Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar
Afbeelding van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van CalcarToon afbeelding van titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.03 MB)

Scans (73.16 MB)

ebook (21.27 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

(1997)–Piet Couttenier, Lia van Gemert, Karel Porteman, M.A. Schenkeveld-van der Dussen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 583]
[p. 583]

‘Met de passer in de hand’
Petronella Johanna de Timmerman
(Middelburg, 2 februari 1724 - Utrecht, 1 mei 1786)

Petronella Johanna de Timmerman werd op 2 februari 1724 te Middelburg geboren als eerste kind van Pieter de Timmerman (1697-1753), die koopman, schepen van de stad en directeur van de Commercie-Compagnie was, en Susanna van Oordt (1697-1758). Daarna volgden nog twee zonen, namelijk Pieter de Timmerman (geb. 1729) en Hendrik de Timmerman (geb. 1733). Al vanaf haar veertiende begon Petronella Johanna de Timmerman te dichten, maar haar eigenlijke belangstelling lag bij de natuurwetenschappen. Haar vader, die een liefhebber was van de wiskunde en wijsbegeerte, stimuleerde de aanleg die hij in zijn dochter bespeurde en leerde haar met natuurkundige apparaten omgaan.

Haar belangstelling voor bijvoorbeeld astronomische verschijnselen bleek uit de eerste publicatie van De Timmerman uit 1746, getiteld ‘Op de staartstar, zich vertoonende in de jaren 1743 en 1744’. In de jaren daarna dichtte ze verschillende gelegenheidsgedichten, waaronder de politiek getinte zegezang uit 1747 Op de blijde inkomst van zijne doorluchtige hoogheid, Willem Carel Hendrik Friso [...], waarin ze de prins en het vaderland verheerlijkt en een lange Herders- en visscherszang op den algemeenen vrede, gesloten te Aken [...] uit 1748. Dit laatste gedicht bestaat uit een landelijke samenspraak tussen de herder Damon en de visser Mykon, die geheel in Zeeuwse omgeving gesitueerd is.



illustratie
106 Silhouetportret van Petronella Johanna de Timmerman, zoals opgenomen in haar Nagelaatene gedichten (1786)


In 1749 trouwde De Timmerman met Abraham Haverkamp, commies bij de raadpensionaris en ontvanger van het zegel. Naar aanleiding van het huwelijk verscheen een bundel ‘Huwelijkszangen’. In de gedichten wordt De Timmerman herhaaldelijk geprezen vanwege haar dichterskwaliteiten - ze wordt zelfs de Zeeuwse Sappho genoemd -, maar ook haar astronomische kunde blijkt aanleiding tot lofprijzing. Het echtpaar schreef zelf eveneens regelmatig gedichten voor huwelijksbundels van hooggeplaatste burgers, die ze soms samen ondertekenden. In deze uitgaven zijn vaak de namen van Lucretia Wilhelmina van Merkeno en van de dichtende neef Jan de Timmerman, pensionaris van Middelburg, te vinden. Uit bewaard gebleven

[pagina 584]
[p. 584]

handschriften blijkt overigens dat de echtelieden al voordat ze met elkaar trouwden elkaar in dichtvorm uitdaagden door elkaar eindrijmen te geven met het verzoek om daar een passend sonnet op te schrijven.

Toen Abraham Haverkamp in 1758 overleed, kreeg De Timmerman toestemming van de Staten om zijn betrekking nog ruim een jaar waar te nemen. Ze bouwde tevens een fraaie bibliotheek op en verzamelde natuurkundige instrumenten.

In juni 1769 hertrouwde ze met Johan Friedrich Hennert (1733-1813), hoogleraar in de wijsbegeerte, wis- en sterrenkunde aan de universiteit te Utrecht. Vijf jaar later werd ze vereerd met de titel van honorair lid van het Haagse dichtgenootschap ‘Kunstliefde Spaart Geen Vlijt’. Naar aanleiding daarvan vervaardigde ze een gedicht over de ‘herschepping ener rups’, waarin ze nauwkeurig beschrijft hoe een rups tot vlinder wordt en waarbij duidelijk sprake is van een fysico-theologische inslag. In die tijd was ze ook bezig met een vertaling van Molières Tartuffe, die ze echter slechts tot het vijfde bedrijf voltooide. Op 5 maart 1776 werd ze plotseling getroffen door een hersenbloeding, die tot afasie leidde en die vermoedelijk ook haar dichtproductie afbrak. Tien jaar later, op 1 mei 1786, stierf ze ten slotte, toen ze haar koffer aan het pakken was om voor enige dagen naar haar zomerverblijf in Maarssen te gaan.

Haar leven lang was De Timmerman bevriend met de eveneens in Zeeland opgegroeide Betje Wolffo, die haar meerdere malen opzocht. Beide vrouwen hielden zich bezig met de studie van wijsbegeerte en natuurstudie en lazen auteurs als Leibniz, Wolff en Musschenbroek, wat de band verstevigd zal hebben. In een lang gedicht aan Anna van der Horsto, dat opgenomen is in de bundel Eenzame Nacht Gedachten over den slaap en den dood uit 1765, heeft Betje Wolff haar vriendin uitvoerig geprezen. Betje Wolff maakt daarin een fictieve reis met Anna van der Horst naar Zeeland, waar ze een kijkje nemen in het studeervertrek van De Timmerman. Deze wordt beschreven als een geleerde vrouw die ‘met de passer in de hand, doorluchte proeven geeft van haar doorwrocht verstand’. Nadat ze haar geleerdheid en studielust hebben bewonderd, wordt de reis vervolgd naar Amsterdam, waar nog twee andere ‘sieraden onzer sex’ wonen, namelijk Christina Leonora de Neufvilleo en Lucretia Wilhelmina van Merkeno.



illustratie
107 Titelpagina van de Nagelaatene Gedichten (1786) van De Timmerman, uitgegeven door haar echtgenoot J F Hennert


Nog in hetzelfde jaar van De Timmermans dood in 1786 gaf haar tweede echtgenoot J.F. Hennert haar Nagelaatene Gedichten uit, waarin - op een aantal vroege gelegenheidsgedichten na - alle gedichten

[pagina 585]
[p. 585]

van De Timmerman bijeen gebracht zijn. Behalve de vele huwelijkszangen staan er ook nog twee gedichten in die wij nu beslist koddig zouden noemen. Ze dragen de titels ‘Verschoningsbede van mijn hondje, aan mijne zuster’ en ‘Brief van mijn katje aan haar oude vriendin Joli, het hondje van mijn broeder’. Verder is er onder andere nog een gedicht ‘Voor en tegen de wijn’, een vers voor de dichter Jakob Spex en het hekeldicht ‘Droom’, waarin ze zich keert tegen de slechte kwaliteit die veel gelegenheidsdichters leveren.

Hennert voorzag de Nagelaatene Gedichten bovendien van een dertig bladzijden tellende biografie van zijn vrouw. Uit deze karakterschets, waarin hij zich uitsluitend tot haar seksegenoten richt, spreekt een onvoorwaardelijke liefde voor zijn echtgenote, die neergezet wordt als dé ideale verlichte vrouw. Ze was volgens Hennert een in alle opzichten onwikkelde vrouw die een zedig leven leidde, ‘ene beredeneerde religie’ er op na hield en het huishouden met een ‘wiskunstigen geest’ nauwgezet regelde. Maar behalve dat was ze ook een zeer belezen persoon met een uitzonderlijke kennis van de wijsbegeerte en de natuurwetenschappen. Hennert vertelt hoe moeiteloos ze omsprong met meetkundige instrumenten en hoe graag ze empirisch onderzoek deed. Haar natuurvriendelijkheid moge blijken uit het volgende citaat: ‘Nooit ging zij alleen of met mij in het aangename bos van Maarssen, waar wij een zomerverblijf hadden, zonder vergrootglas wandelen. Een kapel, een wormpje, een rupsje wierden al wandelende gegrepen en bezien, doch niet gedood.

Na de proefneming wierden de diertjes in hun element teruggebracht.’

1. Op de staartstar

(1746). Uit dit gedicht blijkt De Timmermans belangstelling voor astronomische verschijnselen. Ze spreekt in dit gedicht haar vertrouwen uit in rekenkundige activiteiten die verricht kunnen worden om plaats en kring van de komeet te beschrijven en wijst alle bijgeloof omtrent dergelijke hemellichamen af. In haar vrienden- en kennissenkring had men lof voor dit gedicht, wat onder andere blijkt uit de verzen die haar neef Jan de Timmerman, pensionaris van Middelburg, in de huwelijksbundel voor haar en Abraham Haverkamp schrijft: ‘Ja, toen de staartstar lest, / De buurten had verbaasd van 't Leeuwendaals gewest, / Heeft zij heur’ waren loop in enen zang beschreven, / Door hemelkenners als een meesterstuk verheven, / en vrijdde dus al 't land voor starrewichlarij.’

Op de staartstar, zich vertonende in de jaren 1743 en 1744
 
Gewiëkte star, wat sleept ge een streek van glans,
 
In 't goud gepruikt, door 's hemels blauwen trans!
 
Borduursel van 't ontzaglijke alvermogen!
 
O spiegel van het goddelijk verstand!
5[regelnummer]
O kunstgewrocht van 's Makers wijze hand!
 
Wat schepsel volgt met dikwijls feilende ogen
 
Uw wondren loop in 't onafmeetlijk ruim?
 
De naarstigheid mag, zonder tijdverzuim,
 
Uw orde en plaats vaak trachten na te sporen:
10[regelnummer]
Dan 't scherp en fijn, doch nauw bepaald vernuft,
 
(Dat eindig voor 't oneindige versuft)
 
Is stukswijze iets te kennen slechts beschoren.
 
Wie kan 't ovaal, wiens uiterste ons begroet,
 
Waarin gij rent de tekens tegemoet,
15[regelnummer]
Uw afstand van de zonne- of wereldassen
 
Berekenen? terwijl gij 't stralend licht
 
Krijgt van dien gloed, naar wien ge uw neiging richt.
[pagina 586]
[p. 586]
 
Wie zal uw kring in juiste maat afpassen?
 
 
 
Maar ach! hoe wordt de luister, dien ge spreidt,
20[regelnummer]
Ontluisterd door de drieste onwetendheid,
 
Die nooit het oog eens houdt omhooggeslagen;
 
Om, door 't gezicht dier hemelschilderij,
 
Der hoogste macht en opperheerschappij
 
De glorie van dat pronkstuk op te dragen.
25[regelnummer]
Wat hoort men van het onberedend volk,
 
Wiens brein als met een zwarten damp of wolk
 
Van onkunde is bezwalkt, al dwaze vonden,
 
Vol fijmlarij en snode beuzelpraat,
 
Als waar' dat licht een bode van Gods raad,
30[regelnummer]
Om onzen ramp en onheil te verkonden.
 
Wat dweperij! hoe wordt dus onbedacht
 
De onkreukbre wetGa naar voetnoot32 gekreukt en als veracht!
 
Waar wil dat heen? de waarheid aan te grimmen;
 
Te volgen 't spoor van 't blinde heidendom;
35[regelnummer]
Uw eedle ziel te voeden met een drom
 
Van ijdlen waan, en loutre hersenschimmen.
 
Gij, die u veinst te zijn in Christus' kerk
 
Een steunpilaar, is dat nu christenwerk?
 
Is dat de les der godgewijde blarenGa naar voetnoot39,
40[regelnummer]
Die streng verbiên 't afdwalend bijgeloof?
 
DaarGa naar voetnoot41 gij, voor 't woord dier zuiv're heilstem doof,
 
Het ambt bekleedt der oude wichelaren?
 
Voorbarig mens, leg uw vooroordeel neer,
 
Zo 't niet te diep geworteld is, en leer
45[regelnummer]
Met uw begrip eens door die nevels dringen,
 
Tot onderzoek, of niet die star beneên
 
Den halven klootGa naar voetnoot47 ter westerkim gegleên,
 
Zich zelf vertoont den tegenvoetelingen:
 
Stemt gij dit toe, ei zeg mij welk een land
50[regelnummer]
Zal door Gods straf dan worden aangerand?
 
Of zou die plaag al 's werelds oorden treffen?
 
Neen, 't heilig recht der opperste genâ,
 
Wier liefde slaat den vromen teder gâ,
 
Zal de eedle deugd voor de ondeugd steeds verheffen.
55[regelnummer]
Dies staak uw drift, eer 's Hemels strenge wraak
 
't Oproerig hart met haren bliksem raak'!
[pagina 587]
[p. 587]

2. Aan de geestrijke Elisabeth Bekker

(1756). In dit sonnet bedankt Petronella Johanna de Timmerman Betje Wolff voor een haar toegezonden lofdicht. Haar vriendin heeft zich echter vergist: de opgeschreven lof past niet bij haar maar eerder bij Van Merken! Tussen beide Zeeuwse vrouwen heeft een levenslange vriendschap bestaan, waarbij Betje Wolff in zekere zin opkeek tegen de veertien jaar oudere De Timmerman. Zo was het bijvoorbeeld op instigatie van De Timmerman dat Betje Wolff in 1760 of 1761 de door haar vurig bewonderde (Lucretia) Wilhelmina van Merkeno een bezoek bracht.

VoetnootGa naar voetnoot(a) in onderstaand gedicht is een toevoeging van De Timmermans tweede echtgenoot J.F. Hennert.

Aan de geestrijke juffrouw Elizabeth BekkerGa naar voetnoot(a)
 
Gij vlecht me, Elizabeth, een lofkrans om de haren
 
En maalt mijn beeltenis in uwe poëzij.
 
Dan, hoe ik meer en meer blijf op dat kunstwerk staren,
 
Hoe ik mij minder ken in uwe schilderij.
 
 
5[regelnummer]
Uw dichtpenseel belust een meesterstuk te klaren,
 
Vergist in 't voorwerp zich, en daarGa naar voetnoot6 gij oogt op mij,
 
Treft Wilhelmina, die door 't klinken van heur snaren
 
Apol ten reie zingt, aan 't wimpelvoerend IJ.
 
 
 
Ik volg bedeesd van ver geleerdheids wijze stappen.
10[regelnummer]
De wijsgeer lokt mijn geest, 'k bemin de wetenschappen,
 
De dichtkunst bovenal en die haar hulde doet.
 
 
 
Neem vrij de proef hiervan, 'k zal vriendlijk u ontvangen;
 
Verlekkerd op het schoon van uw verheven zangen,
 
Zie 'k reeds dien dag, dat uur reikhalzend tegemoet.
[pagina 588]
[p. 588]

3. Verschoningsbede van mijn hondje

In de achttiende eeuw krijgen huisdieren meer plaats in de literatuur. Het grappige gedichtje van De Timmerman had ook bij het nageslacht nog enige bekendheid, getuige een notitie in de Vaderlandsche letteroefeningen van 1808 in verband met een bundeltje verhalen en schetsen waarover weinig goeds valt op te merken; een gedichtje op een hondje is echter aardig en deed ons aan ‘recht lieve stukjes van wijlen mevr. Hennert, denken’ (I, 263).

Verschoningsbede van mijn hondje, aan mijne zuster
 
Met diep berouw in 't honds geweten,
 
Zie 'k och! te laat mijn wilden aard,
 
Hoe 'k onbesuisd en onbedaard,
 
Uw waaier heb aan stuk gebeten.
5[regelnummer]
'k Herdenk het daaglijks met chagrijn,
 
Nu 'k aan een touw lig vastgebonden,
 
Ja zelfs ten spot der buren-honden
 
Niet zonder boei op straat verschijn.
 
Maar, zusje van mijn meesteresse,
10[regelnummer]
Vergeef, uit mededogendheid,
 
Mijn wanbedrijf en onbescheid.
 
Denk, 't was een coup de la jeunesse.
 
Ontvang, schoon minder in waardij,
 
Dit windverwekkertjeGa naar voetnoot14 uit mijn pootje.
15[regelnummer]
Ik blijf, met poes, mijn speelgenootje,
 
Uw onderdanigste JOLIJ.
Bron
Petronella Johanna de Timmerman, Nagelaatene gedichten. Uitgegeven door haar echtgenoot Joh. Fred. Hennert. Utrecht 1786.
(1) p. 19-22.
(2) p. 57-58.
(3) p. 81-82.

Literatuur
P.J. Buijnsters, ‘Petronella Johanna de Timmerman (1724-1786), een vrouw van de Verlichting’. In: Literatuur 1 (1984), p. 19-21.
F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen. Middelburg 1890-1893. Deel 4, p. 769-770.
LJ
voetnoot32
goddelijke wet
voetnoot39
bijbelbladzijden
voetnoot41
terwijl gij
voetnoot47
wereldbol
voetnoot(a)
De originele dichteres, aan welke deze verzen zijn toegeschreven, is sedert hare eerste en luisterrijke jeugd ene vriendin van mijne echtgenote geweest. De geestige brieven, welke mejuffrouw Wolff aan mijne vrouw geschreven heeft, heb ik kort na het overlijden van hare vriendin met die vertroostende aandoeningen herlezen, welke de vriendschap in de tijden der droefheid verwekt.
voetnoot(a)
De originele dichteres, aan welke deze verzen zijn toegeschreven, is sedert hare eerste en luisterrijke jeugd ene vriendin van mijne echtgenote geweest. De geestige brieven, welke mejuffrouw Wolff aan mijne vrouw geschreven heeft, heb ik kort na het overlijden van hare vriendin met die vertroostende aandoeningen herlezen, welke de vriendschap in de tijden der droefheid verwekt.
voetnoot6
terwijl
voetnoot14
waaier

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Nagelaatene gedichten


auteurs

  • Lotte Jensen

  • over Petronella Johanna de Timmerman

  • over Betje Wolff

  • over Lucretia Wilhelmina van Merken