Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[72] Een boer

Commentaar

De print ‘Een Boer’ is een fraai voorbeeld van Huygens' veelzijdig poëtisch talent. Tot en met regel 40 past dit gedicht uitstekend in het stramien dat hij ook voor de andere printen hanteert. Na de inleiding met de naamwoordelijke aanvullingen op de openingswoorden ‘Hij is’, volgt een beschrijvend gedeelte waarin Huygens de boer vooral tekent als slachtoffer van de oorlog. Als men die oorlogstijden buiten beschouwing laat (‘Kipt Trommel-tijden uijt’ (r. 25) dan is de boer een koning van een woning waar Vrede woont en 'tkostelick Genoegh' (de kostbare tevredenheid). Bij wijze van slot volgen dan de regels 29-40 met een beschrijving van de zesdaagse arbeid van de boer en zijn redengeving voor de zondagse rustdag. Voor hem is die dag niet een dag om niet te hoeven werken maar een dag om zijn God te leren kennen. Dit is een min of meer afgerond geheel.

Hier knoopt de dichter vervolgens een dubbel genrestuk aan vast. Eerst beschrijft hij een scène waarin de boer in een gloedvol betoog in Hollands dialectGa naar eindnoot1 een vrouw, Trijn, overhaalt met hem te trouwen (r. 45-80A). Als dat huwelijk inderdaad gesloten en gevierd is, volgen vanaf r. 99 nog ruim 50 versregels met een wederom in Hollands dialect gevoerde dialoog tussen de boer, die Jan Govertse blijkt te heten, en zijn boerin. Dit gesprek wordt gevoerd op de kar waarmee zij hun producten ter verkoop naar de stad brengen en behelst commentaar op de wijze waarop men in de stad gekleed gaat. Trijn geeft commentaar op de vrouwen, Jan op de mannen. Hun dialoog is een boeren-variant op Huygens' eigen Costelijck Mall [37]. Met kennelijk plezier nam Huygens dat thema weer op. In de regels 114, 150 en 156 verwijst hij woordelijk naar zijn eigen satire.

In de laatste tien regels van dit gedicht geeft Huygens de moraal van dit boerencommentaar. Onder verwijzing naar de exemplarische wijsgeer Diogenes, die zelfs geen nap nodig had om uit te drinken, besluit hij met de sententie:

[pagina 593]
[p. 593]

‘Geleerde spreken veel, maar Boeren seggen 's meer, De beste School-vrouw is de dadelicke Leer.’

Wat begon als een karakterisering van een boer eindigt aldus via twee uiterst levendige beschrijvingen in de directe rede in een algemene beschouwing over de ware wijsheid.

Uitgaven

Eijmael 1891, p. 23-27 (‘Aanteekeningen’ p. 85-92); Worp Gedichten ii, p. 31-34; Terwey 1902, p. 54-63 (met annotaties); Meertens 1942, p. 40-41, fragment r. 1-40 met annotatie; Van der Heijden Spectrum 10, p. 242-250 (met annotatie).

Overlevering

H Autograaf Huygens, ka xla, 1623, fol. 50r-53r. Fol. 50 is het tweede blad van het dubbelvel 49-50 (afmeting: 312-187 mm). Ook fol. 51 en 52 vormen samen een dubbelblad (afmetingen: 310 × 202 mm). Fol. 53 is een enkelblad met een schuin afgesneden rechtermarge (afmetingen: 312 × 192 tot 197 mm.). Verdeling van de tekst:
fol. 50r, regel 1-8; fol. 50v, regel 9-36; fol. 51r, regel 37-64, fol. 51v, regel 65-92; fol. 52r, regel 93-120; fol. 52v, regel 121-148; fol. 53r, regel 149-170.
H-Ot H heeft behoort tot de kopij voor de Otia. Het potloodcijfer naast de titel, signaturen en instructies voor de zetter (Dit innewaert r. 11, 29.) wijzen daarop. In lichtere inkt bracht Huygens ook varianten en correcties aan. Zie voor een samenvattende bespreking van de gehele kopij der ‘printen’ de pagina's 503-511.
Ot Otia 1625, ‘Lib. v. Characteres. Dat zijn printen’, [H4]r-G3r, p. 47-53.
K Koren-bloemen 1658, ‘Derde Boeck. Zede-printen Ende Stede-stemmen’, [R4]r-S3r, p. 143-148, 151 [sic].
K2 Koren-bloemen 1672, ‘Derde Boeck. Zede-printen Ende Stede-stemmen’, S2r-[S4]r, p. 139-143.

Datering

H is gedateerd: 13.a 9bris. 23. (= 13 november 1623).

Varianten

In H-Ot heeft Huygens de dialogen aan het begin van de regels gemarkeerd door aanhalingstekens. Alleen waar hij een kennelijke fout hierin verbeterde, komen deze aanhalingstekens in het apparaat voor.



illustratie

1 H Hij is een   Edelman, soo wel als d'aller eerste,  
  K1 [ ] Edel man, [ ]
  K2 [ ] Edel-man, [ ]

2 Ha Die in geen' Stadt en   woonde, en, off hij't <h>>all beheerste, ]
  b [ ] woond', [ ]

3 H Beploegde's maer een deel; Een Houenier in 'twild;

[pagina 594]
[p. 594]


illustratie

4 Ha Een soon die om den kost sijn Groote Moeder vilt;
  b {Een soon die om den kost sijn Groote Moeder vilt;}
  b {*Een gistloose geback; een ongesoden wilt;*}
  c Een Soon die om den kost   sijn   Groote Moeder vilt;  
  Ot [   ] Groote-Moeder [ ]
  K1 [ ] sijn' [   ]

7 H In 'tspreken maer een half', ten zij bij ongeuall,

8 H Soo braeckt hij wel een woord dat wijsen wel geuall',

9 Ha Soo   rispt hij wel   een vraeg   die   Letter-luij uijt suijpen  
  b [   ] daer   [   ]
  Ot [ ] ripst* [   ] Letter-luij' [ ]
  K1 [   ] een' vlaegh [daer] Letter-li'en [uijt ]

11 H Hij leeft gelijckmen leeft daer 't   Leuen leuend is,  
  H-Ot + [ ] leuen [ ]

13 H Tot <t>>dat de Trommel komt, en Lonten die hem <d>>tergen

16 H Oft malen't uijt   sijn Terw,   oft maeijen 't van sijn gras.  
  Ot Of [ ] sijn' [ ] of [ ]
  K1 Oft [   ]

17 H Die stormen duijckt hij door soo lang sij hem   vermannen,
  Ot [ ] vermannen;

18 H Maer schept hij uijt den nood het hert van wederspannen  
  K1 Maer, [ ]

19 H Door Boeren-buren   hulp, Soldaten kiest de   wijck,
  K1 [ ] hulp; Soldaten, [ ] wijck;

20 Ha Elck vlegel wordt een Roer, en elcke   vorck een   Pijck.  
  b [ ] pols   [   ]
  Ot [   ] Pijck;  
  K1 [   ] een' [ ]

21 H De wraeck sitt in sijn hert, de   Wanhoop in sijn' handen,  
  Ot [ ] wanhoôp [ ]
  K1 [ ] wanhoop [ ]

23 H Noch Room, noch Schapenkaas voor menschen   vleijsch en   bloed;  
  H-Ot [ ] vleisch [   ]
  K1 [   ] bloed:  

25 H Kipt Trommel-tijden uijt, geen sijns gelijcke Koning;  
  K1 'k Neem [Trommel-tijden ]

26 H Sijn't   andre van een Rijck, hij is het van   een   Woôning,
  Ot [ ] and're [ ] een'   Wooning,
  K1 [ ] andre [   ] Wooning;

[pagina 595]
[p. 595]


illustratie

28 H En 'tkostelick Genoegh; dat hebben   andre min.  
  K1 [ ] and're [ ]

29 H Den sess-dagh sweet hij uijt, van dat de   Son te karr klimt  
  H-Ot + [   ]
  K1 [ ] Son 'te * [ ]
  K2 [ ] Son' te [ ]

30 H Tot dat de <d>>Nacht-bodin, de   Minne-Moeder-starr glimt;  
  H-Ot [ ] Minne-Moeder-Starr, [ ]
  Ot [ ] Minne-Moeder-Sterr, [ ]
  K1 [ ] Minne-Moeder-Starr [ ]
  K2 [ ] Minne-Moeder-Starr, [ ]

31 H Soo voedt hij met   sijn hand sijn lustigh lijf in 'tgroen,  
  Ot [ ] sijn' [ ]

33 H De   seuendaeghsche Rust en wenscht hij niet verschenen  
  Ot [ ] seven-daegsche [ ]

34 H Om werckens vrij te zijn   (gewoonte doet hem meenen  
  K1 [ ] (gewonte* [ ]

35 H Dat sweeten Mensch zijn is, en arbeit   Leuens lot)
  K1 [ ] Levenslot)

36 H Maer om des ijuers will ter <W>>Kennis van sijn' God,

40 Ha Dan daer   'tgeleert Gebed door Amber-wanten gaet.  
  b [ ] 'tgeleerd [ ]

41 H Verlengt de Somer-Sonn   sijn achter-Middagh-uren,  
  K1 [ ] sijn' [ ]

42 H Hij schenckt het ouerschott   sijn' naestgelegen' buren,  
  H-Ot [ ] den [ ]

43 Ha En   hangt daer 'tcroontgien uijt, den Avond blijfter bij;  
  b [ ] hangter 't   Kroontgien [ ]
  K2 [   ] Kroontjen [ ]

44 H Daer vindt hij mogelick sijn' gadingh aende   Rij,
  K1 [ ] Rij;

45 H En wringter sich ontrent, en segt haer met   een   douw, Trijn,  
  Ot En, [ ] een'   [   ]
  K1 En  
  K2 [   ] douw [ ]

46 H Trijn 'kweet gien langer   raedt, me denckt je moet men Vrouw zijn,  
  H-Ot [ ] raedt, [ ]
  Ot [ ] raed, [ ]

[pagina 596]
[p. 596]


illustratie

47 H Me denckt je   moetse zijn, en inden Hemel benje't,  
  H-Ot [ ] seltse [ ]

48 H We   staender lang te   boeck; en, Troosje, noch ontken je't,  
  H-Ot [ ] staender [   ]
  Ot [ ] staender [ ] boock; [ ]

49 H Noch blijf j<e>>'-en stickgien IJs, soo klaer, soo hard, soo koel,

50 Ha Al waer men hart en haert, en   Aenbeelt of en   Oue,  
  b [   ] Ambeelt [ ] Ove,  
  Ot As [   ]

52 Ha En slijpstien of en Pott; men suchjes doen   hem stoue,  
  b [ ] him [ ]

53 H Men   traentgies lengen 'tsopp; en, ofter vier <ont>ombrack,  
  H-Ot [ ] traentgies [ ]

54 H Iou vierige versier ontsteeck <t>>de   kolen strack;  
  H-Ot [ ] kole [ ]

55 H Die   kolen sijn men Long, men Leuer en men Niertgies,  
  H-Ot [ ] kole [ ]

56 H Soo   veulderhande vonck, soo   veulderhande viertgies;  
  H-Ot [ ] veulderhangde [ ] veulderhangde [ ]

57 H En ick wel eer de knechtgroen licken as en   gras
  Ot [ ] gras,

58 Ha Ga   dorren lick en hoij, ga stuijue lick en ass;  
  b [ ] dorre [ ]

59 Ha Wie wenst hem bij en aer sen <w>>Weuning te   verwarmen?
  b [ ] verwarme?

60 Ha En benje 'n Meijsgie, Trijn, en doe je 't bij   sen   darmen?
  b [   ] darme?  
  K1 [ ] men [ ]

63 Ha All vloogh ick bij de   gront? nouw weer en   are slinger,  
  b [   ] grond? [   ]
  H-Ot Al [ ] grongd? [ ] aere [ ]
  K1 [   ] grond? [   ]

