Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar
Afbeelding van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van CalcarToon afbeelding van titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.03 MB)

Scans (73.16 MB)

ebook (21.27 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

(1997)–Piet Couttenier, Lia van Gemert, Karel Porteman, M.A. Schenkeveld-van der Dussen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 316]
[p. 316]

Een vrouwelijke ridder van de kousenband
Catharina Questiers
(Amsterdam, 21 november 1630 - Amsterdam, 3 februari 1669)

Op 21 juni 1649 zag Catharina Questiers, toen achttien jaar oud, de begrafenisstoet van Maria Tesselschade Roemersdr. Visschero door de Warmoesstraat trekken. De stoet ging langs haar ouderlijk huis richting de Oude Kerk, waar deze dichteres begraven werd. Het gebeuren maakte op Questiers veel indruk, hetgeen resulteerde in een wat onbeholpen grafdicht, waar duidelijk uit spreekt dat Catharina, zelf ook katholiek, Maria Tesselschade erg bewonderde. Jacob Viverius nam het vers op in zijn Wintersche Avonden (1649), waarmee het Questiers' vroegst bekende, gepubliceerde gedicht werd. Naar aanleiding van deze publicatie spoorde een anoniem gebleven dichter Questiers aan om vooral door te gaan met dichten, een raad die ze opvolgde. En ze werd daarin zeker niet tegengehouden door haar omgeving, want haar vader, eigenaar van een goedlopend loodgietersbedrijf, was bestuurslid van de Brabantse kamer en later lid van Costers Academie. Ook Catharina's oudere broer David dichtte in zijn vrije tijd.

Catharina Questiers werd op 21 november 1630 te Amsterdam geboren als jongste dochter van Salomon Davidsz. Questier en Lysbeth Jansdochter. De ouders van Salomon Questier kwamen oorspronkelijk uit Vlaanderen. Catharina's vader stierf in 1637, waarna Lysbeth Jans de loodgieterszaak in de Warmoesstraat 173 voortzette, bijgestaan door haar zoon.

Uit het vermogen dat Salomon Questiers naliet aan zijn vrouw en zes kinderen blijkt dat de familie behoorlijk welgesteld was, reden om aan te nemen dat de kinderen een goede opleiding hebben gekregen. Dat blijkt ook uit het feit dat Catharina meerdere kunstvormen beheerste, zoals schilderen, boetseren, koperen glasgraveren en kunstig knippen. Ook legde zij een rariteitenverzameling aan die voornamelijk bestond uit munten en schelpen. Om haar rariteiten zo goed mogelijk te conserveren verzon zij zelf een chemisch middel. Uit gedichten van en over haar blijkt bovendien dat ze veel las.

In de Warmoesstraat en daar in de buurt woonden meer dichters. Met Vondel bijvoorbeeld, die maar een paar huizen bij de Questiers vandaan woonde, heeft Catharina zeker contact gehad. Hij maakte immers een drietal gedichten voor haar en schreef in haar album amicorum.

Na haar debuut verschenen in de jaren vijftig en zestig meer gedichten en liederen van haar hand in liedbundels en contemporaine bloemlezingen als De koddige Olipodrigo (1654), De Nieuwe Hofsche Rommelzoo (1655), Klioos Kraam (1657), Het eerste deel van de Amsterdamse Mengel-moez (1658), Bloemkrans van verscheiden gedichten (1659), Hollantsche Parnas (1660) en Clioos Cytter (1663).

Misschien dat contacten met verschillende toneeldichters en de toneelactiviteiten van Catharina's vader ertoe geleid hebben dat Questiers ook toneelstukken is gaan berijmen. Drie toneelstukken, oorspronkelijk van Lope de Vega en Gomez en reeds in proza vertaald uit het Spaans, bewerkte ze in verzen. Alle drie werden ze voor hoge recettes in de Schouwburg gespeeld, de laatste, D'ondancbare Fulvius en getrouwe Octavia, zelfs ter gelegenheid van de opening van de nieuwe Schouwburg in 1665.

Omdat Catharina Questiers zo veel verschillende kunstzinnige activiteiten aan de dag legde, oogstte ze veel bewondering van meest mannelijke tijdgenoten. Vooral de Leidse arts en rechtsgeleerde Joan Blasius (1639-1672) ontpopte zich als een fanatiek bewonderaar. Ook buiten Amsterdam was ze bekend, want zelfs Constantijn Huygens benaderde haar om een lofdicht te leveren voor zijn Korenbloemen (1658), waarvoor hij als dank een gedicht in haar album amicorum schreef. Johan van der Burgh had haar in een brief aan Huygens voorgesteld als ‘la grosse dondon [“dikke tante”] d'Amsterdam, [qui] se mesie de la peinture, sculpture, et de plusieurs autres gentillesses’.

Catharina Questiers minde haar vrijheid, zoals ze in haar zinspreuk verwoordde. Ze bleef lang ongetrouwd omdat ze zich niet wilde binden aan de ‘stalen huwlijkswetten’ en dan voor haar gevoel te veel op moest geven. In het begin van de jaren zestig kwam ze in contact met de negen jaar jongere Cornelia van

[pagina 317]
[p. 317]



illustratie

57 Adraen van Ostade, De familie De Goyer en de schilder (Olieverf op paneel, ca. 1650-1655). Hendrick de Goyer, vanaf 1653 baljuw en dijkgraaf van Texel, is de zittende man links, de vrouw rechts op de voorgrond is Maria Questiers, met wie hij in 1643 trouwde Haar zus, de schrijfster Catharina, werd met een papier in haar hand tussen hen in geportretteerd


[pagina 318]
[p. 318]

der Veero (1639-na 1702). Met deze Amsterdamse auteur raakte Questiers goed bevriend, getuige de gedichten over en weer. Gedurende twee maanden, in 1662 en 1663, wisselden de twee vrouwen een serie gedichten uit waarin ze elkaar de lauwerkrans toewensen. In 1665 publiceerden ze deze dichtwisseling in de Lauwer-stryt tusschen Catharina Questiers en Cornelia van der Veer, Met eenige by-dichten aan, en van haar geschreven, een publicatie die waarschijnlijk wel door de vermogende Questiers gefinancierd zal zijn. Questiers schreef het openingsgedicht en kondigde daarin een nieuwe levenswijze aan:

 
Mijn vrijheid, eer zo duur van mij bemind,
 
Is door de schicht van Venus mogend kind
 
Gebroken; dies de plicht mij heden bindt,
 
En trouw geschonken
 
Aan een, door wien ik nu alleen maar leef,
 
Dies ik met vreugd mijn vrijheid overgeef;

De gelukkige was Johan de Hoest, een koopman uit Leiden, met wie zij op 11 mei 1664 trouwde. Een jaar daarvoor was haar broer overleden en Catharina had zelf de loodgieterszaak overgekocht van diens weduwe. Samen met De Hoest zet Catharina Questiers het familiebedrijf voort. Daarmee komt op een enkele uitzondering na een einde aan Questiers' dichterlijke activiteiten en zo is de Lauwer-stryt te beschouwen als een terugblik op Questiers' carrière als dichteres.

Van haar huwelijk heeft Catharina Questiers niet lang mogen genieten want op 3 februari 1669 stierf ze, achtendertig jaar oud en kinderloos. Vondel wijdde een grafdicht aan haar.

1. Geen van beiden

Op haar zinspreuk Ik min mijn vrijheid, maakte Catharina Questiers drie liederen. In ‘Bacchus-vreugd’ kiest ze voor Bacchus, de god van de wijn en in ‘Venus-vreugd’ bezingt ze Venus, de godin van de liefde. In het hier afgedrukte derde lied schuift ze beiden aan de kant, om te kiezen voor haar eigen vrijheid. Ze besteedt die graag aan het dichten en schilderen.

Geen van beiden
 
Weg Venus met uw min
 
En Bacchus met uw vat,
 
Mijn lust kiest geen van beien,
 
'k Ban CypresGa naar voetnoot3 uit mijn zin,
5[regelnummer]
En vind geen smaak in 't nat.
 
Dat elk het hoofd doet draaien.
 
'k Geniet een zoeter rust,
 
Die mij steeds vreugd bereidt,
 
Elk minne 'tgeen hem lust,
10[regelnummer]
Ik min mijn vrijigheid.
 
 
 
Het spitsige ParnasGa naar voetnoot11
 
Dat is mijn hartsvermaak,
 
En lustprieel der zinnen,
 
O bron zo klaar als glas!
15[regelnummer]
Uw vocht wens ik zo vaak
 
En doet mij u steeds minnen;
[pagina 319]
[p. 319]
 
'k Vind in uw wijsheid rust
 
Die mij steeds vreugd bereidt.
 
Elk minne 't geen hem lust
20[regelnummer]
Ik min mijn vrijigheid.
 
 
 
O eedle schilderkonst,
 
Uw oefening verheugt
 
Veel meer als Venus' minne,
 
Vergont mij maar uw gonst;
25[regelnummer]
Zo haat ik Bacchus' vreugd;
 
Uw konst bezit mijn zinnen,
 
Uw liefde baart een rust,
 
Die altijd vreugd bereidt,
 
Elk minne 't geen hem lust
30[regelnummer]
Ik min mijn vrijigheid.

2. Aan Juffr. Cornelia van der Veer

De tekst uit Ovidius die aan Questiers' gedicht ten grondslag ligt, is het verhaal van Iphis, het meisje dat door haar moeder als een jongetje is opgevoed omdat het anders door de vader gedood zou worden. Als Iphis vervolgens verliefd wordt op lanthe smeekt zij de godin Isis om hulp, die haar dan ook op het moment van de huwelijksvoltrekking in een man verandert (Metamorfosen, ix, 666-797). Questiers wenst dezelfde metamorfose te ondergaan zodat ze ridder kan worden in de orde van Cornelia's kouseband.

Aan juffr. Cornelia van der Veer op haar kousenband, die zij op mijn kamer had laten liggen
 
Wou mij de hulpgodin van 't groot Egyptenland
 
Zo gunstig zijn, als zij wel eertijds Iphis dede.
 
Ik liet, spijt Engeland, een wapen voor mij smeden,
 
En wierd een ridder van dees nieuwe kousenband.

3. Apollo's oordeel aan Juffr. Cornelia van der Veer

In 1662 zijn Questiers en Van der Veer in een dichterlijke strijd om de lauwerkrans verwikkeld, waarbij ze elk de ander en niet zichzelf dit klassieke eerbetoon aan kunstenaars waardig achten. Op 27 november zendt Van der Veer de krans aan Questiers, die nog dezelfde dag antwoordt. In haar elders in deze bloemlezing opgenomen repliek van 12 december, gebruikt Van der Veer vervolgens dezelfde rijmwoorden als Questiers, terwijl ze ook een aantal zinsneden overneemt. Bij dichtreeksen was dit gebruikelijk.

[pagina 320]
[p. 320]
Apollo's oordeel aan Juffr. Cornelia van der Veer
 
Neen, Febus' priesterinGa naar voetnoot1, mij passen geen laurieren;
 
Mijn vaarzen zijn te zwak, zij hebben kracht noch spieren,
 
Om op den top van 't wijd-beroemde HeliconGa naar voetnoot3
 
Te klauteren; veel min, dat ik uit Pegaas' bronGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Mijn dorst zo dikmaals laafde, als het mij zelver luste.
 
'k Zag 't heilig maagdentalGa naar voetnoot6 van verre maar, en kuste
 
Eerbiedelijk de steeGa naar voetnoot7, waar hare voetzool stond:
 
Indien ik smekend mocht verwerven, dat mijn mond
 
Met enen druppelGa naar voetnoot9 door ThaliaGa naar voetnoot9 wierd begoten;
10[regelnummer]
'k Verhief uw lofGa naar voetnoot10 zo hoog, dat zij haar kruin zou stoten
 
Aan 't helder starren-dak: nu schijnt dit mij ontzeit.
 
Ik kruip maar waar gij gaat, ik ga maar waar gij zweitGa naar voetnoot11-12
 
Met uwe wieken door de hoge hemeltransen.Ga naar voetnoot12
 
'k Zag DelosGa naar voetnoot14 wel, maar in 't verschiet, met al zijn glansen:
15[regelnummer]
En zoGa naar voetnoot15 ik naadren wou met mijn onheilge voet,
 
Kwam Febus' priester mij van verre in 't gemoet:Ga naar voetnoot16
 
Ik stond al bevend door verbaasdheid opgetogen.
 
Hij sprak: Wat zoekt gij hier, wiens al te zwakke ogen
 
NogGa naar voetnoot19 onvermogens zijn dit helder licht te zien?
20[regelnummer]
Ik antwoordd' sidderend: Laat mij die gunst geschiên,
 
Dat ik de GodspraakGa naar voetnoot21 op mijn beê mag antwoord vragen;
 
'k Wist garen, wie van ons de lauwer-kroon mag dragen
 
In 't bloeiend Amsterdam: mits elk die eer ontzeitGa naar voetnoot23.
 
Hij sprak: Sta stil, dat u de voet niet verder leidt
25[regelnummer]
Als waar de wufte wind de as van 't altaar jaagde,Ga naar voetnoot25
 
Niet verder is 't verlof voor leken; wat gij vraagde,
 
Zal ik het hemels oog zo daadlijk doen verstaan.
 
MitsGa naar voetnoot28 is hij weder in het heiligdom gegaan,
 
Daar 't heerlijk welfsel met de gouden lier behangen
30[regelnummer]
En boog en koker pronktGa naar voetnoot29-30; ik brandend door verlangen
 
Hoor endlijk met gedruis een stem, die roept: Deze eerGa naar voetnoot31
 
Die zij alleen gegund mijn dicht-ster Van der Veer.
 
Dees stem die galmde, en klonk door al de tempelbogen
 
En 't groene lauwerwoud. Nu ben ik niet bedrogen,
35[regelnummer]
De godspraak komt hier met mijn oordeel overeen.
 
Zo sprak ik: Derft gij nog voor Themis' vierschaarGa naar voetnoot36 treen,
 
En wilt gij deze uw eer hertnekkig nog verzaken?
 
'k Zal met de lastGa naar voetnoot38 des Gods mij zelve starrekGa naar voetnoot38 maken,
 
En roepen 't NegentalGa naar voetnoot39 van 't vrolijk Helicon
40[regelnummer]
Tot mijn getuigen: vrouw' AstraeaGa naar voetnoot40 zal de zon
 
En d' andere godheên bij haar heilig woord geloven.
 
U komt zeGa naar voetnoot42 toe; geen nijd zal u daarvan beroven.
 
Gun mij, dat ik bij u daaronderGa naar voetnoot43-44 schuilen mag.
 
'k Zal daarvoor dankbaar zijn tot aan mijn laatsten dag.
[pagina 321]
[p. 321]
Bronnen
(1) Het eerste deel van d'Amsterdamse Mengel-moez. Bestaende uit veelderhande Bootzigh en Geestigh rijm-tuig [...]. Amsterdam 1658. p. 107-109.
(2) Lauwer-stryt tusschen Catharina Questiers en Cornelia van der Veer, Met eenige by-dichten aan, en van haar geschreeven. Amsterdam 1665. p. 66.
(3) idem p. 4-6.

Literatuur
W.H.M. Nieuwenhuis, ‘De veelzijdige familie Questier’. In: Gens Nostra 42 (1987), p. 373-384.
Myriam Everard, ‘De liefde van Lesbos in Nederland; Sappho in de Nederlandse letteren van de 19e en begin 20e eeuw’. Tijdschrift voor vrouwenstudies 5 (1984), p. 333-350.
Bergvelt en Kistemaker (ed.), De wereld binnen handbereik. Nederlandse kunst- en rariteitenverzamelingen, 1585-1735. Zwolle/Amsterdam 1992. p. 252, 325.
Annelies de Jeu, ‘Hoe dat een Vrouwen-beelt kan maken zulke Vaarzen’. Reacties op de toneelstukken van Catharina Verwers en Catharina Questiers. In: W. Abrahamse e.a. (ed.), Kort tijt-verdrijf. Opstellen over Nederlands toneel (vanaf ca 1550) aangeboden aan Mieke B. Smits Veldt. Amsterdam 1996. p. 179-184.
TB/LvG
voetnoot3
de Cyprische = Venus
voetnoot11
muzenberg
voetnoot1
priesteres van Apollo, beschermheer van de muzen; bedoeld is Van der Veer
voetnoot3
de dichtersberg
voetnoot4
de bron op de dichtersberg, ontstaan uit de hoefslag van de hengst Pegasus
voetnoot6
de negen muzen, inspiratrices van de kunsten
voetnoot7
plek
voetnoot9
het water uit Pegasus' bron is een metafoor voor inspiratie voor kunstenaars; muze van het (in de literaire rangorde tamelijk lage) blijspel
voetnoot9
het water uit Pegasus' bron is een metafoor voor inspiratie voor kunstenaars; muze van het (in de literaire rangorde tamelijk lage) blijspel
voetnoot10
de lof op Van der Veer
voetnoot11-12
Van der Veer loopt, terwijl Questiers slechts kan kruipen en als zij zelf eindelijk loopt, vliegt Van der Veer al boven haar
voetnoot12
zwaait
voetnoot14
heilig Grieks eiland, een van de centra van de eredienst voor Apollo, dat door gewone stervelingen niet betreden mag worden. Mogelijk verwart Questiers het met Delfos (Delfi), waar ook een heiligdom voor Apollo was (zie vs. 36). Ook in andere gedichten van de reeks komt Delfos voor, o.m. in het Twede verlegh van Van der Veer
voetnoot15
toen
voetnoot16
een priester van Apollo
voetnoot19
toch
voetnoot21
uitspraak van het orakel van Apollo
voetnoot23
omdat we elk die eer weigeren
voetnoot25
nl. wanneer er aan Apollo geofferd wordt
voetnoot28
tegelijk
voetnoot29-30
de traditionele attributen van Apollo
voetnoot31
nl. om de lauwerkrans te dragen
voetnoot36
de rechtbank van Themis, godin van de gerechtigheid; Themis zetelde vóór Apollo in Delphi (zie vs. 14)
voetnoot38
opdracht
voetnoot38
sterk
voetnoot39
de negen muzen; de dichtersberg
voetnoot40
godin van het recht, dochter van Zeus en Themis, als sterrenbeeld aan de hemel te zien
voetnoot42
nl. de lauwerkrans
voetnoot43-44
nl. onder de lauwerkrans.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Het eerste deel van de Amsterdamse mengel-moez

  • Lauwer-stryt


auteurs

  • Theanne Boer

  • Lia van Gemert

  • over Catharina Questiers