Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar
Afbeelding van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van CalcarToon afbeelding van titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.03 MB)

Scans (73.16 MB)

ebook (21.27 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

(1997)–Piet Couttenier, Lia van Gemert, Karel Porteman, M.A. Schenkeveld-van der Dussen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

9 Mannenhulp bij vrouwenwerk

Hierboven is al aan de orde gekomen hoe mannen stimulerend zijn opgetreden bij vrouwenpublicaties. Trotse echtgenoten of vaders legden geld op tafel om bundels mogelijk te maken, en mannelijke auteurs boden soms in eigen werk gastvrijheid aan vrouwelijke collega's. Maar niet zelden waren mannen al eerder behulpzaam, als adviseurs bij of correctoren van vrouwenwerk.

Zo is bekend dat Tesselschade gedichten aan Hooft stuurde met het verzoek ze te verbeteren. Hoffelijk als altijd schrijft Hooft aan Anna Roemers: ‘UE zuster heeft mij enige vaerzen gezonden om te beteren. Ik zend ze wat erger weder dan ze gekomen waren’ (27 april 1622).

Niet iedereen was zo galant. Toen abdijbibliothecaris Bouvaert ongevraagd kritiek leverde op en tal van bemerkingen aantekende bij het gedicht dat Joanna Catharina van Goethem voor de priesterwijding van haar broer had geschreven (1746), reageerde de dichteres bijzonder gepikeerd. Het (helaas verloren gegane) kritische commentaar betrof blijkbaar haar metriek en haar te Vlaams geacht taalgebruik. Als Bouvaert haar vervolgens met Cats om de oren blijft slaan, krijgt hij meteen lik op stuk: ze schaft zich het werk van deze dichter aan en weet in de verbeteringen van de monnik tal van inconsequenties aan te wijzen. Diens Brabants-Antwerpse afkeer voor het Vlaams en zijn voorkeur voor Franse leenwoorden noemt ze honend ‘Signoors lawijt’.

Men kan zich afvragen waarom verbeteringen nodig waren, of liever, waarom vrouwen zo onzeker waren dat ze niet zelden om verbetering vroegen. Een antwoord kan men bijvoorbeeld vinden in het ‘Aan den lezer’ dat Pieter de la Ruë deed voorafgaan aan zijn postume publicatie van de gedichten van Anna Maria Vincentius (1730):

Ik vertoon ze [= haar gedichten] u genoegzaam zonder enige wezenlijke veranderinge, met dezelfde spellinge, als ik die in haar eigen handschrift gevonden hebbe; want, hoewel die, ten opzichte van 't gebruik der s en v op sommige plaatsen, juist met de hedendaagse meestaangenomene niet overeenkoomt, echter docht mij beter, het werkje, zoals 't was, te geven, dan daar iets naar mijne eigene zinlijkheid, bij of af te doen, te meer, dewijl, voor 't overige, de spelling mij vrij wel geschikt, de geslachten bekwaamlijk onderscheiden en de naamvallen behoorlijk in acht genomen voorkwamen; iets zeker, 'tgeen men, voornaamlijk in schriften van vrouwen, zelden ontmoet’.

Vincentius is met haar correcte taalgebruik dus in de ogen van de la Ruë een uitzondering. Hij zou daarmee wel gelijk gehad kunnen hebben. Een zekere onvastheid in schriftelijk taalgebruik is te verwachten bij een groep mensen die voor het merendeel een formele en voortgezette schoolopleiding heeft moeten missen. Een toch zeer belezen, uit hoge kringen afkomstige vrouw als A.C. Meerman-Mollerus (1749-1821) schrijft in het voorwoord van een bundel gedichten nederig: ‘Ik ben het aan een geleerden, en taalkundigen kunstvriend verschuldigd, dat deze laatste uitstortingen van een onbedwingbaar en eindeloos diep gevoel, met minder spel- en taalfouten het licht zien.’

[pagina 88]
[p. 88]


illustratie
22 Reliëf van Anna Cornelia Mollerus uit 1786, door J. & J. Flaxman & Wedgwood, waarschijnlijk vervaardigd toen ze met haar man Johan Meerman een reis door Engeland maakte.


Overigens waren niet alle correctoren zo terughoudend dat ze zich met de correctie van spel- en taalfouten tevreden stelden. Wel heel bont heeft Willem Kops het gemaakt, die de Nagelaatene gedichten van Elisabeth Koolaart-Hoofman (1664-1736) in 1773 uitgaf. In het woord vooraf put hij zich uit in verontschuldigingen. ‘De kiesheid dezer eeuwe [we zijn in de tijd van de dichtgenootschappen] zal over het geheel, hier en daar, stoffe tot vitten vinden, vooral om dat er somtijds meerder vrijheden gebruikt zijn, dan men thans den dichteren toestaat’ en later heeft hij het nog eens over ‘enige onnauwkeurigheden in taal en woordenschikking’ die hem hebben doen aarzelen om deze keuze in het licht te geven, ‘dan het mocht mij niet van 't hart, dat de nagedachtenis ener zo brave en vernuftige vrouwe geheel zoude verloren gaan’. Nergens in dat voorwoord rept hij er echter van dat hij met soms harde hand in het werk van de schrijfster heeft ingegrepen. We kunnen dat controleren omdat veel van Koolaart-Hoofmans gedichten nog in handschrift bewaard zijn gebleven. Het blijkt dat Kops tal van veranderingen heeft aangebracht. Tot daaraantoe zijn zijn ingrepen in de spelling, maar het wordt dubieus als hij hele zinnen gaat veranderen en de versvorm aanpast. Hier volgt als een van de vele mogelijke voorbeelden zijn bewerking van het gedicht ‘Bruin boven blond’. Aan dat vers heeft Koolaart-Hoofman haar bekendheid in de Nederlandse letterkunde te

[pagina 89]
[p. 89]

danken: recent nam Komrij het nog op in zijn bloemlezing. Maar men kan zich bijna afvragen of het gedicht nu van Koolaart of eerder van Kops is.

Koolaart schreef (en liet in haar handschrift nog varianten open):

 
Ruilt noit uw kleur bevallige bruinetten
 
Voor blanke verf of blonde kuif:
 
De Rooz verbleekt voor bruine violetten,
 
De witte zwigt voor purpre druif.
 
Wat haald bloessem ligt verstooven
 
Bij morelle geur?
 
Praalt den bruinen eik niet booven
 
Wilgen wit van kleur?
 
Laat het blank dan and'ren looven,
 
't Bruine blijft mijn keur.
 
Want wat Natuur bekoorlijk op wil zetten
 
Dat hult zij met een bruine huif.
 
Dies wissel noit [var. ruil uw kleur] bevallige bruinetten
 
Voor blanke verf en [var. nog] blonde kuif.

Kops maakte ervan:

 
Ruilt nooit uw verf, bevallige Bruinetten,
 
Voor blanke kleur of blonde kuif.
 
De roos verbleekt voor bruine violetten
 
De witte wijkt de purpren druif.
 
De bloessemknop, zo teêr, zo ligt verstooven,
 
Zwigt voor de rijpe kers in geur.
 
De staatige eik, hoe bruin van verw, praalt boven
 
De taaije wilgen, wit van kleur.
 
Al wat natuur poogt kragten bij te zetten,
 
Hult ze altoos met een bruine huif.
 
Ruilt nooit uw verf, bevallige Bruinetten,
 
Voor blanke kleur of blonde kuif.

Van een vroeg-achttiende eeuwse aria in Italiaanse trant, met vrije verslengte, heeft Kops, geheel op eigen gezag, een keurig in de pas van jambische vijf- en viervoeters lopend gedicht gemaakt, waar een rijmer uit 't likkersveem geen bezwaar tegen kon inbrengen. Hier is behulpzaamheid in hinderlijke betweterigheid omgeslagen.

Het voorbeeld kan tot waarschuwing strekken. Zeker als het om postume uitgaven gaat, dient men zich steeds af te vragen of men wel over de eigen teksten van de schrijfster beschikt.

Mannelijke superioriteit liet zich moeilijk onderdrukken, zelfs als het om een genre gaat dat toch algemeen als vrouwenwerk werd gezien, de roman. Wanneer Fenna Mastenbroek succesvol debuteert met een bundel verhalen, wordt in De recensent ook der recensenten (1816) verondersteld dat een mannelijke vriend haar werk beschaafd en geredigeerd zal hebben. De schrijfster reageert meteen in de Vaderlandsche letteroefeningen. Potgieter is niet erg tevreden

[pagina 90]
[p. 90]

over de mannenkarakters in de roman Te laat (1838) van Betsy Hasebroek. Hij suggereert onbekommerd aan de broer van de schrijfster, die haar helpt bij het corrigeren van de drukproeven, dat die daar maar iets aan moet doen. P.J. Hasebroek is gelukkig verstandiger: ‘Maar lieve vriend? hoe kunt gij dit menen? Gij gelooft immers wel dat ik alleen de proeven gezien heb? en hoe stelt gij het dan met uwe correctie om daaronder zwakke in fikse karakters te veranderen?’ Maar alleen al het feit dat iemand zo'n suggestie meent te kunnen doen, zegt veel over de verhoudingen.

Maar nogmaals, mannenhulp was vaak goedbedoeld en zeer welkom. Al eerder is erop gewezen hoe Courtmans zijn echtgenote Johanna Berchmans heeft gestimuleerd, en hoe Blommaert en Serrure graag een ereplaats gunden aan de vaderlandse poëzie van Maria Doolaeghe. Niet betuttelend, maar ontroerend is de manier waarop de Antwerpenaar Petrus Hendrickx in 1867 postuum de nagelaten geschriften van zijn echtgenote Petronella Elsens publiceert. Het is een soort hommage aan de vrouw voor wie literatuur noodgedwongen een kwestie was van gestolen ogenblikken en Snipperuurtjes.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • M.A. Schenkeveld-van der Dussen

  • Piet Couttenier

  • Karel Porteman