Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar
Afbeelding van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van CalcarToon afbeelding van titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.03 MB)

Scans (73.16 MB)

ebook (21.27 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

(1997)–Piet Couttenier, Lia van Gemert, Karel Porteman, M.A. Schenkeveld-van der Dussen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 342]
[p. 342]

Begga boven!
M.H., begijn
(werkzaam in Gent, ca. 1698).

In 1698 naar aanleiding van de duizendste sterfdag van de Heilige Begga stelde M.H., een verder onbekende begijn van het Gentse Hof van O.L.V. ter Hoye, kennelijk met het oog op de jeugd, een beknopt leven van de heilige samen waarvan elk kort prozahoofdstukje is afgesloten met een lied: het Staeltien van het leven van de H. Begga (Antwerpen, Wed, Joris Willemsens). Van de heilige worden vooral de ‘passieve’ deugden bezongen: de gehoorzaamheid, het geduld, de dankbaarheid, de ootmoed, maar ook haar grote naastenliefde en geloofsijver. De weergave van de ‘vita’ zelf gaat terug op Het gheestelyck palays der beggynhoven (Antwerpen 1628-1631) van de ongeschoeide karmeliet Elias a Sancta Theresia (Jan Baptist Wils). Naar zij zelf beweert, wilde M.H. een nieuwe biograaf van Begga verwekken. Zij draagt het boekje op aan haar grootmeesteres Maria Isabella Pouillon.

De H. Begga was een dochter van Pepijn van Landen en de H. Ida van Nijvel en zuster van de H. Gertrudis. Zij huwde de zalige Ansigisus. Deze werd vermoord door een vondeling die hij met Begga zelf in zijn huis had opgenomen. Begga moest vluchten. Teruggekeerd uit Rome, stichtte zij de begijnen.

Historisch gezien heeft de erkenning van de H. Begga als grondlegster van de begijnenbeweging geen enkele grond. Hetzelfde geldt overigens voor Lambertus li beges († 1177), de volkspredikant die in het Luikse als stichter van de begijnen werd beschouwd. In de zestiende en zeventiende eeuw ontstond daarover een bijwijlen zeer heftige pennenstrijd. De Brabantse en Vlaamse begijnen opteerden voor de vrouwelijke, Haspengouwse heilige en Rome stond toe Begga als patrones (en dus niet als stichteres!) van de begijnen te vereren. Een stevige impuls voor de verering van de H. Begga werd gegeven door aartshertogin Isabella, toen zij in 1626 met een grote plechtigheid in de hoofdstad Brussel de viering van het feest van de heilige officieel ondersteunde. Onder de vele geleerden die de kandidatuur van de H. Begga met de pen ondersteunden, bevond zich de invloedrijke Leuvense professor en humanist Erycius Puteanus (1574-1646).

Thans is men het erover eens dat de begijnenbeweging op gang is gekomen in de context van het vroomheidsreveil dat vanaf de elfde eeuw is ontstaan en dat de begijnen niets met Begga of Lambert hebben te maken.

1. Liedeken

De tekst sluit aan bij een hoofdstukje over Begga's geduld, het lijden dat zij van de ondankbare vondeling Gouduwijn heeft te verdragen, de moord op haar man, haar wonderlijke vlucht. De inzet van dit vroom en pretentieloos historieliedje herinnert duidelijk aan het befaamde lied van Katharina Boudewijnso.

Liedeken

Stemme: ‘Courante nouvelle’ of ‘Al had den koning Salomon’
 
Patiëntie is goed kruid voorwaar,
 
Dat is aan alle mensen openbaar,
 
Eenieder spreekt daarvan met groten lof.
 
't En wastGa naar voetnoot4 nochtans niet in eenieders hof.
 
 
5[regelnummer]
In allen plaats, op allen tijd
[pagina 343]
[p. 343]
 
Is nodig dat men heeft verduldigheid.
 
Wie dat gij zijt, ontbreekt u deze deugd,
 
Zo zult gij zijn beroofd van 's hemels vreugd.
 
 
 
Dit was zo vast in 't hert geplant
10[regelnummer]
Van Begga, als zij haar in lijden vandGa naar voetnoot10,
 
Dat zij omhelsde met een blij gemoed
 
Kruisen en pijn en allen tegenspoed.
 
 
 
Al die godvruchtig in den Heer
 
Wilt leven en vertreden 's werelds eer,
15[regelnummer]
Vervolging lijden zal en zijn versmaad
 
En van de boze wereld zijn gehaat.
 
 
 
Als Begga met een kloek gemoed
 
Bestrafte 't kwaad en praamde tot het goed,
 
Den bozen satan, die de deugd benijdt,
20[regelnummer]
Heeft haar geleverd menig zwaren strijd.
 
 
 
Den goddelozen Gouduwijn
 
Droeg in zijn herte dodelijk venijn,
 
Bracht Ansigisus wredelijk ter dood,
 
Waardoor dat Begga komt in groten nood.
 
 
25[regelnummer]
't Was Gouduwijn den vondeling
 
Die Begga goedertier uit liefd' ontving
 
En opgebracht heeft als haar eigen kind.
 
Ondankbaar mens! Hoe zijt gij zo verblind?
 
 
 
Verschrikt was Begga, zo zij hoort
30[regelnummer]
Dat haren man, den hertog was vermoord.
 
Van menselijken troost was zij ontbloot,
 
Van alle kanten was haar droefheid groot.
 
 
 
Nochtans niemand en heeft gehoord
 
Uit haren mond een onverduldig woord:
35[regelnummer]
Zij zucht tot God, zij stort een tranenvloed,
 
Zij bidt God uit den grond van haar gemoed.
 
 
 
Maar God, die niemand en verstoot
 
Die hulp en troost van hem zoekt in den nood,
 
Heeft zijne dienstmaagd uit den strik geleid
40[regelnummer]
En van den bozen Gouduwijn bevrijd.
 
 
 
Zij vlucht terstond uit haar paleis,
 
Begeeft haar op een onbekende reis
 
Totdat zij komt voor enen waterstroom,
 
DaarGa naar voetnoot44 zij blijft stillestaan vol angst en schroom.
[pagina 344]
[p. 344]
45[regelnummer]
Maar God heeft haar getoond terstond
 
Waar dat zij zou passeren door den grondGa naar voetnoot46.
 
Ziet, enen hert komt uit het bos gegaan,
 
Passeert het water zonder stillestaan.
 
 
 
Als Begga zag het wilde dier
50[regelnummer]
Passeren door de grond van de rivier,
 
Stelt z' haren voet in 't water en betrouwt,
 
Passeert daardoor en dankt God menigvoud.
 
 
 
God stiertGa naar voetnoot53 ze voorder op de baan,
 
Door Haspengouw is zij met vlijt gegaan
55[regelnummer]
Tot in de plaatse daarGa naar voetnoot55 zij was bevrijd.
 
Daar heeft zij God bedankt met vierigheid.
 
 
 
Met liefde was haar hert vervuld,
 
Ver van wraakgierigheid of ongeduld.
 
De wereld heeft zij dan adieu gezeid,
60[regelnummer]
Op God alleen heeft zij haar hert geleidGa naar voetnoot60.

2. Lofzang van de H. Begga

Na haar vlucht wenst de opgejaagde Begga zich nu geheel aan God te wijden. De schrijfster kiest een melodie die goed bij de inhoud van de eerste strofen van het danklied aansluit. In het enige exemplaar dat ons van het bundeltje bekend is (Gent, U.B.), is er in de vierde strofe wat tekstverlies.

Lofzang van de H. Begga als zij verlost was van de vervolging van den wreden Gouduwijn.

Stemme: ‘Helas, je suis abandonnée’.
 
Wat vrees, wat schroom valt op mijn hert!
 
Des vijands stemme maakt mijn ziele bange,
 
Den schrik des doods heeft mij bevangen.
 
Waar ik mij keer, 't is droefheid ende smert:
5[regelnummer]
Ik word vervolgd, ik word gehaat,
 
Word ik bemind, het is door liefde kwaad.
 
Van duisterheid bedekt zijn bei mijn ogen.
 
Is dit mijn lot?
 
Hoe kont gij dit gedogen,
10[regelnummer]
Goedertieren God?
 
 
 
Ach wie zal vleugels geven mij
 
Als van een duive, datGa naar voetnoot12 ik mag ontvluchten
 
In eenzaamheid tot u te zuchten,
 
O Jezus zoet, daarGa naar voetnoot14 ik mag leven vrij?
[pagina 345]
[p. 345]
15[regelnummer]
Want gij voldoet mijns herten lust,
 
In u alleen zo vindt mijn ziele rust.
 
NietGa naar voetnoot17 dat geschapen is zal mij verwekken,
 
Niemand en zal
 
Van u mijn liefde trekken
20[regelnummer]
In het aardse dal.
 
 
 
Gij weet, o Heer, dat ik mijn jeugd,
 
Dat ik mijn hert van in mijn kindse dagenGa naar voetnoot22
 
Aan u alleen heb opgedragen.
 
Dit was voorwaar mijn aldermeeste vreugd,
25[regelnummer]
In 's werelds liefde was ik vremd,
 
Al heb ik aan de trouweGa naar voetnoot26 toegestemd.
 
't Was om het recht gelove te verspreiden,
 
Onlangs geplant
 
En meerder te verbreiden
30[regelnummer]
In het Nederland.
 
 
 
Ik heb geproefd, ik heb gesmaakt
 
[...] van dit ongestadig leven
 
[En] wat de wereld ons kan geven:
 
NietGa naar voetnoot34 is er dat mijn hert te rechtGa naar voetnoot34 vermaakt.
35[regelnummer]
Ik heb bevonden dat voorwaar:
 
Het leven van den mens is vol gevaar,
 
Mij docht ik was bevrijd van mijn vijanden,
 
Als ik helaas
 
Bijna vanGa naar voetnoot39 's vijands handen
40[regelnummer]
Overrompeld was.
 
 
 
Nu dank ik u, o vader mijn,
 
Ik ben ontsnapt, ik ben den strik ontkomen,
 
Want gij hebt acht op mij genomen
 
En mij verlost uit allen druk en pijn.
45[regelnummer]
Ik laat de wereld wereld zijn,
 
Al haren glans en is maar valse schijn.
 
Ik wil mij trouw aan u, o Jezus, geven,
 
Neemt mij in dank
 
Voor u alleen te leven
50[regelnummer]
Al mijn leven lank.
[pagina 346]
[p. 346]
Bronnen
Staeltiens van het leven van de H. Begga, hertoghinne van Brabandt, fondatersse vande beggijn-hoven, voor-ghesteldt op den jubilé van duysent jaren van haeren sterf-dagh. Door M.H. begghijntjen. t'Antwerpen, By de weduwe van Joris Willemsens, by den jesuiten thoren, in S. Ignatius, z.j. (1698).
(1) cap. IV.
(2) cap. V.

Literatuur
F.A. Snellaert, ‘Over eenige Vlaemsche schrijfsters’. In: De Eendragt 6 (1852), p. 77.
KP
voetnoot4
groeit
voetnoot10
zich in lijden bevond
voetnoot44
waar
voetnoot46
langs een doorwaadbare plaats
voetnoot53
stuurt
voetnoot55
waar
voetnoot60
gelegd
voetnoot12
opdat
voetnoot14
waar
voetnoot17
niets
voetnoot22
de dagen van mijn jeugd
voetnoot26
huwelijk
voetnoot34
niets
voetnoot34
oprecht
voetnoot39
door

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Staeltiens van het leven van de H. Begga


auteurs

  • Karel Porteman

  • over Anoniem Staeltiens van het leven van de H. Begga