Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.35 MB)

Scans (34.76 MB)

ebook (21.79 MB)

XML (3.72 MB)

tekstbestand






Editeur

Ad Leerintveld



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

(2001)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[73] Een waerd

Commentaar

Ook in zijn print ‘Een Waerd’ doorbreekt Huygens het bekende patroon.

Ter inleiding geeft de dichter vijfmaal een kwalifikatie na de openingswoorden ‘Hij is’. Daarna portretteert hij de waard in zijn bezigheden. In een poging de aandacht van zijn minder goede schotels af te leiden, zet de opperkok zijn gasten taaiere kost voor: nieuws. De economie, de godsdienst, de oorlog in Bohemen, de politiek van Spanje en Engeland, alles komt ter tafel, ook de

[pagina 602]
[p. 602]

aanslag waaraan Maurits is ontsnapt. De woordenstroom van de waard eindigt in een voorstel op het heil van de prins te drinken.

Op dat moment voert de dichter zichzelf ten tonele. Hij onderbreekt de waard en formuleert een heilwens aan Maurits (r. 49-55A). Vervolgens gaat hij in discussie met de waard na diens repliek dat 'thert spreeckt in den wijn' (r. 55B). Huygens vindt dat maar niets. Als men een heilwens uitbrengt moet men dat nuchter doen:

Geluck of ongevall wordt toe noch af gedroncken.

Gesontheit wordt den Mensch, maer uijt geen kann, geschoncken, (r. 61-62)

 

Fraai is vervolgens de manier waarop de dichter weer uit deze moralisatie terug in de print komt. Hij sluit zichzelf in bij diegene op wier preken de waard zonder één woord te spreken reageert met een forse rekening (r. 65-68). Daarna gaat het weer over de waard. Zijn portret eindigt in een grafschrift.

Uitgaven

Eymael 1891, p. 14-16, (‘Aanteekeningen’ p. 69-84); Worp Gedichten ii, p. 35-36; Colenbrander 1907, p. 134-144 (met annotaties); Van der Heijden, Spectrum 10, p. 227-231

Translitteratie

18 vreemde. Huygens verduidelijkte later de eerste e.
62 Achter geschoncken is slechts een gedeelte van een leesteken, een, (?) leesbaar.

Overlevering

H Autograaf Huygens, ka xla, 1623, fol. 53r-54v. Twee enkelbladen papier van 312 × 194 (oplopend tot 198) mm. Verdeling van de tekst: Fol. 53r: r. 1-6, fol. 53v: r. 7-36, fol. 54r: r. 37-66 en fol. 54v: r. 67-84.
H-Ot H is kopij geweest voor de Otia. Potloodcijfer naast de titel, signaturen, vingers (vooral op fol. 53v) en de zetinstructie (Dit innewaert bij regel 9, 17, 21, 69, 73 en 77) duiden daarop. In lichtere inkt bracht hij, ook in deze tijd, varianten en correcties aan. Zie voor een samenvattende bespreking van de gehele kopij der ‘printen’ p. 503-511.
Ot Otia 1625, Lib. V. Characteres. Dat zijn Printen', E2r-E3r, p. 35-37.
Ot-e Errata achter in Ot.
K1 Koren-bloemen 1658, ‘Derde Boeck. Zede-printen Ende Stede-stemmen’, Q2r-Q3r, p. 131-133.
K2 Koren-bloemen 1672, ‘Derde Boeck. Zede-printen Ende Stede-stemmen’, Rr-R2r, p. 129-131.

Datering

H is gedateerd: 16.a 9bris. 23. (= 16 november 1623).

Varianten



illustratie

2 H Die inde schouw gekipt, en aenden haert   gebroeijt is;
  Ot [ ] gegroeyt [ ]
  K1 [ ] gebroeyt [ ]

[pagina 603]
[p. 603]


illustratie

4 H Van Koop,   van Wellekom, van   Vrede van Geschill,  
  Ot [ ] en [   ]
  K1 [   ] Vrede, [ ]
  K2 [ ] van [   ]

5 Ha Daer slemp op sluijten   will; een Vincker uijt   sijn   stoepen,  
  b [ ] kan; [   ]
  Ot [   ] sijn'   Stoepen  
  K1 [   ] Stoepen,  

6 Ha Die met   een Rijnsche   Pijp sijn   wiltbraed weet te   roepen,  
  b [   ] wildbraed [   ]
  Ot [   ] roepen;  
  K1 [   ] Pjip* [   ]
  K2 [ ] een' [ ] Pijp [   ]

6   [marge]
  H [ontbreekt]
  H-Ot Non hospes ab hospite tutus. Ouid.

7 Ha Een vrolick   man om gelt; al hadd hij suchtens sinn;  
  b [ ] Man [ ]

9 H Sijn Huijsgesin is   vlott; in weijnigh' uren vlo<ij>eijt het,  
  H-Ot + [   ]
  Ot [ ] vlot, [ ]
  K1 [ ] vlot; [ ]

10 H In weijnigh' ebbt het   uijt, op Kermis-weken bloeijt het.  
  K1 [ ] uyt; [ ]

11 H Ter Kercken is sijn bé,   verleent mij eters, Heer,  
  H-Ot [ ] Verleent [ ]

12 H Mijn dagelicksche Brood verrott van 't vochtigh   weer;
  K1 [ ] weer:

14 H Mijn   Keucke-meijd en kan de koelte niet verdragen,  
  H-Ot [ ] Keucke-meid [ ]
  K1 Mijn' Keucken-meid [ ]

15 H En staen   mijn Iongens leegh,   mijn Borse wordt het   oock,
  K1 En, [ ] mijn' [ ] mijn' [ ] oock;

16 H Hoe licht is mijn versoeck die niet en   eijsch als roock!  
  H-Ot [ ] eisch [ ]

17 Ha De Voerluij   queeckt hij aen voor afgerichte   eenden,  
  b [ ] {queeckt} [ ] Enden,  
  b [ ] {voedt} [ ] Enden,  
  H-Ot + Voerluijden queeckt [hij   ]
  K1 [   ] Enden;  

[pagina 604]
[p. 604]


illustratie

18 H Die doen hem 'tvreemde Wild   tot in sijn fuijck   belenden,  
  Ot [ ] in sijne [   ]
  K1 [   ] belenden;  
  K2 [ ] tot in sijn' [   ]

19 H 'Tgeraeckter's Auonds in, en   moglick 's Mergens   uijt,
  K1 [ ] mog'lick [ ] uyt;

21 H Gebreeckter aen't gebraed, valt opden vissch te seggen,  
  H-Ot + [ ]

23 H <*Die c*>>Dat taeij om kauwen is: Hij heefter <s>>zegels af

24 H Wat nu   een   Actiê geeft, hoewel sij   gistren gaf,  
  Ot [ ] een'   Acti' [   ]
  K1 [   ] Actie [ ] gist'ren gaf;  

25 H Hoe 'tHolland buijten gaet bij Witt' en   Moremannen,
  K1 [ ] Mooremannen;

25   [marge]
  H [ontbreekt]
  H-Ot 1623.
  K1 [geplaatst bij r. 27]

26 H Hoe 't Christenen betaemt aen   Machome<tt*>>t te spannen,
  K1 [ ] Mahomet [] spannen;

27 H Hoe 't Bhemen tegen   loopt, hoe 't Oostenrijck   geluckt  
  H-Ot [   ] stroomt, [hoe   ]
  Ot Hoe' [   ]
  Ot-e Hoe't [   ]
  K1 [   ] geluckt;  

28 Ha Hoe beijde lucken   sall, waer Gabor henen   ruckt,  
  b Hoe 't [beijde   ]
  K1 [ ] sal; [ ] ruckt;  

31 H Hoe 't meent, hoe 't niet en meent, in seuen jaer, in twee,

32 H Sijn' dieren   Maghedom te   veijlen ouer Zee;  
  H-Ot [   ] veilen [ ]
  K1 [ ] Maeghdom op   [te veilen ]

33 Ha Hoe Roomen Raest of niet; hoe 't   Ratten-kruijt daer dier is,  
  b Hoe 't [Roomen] raect [of   ]
  K1 [ ] Ratten-kruyd [ ]

34 H En 'teen verCardinaelt eer 'tandere te vier   is:
  Ot [ ] is;

35 H Hoe 't Fransche Rijck sijn woord   sijn' kindren houden sal;  
  K1 [ ] sijn' [ ]
  K2 [ ] sijn [ ]

[pagina 605]
[p. 605]


illustratie

36 H Hoe Embden gast-vrij   raeckt; Hoe mauritz 'tongeuall  
  Ot [ ] raeckt: [ ]
  K1 [ ] raeckt; [ ]

37 H Van menigh' blinde laegh <v>>geluckigh is   ontkomen,
  K1 [ ] ontkomen;

38 H Maer onlanx bijder hand den Moordenaer   ontnomen
  K1 [ ] ontnomen,

39 Ha En   'tLand geschoncken is: hoe dat hij door een' Brill,  
  b [ ] weer geboren [ ]

41 Ha Hoe   'tChristenrijckx geuaer sijn' dagen van sijn' nachten  
  b [ ] 'tChristenrijcks [ ]
  Ot Hoes' Christenrijcks [ ]

43 H Die alles voor haer sien geuloden of geuelt,

44 H Siet stuijten tegen 'tstutt van sijn   beknoopt gewelt.  
  K1 [ ] beknopt [ ]

45 H All waer 't een   Almanach hij mocht niet wijder weiden:  
  K1 [ ] Almanach, [ ]

46 H Maer waer belendt sijn praet? Mijn Heeren, eer wij   scheiden,
  K1 [ ] scheiden

47 Ha <Des Vorsten>De voorspoet vanden Vorst daer't Land soo veel aen leijt,
  b [ ] leit,

48 H Heel schelm of   halluf Geus   die, kick, daer tegen   zeijt.  
  H-Ot [ ] halve [   ] zeit.  
  K1 [   ] die eens [   ]

49 H Leeft lang, leeft, groote Vorst, soo lang 't   uw vijand knagen,  
  Ot [ ] uw' [ ]
  K1 [ ] uw [ ]

50 H Vw' vrienden troosten magh, wordt nemmermeer verslagen

51 H Die 't nemmermeer en   waert, mijn' Ziele stemt 'er toe,  
  K1 [ ] waert; [ ]

52 H En keurt uw'   laesten dagh der Landen eerste Roe;  
  K2 [ ] laetsten [ ]

53 H Dan emmers   in   een Kelck die Koeijen kon' verschricken  
  Ot [   ] een' [ ]
  K1 [ ] uyt [   ]

54 Ha En is noch vrienden   vré, noch vijands   *vloott* te lichten  
  b [ ] spoet, [ ] *spoedt* [ ]
  c [   ] *spijt* [ ]
  H-Ot [ ] vré, [ ] vall [] licken  

[pagina 606]
[p. 606]


illustratie

55 Ha ‘Of Duijtsland waer' geberght. Maer 'thert spreeckt in den   wijn:  
  b Of [   ]
  H-Ot ‘Of [   ]
  Ot [   ] wijn,  

56 Ha ‘Soo wensch ick drinckende den Princen wel te zijn.  
  b Soo [ ]
  H-Ot ‘Soo [ ]

60 H De Princen   eijschen   meer, men dientse niet te gast:  
  H-Ot [ ] eischen   [   ]
  K1 [   ] meer; [ ]

65 H Geluck of ongeuall<en drincktmen> wordt toe noch af gedroncken;
  Ot [ontbreekt]
  K2 Gesondheit wordt den Mensch, maer uyt geen kan, geschoncken; [= H 62]

62 H Gesontheit wordt den Mensch, maer uijt   geen kann,   geschoncken,  
  Ot [ ] geen' [   ]
  K1 [ ] geen [ ] geschoncken;  
  K2 Geluck of ongeval wordt toe noch af gedronken: [= H 61]  

63 H Geneest een siecke vorst daar   ijemand, droncken-doodt,  
  Ot [ ] yemand [ ]

64 H Op   sijn gesontheit   leght in 'tbedd of inde goot?  
  Ot [ ] sijn' [   ]
  K1 [   ] light [[in't]bedd, ]

65 H Wie sulcke Texten preeckt, en maticheit van leuen

66 Ha In ombewijnde vreught, betaelt de Waerdt met schreuen,  
  b [] onbewijnde [ ]

67 Ha En klaeght dese dat de greep te diep gaet in sijn' Tess,  
  b Klaeght [ ]

69 H Geloof en kent hij niet, oft emmers geeft het selden;  
  H-Ot + [ ]

70 H De liefde toont hij meest aan wie daer meest derft   gelden,
  K1 [ ] gelden;

71 H De hope houdt hem op, en siet hij maer   een kist  
  Ot [ ] en* [ ]
  Ot-e [ ] een [ ]
  K1 [ ] een' [ ]

72 H En vreest sy gaet   v<e>>oorbij, de Hoôp segt, t'uwent ist.  
  Ot [ ] voor-by, [ ]

73 H Sijn   Oestmaend spelt met er, soo kans' op Oester sluijten;  
  H-Ot + [   ]
  Ot [ ] Oest-maend [spelt ] er, [soo ] Oester [sluijten;]  

[pagina 607]
[p. 607]


illustratie

76 H Hij leert hem 'tRefereijn om eenen Auond Most.

77 H Hoe hooger   ouderdom hoe hooger blos   hem aengroeijt,  
  H-Ot + [   ]
  Ot [   ] hen* aen   groeyt,  
  K1 [ ] ouderdom, [hoe   ] groeyt;  
  K2 [   ] hem [   ]

78 H Tot dat hij steruende gelijck een grammen haen gloeijt.

79 H Gesteenten gaert hij veel, al erftme'r weijnigh   af,
  K1 [ ] af;

80 H Robijnen voert hij meest met Neus en all   in   'tgraf;
  Ot [ ] in't   graf,
  K1 [   ] graf;

81 H ‘Daer spreeckt hij door sijn' sarck: Die lieuer Waerd als gast was,  
  Ot Daer [ ]

82 H ‘Die voorspoet rekende hoe meer mijn huijs belast was,  
  Ot Die [ ]

83 Ha ‘Groot schrijuer, kleine klerck, verwacht hier 's*heren*-dagh,  
  b [ ] 'sRechters-dagh,  
  Ot Groot [   ]

84 Ha ‘Geboren <*v*> in't   geschreij, gestoruen in 't Gelagh.  
  b [ ] geschrei, [ ]
 
  [ondertekening en datering]  
  H Constanter. 16.a 9bris. 23. Hag.  
  H-Ot [Huygens haalde hier de datering en zijn naam niet door. Bij de andere printen deed hij dat meestal wel. Hier vergat hij blijkbaar te schrappen. Ik laat onderschrift en datering hier ook weg.]


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken