-Ot +[ ] overdaed, en, [die] malkandren volghen,

38 H1a Spel,   kijven en geuecht, <van>>naer datmen   volgeswolghen  
  b [ ] twisten [   ]
  H2 Spell,   kijven [ ] vol   geswolghen  
  h [   ] geswolghen.  
  Ot [ ] twisten, [ ] voll geswolgen  

39 H1 Tong,   voet en   vingeren   beroerende   nae   giss  
  H2 [   ] vingheren [   ] naer [ ]
  h [ ] voet', [   ] beroerende   [   ]
  K2 [   ] giss,  

40 H1 Het   halue   herssen-huijs   geen meester meer en is,  
  H2 [ ] halve   [ ] gheen [ ]
  h [   ] herssen huijs   [   ]

41 H1 En   hebb' ick noijt   geuolgt: de   vuijle vrouwen kennis  
  H2 [   ] gevolght: [ ] vuijle-Vrouwen   [ ]
  h [   ] gevolcht. [ ] vuijle vrouwen   kennis,  
  Ot [ ] heb [   ] kennis,  
  K1 [   ] kennis  

[pagina 461]
[p. 461]


illustratie

42 H1a   Die velen deser   eew een onversust   gewennis
  b   [   ] gewen   is
  h   [ ] eeuw' [   ] is.
  Ot   [   ] is,

43 H1   Een   condigh   tijdtverdrijff,   een openbare vreucht,  
  h   [   ] tijt-verdrijff,   [ ]
  H1-Ot   [ ] kondigh   [ ] een'[ ]
  K2   [   ] tijd-verdrijf,   [ ]

44 H1   Hebb' ick   affgrijselijck in 't heetste van   mijn   jeught  
  H2   [   ] affgrijselijck, [   ] Jeught,  
  h   Heb [   ] Jeucht  
  H1-Ot   [   ] mijn' Jeught  
  Ot   Hebb [   ]

45 H1   Gevloden en   verdoemt; en   altijdt ruijme weghen  
  h   [ ] verdoemt. [   ]
  H1-Ot   [   ] altijd [ ]

46 H1   Gepresen voor   't gesluijp van achterweeghsche   stegen,
  H2   [ ] 'tgesluijp [ ] steghen;
  h   [   ] steeghen,

47 H1   En   altijdt   ouerend getreden voor het oogh  
  H2   [   ] overend [ ]
  H1-Ot   [ ] altijd   [   ]

48 H1   Der   deuchdelijcken hier, des Heeren van om hoogh.  
  H1-Ot   [ ] deuchdelicken [ ]

49 H1   Dus hij die   heijlge handt van midden uijt het perssen  
  H1-Ot   [ ] heijl'ge [ ]

50 H1a α Des   werelts drangh   geruckt en   hebb ick   'tspijtich knerssen  
  b   [   ] {α hebb ick} [   ]
  b   [   ] {β stondt mij} [   ]
  H2   [ ] Werelts [ ] geruckt, [ ] stond mij 'tspijtigh [ ]
  H1-Ot β [ ] Werelds [   ] stondt mij [   ]

51 H1a α Van   menich nijders   tandt niet   lichtelijck   ontgaen:  
  b   [   ] {α ontgaen:}
  b   [   ] {β t'ontgaen:}
  H2   [ ] menigh [   ] t'ontgaen.  
  H1-Ot β [   ] tand [ ] lichtelick   t'ontgaen:  
  Ot   [ ] menigh' [   ]

52 H1a   De   boose en   alle die in haere weghen staen  
  b   [   ] meestendeels en [die]   haer [weghen]   gaen  
  H2   [   ] meestendeel [   ]
  h   [ ] boosen [   ] gaen,  
  Ot   [   ] meestendeel [ ] haer' [   ]

[pagina 462]
[p. 462]


illustratie

54 H1 In't   auerechtsche   bladt van 'sleuens eere   setten;
  H2 [ ] averechtsche   [   ] setten:  
  h [   ] setten.  
  H1-Ot [   ] blad [   ]

55 H1 'Tis quaet het quaet te   doen, en prijsen die het   schouwt
  H2 [ ] doen [ ] schouwt,
  h [ ] doen, [ ] schouwt;
  Ot [   ] schouwt,

56 H1 Gods huijs   t'ontimmeren en eeren die het   bouwt.
  h [ ] t'ontimmeren, [ ] bouwt;  
  Ot [ ] t'ontimmeren, [   ]

57 H1 Dit heeft mij   vijanden berockent daar ick   vrinden  
  H2 [ ] Vijanden [   ]
  h [   ] vri<e>nden

58 H1a Te hulpe   heb   en   te loon   gehoopt gehaeckt te vinden,  
  b [   ] gehaeckt gehoopt [   ]
  c [   ]   gehaeckt te loon [   ]
  H2 [ ] hebb'   gehaeckt,   [ ] vinden;  
  h [   ] gehaeckt.   [ ] vinden.  
  Ot [   ] gehaeckt,   [   ]  

59 H1 Hier   hebb ick menichmael   'tverwijten om gehoort  
  H2 [ ] hebb' [   ]
  h [ ] heb [ ] tverwijten [ ]

60 H1 Van   trots van   eijgensin en   menich spitscher   woordt.  
  H2 [ ] trots, [ ] eijghensin [   ]
  h [   ] eijgen sin, [   ]
  H1-Ot [ ] trots, [ ] eijgensinn, [ ] menigh [ ] woord.  

61 H1 Dan dat   v euenwel, dien   rijpicheijt van   jaren  
  H2 [ ] V [   ] Jaren  
  h [   ] evenwel [   ]
  H1-Ot [   ] rijpicheit [   ]

62 H1 Gestijft heeft en   geciert met reden en   eruaren  
  H2 Gestijf<f>>t [   ] ervaren,  
  H1-Ot [   ] ervaren,  
  K2 [   ] geçiert [   ]

63 H1 Dat   u   die blinde stroom ter   dwaling hebb'   vervoert,
  H2 [ ] V   [ ] dwalingh [ ] vervoert
  h [   ] vervoert,
  Ot [   ] de*[   ] vervoert
  K2 [   ] vervoert,

[pagina 463]
[p. 463]


illustratie

64 H1a Dat valt mij niet   in 'thert: Daer wordt wat meer geroert  
  b En [   ]
  h [   ] int hert. [ ]

65 H1a Dat   mij   van   hoouardij tot uwent   schijnt te nopen
  b [   ] <noopte>  
  [ van   ] doet   betichten;
  H2a [   ] hoovaerdij [ ] schijnt te betichten;
  b [   ] doet [betichten;]
  c [ ] mijn hooch-herten-draff [tot uwent doet betichten;]
  h [   ] betichten:

66 H1 Tschijnt   of ick   onuer<*x*>>hoe<t>>ds op 'tleste Sonne-lichten,
  H2 [ ] off [ ] onverhoe<t>ds [op't] laeste [Sonne-lichten,]  
  h [   ] laetste [ ]

67 H1 Op 'tgrauwen vanden   dach   u' defticheijt ontmoet  
  H2 [   ] uw' [ ]
  h [ ] dach,   [   ]
  H1-Ot [ ] dagh   uw' defticheit ontmoett

68 H1 Of   niet off wat te   laet de kruijne van   mijn' hoet
  H2 Off   [   ] mijn Hoet  
  h [ ] niet, [ ] laet, [   ]
  K1 [ ] niet,[   ]

69 H1a Ter aerden hebb   gewent,   en buijten alle   reden  
  b [ ] geswiert,   [   ]
  H2 [   ] en, [ ] reden,  
  Ot [   ] en,[ ] reden,  

70 H1a Gedeckt en   sprakloos voorbij   u heen   getreden.  
  H2 [ ] sprakeloos [ ] v [   ]
  h [   ] <ben> [getreden.]
  Ot [ ] sprakeloos   [   ]   getreden:

71 H1 Och,   vriendt, hoe past ghij dit op't 'tandere   verwijt  
  H2 [ ] Vriendt, [   ]
  h [ ] vriend <g>hoe [ ] verwijt,  

72 H1 Van mijn gelasen   oogh,   daer ghij soo   bits in   bijtt,  
  H2 [   ] bijt,  
  h [   ] ooch: [   ]  
 
  H1 Daermede ick ijeder eens   gheheijmen,   naer uw'   schampen  
  H2 Daermed' [   ] geheijmen,   [ ] uw   [   ]
  ha Daermede [   ] van   u   [   ]
  b [   ] naer   [   ]
  H1-Ot [   ] uw   [ ]
  Ot Daer med' [   ]   schampen,  

[pagina 464]
[p. 464]


illustratie

74 H1a Sijn gaen, sijn doen,   sijn'   oogh, sijn' letselen,   sijn *crampen*
  b [   ] mondt, [   ] sijn' rampen  
  H2 [ ] sijn   mondt, sijn [   ]
  H1-Ot [   ]   mond,[   ]

75 H1a Door heen te booren tracht,   verr van, gelijck 'tbehoort,
  b [ ] veel minder dan 'tbehoort

76 H1 Te vreden met het   geen   een ijeder siet en   hoort.  
  H2a [ ] gheen   dat [   ]
  b [   ] een [   ]
  h [   ] dat [   ]
  Ot [   ] hoort?  

77 H1 Oh! die mij hier   beclapt,   Leent lieuer uw   medoogen  
  H2 [   ] leent liever   [ ] medooghen  
  ha [ ] beclapt,   [ ] uw'   med'ooghen  
  b [ ] becladt,   [   ]
  H1-Ot   [ ] beklapt, [   ]

78 H1 En   broederlijck   beclach: twee groote   flickeroogen,
  H2 [   ] beklach: Twee [ ] flickerooghen
  h [   ] beklach, [   ] flickeroogen  
  H1-Ot [ ] broederlick   beklagh: [   ]

79 H1a Die in mijn   aengesicht   te wachte staen   geplant  
  b   / /  
  H2 [ ] Aengesicht   [   ]
  H1-Ot [   ] geplant;  
  Ot [   ] geplant,  

80 H1 Voldoen   haer' plichten   niet: een ingesoncken   sandt  
  H2 [ ] haer [ ] Een[   ]
  h [   ] niet, [   ]
  H1-Ot [   ] sand  

81 H1 <Verd>> Becommert   mij de strael die 't   uijtterlijcke   blincken  
  H2   [ ]   uijterlijcke [   ]
  H1-Ot   Bekommert [   ] uijtterlicke [   ]

82 H1a Der dinghen van hun ruckt, en met een   snel gewincken  
  b [ ] schielijck wincken  
  H1-Ot [ ] schielick [ ]

83 H1 Den   sinnen t'huijs   bestelt. Soo dat ick   of van bijts  
  H2 [ ] Sinnen [ ] bestelt; [   ] off [ ]
  h [   ] bestelt, [   ]
  Ot [   ] bestelt, soo [   ]

[pagina 465]
[p. 465]


illustratie

84 H1a 'Tgesicht   beclemmen moet,   of   met   een wijle   tijdts.  
  b [   ] {met} [   ]
  b [   ] {in} [   ]
  c [   ]   met   [   ]
  H2 [ ] beklemmen [ ] off   [   ]
  H1-Ot [ ] beklemmen [   ] tijds.  
  Ot [   ]   een'[   ]  
  K1 [   ]   in   [   ]  

85 H1 Can ijemandts reden nu   gerechtelijck   begrijsen
  H2  
  h [   ] begrijsen,  
  H1-Ot Kan ijemands [ ] gerechtelick   [ ]

86 H1 Soo ick somwijl   een   vriendt gebreke te bewijsen  
  H1-Ot [   ] vriend [ ]
  Ot [ ] een'   [   ]

87 H1 'Tgeen ick hem   schuldich   ben,   soo ick somwijlen oock  
  H2 'Tghen' [   ] Soo [ ]
  h t'geen [   ] ben?   [   ]
  H1-Ot [   ] schuldigh   [   ]

88 H1 Met   een geleende hulp   strael   door der dicken   roock  
  H2 [   ] doorden [   ]
  h [   ] <d>>strael [   ] roock,  
  Ot [ ] een' [   ]  

89 H1 Die mij   allom ontmoet,   en om den haet te   schouwen,
  h [ ] al om [   ] schouwen  
  Ot [   ] en, [   ]

90 H1 Mijn   oogh verbonden   hebb   mijn handen te   betrouwen?  
  H2 [ ] Oogh [ ] heb   [   ]
  h [   ] betrouwen.  
  Ot [   ] mijn' [   ]  

91 H1 Van lesens   gulsicheijt en   menich middernacht  
  h [ ] gulsicheijt, [   ]
  H1-Ot [ ] gulsicheid [ ] menigh [ ]

92 H1 In't   boeck en   uijt het bedd hardneckigh toegebracht  
  H2 [ ] Boeck [ ] buijten   'tbedd har<t>>dneckigh toegebracht,
  h [ ] boeck, [   ] t'bed, hertneckich   [ ]
  H1-Ot [   ] toegebracht,  

93 H1 Van   menich smallen stipp, van   dusent   smaller streken  
  H2 [   ] duijsent   [   ]
  h [   ] smalder streepen  
  Ot [ ] menigh' [   ] smalle*[ ]  

[pagina 466]
[p. 466]


illustratie

94 H1   Getoghen en besternt,   beerv' ick des'   gebreken,
  H2   [   ] gebreken;
  h   [   ] gebreecken,
  Ot   [ ] beërv' [ ] gebreken.
  H1   [   ] gebreken,

95 H1   En draeghse met   gedult, dewijl ick seker ben  
  h   [ ] gedult: [ ]
  H1-Ot   [ ] geduld, [ ]

96 H1   'Tis Godes   geesseling, die ick mij waerdich   ken
  H2   <'Tsijn>>'Tis [ ] geesselingh, [ ] ken;
  H1-Ot   [   ] kenn,
  K1   [   ] ken.

97 H1a   Hij heeft mijn   oogh   gevormt, hij sal't mij niet   ontrecken
  b   [   ] verlicht, [ ] bedecken
  H2a   [ ] Oogh   *gevormt*, [ ] bedecken,  
  b   [   ]   verlicht, [   ]
  h   [ ] oogh'   [   ]

98 H1   Can't eenichsins ter   eer van sijne   grootheijt   strecken:
  h   Kan +t+ [ ] eer' [   ] strecken,  
  H1-Ot   [   ] grootheit   [ ]

99 H1   Wordt hij mijn langher sien off oock mijn leuen moe,

100 H1   Wat   wil ick   worstelen? sijn   schepsel hoort hem toe.  
  H2   [   ] Schepsel [ ]
  h   [   ] worstelen, [   ]
  H1-Ot   [ ] will [   ]

101 H1a α Maer   o ghij, wie ghij   sijt,   leert de gewoonte sparen
  b   [   ] {α leert de gewoonte sparen}
  b   [   ] {β Soo moet ghij noijt gevoelen}
  H2   [ ] O [ ] zijt,   zoo moet ghij noijt gevoelen
  H1-Ot β [   ] Soo moet ghij noijt gevoelen

102 H1a α Van uwes euenbroers   beswaernis te beswaren
  b   {α Van uwes euenbroers beswaernis te beswaren}
  b   {β Hoe hardt de slaghen sijn in 't allerteerst gevoelen,}
  H2   Hoe hard de slaghen zijn   in 'tallerteerst gevoelen,  
  h   [ ] int alderteerst [ ]
  H1-Ot β Hoe hardt de slaghen   sijn in't allerteerst gevoelen,

103 H1   Bespot geen   creupelen, soo   emmermeer sijn voet  
  H2   Bespott gheen   kreupelen, [   ]
  h   [ ] kreupelen [ ] immermeer [ ]
  H1-Ot   Bespott geen' kreupelen, [   ]

[pagina 467]
[p. 467]


illustratie

104 H1 Hier comt te struijckelen   of daer   een   mistré doet:  
  H2 [ ] off [   ]  
  h [   ] mistree [ ]
  Ot [   ] een'   [   ]
  K1 [   ] mis-tré [ ]

105 H1 Benijt hem noch veel min 't ellendighe   besteijgren  
  H2 Benijdt [   ]
  h [ ] besteijg'ren  
  K1 [ ] besteig'ren  

106 H1 Van   een   gedwon<c>>ghen krick daer hem   sijn beenen   weijgren,
  H2 [   ] weijgren;
  h [   ] bedwongen kruck   [   ] weijg<e>>'ren
  Ot [ ] een'   gedwongen' [   ] sijn' [ ] weigren;

107 H1 'Tzijn Gods   bestellingen, en sulcke   spotter met,
  H2 [ ] bestellinghen, [ ] geckter   met
  h [   ] met,
  Ot [   ] met
  K1 [   ] met,

108 H1a Hij heeftse   selfs verdient en mogelijck wat bet.  
  b Hem wacht   deselue plaegh   of arger voor sijn   bedt,
  H2 [ ] de selve [ ] off argher in [ ] bedt.
  H1-Ot [   ] bedd;
  Ot [   ]*in [sijn] bedd.

109 H1 Noch schiet ghij feller   schicht, en wilt mij heeten vreesen  
  H2 [ ] schicht; En [ ]
  h [ ] schicht en [ ]
  Ot [ ] schicht; [   ]

110 H1 Noijt Vaderlands bewint   te sullen deeligh wesen,
  H2 [ ] <d>>te [sullen] deelich [wesen,]

111 H1 Noijt opden   eeren-trap verhooght te sullen   staen  
  H2 [ ] eerentrap [   ]
  h [ ] eeren trap [ ] staen,  

112 H1 <N>> Daer   mijn   hoochherticheijt schijnt   heen te willen   gaen,  
  H2   [   ] hen* [ ] gaen  
  ha   [   ] hen* [   ]  
  b   [   ] heen [ ] gaen.  
  H1-Ot   [   ] hoochhertichheit[   ]  
  Ot   [ ] mijn'   [ ] hen* [ ] gaen:  
  K2   [   ] heen [   ]

[pagina 468]
[p. 468]


illustratie

113 H1   Des ben ick   met   u eens, wanneer ghij alle menschen  
  H2   [ ] eens   met   V, [ ]
  h   [   ] u [ ]
  K2   [   ] u, [   ]

114 H1a   Aen   u verbonden hadt   met eenen will en   wenschen.  
  b   [   ] tot [   ]
  H2   [ ] V [   ]
  h   [   ] wenschen,  
  Ot   [   ] wenschen,  
  K1   [   ] wenschen:  

115 H1   Maer lieue leeft gerust, noch mogelijck in   lang  
  H2   Maer, lieve, [ ] langh  
  Ot   Maer, lieve, [   ]

116 H1   Siet ghij mijn schouders niet in   staten-volghers drang,
  H2a   *Soeckt* [   ] Staten-volghers   drangh;  
  b   Vindt [   ]
  h   [   ] drangh,  
  Ot   [   ] mijn'[   ]
  K1   [   ] drangh;

117 H1a   Ick kense veel te   swack, en 'tkopstuck dat sij   dragen  
  b   [ ] {swack,} [   ]
  b   [ ] {teer,} [   ]
  H2   [ ] teer, [ ] draghen  
  H1-Ot   [ ] teer, [   ]

118 H1   Te groen, te licht, te   holl om   land-sorg op te   waghen;
  H2   [   ] Landsorgh [ ] waghen.  
  h   [ ] holl, [   ]
  Ot   [   ] wagen.  

119 H1   Hebb' ick de slechte gift van   mijn   genegentheijt  
  h   Heb [   ]
  H1-Ot   [   ] genegentheit  
  Ot   [   ] mijn'   genegentheid,  

120 H1   Mijn   vaderlandt nu   eens nu drijmael   voorgeleijt  
  H2   [ ] Vaderlandt [   ]
  h   [   ] eens, [ ] voorgeleijt;  
  H1-Ot   [ ] vaderland [   ] voorgeleit  
  Ot   [   ] eens, [ ] voorgeleidt,  

121 H1a α 'Tis buijten 'shuijs geweest, en onder   'twijs   beleijt  
  b β [   ] beleijden  
  h   [ ] t'wijs   [ ]

[pagina 469]
[p. 469]


illustratie

122 H1a α Van sulcken als ick wensch   mijn jeugt noijt van gescheijdt
  b β [ ] noijt van te   mogen   scheijden
  H2   [   ] moghen   scheijden:
  h   [   ] scheijden,
  Ot   [   ] scheiden.

123 H1   Die hebben met   gedult   mijn' rouwe trouw   omhelst
  H2   [   ] mijn [ ] omhelst,  
  H1-Ot   [ ] geduld [   ]

124 H1a   Mijn'   domme groenicheijt   gebogen als een Elst,  
  b   [ ] swacke [   ]
  H2a   Mijn   *domme* [ ] geboghen [ ]
  b   [ ] swacke [   ]

126 H1   Gelijck de   sneewen-cluijt<eruaring af *mach*>>eruarings schatt vervoeren
  H2   [ ] Sneewen-kluijt, ervarings [schatt vervoeren]  
  h   [ ] sneeuwen cluijt, eervaringhs-schat *vervoeren,  
  H1-Ot   [ ] sneewen-kluijt [ ]
  K1   [ ] Sneeuwen kluyt [ ]

127 H1   En   werelts wetenschap in   Hollandt brenghen   mocht.  
  H2   [ ] Werelts-wetenschap [   ]
  h   [ ] werelts wetenschap [   ] mocht;  
  H1-Ot   [   ] Holland [   ]  

128 H1   Hebb' icker in   uw oogh soo weijnich   afgebrocht,
  H2   Hebb [   ] aff gebrocht  
  h   Hebb' [ ] u [ ] affgebrocht,  
  K1   Heb [   ]

129 H1a   Dan   u soo hopeloos van mij   can   leeren   hopen,  
  b   Als   [   ]
  H2   [ ] V[   ] heeten   [ ]
  h   [   ] hoopen:  
  H1-Ot   [   ] kan   [   ]
  Ot   [   ] heeten [ ]

130 H1   Bruijckt   lijdsaemheijt en wacht, mijn   lang en langher loopen  
  H2   [   ] langh [ ]
  H1-Ot   [ ] lijdsaemheit [   ]

131 H1   Belooft noch   beteringh:   dat d'eene mensch   bespringt
  H2   [   ] bespringht
  h   [ ] beteringh,   [ ] bespringht,
  K1 α [   ] Dat een mensch hier bespringht

132 H1a   Bekruijpt   den   anderen: de handt die alles   dwingt  
  b   [ ] de   [   ]
  H2   [ ] den   [   ] dwinght  
  h   [   ] anderen, [   ]
  H1-Ot   [   ] andere: [ ] hand [   ]
  K1 α Bekruypt   een   ander daer: [   ]

[pagina 470]
[p. 470]


illustratie

133 H1a Verdeijlt   verscheijdlijck   haer   afgesonden giften,  
  b Vertiert   [   ]
  H2 [ ] verscheijde<n>lijck [ ] affgesonden [ ]
  H1-Ot [ ] verscheijdelick   [   ]
  Ot [   ] haer'   [   ]
  K1 [   ] afgesonden' giften;  

134 H1 Gietse hier met tobben uijt, verstuiftse daer met   siften:  
  H2 Stolpts' [   ]
  h [   ] siften,  
  Ot Giets' [   ]  

135 H1a Waer d'eenes   onuerstandt den anderen   tot pijn,  
  b [   ] {tot} [ ]
  b [   ] {een} [ ]
  H2 [ ] onverstandt [ ] een [ ]
  H1-Ot Waer'[ ] onuerstand [   ]
  Ot [   ] een pijn  
  K1 [   ] een' pijn,  

136 H1a Geen armer schepselen dan die   de cloeckste   sijn.  
  b [ ] minst beesten   [ ]
  H2 Gheen [   ] zijn.  
  H1-Ot [   ] zijn.  
  Ot Geen' [   ]

137 H1a Soo doch in   'tlange lest   mijn   affgeploeghde   jaren  
  b [   ] opgeploeghde   [ ]  
  H2 [ ] 'tlanghe [   ] Jaren  
  h [   ] jaren,  
  K1 [   ] mijn'   [   ]

138 H1 Noch   pluckenswaerde vrucht noch   bloessemblomm en baren,  
  H2 [ ] pluckens-waerde Vrucht, [ ] bloessemblom [ ]
  h [   ] bloessem-bloem [ ]
  Ot [ ] pluckens waerde vrucht, [ ] bloessembloem [ ]
  K1 [   ] bloessem-bloem [ ]

139 H1 Noch sal ick eene   deucht betrachten aller   macht  
  h [   ] macht.  
  H1-Ot [ ] deughd[   ]
  Ot [   ] macht,  

140 H1a Noijt meer   mijn   schouderen te verghen dan   haer   cracht,  
  b [   ] zenuwen [   ]  
  H2a [   ] schouderen [   ] <m>cracht,  
  b [   ] zenuwen [   ]
  h [   ] cracht;  
  H1-Ot [   ] kracht,  
  Ot [ ] mijn'   [   ] haer'   [ ]  

[pagina 471]
[p. 471]


illustratie

141 H1 En   eijghen baets   gewinn veel   lieuer sien   versincken  
  H2 [   ] gewin [ ] liever [   ]
  h [   ] versincken,  
  H1-Ot [ ] eighen [   ]  

142 H1a Dan   Land en   Luijden   eer naer mijnen dienst sien hincken.  
  b [   ] dienst [naer mijnen dienst] te [hincken.]
  H2 [   ] luijden   eer   [ ]
  h [ ] land' [   ]
  H1-Ot [   ] eer   [ ]

143 H1a Gewinn' ick oock 'tgerucht van   *nutt*   of aengenaem
  b [   ] dienstigh of bequaem
  H2 Gewin [ ] nut off   aengenaem
  h [   ] aengenaem,
  H1-Ot α [   ] nutt of   aengenaem
  K1 [   ] aengenaem,

144 H1 En   'taengenaeme loff van <B>>Waerde   burghers naem,  
  H2 [ ] 't allerliefste [loff   ] Burghers [ ]
  h [ ] t'alderliefste [   ]
  H1-Ot α [ ] 'tallerliefste [   ]

145 H1 Dewijl   't der kinderen ter   scholen eerste leer   is  
  H2 [   ] Scholen [   ]
  h [ ] 't<'e>>der [   ] is,  

146 H1 Dat   weldoens eijghen loon,   alleen en all de Eer is,  
  H2 [   ] alleen, [ ]
  h [ ] weldoen t'eijgen loon alleen   [ ]
  Ot [ ] wel-doens [ ] alleen, [ ]

147 H1 Wat reden   can mij noch doen spenen van de   hoôp  
  H2 [   ] hoop  
  h [   ] hoop,  
  H1-Ot [ ] kan [   ]

148 H1 Die   allen   eijgen is,   een' croone voorden   loop,  
  H2 [   ] een   kroone [ ] loop?  
  h [ ] all<e>en   [   ]
  H1-Ot [   ] eigen [   ] kroone [   ]

149 H1 Een'   spade   toebetrout om binnen Hollands hecken  
  H2 [ ] Spade   toebetrouwt [ ]
  h [   ] toevertrouwt, [ ]

150 H1 Een' struijck te   wortelen, een ongewas te trecken?  
  H2 Een [   ]
  h [   ] wortelen [ ]

[pagina 472]
[p. 472]


illustratie

151 H1 Die mij ter   wereldt heeft   gevoordert en   geteelt  
  H2 [ ] Werelt [   ]
  ha [   ] gevoordert [ ] geteelt,  
  b [   ] gevordert [   ]  
  H1-Ot [ ] Wereld [   ]  
  Ot [   ] gevordert* [   ]  

152 H1 Heeft aende selve   Ploegh   sijn' vingheren vereelt,  
  H2 [   ] sijn Vingheren [ ]
  h [ ] plough   [   ]

153 H1 En   menich   hagel-stoot, en   menich   middach-commer  
  H2 [   ] hagelstoot, [ ] menigh   [   ]
  h [   ]   middach-kommer,  
  H1-Ot [ ] menigh'   [   ] menigh   middach-kommer  
  Ot [   ] menigh'   middagh kommer

154 H1 Beslapen buijten dack,   bearbeijt buijten   lommer;
  H2 [   ] lommer:  
  h [   ] lommer,  
  H1-Ot [ ] bearbeit [   ]

155 H1a Waer   het   het vreemst   geuall daer   Hollant oijt   af   sprack  
  b [ ] dit   [   ]
  H2 [   ] <de>>het [ ] gevall [ ] Hollandt [ ] aff   [ ]
  h [   ] sprack,  
  H1-Ot Waer'   [   ]
  Ot Waer   [   ]
  K1 [   ] sprack,  

156 H1 Van   een   goedaerdigh' Boom een   sijns   gelijcken tack?  
  H2 [   ] goetaerdich [   ]
  h [   ] sijns-gelijchen [ ]
  Ot [ ] een'   [   ] gelijcke [ ]

157 H1a Verdien ick   oijt mijn   loon, en wordt het mij   onthouden,  
  b [ ] *oick* [   ]
  H2 [ ] oock [   ]
  h [   ] loon [ ] onthouwen,  
  H1-Ot [ ] oock [   ]  
  Ot [   ] onthouwen,  

158 H1 Ontloopen   of   ontwijdt, noch   salt mij niet   berouden
  H2 [ ] off   ontnijdt; [   ] berouw<en>>den
  h ontloopen,   [ ] ontnydt, [   ] berouwen  
  H1-Ot [   ] sal't [   ]
  Ot [   ] ontnijdt; [   ] berouwen

[pagina 473]
[p. 473]


illustratie

159 H1 Mijn Manne-jaren   cracht, mijn   Kinderheit, mijn   Ieucht,
  H2 [   ]   kindertijdt, [ ] Jeught
  H1-Ot Mijn'[ ] kracht, mijn'   [   ] Ieughd,
  Ot [   ] Kindertijd, mijn' Ieughd

160 H1 Te hebben   afgerent ind'oorlogh vande   Deucht.  
  H2 [ ] affgerent [   ]
  H1-Ot [   ] Deughd.  

161 H1a Die 'tende van   sijn reijs,   verbijstert in het   gissen,  
  b [   ] misrekent [ ] sijn   [ ]
  c [   ] verbijstert [ ] het   [ ]
  H2 [   ] ghissen,  
  H1-Ot [ ] sijn' reis,   [   ]

162 H1 Ten ende van   sijn reijs   verdrietigh   comt te missen,  
  H2 [   ] verdrietich   [   ]
  H1-Ot [ ] sijn' reis   [ ] komt [ ]

163 H1 Heeft   emmers   bijden wegh de   reijsens vreucht gehadt,  
  H2 [   ] bijde wech [ ] reijsens-vreucht [   ]
  h [ ] immers   [   ] reijsens vreucht gehadt;  
  H1-Ot [   ] reisens[   ]  
  Ot [   ] reisens-vreughd [ ]  
  K1 [   ] reisens vreughd [ ]  
  K2 [   ] reisens-vreughd [ ]  

164 H1a En loopt de rest te niet, het   onderwegh is wat.  
  b [   ] onderweegh [   ]
  H2 En, [ ] onderwegh' [] wat:  
  h En [ ] onderweegh' [] wat.  
  H1-Ot En, [   ]  
  Ot [ ] onderwegh' [ ]  

165 H1a (Oh   dien met dat bespreck uw'   burighe   Landouwen,  
  b [ ] die [   ]
  H2 (Oh!   dien [   ] landouwen  
  h (och!   [   ] vuijrighe*   landouwen,  
  H1-Ot (Oh,   [   ]  
  Ot [ ] dien [   ] landouwen  
  K1 [   ] landouwen,  

166 H1 Verschimmelt Roomens   puijn gebeuren mocht t'aenschouwen,  
  h [ ] puijn, [ ]
  K1 [ ] puyn, [ ]

167 H1 En vanden   valschen   baas van   Heijl'ghe Pieters   school
  H2 [   ] Baes [ ] heijl'ge [ ] School  
  h [   ] school,  
  K1 [ ] Meester-knecht en [   ]

[pagina 474]
[p. 474]


illustratie

168 H1a Noch croon noch   stoel te   sien   noch   vischers-ring, noch sool!)
  b [ ] Cruck [   ]
  H2 Noijt Croon, noijt   [   ] sien,   noijt   Vischersring,   noijt Sool!)  
  h [   ]   visschers ringh,   [   ]
  H1-Ot Noijt kroon noijt   [   ] noijt   [ ] noijt [ ]
  Ot [   ] Visschers ringh, [   ]

169 H1 Mij salmen mede soo   mis-loont sien en te vreden,  
  H2 [ ] <mis>vergist [sien ]
  H1-Ot [ ] vergist [ ]

170 H1 Verstooten en   getroost: Noijt spijtighe   gebeden,
  h Verstooten, [   ] gebeden
  Ot [   ] getroost; [ ] gebeden

171 H1a Noijt   wraecke-vloeck sien doen op   'svaderlands   bestier  
  b [ ] wraecke-vloecken [   ]
  H2 [ ] wrake-vloecken [ ] 's Vaderlands   [ ]
  h [ ] wraecke vloecken [   ] bestier,  

172 H1a Daer ick misdeelt in   ben:   niet een suer ooghe schier  
  b [   ] {niet} [ ]
  b [   ] {noijt} [ ]
  H2 [   ]   Noijt [ ]
  h [ ] ben,   [   ]
  H1-Ot [   ]   noijt [ ]

173 H1a Sien stralen opden   rugh van die ick sal bekennen  
  b Besteden [   ]
  H2a Sien stralen [ ] rugg [ ]
  b *Verwijten* [   ]
  c Besteden [   ]

174 H1 Voor   cruijschers van   mijn wegh, voor stuijters van mijn   rennen:
  H2 [ ] kruijschers [   ] rennen.  
  H1-Ot [ ] kruijschers [ ] mijn' [   ]

175 H1a Neen,   seluer niet op   u, die mij, dus   jong   gedreijght
  b [   ] V, [   ] gedreight
  H2 [ ] selver [ ] V, [ ] jongh   gedreijght
  H1-Ot [   ] gedreight,

176 H1a Een hert ontsloten hebt   misgunstich   toegeneijght,
  b [   ] toegeneight,
  H2a [ ] soo   [misgunstich] toegeneijght.
  b [   ] wangunstigh [toegeneijght.]
  Ot [   ] toegeneight.

177 H1a Neemt tot versekeringh van mijns gemoets   bedaertheijt
  b [ ] bedaertheit

[pagina 475]
[p. 475]


illustratie

178 H1a   Dees' onberoerde   penn, die uwen naem gespaert   heijt,
  b   [   ] heit,
  H2a   Des' [ ] Pen, [ ] *heeft*
  b [   ] heijt,
  h   dees [ ] pen [ ] heijt

179 H1a α En willens   ouer slaen   de feijlen die sij   *minacht*,  
  b β [   ] dat ijemant min   geterght,  
  H2   [ ] overslaen <dat> 'tghen' ijemandt [min] geterght
  h   [ ] overslaen, 'tgeen ijemant, [min]   geterght,  
  Ot   [ ] overslaen [   ] geterght  
  K1   [ ] overslaet [   ]

180 H1a α (Wie leefter sonder   een?) voor 'swerelts oogh   gebracht,  
  b   [   ] feijl?) [   ]
  c α (Wie leefter sonder   feijl?) voor 'swerelts oogh   gebracht,  
  b (Daelt in u self en   swicht) beswaerlick had geb<r>>erght,
  H2   (Daelt in uw selfs en   swicht) beswaerlijck hadd geberght.  
  h   [   ]   u selffs [   ]  
  H1-Ot β (Daelt in   u self en swicht) beswaerlick had   geberght,  
  Ot   [ ] uw selfs [   ] geberght.  

181 H1   Een   deuchdelijcke wraeck suit ghij alleen   besueren
  H2   [   ] besueren,  
  h   [   ] besuijren  
  H1-Ot   [ ] deuchdelicke [   ]
  Ot   Een'   [   ] besuren,  

182 H1   Mijn   lijff mijn   leuen mij te moeten soo sien   stueren,  
  h   [ ] lijff, [ ] leuen, [ ] stuijren  
  Ot   [ ] lijf, [   ]

183 H1a   Dat   uwen achterclap van <z>>Zijn en Schijn   berooft  
  b   [ ] uw beschuldighen [   ]
  H2   [   ] <sij>Zijn [   ]
  h   [ ] u [   ] berooft,  

184 H1   Bij ijeder een verdacht, bij   niemandt   werd gelooft.  
  H2b   Den quaden   werd' verdacht, den goeden   noijt [ ]
  h   [ ] <v>>werd [   ] niet [ ]
  H1-Ot   [   ] niemand   [   ]
  Ot   [   ] werd' [ ]
 
  [ondertekening en datering]  
  H1   Constanter.   | 10a. Maij. 1623. Hag.  
  H2   [   ] | Hag. Com. Maijo | mdcxxiii.  
  H1-Ot   [   ] | 1623. Hag.  
  Ot   mdcxxiii.  
  K1   1623.  

[pagina 476]
[p. 476]

Citaten

[In H1 noteerde Huygens na de ondertekening en datering een twaalftal citaten. Ik geef ze hier weer in de volgorde waarin Huygens ze neerschreef.]

1   Plato, cum quidam ei retulisset esse nonnullos, qui ipsum conuitijs et maledictis insectarentur. At ego, inquit, ita mores componam, ut illis fides non habeatur. Anton. serm. de Contumelia
2   Qui nullum qaumuis malum laedit, gauisurus, Etiam si resipiscat, satis opinor Christianè diligit omnes. Erasm. dial de Amicitia.
3   Ad calumnias tacendum non est, non ut contradicendo nos ulciscamur: sed ne mendacio inoffensum progressum permittamus: aut eos qui seducti sunt, damno inhijtere sinamus. Basil. ep. 65.
4   Jehoua, non fuit altus animus meus. neque elati oculi mei. Ps. 131.
5   Cauete à murmuratione inutili, et ab obtrectatione <inutil> contincte linguam, quia sermo occultus non est imponé abiturus. Sap. 1.11.
6   Multiloquorum labia narrant quae non attinent ipsos, prudentum verò sermones staterâ ponderantur. Eccles. 21.28:
7   Tu autem quis es qui iudicas proximum tuum? Jac. 4.12.
8   Aiunt homines plus in alieno negotio uidene quam suo. Senec. 19. ep. 110.
9   Tenue est mendacium; perlucet, si diligenter inspexeris. Id. 11 ep. 80.
10   Non est prudentis errantes odisse; alioquin ipse sibi odio erit. Id. de Irâ.
11   Non credunt? esto. *Hi*lum non ego deterior, sed nec tristior: qui sto apud Iudicem, cui nemo mentitur. Curuae illae mentes sunt, quae de me tam curua. -. de sermunculis parum est, quos nemo pas mihi uitauit nemo major. Lips. Ep. ad *Borrol*.
12   Deposite mendacio loquamini veritatem quisque a proximo suo quoniam sumus alij aliuntur membra. Eph. 4.25.
13   Neque *detilateram* calumniatam. Ibid. 29.
  H2 Op fol. 12r nam Huygens over de citaten: 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11. De enige varianten zijn:
  citaat 8 H1 in alieno negotio videre] H2 uidere in alieno negotio
  citaat 11 [vindpaats] H1 Lips Ep ad *Borrol*. ] H2 Lips. ep.
Bij regel 182 en na de ondertekening nam Huygens op fol. 16v de citaten 1 en 3 over. Bij beide noteerde hij alleen de auteur en niet het geschrift waar het citaat uit afkomstig is.
  H1-Ot In deze fase koos Huygens uit de citaten die hij in H had genoteerd er vijf uit die hij als marginalia in de Otia opgenomen wenste te zien. Hij plaatste nr. 4 bij regel 30, nr. 2 bij regel 175, nr. 7 bij regel 179, nr. 1 bij regel 182 en nr. 3 bij de laatste regel, regel 184.
Bij dit laatste citaat schrapte Huygens het gedeelte na permittamus.

[pagina 477]
[p. 477]

Ot-e Het citaat bij regel 179 (H1-Ot) wenste Huygens blijkens Ot-e liever bij regel 180 te plaatsen.
K1 In deze fase werden twee citaten toegevoegd: Bij regel 100: Δοιδορillustratieμενοι ἐυλογillustratieμεν. 1. Cor. 14.12. (Het eerste woord begint hier abusievelijk met een Δ het behoort te beginnen met een Λ. Zo ook in K2) Bij regel 108:
Quae tibi res | animos in me | facit impro - | be? curve Ca - | sibus insultas | quos potes ipse | pati? Ovid. | 5. Trist. 8.
In het laatste citaat, kwam de volgende variant tot stand:
Ot [... nos ulxiscamur: sed ne mendacio...]
K1 [ ulciscamur ut mendacio...]

eindnoot1
Zwaan 1976, p. 56.
eindnoot2
Zie de uitgebreide annotatie bij Zwaan (1976, p. 67) en Van Lieburg 1987, p. 172.
eindnoot3
Zie Vermeeren 1959, p. 266-272.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken