Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[67] Een onwetend medicijn

Commentaar

‘Uit uw characteres, vol diepzinnige geleerdheid, proef ik nu eens wijze lessen, dan weer feestelijk genot. Hoe aardig neemt u de medische stand, waartoe ik helaas behoor, te grazen.’ schrijft Caspar van Baerle op 20 september 1625 aan Huygens.Ga naar eindnoot1 Van Baerle las deze gedichten in gedrukte vorm in de Otia.

Al in de eerste tien regels van dit gedicht dat volgens het bekende procédé is opgebouwd, laat Huygens geen misverstand bestaan over wat hij van ‘Een onwetend Medicijn’, een onervaren geneesheer, vindt. In de verschillende qualificaties maakt de dichter duidelijk dat hij zo'n medicus een gevaarlijke moordenaar vindt, een tweederangs beul (r. 1), een ‘zeis van de dood’ (r. 8).

In het middengedeelte tekent Huygens hoe de jonge onervaren universitair geschoolde dokter al snel verwordt tot een op geld beluste oplichter. Van r. 36 tot r. 62 geeft hij in de directe rede, als het ware in een toneelscène, een visite weer van de dokter aan een rijke bedlegerige mevrouw. Hierbij weet de dichter het medische Latijnse jargon van de geleerde dokter op een meesterlijke wijze te integreren in de alexandrijn van het vers. Na de vermelding dat mevrouw is genezen, terwijl ze niet eens ziek was (r. 63-64), waarschuwt Huygens, als een epiloogspreker bij een toneelvoorstelling, de toeschouwers:

Nu, Borgeren, siet toe, met dese kinder-slagh

Wordt menigh krancke veegh, die beter buijten lagh

Versloft, verwaerdeloost in ongeleerde handen,

[pagina 564]
[p. 564]

Dan onder 'tscherp Latijn van meesterlicke tanden. (r. 65-68)

(Welnu, burgers, kijk, met zo'n kinderlijk eenvoudige truc wordt menige zieke doodziek, die beter buiten de stad onverzorgd en verwaarloosd in handen van iemand die niet gestudeerd heeft, had kunnen liggen dan onder het Latijnse gevaar uit de mond van iemand met de universitaire titel meester.)

 

In het slotgedeelte van dit gedicht komt Huygens terug op de onervarenheid van de dokter en neemt hij de beulsvergelijking waarmee hij zijn gedicht opende, weer op. Waarom mag een dokter oefenen op levende mensen, terwijl de beul zich eerst bekwaamt op appels, stropoppen of stukken vlees van mindere soort, vraagt hij zich af. Met een korte smeekbede aan God eindigt dit gedicht: ‘God, sta hier (op aarde) bij alwie het slachtoffer is van de onervaren dokter en wees in het hiernamaals de dokter genadig.’

Uitgaven

Worp Gedichten ii, p. 18-20; Eymael 1891, p. 12-14 (aantekeningen p. 66-69); Van der Heijden, Spectrum 8, p. 223-226 (met annottatie); Zes zedeprinten, p. 52-67 (met annotatie en uitvoerige cultuurhistorische toelichting).

Translitteratie

13 H boven nu een loze streep.

Overlevering

H Autograaf Huygens, ka xla 1623, fol. 43r-44v. Fol. 43 is het tweede blad van het dubbelblad 42-43, 310 × 195 mm groot; fol. 44 maakt deel uit van het dubbelblad 44-45 dat 312 × 200 mm meet. De tekst is als volgt verdeeld: fol. 43r, regel 1-7; fol. 43v, r. 8-36; fol. 44r, r. 37-66 en fol. 44v, regel 67-78.
H-Ot H is kopij geweest voor de Otia. Het cijfer naast de titel, signaturen, vingers en zetinstructies (Dit innewaert bij r. 11, 21 en 63; All dat gereguleert is in Casijff. bij r. 44) bewijzen dat. In deze fase bracht Huygens wijzigingen en correcties aan. Zie voor een samenvattende bespreking van de kopij der ‘printen’ de p. 503-511.
Ot Otia 1625, ‘Lib. v. Characteres. Dat zijn Printen’, [D4]v-Ev, p. 32-34.
Ot-e Errata achter in Ot.
K1 Koren-bloemen 1658, ‘Derde boeck. Zede-printen Ende Stede-stemmen’, [P4]v-Qv, p. 128-130.
K2 Koren-bloemen 1672, ‘Derde boeck. Zede-printen Ende Stede-stemmen’, [Q4]r-Rr, p. 127-129.

Datering

H is gedateerd: 10a. 8bris. 23. (= 10 oktober 1623).

[pagina 565]
[p. 565]

Varianten



illustratie

3 H Een' Vroedvrouw met   een baerd;   een   constich Menschen-moorder.  
  H-Ot [   ] konstigh Menschen-moorder;  
  Ot Een [ ] een' [   ]
  K1 Een' [ ] een [   ]
  K2 [   ] een' [ ] een' [ ]

4 H Een'   dobble kerckhoff-ploegh; een   Boeren   borsen-boorder.  
  H-Ot [   ] borsen-boorder;  
  Ot [   ] Beren*   [ ]
  Ot-e [   ] Boeren   [ ]
  K1 [ ] dobb'le [   ]

5 Ha Een Raetseer met een P. voor 'tmidden of   op 'tend;
  b [ ] vooraen;

7 H En vallen inde gracht daer door hij mochte   treden,
  K1 [ ] treden;

8 H Een Zeijssem vande   Doodt; een Besem vande Steden:  
  H-Ot [   ] Dood; [ ]
  Ot Een' [   ]

9 H Een   onbegrijplick vat, dat min begrijpt dan   'tgeeft.  
  H-Ot [   ] 'tgeeft;  
  K1 [ ] onbegrijp'lick [   ]

10 H Een mild-mond van   een man die geeft en niet en heeft.  
  K1 [ ] een' man, [ ]

11 H Soo haest hem 'tkneuel-spits komt luijsteren in d'ooren  
  H-Ot + [   ]

12 H Dat   Leijdens laffe less sijn   lang-bewandelt hooren  
  H-Ot [ ] Leidens [   ]
  K1 [   ] langh bewandelt [ ]

14 H Soo waerdigh heeft   betreên van 'thooge Meester-schapp,  
  Ot [ ] betreên [ ]

17 H Van   d'een in d'ander eew, en kroppen 't Aerdrijck op;  
  K1 [ ] d'een [ ] d'ander' [ ]

19 H Maer, Koster, haelt hem in met karren vol   vereering,
  Ot [ ] vereeringh
  K1 [ ] vereeringh,

20 H Hij brenght v 'twoecker-loon van wagenen vol neering.

20   [marge]
  H Parùm docti et satis seduli officiosissimè multos occidunt. Sen.

[pagina 566]
[p. 566]


illustratie

21 H Dien handel vangt hij aen met opsett van gewin;  
  H-Ot + [ ]

23 H Een Tandsucht onuerhoeds van uijt   haer <h>>plaets <g>>bewogen  
  Ot Een' [   ]
  K1 [   ] haer' [plaets] bewogen,  

24 Ha Soo konsteloos geheelt als   konstelick   belogen  
  b [ ] gonstelick   [ ]
  Ot [   ] belogen,  

25 Ha Slaet sloten voor hem op daer   grijse   eruarenheijt
  b [   ] eruarenheit
  Ot [   ] ervarentheid
  K1 [ ] grijs'   [ ]

26 H Geen   vatten, geen besien, geen dencken naer en   heijt.
  H-Ot [ ] grijpen, [ ] heit.

27 H Dat kan het lecker niew, en   vreemdicheijts verkleeden.  
  H-Ot [ ] vreemdicheits [ ]

28 H De   spijs' en is maer een, niet meer en   is 'tbereeden,  
  Ot [ ] spijs [   ]
  K1 [   ] is't bereeden;  

29 H Maar niewe schotelen   ontsteken   niew begeert,  
  Ot [   ] niew' [ ]
  K2 [ ] ontsteken'* [   ]

29   [marge]
  H In hac artium solâ euenit ut unicuique M.se professo statim credatur, quum sit periculum in nullo mendacio majus. Plin.
  K1 [In... unicuique] Medicum [se... Plin.]
  K2 [In hac artium] schola* [evenit... Plin.]

30 Ha En onder Heiligen   sijn d'oude minst geëert.  
  b [ ] zijn [ ]

31 H Die malle   menschen-buij   beleijt hem bij der ooren  
  H-Ot [   ] beleidt [ ]
  K1 [ ] menschen buy   [   ]

33 H Daer wiel en paerd door gaet, de ruijme trappen   op
  K1 [ ] op,

34 H Daer   rijcke weelde woont: Daer leght   een *kerme* popp  
  H-Ot [   ] een' siecke [ ]
  Ot [ ] wilde [   ]

34   [marge]
  H [ontbreekt]
  H-Ot Quae corpore sano aduocat Archigenem. Iuuen.

[pagina 567]
[p. 567]


illustratie

35 H   Gewentelt in 'tfluweel van ouer-zeesche dekens;

36 H   Hoe is v, schoon'   Me Vrouw? Mij lust te weinigh sprekens.  
  Ot   [ ] Mevrow?* [ ]
  K2   [ ] Mevrouw? [ ]

37 H   Beswaert v duijseling? <m>>Mij dunckt de kamer sackt.

38 H   Met   herssen-knagingen? Als werdense gehackt.  
  Ot   [ ] herssen knagingen? [ ]
  K1   [ ] herssen-knagingen? [ ]

39 H   Hoe doet de maegh haer werck? Foeij! lieue, swijgt van eten.

40 H   Wat doet het onder-lijff? Ick heb het schier   vergeten
  Ot   [ ] vergeten,

41 H   Soo lang vergeet het mijns.   Geen nepen in de Zij?  
  Ot   [ ] Geen' [ ]

42 H   Bij poosen onuersiens, met rommeling daerbij.

43 Ha   Met   oorlof reijckt den Arm: hem, hem, daer is   onsteltheijt,  
  b   [   ] onsteltheit,  
  K1   [ ] oorlof, [   ]

43   [marge]
  [Eerst genoteerd ter hoogte van 41, met een haaltje naar 43 gebracht.]
  H   Sic fabulatur natio medentium, Quae levia magni, grauia plus aequo aestimat, Laudi parandae. Stob. ex Mimm.
  K1   Οια δὲ φιλονσιν ὁι ἰατροὶ λέγειν τὰ φαῦλα μειζω, ϰαι τὰ δειν᾽ ὑπὲρ Φοβον, Πνϱγουντες αὐτους. [Stob. ex Mimn.]
  [Sic... Mimn.]

44 Ha   Festinat languidè. Maer dat v meest gequelt heijt  
  b   [ ] heit
  K1   [ ] heit,

45 Ha   Fulignosus est vapor ventriculi,  
  b   {Fulignosus} [ ]
  b   {Is flatuosus} [ ]
  H-Ot   Is flatuosus [ ]

45 H α Die uijt haer poelen stijght, quod est periculi,  
  H-Ot β Gestegen uijt haer' poel, [ ]
  K1   [ontbreekt]  

47 H α En stopt in cerebro spirituum meatus,  
  H-Ot β Die [ ]

48 H   Die willen worstelen vi proprij conatus,  
  H-Ot   Et hos circumagit [ ]

[pagina 568]
[p. 568]


illustratie

51 H α Maer quam est prouidi de hulp in tijdts te halen.
  H-Ot β [ ] [in] tijds te vigileren!

52 H α Tollamus itàque de causam deser qualen
  H-Ot β [   ] seeren
  K1   [ ] itaque [ ] seeren,

53 H   Soo   sterft effectus oock. <S>> Maecht mannen-moet, Mevrouw,  
  H-Ot   [ ] volgt [ ] nae. [ ]

54 H   'Twaer' onvermeesterlick dat mij   vermeestren souw;  
  K1   [ ] vermeest'ren [ ]

55 H   Met dese regelen besweer ick vw' gesontheit;

56 Ha   Walgt voor <d>het swelgen niet, dat bitterst inde mond   leijt
  b   [ ] leit

57 H   Werckt werckelixt   om 'thert, <betro>noch <b>>geeft mijn Recipe  
  K1   [ ] om't hert; [ ]

58 H   Verr minder   tegenheijt dan emmer ijemands   dé,  
  H-Ot   [ ] nauseam [   ]
  K1   [   ] dé;  

59 H   Sij weten   'tall niet all: betrouwt   mij negen dagen  
  H-Ot   [   ] v [ ]
  K1   [ ] 't all' [   ]

60 H   Tbeleijden van mijn' hand, den Thienden suit gij vragen,  
  H-Ot   Tbeleiden [ ]

61 H   Hoe mach't den mensche gaen die sonder honger   eet;
  Ot   [ ] eet,

62 H   Die waer   sijn milte   <w>>leght, en waer   sijn longer, weet.  
  K1   Die, [ ] sijn' [ ] light, [ ] sijn' [ ]

63 H   De thiende dagh is om; de siecke heeft   ontbeten,  
  H-Ot   + [   ]
  K1   [   ] ontbeten:  

65 H   Nu, Borgeren, siet toe, met   dese kinder-slagh  
  K1   En, [ ] desen [ ]

67 Ha   Versloft,   *veroeckeloost* in   oneruaren handen,  
  b   [   ] ongeleerde [ ]
  H-Ot   [ ] verwaerdeloost [   ]
  Ot   [ ] verwaerdeloost, [   ]

68 H   Dan onder 'tscherp   latijn van meesterlicke tanden.  
  H-Ot   [ ] Latijn [ ]

[pagina 569]
[p. 569]


illustratie

69 H Eruaren, segt men mij, is Dochter vanden   tijdt,
  H-Ot [ ] tijd,

72 H En die sich 'tglas geneert moet   somtijdts ruijten breken:  
  H-Ot [ ] somtijds [ ]

72   [marge]
  H Medicinae efficiacissimus praecipuè magister, usus. Plin.

73 H Ick hebb geen   wederlegh. Doch   heijligh Hencker dan,  
  Ot [ ] wederlegh: [   ]
  K2 [   ] heilig' [ ]

74 H Die op   een   appel-kloot, die op een'   stroijen man  
  Ot [ ] een'   [   ] stroye [ ]
  K1 [   ] appeltien, [ ] stroyen [ ]

75 H Vw' ongewissen arm ten swaerde leert bestieren,
  H-Ot den [ ]  
  K1 [ ] sweerde [ ]

76 H En kostelicker vleesch aen minderkoop quartieren:
  Ot [ ] minder-koop [ ]

77 H Maer menschen-moorderij te leeren in haer bloedt,
  H-Ot [ ] bloed,  
 
  [ondertekening en datering]  
  H Constanter. 10a. 8bris. 23. Hagae.
  H-Ot <   >

eindnoot1
Worp Briefwisseling i, nr. 286.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken