Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[58] Een koning

Commentaar

In dit gedicht, een karakteristiek van een koning, gevangen in zijn eigen hof, ambt en staat, heeft Huygens Jacobus i geportretteerd, een vorst van wie de Republiek in de strijd tegen katholicisme en Spanje veel verwachtte.

Na zestien regels van perifrases beschrijft Huygens in het middengedeelte van deze print hoe de koning door de functionarissen aan zijn hof van de waarheid wordt afgehouden.

Dit tafereel nu zal Huygens opgetekend hebben met zijn eigen ervaringen in Engeland aan het hof van Jacobus i in het achterhoofd. Als secretaris van de

[pagina 529]
[p. 529]

ambassade Van Aerssen (december 1621-februari 1623) werd hij te Londen voortdurend geconfronteerd met het gechicaneer van de Engelse hofdignitarissen. In een brief aan zijn ouders, geschreven vanuit Londen op 9 okober 1622, klaagt hij: ‘avec ceux de son Conseil nous n'avons jamais achevé un seul point, ni n'en acheverons jamais un seul;’Ga naar eindnoot1

Uitgaven

Eymael 1891, p. 5-6 (aantek. p. 53-54); Worp Gedichten ii, p. 5-6; Van der Heyden, Spectrum 10, p. 209-211 (met annotaties)

Overlevering

H Autograaf Huygens, ka xla, 1623, fol. 33r-34v. Fol. 33r bevat de titel en de regels 1-10, fol. 33v de regels 11-38, bovenaan fol. 34r staan de regels 39-50. Fol. 33 is een enkelblad van 310 × 195 mm. Fol. 34 is het voorste blad van een dubbelvel dat 310 × 195 mm meet.
H-Ot In de tijd dat Huygens de kopij voor zijn Otia samenstelde, bracht hij in H wijzigingen aan in lichte inkt. H-Ot is kopij geweest. Het volgnummer 3, in potlood links naast de titel, signatuur, vingers en de herhaalde zetinstructie: Dit innewaert (r. 17, 25, 33, 39 en 47) duiden daarop. De woorden naast het paginacijfer 6 (op fol. 33v) heeft Huygens in deze tijd doorgehaald. Er stond: Alchymist specht. Noteerde Huygens hier een inval voor zijn latere ‘print’ Een Alchymist? Of krabbelde hij hier na voltooiing van Een Alchymist een variant neer voor regel 3 (aanvankelijk de regel waarmee dat gedicht begon)? Ik geef de voorkeur aan de eerste veronderstelling. Zie voor een samenhangende bespreking van de kopij der ‘printen’ de p. 503-511.
Ot Otia 1625, ‘Lib. v, Characters. Dat zijn Printen’, C3v-[C4]r, p. 22-23.
Ot-e Errata achter in Ot.
K1 Koren-bloemen 1658, ‘Derde boeck. Zede-printen Ende Stede-stemmen’, O3v-[O4]r, p. 110-111 (foutief gepagineerd: 118-119).
K2 Koren-bloemen 1672, ‘Derde boeck. Zede-printen Ende Stede-stemmen’, [P4]v-Q, p. 120-121.

Datering

H is gedateerd: 26a. Aug. 1623.

Varianten



illustratie

1 H Hij is   een   Menichte, besloten in een'   Kroon;  
  H-Ot [   ] Menighte [   ]
  K1 [ ] een'   [   ]
  K2 [   ] Kroon,  

2 H Een ijeders Opper-knecht; een Slaue sonder   loon;
  K1 [ ] loon*
  K2 [ ] loon,

[pagina 530]
[p. 530]


illustratie

3 H Het hooge dack van 't Rijck dat all den hagel   uijtstaet;
  Ot [ ] uyt   staet;
  K1 [   ] staet;,*
  K2 [   ] staet;

4 H Het groote reken-boeck <al> van all dat in en uijt gaet;

5 H Een Penning van <d>'tmetael daer wij af sijn   gemaeckt,
  K1 [ ] gemaeckt;

7 H Een   Vrij-heer inde boeij; een eewighe geuanghen;  
  K1 [ ] Vry heer [ ]
  K2 [ ] Vry-heer [ ]

8 H Een bidder met gebied; een slot-rijm van <g>>Gesanghen;

13 H Een   noodich onder-God; een   stadich man te   roer;  
  H-Ot [ ] noodigh [ ] stadigh [   ]
  K1 [   ] roer:  

16 H Een uijtgemaeckte Mann; een schepsel van   sijn   laegher;
  Ot [   ] laeger.
  K1 [ ] sijn'   laeger'.

17 H 'Svolckx will is dat sijn will voor aller willen   will';  
  H-Ot [   ]
  Ot [ ] will?  
  Ot-e [ ] will'.  
  K1 [ ] wil,  
  K2 [ ] will'  

18 H Sijn will is ijeders wett,   sijn wett is ijeders will;  
  Ot [ ] sijn' [ ]

19 H Sijn adem stickt in 'tnauw van   lieffelijcke lieghers,  
  H-Ot [ ] lieffelicke [ ]

19   [marge]
  H [ontbreekt]
  H-Ot Cum tot populis stipatus eas. In tot poulis vix una fides. Sen.

20 H Van   treffelijck geboeft,   en heerelijcke bedrieghers;  
  H-Ot [ ] treffelick [ ] heerlijcke   [ ]
  Ot [   ] heer-lijcke   bedriegers,  
  K1 [   ] bedriegers;  

21 Ha Die waeijen   waerheijts   wind sorghuuldich van sijn oor;  
  b [   ] lucht [   ]
  H-Ot [ ] waerheits   [   ]
  Ot [   ] locht [   ]
  K1 [   ] oor:  

[pagina 531]
[p. 531]


illustratie

22 Ha Is't dat   hij onuersiens door haer' besetting   boor,  
  b [ ] Sij [   ]
  Ot [   ] boor',  

23 Ha Sij scheppen   sijn geweld, en door de kromme fluijten  
  b [   ] haer [ ]
  K1 [ ] breecken   [ ]  

24 Ha Van hunn' vercieringen ontwringen hem   sijn   stuijten;  
  b [ ] haer   [ ]
  Ot [   ] stuyten.  

25 H De vriendschapp kent hij   niet, dat's wedergaden   vreucht;  
  H-Ot [   ] vreuchd;  
  K1 [ ] niet; [   ]

26 H <Die m>> Dier heeft hij binnen geen, en buijten is 'tgeen   deught,
  H-Ot   [ ] deughd,

27 H Maer   eijgen baets bejagh; de Vorsten   sijn geen' vrinden  
  H-Ot [ ] eigen [ ] zijn [ ]

29 H Soo is de vreese meest de   kopplers van sijn' trouw,  
  H-Ot [ ] kopp'lers [ ]

30 H En schrickt hij voorden   Oom hij maeckt de Nicht sijn'   vrouw.  
  H-Ot [   ] Vrouw;  
  Ot [   ] Vrouw:  
  K1 En,[ ] Oom,[   ]

31 H Dan <heeft hij min>>is zijn voordeel min dan van minste slauen,
  H-Ot [Dan is zijn voordeel min dan] vande [minste slauen,]

32 Ha Hij haelt de Meer op stall en   heeftse niet sien   drauen;  
  b [ ] {heeftse} [   ]
  b [ ] {machse} [   ]
  H-Ot [ ] heeftse [   ]
  Ot [   ] draven.  

33 Ha Sijn vrienden sijn hem vreemd tot inden hoogsten nood,  
  b {Sijn vrienden sijn hem} [ ]
  b {De goede achtmen hem} [ ]
  H-Ot + Sijn' [vrienden] zijn [hem   ]

34 H Dan raeckt hun 'svaderlands bederuen in sijn'   dood<,>>:
  Ot [ ] dood':

35 H Soo lang hem lang geluck de   deucht doet wareloosen  
  H-Ot [ ] deughd [ ]

36 H Vermengen sij haer eer niet   garen met de boosen,  
  K1 [ ] geerne [ ]

[pagina 532]
[p. 532]


illustratie

37 H Veel lieuer stortten sij haer' tranen inden stroom

38 H Daer tegen   all haer kracht   onkrachtich is en   loom;  
  H-Ot [   ] onkrachtigh [ ] loom.  
  K1 [ ] al' haer'[   ]

39 H Sijn daghen zijn niet   sijn', de Dachraed en de sorghen  
  H-Ot + [   ]
  K1 [ ] sijn'; [ ]

40 H Bekruijpen hem gelijck; van Auond aff tot Morghen

41 Ha Geniet hij   all de rust die   slaep ontstelen   kan,  
  b [   ] Vaeck [   ]
  H-Ot [ ] nauw [   ]
  K1 [   ] kan;  

41   [marge]
  H [ontbreekt]
  H-Ot Totâ nocte sopor non est bene consiliantis, sub quo tot populi cui tanta et talia curae. Stob. ex Hom.
  K1 Ου χρῆ παννὺχιον ἕυδειν βουληφόρον ἄνδρα. Stob ex. Stom.

42 H Soo lang hij niet en leeft, leeft hij sijn   eijghen mann;  
  H-Ot [ ] eighen [ ]

43 H Sijn sieckten seggen hem dat   schoone bloemen   welcken,  
  H-Ot Sijn'[ ] groote [   ]
  K1 [   ] welcken;  

44 Ha Dat doet hem sitteren   voor schotelen en kelcken.  
  b [ ] voor't schuijmen vande [ ]

45 H <Al diende 'them sijn soon,>>  
  Voor 't   dagelijkx gerecht, al diende 'them sijn soon,  
  H-Ot [ ] dagelix [ ]

46 H Die   *nu vrij en* staende voets kan   reijcken inde kroon.  
  H-Ot [ ] moglick   [   ] reicken [ ]
  Ot [ ] mog'lick staende-voets [   ]
  K1 [   ] staende voets [   ]

47 H Vergulde distelen, wie kan men   uw' verblijden  
  H-Ot + [   ]
  K1 [ ] uw [ ]

48 H Door soo veel Aloës   bedachtelijck benijden?  
  H-Ot [ ] bedachtelick [ ]

49 H Wie wensche na de   hoocht daer 'tsoo gestadich waeijt,  
  H-Ot [ ] hooghd [ ]

[pagina 533]
[p. 533]


illustratie

50 H Daer 't soo dier slapen is en 'thooft soo   dapper draeijt?  
  H-Ot [ ] goe'koop [ ]

50   [marge]  
  H [ontbreekt]  
  H-Ot Heu! magna magnis sunt malis obnoxia. Stob. ex Eurip. Exlex potestas illa, quam vulgo stupent, Nil aliud est quam splendida infelicitas. Id. ex eod.
  K1 Φεῦ. ϕεῦ,τὰ μεγἁλα, μεγάλα ϰαι πάχει ϰαϰὰ. Stob. ex Eurip. Alcm. Haeu [magna magnis sunt malis obnoxia!] Τοδ´ ἕχατον δῇ τοῦτο θαυμασον βροτοῖς τυραννὶς, οὐχ ἕυροις ἄν ἀθλιώτερον. Idem ex ejusd. Peli. [Exlex potestas] ista, [quam vulgò stupent, Nil aliud est quàm splendida infelicitas.] Ω τισάθλιοι βασιλε῀ις, τί πλἐον ἔχουσι τῶν ἄλλαν; id. ex Menand. Reges ô miserrimi, nam quid praecipuum tandem habent?
 
  [ondertekening en datering]  
  H Constanter. Hag. 26a. Aug. 1623.
  H-Ot < >

eindnoot1
Worp Briefwisseling i, nr. 185.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken