Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar
Afbeelding van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van CalcarToon afbeelding van titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.03 MB)

Scans (73.16 MB)

ebook (21.27 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

(1997)–Piet Couttenier, Lia van Gemert, Karel Porteman, M.A. Schenkeveld-van der Dussen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 455]
[p. 455]

Liedjes bij het handwerk
Elisabeth van Wouwe
(Antwerpen, werkzaam ca. 1708)

Over het leven van Elisabeth van Wouwe bestaan nauwelijks gegevens. Zij was een geestelijke dochter die zich bij de door Agnes Baliques gestichte gemeenschap van Apostelinnen aansloot: de Vergadering der Onbevlekte Ontvangenis. Daar zal ze zich ongetwijfeld hebben ingelaten met handenarbeid en het onderricht aan meisjes (lezen en schrijven, catechese en voornamelijk vrouwelijke vaardigheden als kantklossen en spinnen). In 1708 verscheen van haar bij de weduwe van Coenrard Pannes te Antwerpen een liedboekje dat kennelijk voor het gebruik in zulke communiteiten is bedoeld. Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toegeeygent aen alle Godt-soeckende maeghden richt zich met honderd liederen tot de ongetrouwde vrouwen die overal (t'allen sté) deze levenswijze volgen. Voor het zingen van geestelijke liedjes werd tijdens het handwerk tijd uitgetrokken, evenals voor het voorlezen uit de Schrift en het opzeggen van gebeden. Op deze wijze verliep de arbeid in een sfeer van meditatie. Van Wouwes bundeltje vond blijkbaar enig gehoor: in 1716 en 1722 kende het een verbeterde en vermeerderde uitgave (Antwerpen, resp. bij H. Thieullier en diens weduwe) waarvan in 1743 nog een ongewijzigde herdruk verscheen (bij dezelfde firma). Het repertoire is klassiek: liederen over het lijden en het leven van Christus, heiligenliederen, liederen over de vereniging met Christus in de taal van het Hooglied en onderrichtende liederen opgevat in de trant van de catechismus. In haar liederen over bekende evangelieverhalen weet Elisabeth van Wouwe de volkslegende en haar eigen verbeelding een plaats te geven.

1. Van den verloren zone

In dit liedje berijmt Van Wouwe eenvoudig en volks de bekende parabel. Zij voegt er ‘hors texte’ een les aan toe voor de meisjes in de Apostelinnenwerkzaal.

Van den verloren zone

Stemme: Als de zielen Christi snelle
 
Ik vind in de Schrifture
 
Een wonderschoon figure
 
Van enen vader klaar.
 
Die had een zoon. Voorwaar
5[regelnummer]
Dezen was hem rebelle,
 
Daarbij zo hoog van moed
 
En hij kwam hem dikwijls kwellen
 
Om zijn patrimoniegoedGa naar voetnoot8.
 
 
 
Den vader zeer beladen
10[regelnummer]
Heeft hem hierop beraden
 
En hij gaf hem gans en heel
 
In d'hand zijn moeders deel
 
En hij stelde hem in eren
 
Met goud, zilver, zadel en peerd,
15[regelnummer]
Ketens, ringen, geld en kleren,
[pagina 456]
[p. 456]
 
't Welk den zoon zeer blijd' aanveerdt.
 
 
 
Toen is hij te peerd gezeten,
 
Den vader droevig kreette,
 
Sprak adieu mijnen lieven zoon
20[regelnummer]
En gaf hem een goed sermoon.
 
Maar den zoon zonder bewegen
 
Heeft met vreugd adieu gezeid,
 
Tot lichtveerdigheid genegen
 
Vrolijk hij ten land uit rijdt.
 
 
25[regelnummer]
Toen heeft hij gaan domineren
 
En zijn geldeken gaan verteren
 
In wulpsen overdaad,
 
Met lichte vrouwkens kwaad,
 
TuisenGa naar voetnoot29, spelen, dansen, springen:
30[regelnummer]
Men dronk daar de volle fluitGa naar voetnoot30.
 
Maar zijn kleren, ketens, ringen
 
Trekken die vuil dantenGa naar voetnoot32 uit.
 
 
 
Korts daarna heeft men vernomen
 
Enen dieren tijd aankomen.
35[regelnummer]
Toen was hij zonder geld
 
En van honger zeer gekweld.
 
Hij heeft dan vol betrouwen
 
Bij een huismanGa naar voetnoot38 hem verhuurd
 
Om de verkenen te stouwen,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
DaarGa naar voetnoot40 hij zijn misdaad bezuurt.
 
 
 
Door de honger gonk hij eten
 
Met de verkens die hem beten.
 
Den huisman hierom gestoord,
 
Joeg hem met veel slagen voort.
45[regelnummer]
Toen begost den zoon te klagen:
 
Ach! Mijn vader goed en weerd
 
Heeft veel boden ende slaven
 
Die hij vriendelijk trakteertGa naar voetnoot48.
 
 
 
'k Zal gaan bidden met verlangen
50[regelnummer]
Of hij mij toch wilt ontvangen,
 
Niet als zoon of eigen kind,
 
Want ik 't niet en heb verdiend,
 
Maar als slaaf of huurling mede.
 
Al dient dit tot mijn confuis,
55[regelnummer]
Ik zal wezen wel te vrede
 
Mag ik zijn maar in zijn huis.
 
 
 
Als den vader vol meedogen
[pagina 457]
[p. 457]
 
Zijnen zoon zag voor zijn ogen,
 
Heeft hem blijdelijk ontvaan,
60[regelnummer]
Daartoe een vet kalf doen slaan
 
Om de vrienden te trakterenGa naar voetnoot61
 
En den zoon zeer triomfant
 
Gaf hij wederom nieuw kleren,
 
Ketens, ringen aan de hand.
 
 
65[regelnummer]
Den oudsten zoon hem stoorden
 
Als hij dees vreugd aanhoorden;
 
Sprak dus zijnen vader aan:
 
Gij en hebt nooit bok doen slaan
 
Om aan mij op te dragen,
70[regelnummer]
Die u heb getrouw gediend.
 
Maar het vet kalf moet men slagen
 
Voor hem die was wulps gezind.
 
 
 
Den vader sprak met reden:
 
Weest, o lieven zoon, tevreden.
75[regelnummer]
Gij bleeft altijd bij mij,
 
Dus was ik met u vrij.
 
Dezen die was verloren
 
En in mijn bijwezen dood,
 
Nu is hij weder verkoren.
80[regelnummer]
Dus maakt met mij blijdschap groot.
 
 
 
O zondaars wilt hier bemerken
 
Die door uw kwade werken
 
Van God zijt afgegaan
 
En gehangen Satan aan:
85[regelnummer]
Tracht dees weerde les te leren
 
Van dezen zoon met spoed.
 
Wilt u weer tot God bekeren
 
En hem dienen met ootmoed.
 
 
 
Gij jonge tere jeugd,
90[regelnummer]
Wilt gij God zeer behagen,
 
Begeeft u vroeg ter deugd.
 
Wilt God uw hert opdragen,
 
Want in den ouderdom
 
Is 't kwalijk te beginnen:
95[regelnummer]
't Zijn zemelsGa naar voetnoot95 dan voor blomGa naar voetnoot95
 
Men moet van jongs God dienen,
 
Verlaat de wereld eerst,
 
Zo zal zij u niet zeggen
 
Tot schand van uwen geest
100[regelnummer]
Dat zij u moest verleggenGa naar voetnoot100.
[pagina 458]
[p. 458]

2. In den staat der verlatenheid der Godminnende ziele

Dit liedje gebruikt het bekende bijbelse beeld van de tortelduif. Wat inzet als een tedere allegorische beschouwing, gaat dra over in uitleg en waarschuwing. Dat laatste hoorde overigens thuis in de handwerkklas.

In den staat der verlatenheid der Godminnende ziele

Stemme: Wat dunkt u den kale jonker (of)
Tot u o Jezus Heer der Heren
 
'k Zag lest een tortelduifken wenen
 
Al op een herderin haar schoot,
 
Het was verlaten, 't was allene,
 
Het was bedroefd al totter dood:
5[regelnummer]
Dit edel dierken uitverkoren
 
Had zijn weergaaikenGa naar voetnoot6 verloren,
 
Waardoor het was zozeer in pijn
 
Dat 't nergens mee getroost kost zijn.
 
 
 
Een vreemde herderin kwam strijken
10[regelnummer]
Den vleugel van dit treurig dier.
 
't Duifken bevreesd begost te wijken,
 
't Had in dat strelen geen plezier.
 
Het poogden zich om weg te vluchten
 
Want 't droevig hertjen was vol zuchten.
15[regelnummer]
Zijn enig troost en wens voorwaar
 
Was te zijn bij zijn weerpaar.
 
 
 
Toen kwam daar enen valk gevlogen,
 
Die dee dat duifken groot gekwel,
 
Hij meenden 't van den schoot te togenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Maar d' herderin bewaarden 't wel.
 
Eilaas dit dier vol angst en pijne
 
Dat scheen van vreze te verdwijnen
 
Maar 't meeste lijden dat 't nog haaiGa naar voetnoot23,
 
Was 't missen van zijn wedergaai.
 
 
25[regelnummer]
Ik die dit zag, begost te letten
 
En nam mij voor in dit gevaar
 
Dit droevig duifken te verzetten
 
En 't helpen bij zijn wederpaar.
 
O christen ziel, wilt hier bemerken
30[regelnummer]
Dat in den schoot der Roomse kerke
 
Dit tortelduifken zoet van aard
 
Met grote zorg nog wordt bewaard.
 
 
 
Dit duifken is tot alder spatie
 
Een ziel die tracht te leven reenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
En dan eens mist het licht der gratieGa naar voetnoot35
[pagina 459]
[p. 459]
 
Vindt haar in duisternis alleen.
 
Dan komt den duivel haar bestrijden
 
En onder veel angst en lijden
 
Den opstand van de kwaai natuur
40[regelnummer]
't Welk haar dan pijnigt 't aller uur.
 
 
 
Dan komt de wereld haar bestrelen
 
Met haar wellust en valse vreugd
 
En zoekt dit hart zo te verdelen
 
En te verleidenGa naar voetnoot44 van de deugd
45[regelnummer]
De ziel bevreesd van 's werelds strijden
 
Poogt haar tot vluchten en wijken
 
Want wat d'aarde op 's wereld biedtGa naar voetnoot47
 
Dient de rein ziel maar tot verdriet.
 
 
 
Geen wereld kan een ziel verzaden
50[regelnummer]
Noch troosten 't hert dat God bemint,
 
Het blijft met angst en vrees beladen
 
Want buiten God geen troost men vindt.
 
Zij zoekt, zij dwaalt langst alle einden
 
Totdat zij vindt den welbeminden,
55[regelnummer]
Want al haar troost en wens voorwaar
 
Is God, haar rust, haar wederpaar.
Bron
Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeygent aen alle Godt-soeckende maeghden. Antwerpen 1708. (Den Haag, KB 174 H8)
(1) p. 210-213.
(2) p. 215-217.

Literatuur
H. Verbeke, ‘Het geestelijk liedboek in de Zuidelijke Nederlanden (1675-1725)’, in: Ons Geestelijk Erf 39 (1965), p. 371-373.
M. de Vroede, ‘Kwezels’ en ‘Zusters’. De Geestelijke Dochters in de Zuidelijke Nederlanden, 17de en 18de eeuw. Brussel 1994. p. 64, 70.
KP
voetnoot8
erfdeel
voetnoot29
dobbelen
voetnoot30
wijnglazen
voetnoot32
publieke vrouwen
voetnoot38
boer
voetnoot39
voortdrijven, hoeden
voetnoot40
waarmee
voetnoot48
behandelt
voetnoot61
met een feestmaal onthalen
voetnoot95
zemelen
voetnoot95
in plaats van bloem
voetnoot100
verstoten
voetnoot6
echtgenootje
voetnoot19
trekken
voetnoot23
had
voetnoot34
rein
voetnoot35
En als dan eens ontbreekt het licht van de genade
voetnoot44
af te leiden
voetnoot47
corrupte plaats. Lees: want wat haar de wereld biedt

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden


auteurs

  • Karel Porteman

  • over Elisabeth van Wouwe