64 H Mick, mick, men hieltgie drilt all waer 't de Speulmans   vinger.
  Ot [ ] vinger:

65 H Hoe slofter Teunis bij, hoe   staetet Kees ter   hand,  
  H-Ot [ ] staetet [   ]
  Ot [   ] hangd,

[pagina 597]
[p. 597]


illustratie

66 Ha Hoe sleeptet logge goet de biendere   door   'tsand,
  b [   ] 'tsand!
  Ot [ ] door't sangd!

67 H De   Waerheit wilder uijt, all stinckt den   aêm van 'tprijsen,
  Ot [ ] waerheid [ ] aêm van't prijse,  
  K1 [   ] a'em [ ]

68 H All dangst' jck inde kleij, 'ken mocht niet taeijer   rijsen.
  Ot [ ] rijse.

72 H Verbij de   watering is all men   eijghen slijckje,  
  H-Ot [   ] eighe [ ]
  Ot [ ] Waetering [   ]
  K1 [   ] iege* [ ]
  K2 [   ] eige [ ]

73 H Klinck   klare klaeuer, Kind: Ick weet van huer noch   pacht,  
  Ot [ ] klaere [   ]
  K1 [   ] pacht;  

74 H Men eruen hoore mijn, gelicken ick 'tgeslacht:

75 H Lett op men   Laen erreijs, hoe roijtse na men hecke;  
  H-Ot [ ] Laen [ ]

78 H Om ijou, men Hartegin, te vatte voor sen <v>>Vrouw.

79 Ha Een soen, een lonck, een snick, een kneep, een tré, een   suchgien
  b [ ] suchtgien

81 H Dat 'sanderdaegs moij weer, of water   dreijgt of wind:  
  H-Ot [ ] dreigt [ ]

82 H En jong, en   welbekleijd, en goelick, ienigh kind?  
  H-Ota En [ ] welbekleid, [ ]
  b En [   ]

83 H Wat lett him? segt haer hart, en 'tspringt gelijck   haer kuijten.  
  H-Ota ‘Wat [   ]
  b Wat [   ]
  Ot ‘Wat [ ] haer' [ ]

84 H Die pankoeck schuijft, denckt hij, of 't sell him haest gedij'n:  
  H-Ota ‘Die [ ]
  b Die [ ]
  Ot ‘Die [ ]

86 Ha Men Vaer en ick sijn ien, lick Druijue-sopp en   wijn,
  K1 [ ] wijn;

87 Ha Wilt   slegh, we selle ijou het   Klavre Vrouwtgie maken  
  b [ ] slech, [   ]
  K1 [   ] klav're [ ]

[pagina 598]
[p. 598]


illustratie

88 H Bin icker 't Heertgien   of. Sij antwoord met de   kaken.  
  Ot [ ] of: [   ]
  K1 [ ] of. [ ] kaecken;

89 H Met glijdt   een silure Trouw van sijn' aen haren duijm;  
  K1 [ ] een' [ ]

91 H Of   sij   half *crachteloos*. T'huijs derfts' hem sien en   toonen;  
  H-Ot [   ] melaets van hand. [   ]
  Ot [ ] sy'* [melaets   ]
  K1 [   ] thoonen:

93 Ha De Bruijgom binnens koijs;   Daer vindt hij soo   veel vreught,  
  b [ ] {Daer} [ ] {veel} vreughd,  
  b [ ] {Die} [ ] {voll} vreughd,  
  c [ ] Daer [ ] veel [ ]

94 Ha Als Alexander oijt kost   eijschen van   sijn   Ieugt,  
  b [   ] Ieugd,  
  H-Ot [ ] eischen [   ]
  Ot [   ] sijn' [ ]

96 H En brachten niet te   bedd<d> als vier ontkleedde   Lijuen.  
  H-Ot [ ] saem [   ]
  Ot [   ] Lijven:  

99 H Nu is hij dobbeld Man; en 'tleuen van te voren

100 H Gelijckt hij bij   een   Doodt; soo kan hem Trijn bekoren,  
  H-Ot [   ] Dood; [ ]
  Ot [ ] een' [   ]

101 Ha Soo reddert sij sijn' stall; soo serpt sij vloer en   Tin,
  b [ ] Tinn,

102 H Soo klaert sij Mouw en   Tonn; soo draeft sij naer   sijn' sin  
  Ot [ ] Tonn, [   ]
  K1 [   ] sijn [ ]
  K2 [   ] sijn' [ ]

106 H En heeft   sijn liefste schatt van achteren   gelaên:
  K1 [ ] sijn' liefsten [schatt ] gela'en

108 H Het   veulen met het kalf sijn mannelick bestieren;  
  Ot [ ] Voelen [ ]

110 H Des Avonds munt bij munt, en   beijde borsen stijf.  
  H-Ot [ ] beij de [ ]

114 Ha Op't kostelicke mall van't steedsche veelder' hand!
  b [ ]/ / velerhand!

[pagina 599]
[p. 599]


illustratie

115 H Kedaer, Ian Gouertse, segt sij, dat benne   bouwens,
  Ot Ke daer, [ ]  
  K1 [   ] bouwens;

115   [marge]
  H [ontbreekt]
  H-Ot Ridiculum acri Fortiùs et meliùs magnas plerùmque secat res. Hor.

116 H O rijcke Lieuen Heer wat kost   je 'tgoetgien houwens!  
  K2 [ ] het goetien [ ]

117 Ha Kedaer begett, dat   staet, goud   spellenwerck op zij,  
  b [   ] speldewerck [ ]
  H-Ot [   ] staet, [   ]
  Ot Ke daer [   ]
  K1 [   ] staet; [   ]

119 H <Sij>Kijck sij   nouw   mitten Hoep, en m<etter>>ittet spitse hieltgie,  
  Ot   [   ] met den [ ]
  K2   [ ] nouw,   [   ]

120 H Ia wel toch moer in 'tslick, ja lieve flenter-sieltgie,

121 Ha Wat geeft de   Scheij an 'tMess, den blaker   an de kaers?  
  b [ ] Schei [   ]
  K2 [   ] aen [ ]

122 H <*In't hem vergoedie niets*> Die moij is is't in 't hem, Ick toon je naers om naers.
  K1 [Die moy is ist in't] hemd, [ick toon je naers om naers.]

123 H En jij mé,   Moolicken, rock of ereijs de Luijue,  
  Ot [ ] Moolicke, [ ]

124 H Laet kijcke wat je deckt, ick schatt je bijde kuijue  
  H-Ot Lae [ ]

125 H Voor Molenare Wijfs; hoe is't m<e>it Neus en Wang?

126 Ha D'ien   mach bepockpett   sijn, den andre slim, of   lang;  
  b [ ] magh [ ] zijn, [   ]
  Ot [   ] langh:

127 Ha Well, hadd ick't niet   esien ick hiet men Vaertgie   fluijten,
  b [   ] fluijte,  
  K1 [ ] esien, [   ]

131 H Still, Trijne-Moer, segt hij, laet <w>>Wijfgies wat bedrijve,

132 H Se <s>>zijnder Wijfgies voor; Maer Manne werde Wijue:

134 Ha In't   Le'êre Wagentgie, sen lockgies mé voll ass;  
  Ot [ ] Le'ere [ ]

[pagina 600]
[p. 600]


illustratie

135 H   T'en hangt him opte schoer; en <vro>vrouw die half ehult is  
  H-Ot   'Tien[ ]

137 H   Hoe hangt him 'tlubbe-tuijch efommelt ouer   ien,
  K1   [ ] ien!

138 H   'Tis schier en heele webb, all mach het nimmend si<e>>en,

139 H   O 'tis en   wondre krull van veulderhande   laeghies,
  K1   [ ] wond're [ ] laeghies:

140 H   Al staetet bouen op gelick men hemde   kraeghies,
  K1   [ ] kraeghies;

141 Ha α All eueliens*oo*, Trijn, of ick en Bijbel hadd
  b β [All eueliens] [of ick en] dicke [Bijbel   hadd]
  K1   [ ] had,

142 Ha α En   nimmend nimmend sien as oppet opper-blad.  
  b β [ ] liet him [ ]

143 Ha   Siet nouw sen   Manteltgie, van buijte rood as   panne,  
  b   [ ] Mangteltgie, [ ] Panne,  
  K2   [ ] Mangteltie, [   ]

144 Ha   Van binnen as en grass, voll sije   bont   espanne,  
  b   [ ] bongt   [ ]
  K1   [   ] espanne:  

145 H   Trijn,   onse Domine <p> die preeckten op en dagh  
  Ot   [ ] ongse [ ]

146 H   Van 'tHemels   Brulloft-kleed, of 't dit kleur wese magh?  
  K1   [ ] Brulloft-kleedt; [ ]

147 H   Ick houw j'en biertgie, neen 't. Maer lett op 't   wammes tuijtgie,
  K1   [ ] wammes-tuytgie;

148 Ha   Hoe   sluijttet na den Riem, lick 'tvoorste van men schuijtgie,  
  b   [ ] sluijcktet [ ]

149 H   En all <fij>fijn klatergoud tot snippertgies   versneen,
  K1   [ ] versneen

150 H   Ia heer hoe kostelick is 't mallen inde ste'ên!
  Ot   [ ] Ste'ên!
  K1   [ ] Ste'en!

152 Ha   Trots trotser Keijseren, haer   eijgen <*gier*> Wooning-wagen  
  b   [ ] eigen [ ]

153 H   Is haer   Victori-koets; daer sien sij van om laegh  
  K1   [ ] Victori-koets, [ ]

154 H   Of een geLauwert Vorst sijn' slauen oversaegh;

[pagina 601]
[p. 601]


illustratie

155 H   En roepen binnens monds, Siet, Slauen, ghij sult   steruen,
  Ot   [ ] sterven
  K1   [ ] sterven,

156 H   En 't Malle kostelick wel moeten leeren deruen;

157 H   Begint het tijds genoegh: Wat baet hem ouervloed

159 H   'T is uijt een' Boeren-lipp   een hooge less gesogen,  
  K1   [ ] een' [ ]

160 H   Maer diese niet en <*siet*> hoort   begrijpse met sijn' oogen:  
  H-Ot   [ ] onthaelse door [ ]
  [De regels 161 en 162 zijn in H-Ot marginaal toegevoegd.]

161 H   [ontbreekt]  
  H-Ot α Wie een' geraghen geest op allen voorvall   slaet
  K1   [ ] slaet,

162 H   [ontbreekt]
  H-Ot   Studeert in't groote Boeck, ter Scholen waer hij gaet.

163 H   De Bedelaer sweegh still, die op sijn' koten   huckt<en>>e
  K1   [ ] huckte,

164 H   En met   een holle hand na 'tBeken-water buckte,  
  K1   [ ] een' [ ]

165 H   En schept<e'm>>en in die kruijck dien nooddruft uijt dat   vat,
  K1   [ ] vat:

166 H   Maer die daer in   sijn Kuijp sich selfs en all besat,  
  Ot   [ ] sijn' [ ]

168 H   En schaemde sich sijn' Napp ten ouervloed te huijsen.

169 H   Geleerde spreken veel, maer Boeren seggen 's   meer,
  K1   [   ] meer;
 
  [ondertekening en datering]  
  H   Constanter. Hag. 13.a 9bris. 23.  
  H-Ot   < >  

eindnoot1
Zie voor een systematische beschrijving hiervan Hermkens 1992, Tweede deel, volumen 1, p. 47-108.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken