Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen
Afbeelding van Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingenToon afbeelding van titelpagina van Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.14 MB)

Scans (74.05 MB)

XML (7.33 MB)

tekstbestand






Editeur

Ewoud Sanders



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen

(1993)–Taco H. de Beer, Eliza Laurillard–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 596]
[p. 596]

L

[L]

L, als rom. getalmerk, 50.

[L.]

L., op oude Fransche munten Bayonne.

[L.]

L., Lucius.

[£]

£ of £ st., verkorting van Livre Sterling, Pond Sterling, Engelsch goudstuk van ongeveer 12 gld. (N.C.). Sterling (eng.) = zuiver, onvervalscht.

[L.]

L., libra (lat.) = pond. Vanhier het teeken voor de Romeinsche as = libra (as librarius), sedert 479 U.C. gedurig lichter geworden en eindelijk tot 1/36 pond gebracht; ten tijde van Cicero 2 cent waard. Vandaar II S = duae librae semis (twee pond halve assen, of twee pond en een halve as) = sestertius, d.i. 2½ as, ¼ denaar, nagenoeg 7½ cent.

[L.d.H.]

L.d.H., Leger des Heils (z.a.).

[L.D.S.P.]

L.D.S.P., Laus Deo, Salus Populo = Lof Gode, Heil den Volke. Benaming en leus van een Genootschap, dat eenige berijmde psalmen voor den Ned. Herv. Bundel geleverd heeft.

[L.L.]

L.L., op de oude Fransche munten Lille = Rijssel.

[L.I.]

L.I., laatstleden.

[L.L.D.]

L.L.D., (eng.), afkorting van Legum Doctor, of Doctor of Laws; doctor in de rechten (het burgerlijk en kerkelijk recht).

[L.L. Whisky.]

L.L. Whisky. Op eene doorreis kocht de Hertog van Richmond, ‘Lord Lieutenant’ van Ierland een vat whisky; daar het voor zijn eigen gebruik was, werd er ‘L.L.’ op geschilderd, en de whiskystoker nam die letters later als handelsmerk aan.

[L.M.S.]

L.M.S., London Missionary Society, (eng.), Londensch Zendelinggenootschap.

[L.N.V.]

L.N.V., Liefdadigheid, Nut, Vermaak, officieel veranderd 13 Aug. 1872 in Liefdadigheid naar Vermogen (te Amsterdam), dat Jan. 1896 zijn 25-jarig bestaan heeft gevierd.

[L.O.S.]

L.O.S., (dispuut voor theologen aan de Universiteit te Amsterdam), Litteris Orientalibus Sacrum. Opgericht 13 October 1806. Lid was in 1826 Bakhuizen van den Brink. Vgl. Huet, Litt. Fant. en Krit.

[L.p.]

L.p., linea penultima, zie Pen.

[L's (De drie -]

L's (De drie -, der Engelsche zeelui, zijn Lead, Latitude en Lookout, d.i. schietlood, hemelsbreedte en uitkijk (wachttoren).

[pagina 597]
[p. 597]

[L.S.]

L.S., (lat.), Lectori Salus (Heil den Lezer). Bovenschrift van lidmaatattestaties, enz. Ook van voorreden in boeken van den ouden trant.

[L.S.]

L.S., locus sigilli, plaats van het zegel.

[Ltd.]

Ltd. (limited), (eng.), lett. beperkt, with limited liability of met beperkte verantwoordelijkheid; aanduiding eener Naamlooze Vennootschap, waarbij de aandeelhouders niet verder aansprakelijk zijn dan voor het bedrag hunner aandeelen. In hgd. G.m.b.H. Gesellschaft mit beschränkter Haftung, letterl. hetzelfde, verkort A.G. (Aktien Gesellschaft).

[La cour rend des arrêts et non pas des services]

La cour rend des arrêts et non pas des services, (fr.), het (gerechts)hof wijst arresten, maar bewijst geen diensten, aan den heer Seguier, voorzitter van het Hof van Parijs (1768-1848) toegeschreven, maar door hem weêrsproken.

[La crainte fit les dieux; l'audace a fait les rois]

La crainte fit les dieux; l'audace a fait les rois, (fr.), de vrees maakte de goden; de stoutmoedigheid heeft de koningen gemaakt; Crébillon, Xerxes I, 1.

[La critique est aisée et l'art est difficile]

La critique est aisée et l'art est difficile, (fr.), het is gemakkelijk aanmerkingen te maken, maar moeilijk de kunst te beoefenen; ontleend aan het blijspel van Destouches (1680-1754) Le Glorieux (voor het eerst opgevoerd 18 Jan. 1732) II, 5.

[La croix de ma mère]

La croix de ma mère, (fr.), het kruis mijner moeder. In de eerste helft dezer eeuw werd van ‘la croix de ma mère’, in romans enz., maar vooral in melodrama's een zeer ruim gebruik gemaakt. Zelfs Chateaubriand bezigde dat middel, om de traanklieren zijner lezers te prikkelen, zoo zijn die woorden allengs in gebruik gekomen, om letterkundige gezwollen gemeenplaatsen bespottelijk te maken.

[La douleur est un siècle et la mort un moment]

La douleur est un siècle et la mort un moment, (fr.), de smart duurt een eeuw en de dood een oogenblik; Gresset, Epître sur sa convalescence.

[La façon de donner vaut mieux que ce qu'on donne]

La façon de donner vaut mieux que ce qu'on donne, (fr.), de wijze waarop men (iets) geeft is meer waard dan datgene, wat men geeft; Corneille, Le Menteur I, 1.

[La femme - c'est la mère]

La femme - c'est la mère, (fr.), een woord aan Renan toegeschreven, toen men hem over de vrouwenbeweging en de beteekenis der vrouw in de maatschappij sprak. Hij wilde er meê zeggen: de hoogste waardeering van de vrouw is voor mij in haar verschijning als moeder gelegen.

[La forme! la forme!]

La forme! la forme! (fr.), de vorm! de vorm! In le mariage de Figaro van Beaumarchais, III, 14, trekt de rechter Bridoison, ter wille van den vorm, zijn toga aan, om een huiselijk geschil te beslechten, en bezigt daarbij de aangehaalde woorden, die gewoonlijk op hen toegepast worden, die te veel gewicht aan den vorm hechten. Dikwerf schrijft men dan la fôôôrme! la fôôôrme! om de bedoeling nog duidelijker te maken.

[La forte somme]

La forte somme, (fr.), de groote som, aanduiding van een aanzienlijk bedrag uit de vaudeville Tricoche et Cacolet, van Meilhac en Halevy, II, 9 af komstig, in het Palais Royal voor het eerst opgevoerd, waar een graaf zich van ‘la forte somme’ voorziet, om eene Hollandsche dame (mevr. Van der Pouf) te ontvoeren.

[La France marche à la tête de la civilisation]

La France marche à la tête de la civilisation, (fr.), zie France enz.

[La garde meurt et ne se rend pas]

La garde meurt et ne se rend pas, (fr.), zie Garde enz.

[La grammaire qui sait régenter jusqu'aux rois]

La grammaire qui sait régenter jusqu'aux rois, (fr.), zie Ego sum.

[La grande nation]

La grande nation, (fr.), zie Grande enz.

[La grande semaine]

La grande semaine, (fr.), de groote week, van de haute volée te Parijs, in de eerste helft van Juni jaarlijks invallend, begint met de groote steeple chase, te Auteuil, en eindigt met

[pagina 598]
[p. 598]

den Grand Prix de Paris, te Longchamp, waarvan de Derby français, te Chantilly, een voorlooper is en van welke ed er e dag in het gedenkboek der courses met bijzondere karakters is aangeduid.

[La iláho ill' alláho]

La iláho ill' alláho, (ar.), er is geen god behalve de God bij uitnemendheid, de ware God. Oorlogskreet der volgelingen van Mohammed en der latere Arabieren. Iláho = godheid in 't algemeen; alláho (uit het lidw. al, en ilaho) = de (ware) god. Der Mohammedanen Allah (z.a.) is eene samentrekking van al ilaho. Illa = in la (zoo niet, tenzij).

[La libertad es la juventud eterna de las naciones]

La libertad es la juventud eterna de las naciones, (sp.), de vrijheid is de eeuwige jeugd der natiën; Manuel Foy,

[La loca de la casa]

La loca de la casa, (sp.), de gekkin van het huis (de fantasie wordt aldus genoemd).

[La mère en prescrira la lecture à sa fille]

La mère en prescrira la lecture à sa fille, (fr.), de moeder zal de lezing daarvan aan hare dochter voorschrijven (bevelen); Piron, la Métromanie III, 7. Motto van de Société des bons livres. Gewoonlijk citeert men, van slechte boeken sprekend: La mère en défendra enz. Ook geparodieerd tot: La fille en défendra la lecture à sa mère.

[La mode est un tyran dont rien ne nous délivre]

La mode est un tyran dont rien ne nous délivre, (fr.), de mode is een tiran, waarvan niets ons bevrijdt; Pavillon, Annales poétiques XXVIII, 64.

[La montagne qui enfante une souris]

La montagne qui enfante une souris, (fr.), de berg die een muis baart, zinspeling op de fabel V, 10, van Lafontaine, la Montagne qui accouche, waarin eigenlijk slechts de woorden van Horatius (Ars poëtica, 139), Parturiunt montes, nascetur ridiculus mus is uitgewerkt. Beide gezegden worden op menschen en zaken toegepast, wier ophef oneindig meer deed verwachten, dan zij voortbrachten.

[La mort sans phrase]

La mort sans phrase, (fr.), de dood zonder omhaal van woorden, gezegde aan Sieyès toegeschreven, die het den 17 Jan. 1793 in de Conventie zou hebben gebezigd, toen daar over de aan Lodewijk XVI op te leggen straf werd gestemd. Zoowel uit herhaalde verklaringen van S., als uit het officieel verslag der stemming blijkt echter, dat die woorden nooit door hem werden uitgesproken. Waarschijnlijk heeft een ander daarmede willen uitdrukken, dat S. voor de doodstraf had gestemd, zonder er beweegredenen bij te voegen.

[La mouche du coche (Faire la -]

La mouche du coche (Faire la -, zie Mouche.

[La musique est le plus desagréable et le plus cher des bruits]

La musique est le plus desagréable et le plus cher des bruits, (fr.), de muziek is het onaangenaamste en duurste aller geluiden. Niet geheel terecht wordt die volzin op rekening van Théophile Gautier (1811-72) gesteld. In Caprices et Zigzags beschreef hij eene door hem in den schouwburg van Drury Lane, te Londen, bijgewoonde voorstelling van La Favorite, in het Engelsch vertaald, en naar den Britschen smaak gearrangeerd, ‘hetgeen, zooals Gautier schreef, een moeilijk te kenschetsen lawaai voortbracht en de (boven aangehaalde) woorden van een landmeter volkomen rechtvaardigde.’ De laatstgenoemde is dus de zegsman en niet de dichter.

[La nouvelle couche sociale]

La nouvelle couche sociale, (fr.), de nieuwe laag (voor klasse) der maatschappij, woorden van Gambetta. Hij bezigde die den 26 September 1872, in eene te Grenoble gehouden rede ter aanduiding der klasse, die sedert den val van het tweede Keizerrijk de teugels van het bewind voerde.

[La paix à tout prix]

La paix à tout prix, (fr.), vrede tot elken prijs.

[La Palisse (Monsieur de -]

La Palisse (Monsieur de -, titel van een volkslied, waarvan de eerste coupletten (immers, men kent er thans 51, daar elk geslacht er eenige aan toevoegde) aan de la Monnoye (1641-1728) toegeschreven, ter aanduiding eener naïveteit. Het aangeduide lied bestaat namelijk geheel uit gedachten als de volgende:

[pagina 599]
[p. 599]
 
La Palisse eut peu de bien
 
Pour soutenir sa naissance,
 
Mais il ne manqua de rien
 
Dès qu'il fut dans l'abondance.

Jacques de Chabannes, heer van La Palisse of La Palice († 1525), een beroemd Fransch krijgsoverste, is de held van het lied, zonder dat men het verband tusschen beiden weet te verklaren.

[La plus courte folie est toujours la meilleure]

La plus courte folie est toujours la meilleure, (fr.), de kortste dwaasheid is altijd de beste (de minst schadelijke); gezegde ten onrechte aan Charles Beys, een vriend en tijdgenoot van Molière, toegeschreven in zijn Illustres Fous. De woorden komen het eerst voor in Le Recueil des Joyeux Epigrammes du sieur de La Giraudière.

[La plus noble conquête de l'homme]

La plus noble conquête de l'homme, (fr.), de edelste verovering van den mensch. Als zoodanig wordt door dwepende wielrijders tegenwoordig het rijwiel beschouwd; Buffon duidde daarmede het paard aan.

[La popularité c'est la gloire en gros sous]

La popularité c'est la gloire en gros sous, (fr.), de populariteit is de roem in kopergeld (omgewisseld). Victor Hugo, Ruy Blas III.

[La poule au pot]

La poule au pot, (fr.), een hen in de pot. Volgens Hardouin de Péréfisce, zou koning Hendrik IV (1553-1610) van Frankrijk, eens tot den hertog van Savoye hebben gezegd: Ik wil het daarheen leiden, dat elken boer 's Zondags een hen in zijn pot hebbe, d.w.z. in goeden doen zij.

[La propriété c'est le vol]

La propriété c'est le vol, (fr.), zie Eigendom is diefstal.

[La puce à l'oreille]

La puce à l'oreille, (fr.), ongerust zijn. Zeer waarschijnlijk is Rabelais (1495-1553) de vader dier uitdrukking. Immers, hij schreef in Pantagruel: J'ai la puce en l'oureille. Larivey (waarschijnlijk 1550-1612) schreef in zijn stuk Le Morfondu, une puce en l'oreille, en thans zegt men, à l'oreille, niettegenstaande eene vloo in het oor een onaangenaam gevoel het best vertolkt.

[La raison du plus fort est toujours la meilleure]

La raison du plus fort est toujours la meilleure, (fr.), het recht van den sterkste is altijd het beste; Lafontaine, Fables I, 10. Le loup et l'agneau; daar beschuldigt de wolf de familie van het lam ten onrechte van allerlei kwaad en eindigt met het arme dier te verslinden, schijnbaar tot rechtmatige straf.

[La recherche de la paternité est interdite]

La recherche de la paternité est interdite, (fr.), het onderzoek naar het vaderschap is verboden; Art. 340 van den Code Napoleon (thans Code civil); Art. 342 van ons Burgerlijk Wetboek; spottend gezegd van zoogenaamde kunstwerken, waarvan het voor den vervaardiger beter is, niet te vragen, wie ze gemaakt heeft.

[La reconnaissance est la mémoire du coeur]

La reconnaissance est la mémoire du coeur, (fr.), de erkentelijkheid is het geheugen des harten. Deze verklaring komt van een vrij duisteren doofstommen man, met name Massieu, doch Labouisse-Rochefort (Trente ans de ma vie), bond haar vleugels aan. Nestor Roqueplan (1804-70) leverde er een tegenhanger van: l'ingratitude est l'indépendance du coeur = de ondankbaarheid is de on af hankelijkheid des harten.

[La République sera conservative, ou elle ne sera pas]

La République sera conservative, ou elle ne sera pas, (fr.), zal de Republiek leven, dan moet zij ook behoudend zijn, woorden ontleend aan de boodschap van den heer Thiers, als hoofd van het uitvoerend bewind van Frankrijk aan de Nationale Vergadering, waarvan hij den 13 November 1872 lezing deed. Hij betoogde daarin de noodzakelijkheid, het gemeenebest voor goed te grondvesten.

[La roche Tarpéienne est près du Capitole]

La roche Tarpéienne est près du Capitole, (fr.), zie Il est peu de distance.

[La scène à faire]

La scène à faire, (fr.), de groote scène, het belangrijkste tooneel; techn.: het hoogste dramatische moment, een woord door Francisque Sarcey, herhaaldelijk, bijna telkens in zijne kritieken gebruikt, en door geheel Europa als technische term aangenomen;

[pagina 600]
[p. 600]

wat echter te Parijs een motief was om (denkelijk uit spijt) den dramatischen criticus te bespotten.

[La valeur n'attend pas le nombre des années]

La valeur n'attend pas le nombre des années, (fr.), zie Aux âmes bien nées, enz.

[La vie est un voyage,
Qu'on ne fait bien qu'à deux]

La vie est un voyage,
Qu'on ne fait bien qu'à deux,
(fr.), het leven is eene reis, die men niet wel anders dan met zijn tweeën kan doen; uit de Fransche vertaling van Mozart's il Flauto magico (de tooverfluit) IV, 1.

[La vie est un voyage,
Tâchons de l'embellir;
Jetons sur son passage
Les roses du plaisir.]

La vie est un voyage,
Tâchons de l'embellir;
Jetons sur son passage
Les roses du plaisir.
(fr.), het leven is een reis; laat ons het tooien, zoolang als het duurt, met de rozen van het genoegen. Dit was het gewone liedje, dat na eene militaire lijkstatie door de soldaten van Napoleon I werd gezongen.

[La vieillesse n'a rien de beau que la vertu]

La vieillesse n'a rien de beau que la vertu, (fr.), het eenig sieraad van den ouderdom is de deugd. Amyot, Vie de Caton IV.

[La vile multitude]

La vile multitude, (fr.), Jan Rap en zijn maat. Den 24 Mei 1852, bij de beraadslagingen der Nationale Vergadering, over eene wijziging der kieswet, bediende zich Thiers van die woorden, die hem later dikwijls werden verweten, ter aanduiding der ‘vagebonden, die met onwettige middelen genoeg verdienen, om een domicilie te bezitten, maar die er geen wenschen,’ en aan welke het gevaarlijk ware, het bestuur in handen te geven. Die woorden worden ironisch ter aanduiding van onbevoorrechten aangehaald.

[La vraie science et la vraie étude de l'homme, c'est l'homme]

La vraie science et la vraie étude de l'homme, c'est l'homme, (fr.), letterl. de ware wetenschap en de ware studie van den mensch, dat is de mensch; m.a.w. niet uit allerlei wijsgeerige betoogen, maar uit zijn leven en manieren moet men den mensch trachten te leeren kennen. De woorden werden het eerst gebezigd door den kanselredenaar Charron (1541-1603), in de voorrede van het eerste boek van zijn Traité de la Sagesse (Bordeaux 1601) en door Pope overgenomen als ‘The proper study of mankind is man’, in zijn gedicht ‘Essay on Man’ II, 1, zooals het gezegde dan ook meestal geciteerd wordt.

[Laager (In - gaan]

Laager (In - gaan, (afr.), zich achter een wagenburg verschansen.

[Laager maken]

Laager maken, (afr.), in een gevecht zijn kamp opslaan.

[Laagloopers]

Laagloopers, valsche dobbelsteenen, waarvan slechts de lage oogen bij het werpen boven komen.

[Laak]

Laak, in plaatsnamen grens, soms doorlaat (van water). In Hoevelaken (Hoflake ao 1132) = de hof bij het watertje de Laak; Lakemond (= de mond der waterleiding).

[Laarzen]

Laarzen, de matrozen straffen met slagen op het achterdeel. Met een Engelschen term noemen wij dit bridsen (van breeches = broek). De matrozen-laarzen reiken tot vlak onder het achterdeel. Vanhier ook:

[Laarzenis]

Laarzenis, achterdeel, in de volkstaal:

 
‘Dan heb ik nog een geitebok,
 
Daar rijdt mijn kleine jongen op;
 
En als hij dan niet zoet en is,
 
Dan krijgt hij voor zijn laarzenis’.

[Laat de dooden hunne dooden begraven]

Laat de dooden hunne dooden begraven, m.a.w. laat alles maar rusten, bekommer u maar niet meer over het afgedane, beter nog: verzuim niet om zelfuitgedachte conventioneele plichten het hoogere en noodigste. Matt. VIII:22 en Luk. IX:60.

[Laat de linkerhand niet weten, wat de rechter doet]

Laat de linkerhand niet weten, wat de rechter doet, d.i. als gij geven wilt, tel niet te nauwkeurig na, pas niet te angstvallig af. Bij geldtellen komt immers in de linkerhand dat, wat de rechterhand omvat. Matth. VI:3, daarom: doe uwe aalmoezen in stilte, loop er niet mee te koop.

[pagina 601]
[p. 601]

[Laat hem komen als hij kan]

Laat hem komen als hij kan, Van Alphen, Gedichten.

 
‘Pietje, zoo gij niet wilt deugen,
 
Dan verschijnt de zwarte man.’
 
‘Klaasje, foei! dat is een leugen!
 
Laat hem komen als hij kan!’

Zie ook Hildebrandt, Camera Obscura, 15.

[Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij.]

Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij. Leus der lichtzinnigen, Jes XXII:13b. Vgl. Ede, bibe, lude enz.

[Laat staan uw humor]

Laat staan uw humor; toespeling op het beginsel der matigheidsgenootschappen: Laat staan uw glas. Zie Hildebrandt, Camera Obscura, 34.

[Laathof]

Laathof, klein leenhof of leenkamer ten behoeve van laeten of laten, vrij(gemaakte) hofhoorigen, in de Middeleeuwen. Nog in 1582 was laat of laet in den zin van landbouwer of pachter in de Meierij van 's-Hertogenbosch in zwang.

[Laatste der Abencerrages (De -]

Laatste der Abencerrages (De -, door Chateaubriand († 1848) verheerlijkt. De laatste Moorsche koning van Grenada in Spanje, Abu-Abdallah el Zaquir (Boabdil), die getuige was van de verovering zijner stad in 1492, door Ferdinand den Katholieke. De Abencerragen waren een beroemd Moorsch geslacht, afstammend van Aben Cerray. Zij voerden bloedige oorlogen met den stam der Zegris (1480-92).

[Laatste der Angelsaksische koningen (De -]

Laatste der Angelsaksische koningen (De -, Harold, door Lytton Bulwer in 1848 beschreven als ‘The last of the Saxon kings’. De zoogenaamde Angelsaksische Heptarchie werd door Egbert van Wessex in 827 tot een rijk verbonden onder den naam van Anglia of Engla-land = het land der Anglen (Engeland).

[Laatste der baronnen (De -]

Laatste der baronnen (De -, Richard Neville, graaf van Warwick, de ‘King-maker’ uit den tijd van de oorlogen der Rozen, door Lytton Bulwer beschreven in 1843, onder den titel: ‘The last of the Barons’.

[Laatste der Grieken (De -]

Laatste der Grieken (De -, Philopoemen van Arcadië (253-183 v.C.).

[Laatste der Mohicanen (De -]

Laatste der Mohicanen (De -, Uncas, opperhoofd der Indianen, aldus genaamd door James Fenimore Cooper (1799-1851), in zijn roman van dien naam.

[Laatste der Romeinen]

Laatste der Romeinen;

Marcus Junius Brutus, een der moordenaars van Julius Caesar (85-42 v.C.).

Caius Cassius Longinus, zoo genaamd door Brutus.

Aëtius, een generaal, die de Galliërs tegen de Franken en andere barbaarsche volksstammen verdedigde en Attila in de Champs Cataloniques, bij Châlons in 451 versloeg. Aldus genaamd door Procopius.

Francois Joseph Terasse Desbillons, aldus geheeten om de gemakkelijkheid en juistheid, waarmede hij het Latijn sprak. (1751-89).

William Congreve (1670-1729), dramatisch dichter, door Pope Ultimus Romanorum geheeten.

[Laatste der Tribunen (De -]

Laatste der Tribunen (De -, Rienzi, de beroemde tribuun, in 1354 te Rome vermoord, het best bekend door Bulwer's roman van dien naam, later door Wagner's opera.

[Laatste der Troubadours (De -]

Laatste der Troubadours (De -, Jacques Jasmin van Gasconje (1798-1864).

[Laatste der Vaderen (De -]

Laatste der Vaderen (De -, St. Bernard, abt van Clairvaux (1091-1153).

[Laatste dwaling is (]

Laatste dwaling is (of zou zijn) erger dan de eerste (De -, uit Matth. XXVII:64b.

[Laatsten zullen de eersten zijn (De -]

Laatsten zullen de eersten zijn (De -, schertsend omtrent de laatst-aangekomenen van een gezelschap. Uit Matth. XIX:30 en XX:16.

[Labadisten]

Labadisten, godsdienstige secte in de 2e helft der 17e eeuw gesticht door den Waalschen predikant Jean de Labadie, van Bourg in Guyenne. In

[pagina 602]
[p. 602]

1675 kwamen zij op het Waltaslot bij Wieuwerd (Friesland), toebehoorend aan de Freules van Sommelsdijk, hetwelk toen hun gemeenschappelijk eigendom werd. Zij wilden de geestelijke hiërarchie afgeschaft, de gemeenschap der goederen ingevoerd hebben, en stelden de innerlijke ingeving boven de Kerk en den Bijbel. Een beroemd lid dier secte was Anna Maria v. Schurman (1607-78).

[Laban (Een kind van -]

Laban (Een kind van -, iemand die blank van huid is, omdat (Gen. XXX:32, 33), het gevlekte en gespikkelde vee voor Jakob, en het overige voor Laban zou zijn.

[Laban's vee]

Laban's vee, onecht kroost. Ook inhalig, listig kanalje, wegens het bedriegelijke karakter, waardoor zich volgens Gen. XXIV:30; XXXI:2, 15; XLI:2 Laban onderscheidde. Vee = lomp, ongemanierd volk, heeft geene betrekking op Laban's kudde; vgl. bijv. kalf Mozes, Farao's bokken, Salomo's kat.

[Labarinto]

Labarinto of Las Trecientas, titel van het hoofdwerk van den dichter Juan de Mena, geb. te Cordova (1412-1456), bijgenaamd ‘de Spaansche Ennius’.

[Labarum]

Labarum, de Romeinsche krijgsvaan; van bask. labarva = vaan; onder de latere keizers sedert Constantijn den Groote het teeken des kruises en de Grieksche beginletters van den naam van Christus voerend. Het bestond uit een vierkant stuk kostbare stof, met een kruisbeeld of het beeld van een heilige prijkend en van boven met een adelaar versierd.

[Labbekaksgort]

Labbekaksgort, (amst.), boekweitegort, die, met water opgezet, spoedig gaar werd; juist een gerecht voor de labbekaken, die den geheelen morgen verbabbeld hadden, en tegen klokke 12, waarop haar ‘kerel’ zou thuis komen om te ‘schoften’, nog niet aan den ‘pot’ gedacht hadden.

[Labberdaan]

Labberdaan, slappe koffie, van labben.

[Laberlottig]

Laberlottig, gemeen, slecht, beroerd. De Laberlotten, een troep straatschenders en bekkensnijders te Amsterdam in het laatst der 17e eeuw zeer gevreesd, zouden hun naam ontleend hebben aan zekeren La Berlotte, een barbier, die tot overste der Waalsche troepen des Konings van Spanje opklom, gesneuveld bij Brugge in 1600. Taalgeleerden zien in dit woord een verbinding van labben en een bijvorm van leuteren; de volks-etymologie, aan lam denkende spreekt ook van lammelottig.

[Labienus]

Labienus, iemand, die wat al te vrijmoedig is in zijn spreken en schrijven. De oudhoogleeraar Rogeard (1820-96), moest in 1865 vluchten wegens zijn schotschrift tegen het Keizerrijk, Les Propos de Labiénus. - Petrus Labienus, een republikeinsch gezind tijdgenoot van keizer Augustus, stierf uit gramstorigheid over het op bevel van den Romeinschen Senaat verbranden zijner al te vrijmoedige geschriften. Uit spot wegens zijne republikeinsche gevoelens en zijne vijandige gezindheid tegen den Keizer noemden zijne vijanden hem Rabienus (van lat. rabies = woede, razernij).

[Laboe]

Laboe, (mal.), pompoen, kalebas.

[Labor improbus omnia vincit]

Labor improbus omnia vincit, (lat.), een onvermoeide arbeid komt alles te boven; Vergilius, Georgica I, 145.

[Labor omnia vincit]

Labor omnia vincit, (lat.), arbeid komt alles te boven. Devies o.a. van Nicolaas Witsen, burgemeester van Amsterdam, die, met Czar Peter den Groote in vriendschappelijke betrekking staande, eene rijke bijdrage schonk tot stichting eener steenen kerk voor de Hervormde Gemeente in de Duitsche voorstad te Moskou, in de straat Denissowski, die toen Hollandsche straat heette, ao 1694. - Een variant is geduld (nl. in den arbeid) overwint alles.

[Labora et Ora]

Labora et Ora, (lat.), Werk en Bid! Zie Ora et Labora.

[pagina 603]
[p. 603]

[Labore (Dant nil Dfi sine -]

Labore (Dant nil Dfi sine -, (lat.), de goden geven niets zonder arbeid. Zonder moeite wordt de kunst niet verkregen.

[Laborémus]

Laborémus, (lat.), laat ons werken! 1e pers. meerv. aanv. wijs tegenw. tijd, van laborare (arbeiden); laatste woord van den Rom. keizer Septimius Severus († 211 n.C.) op zijn sterfbed. Naam van een 7 Febr. 1895 te Amsterdam opgericht wiskundig informatiebureau, dat zich ten doel stelt, tegen vergoeding, aan hen, die wiskunde bestudeeren, alle inlichtingen te verstrekken, die zij bij hunne studie wenschen.

[Laboris, non honoris]

Laboris, non honoris, (scil. causa), arbeids-, niet eershalve, wapenspreuk van Msgr. Snickers, aartsbisschop van Utrecht, † April 1895.

[Laborum dulce lenimen]

Laborum dulce lenimen, (lat.), een zoete leniging (aangename afleiding) van moeiten of zorgen; Horatius, Oden I, 32, 14, die het dichten aldus noemt.

[Labour-Church]

Labour-Church, (eng.), Arbeidskerk, een arbeidersbond, die door John Trevor, te Manchester, weinige jaren geleden, gesticht is en op vele plaatsen zijn vertakkingen heeft. 't Is een Bond, gegrond op het socialistische streven naar geheele hervorming van de maatschappij, door vrije godsdienstige beginselen, - vrij, d.i. los van kerkelijke leerbegrippen of gebruiken. Hij is tegen het materialisme gekant.

[Labyrinth]

Labyrinth, gebouw, bestaande uit een ingewikkeld stelsel van vertrekken en gangen, of doolhof met een ingewikkeld stelsel van lanen en paden, zoodat het moeilijk is zijn weg daaruit te vinden; het is de omschrijving van een Aegyptisch woord ‘samenstelsel van lanen’. De voornaamste labyrinthen zijn:

1o.Het Egyptische, door Petesuchris of Tithöes, bij het meer Moeris gemaakt; het omsloot onder éen dak 12 hoven, met 3000 vertrekken, waarvan de eene helft boven, de andere helft onder den grond was gebouwd.
2o.het labyrinth te Knossus op het eiland Kreta door Daedalus gebouwd, waar het monster Minotauros (z.a.) zijn verblijf hield. Theseus was de eenige, die er uit wist te geraken en wel door een garenklos, hem door Ariadne (z.a.) gegeven. Men wil, dat het nooit heeft bestaan.
3o.het labyrinth op Samos (verkeerdelijk naar Lemnos verplaatst), gemaakt door de architecten Smilis, Rhoikus (omstr. 640 v.C.) en zijn zoon Theodorus, dat op 150 kolommen rustte.
4o.het labyrinth van Clusium, door Porsenna, koning van Etrurië, voor zijn graf bestemd.
5o.het labyrinth te Woodstock, dat Hendrik II (1154-89) voor de schoone Rosamunde Clifford liet bouwen.
6o.het labyrinth te Hampton Court, bij Londen.

[Labyrinthodon]

Labyrinthodon, (gr.), doolhofstand, naam van een voorwereldlijk soort hagedis of kikvorsch, zoo geheeten, omdat de tanden op de doorsnede doolhofvormige lijnen vertoonen.

[Lac vinum infantium, vinum lac senum]

Lac vinum infantium, vinum lac senum, (lat.), melk is de wijn van jonge kinderen, wijn is de melk der grijsaards, d.i. doet bij hen hetzelfde effect. Spreuk van Boerhave (?)

[Lachende erfgenamen]

Lachende erfgenamen, ontleend aan de 187ste spreuk van Publilius Syrus, Caesar's tijdgenoot, Heredis fletus sub persona risus est, (lat.), het weenen der erfgenamen is een gemaskeerd lachen; komt in gewijzigden vorm bij Otho Evangelischer Krankentrost (1664), blz. 1034 voor.

[Lachende philosoof (De -]

Lachende philosoof (De -, (myth.), Democritus van Abdera (460-361 v.C.), een Grieksch wijsgeer, omdat hij over de dwaasheden en gebreken der menschen lachte, en voor elk levenslot de opgeruimdheid (euthumia) aanprees. Zie Weenende philosoof.

[Lâcher d'un cran]

Lâcher d'un cran, (fr.), in de gemeenzame taal: laten schieten, verlaten, afstand doen.

[Lachesis]

Lachesis, (myth.), een der drie schikgodinnen of Parcen, die den levens-

[pagina 604]
[p. 604]

draad toewijst, welken Kloto (de spinster) spint, en welken Atropos (de onafwendbare) afbreekt.

[Lachrymae Christi]

Lachrymae Christi, lat. lacrimae Christi; ital. Lagrima-Christi, traan (of tranen) van Christus. Profane benaming van een soort edelen muskaatwijn, die in de Terra di Lavoro (z.a.) wast, en op den Vesuvius wordt gewonnen.

[Laconia, Laconica]

Laconia, Laconica en Lacedaemon, gewest van den Peloponnesus, waarvan Sparta de hoofdplaats was. Het wordt daarom wel met Sparta vereenzelvigd, en heeten mitsdien de Spartanen Laconiërs en Lacedaemoniërs. Vanhier ook Laconiek (z.a.).

[Laconisch]

Laconisch of lakoniek, d.i. kort en bondig, naar de manier van spreken bij de oude Laconiërs of Spartanen. Ook in de beteekenis van ongevoelig, onverschillig.

[Lacrimoso]

Lacrimoso, (muz., ital.), weenend, d.i. zacht en klagend, een deel der lijkmis, naar het eerste woord der 8e strophe. Zie Requiem.

[Lacs d'amour]

Lacs d'amour, (wap.), zie Liefdeknoop. Lacs (fr.) = strik, snoer.

[Lada]

Lada, (mal.), peper.

[Ladang]

Ladang, (mal.), rijstveld; ladang kappen = bosch en kreupelhout kappen voor ladangs.

[Lady]

Lady, afkomstig van het Angelsaksisch woord hlafdige = vrijvrouwe, was weleer de titel der Koninginnen van Engeland, en later die der Prinsessen van den bloede. Thans wordt hij toegekend aan de vrouwen van alle Engelsche pairs, baronets en ridders, alsmede aan de dochters van hertogen, markiezen en graven, welke dien ook behouden, wanneer zij een huwelijk sluiten beneden haar stand. Volgens sommige taalgeleerden van: Laf of Hlaf (loaf, een brood) en cligian, kneeden, bereiden, als de vrouw des huizes, die het brood toebereidt of rond deelt. Zie Lord.

[Laeso et invicto militi]

Laeso et invicto militi, (lat.), voor den verwonden en onoverwonnen soldaat. Opschrift van het Invalidengesticht te Berlijn.

[Laetare]

Laetare, (r.k.), wordt genoemd de 4e Zondag van de Vasten, naar het woord ‘Laetare’, waarmede de Introïtus der Mis van dien dag begint. Ook halfvasten genoemd of Roze-Zondag, wijl de priester dien dag de boete-kleur (paars) voor de roze mag verwisselen. Het is voor de Roomschen min of meer een vreugdedag.

[Lafaucheux]

Lafaucheux, tweeloops-achterlaadgeweer. Aldus genoemd naar den uitvinder (1802-52).

[Lagbötir]

Lagbötir, zie Grágás (Aanh.).

[Lagerhuis]

Lagerhuis, (stud.), candidaten voor een dispuut-college die als geïntroduceerden eene vergadering bijwonen.

[Lagerwal]

Lagerwal, (zeet.), de oever, waar de wind op staat; fig. aan lagerwal zitten = in slechte omstandigheden verkeeren.

[Lagrimoso]

Lagrimoso, (muz., ital.), letterl. vol tranen, klagend. Zie Lacrimoso.

[Lagthing]

Lagthing, een der Kamers, waarin de Volksvertegenwoordiging (Storthing) in Noorwegen gesplitst is. De andere Kamer heet Odelsthing. De leden van het Odelsthing kiezen uit hun midden die van het Lagthing.

[Lai]

Lai, (fr.), van hgd. lied, in de Middeleeuwen een verhalend gedicht; ook een stukje, dat op twee rijmen op een klagende manier de coupletten van elkander scheidde, de oudste wijze van dichten bij de Galliërs.

[Laid (Le beau c'est le -]

Laid (Le beau c'est le -, (fr.), het schoone is het leelijke; d.i. alleen wat leelijk is, is schoon; bestrijdende karakteristiek der moderne school van schilders en schrijvers, voorzoover deze bij voorkeur walgelijke onderwerpen ter behandeling kiezen. Het woord wordt aan Victor Hugo toegeschreven, na het verschijnen van: les Misérables, welk werk werd aangevallen om enkele tooneelen daarin voorkomende.

[pagina 605]
[p. 605]

[Laïk]

Laïk, (mal.), geschikt, gepast, passend.

[Lain doeloe lain seharang]

Lain doeloe lain seharang, (mal.), letterl.: anders vroeger, anders nu; voorheen en thans.

[Lainen, laienen, leinen]

Lainen, laienen, leinen, (joodsch-duitsch), langs de lijn lezen, (van het Duitsche Leine = lijn). Hiermede wordt aangeduid het lezen uit de boeken Mozes, waarbij men met een wijzer de lijnen of regels volgt.

[Laïs (Eene -]

Laïs (Eene -, eene galante en geestige vrouw, die den schijn der deugd weet te bewaren; naar twee beroemde boeleersters der Grieksche oudheid van dien naam, die tijdens den Peloponnesischen oorlog te Corinthe leefden. De schoonheid der jongste wekte de jaloezie op van de Thessalische vrouwen, die haar steenigden. Zij was eene tijdgenoote van Phryne, hare mededingster, en diende Apelles († 308 v.C.) als model.

[Laissé-pour-compte (Un -]

Laissé-pour-compte (Un -, (fr.), voor rekening gelaten. Een bij den kleermaker besteld kleedingstuk, dat hij wegens niet-betaling niet heeft geleverd.

[Laissez faire, laissez passer]

Laissez faire, laissez passer, (fr.), leus der staathuishoudkundigen der 18e eeuw. Volgens sommigen, werd zij door Quesnay (1694-1774), volgens anderen door Gournay (1712-59), uitgedacht. Naar Adam Smith (1723-90), die haar later verdedigde, komt zij daarop neder, dat de Regeeringen zich moeten bepalen bij het beschermen der zaken hunner onderdanen, maar overigens der concurrentie volkomen vrij spel dienen te laten. De uitdrukking is echter wel wat ontaard, sedert men haar ook op elk staatkundig stelsel van lijdelijk toezien is gaan toepassen.

[Laissez passer la justice du roi]

Laissez passer la justice du roi, (fr.), laat 's konings gerechtigheid haren loop. Onder de regeering van koning Karel VI van Frankrijk, ontdeed men zich van de oproerigen, die men niet openlijk durfde veroordeelen, door hen heimelijk in zakken te naaien, die dat opschrift droegen en in de rivier te werpen.

[Laissez passer]

Laissez passer, (fr.), letterl. laat gaan; vervoerbiljet, geleibriefje.

[Lake-school (The -]

Lake-school (The -, (eng.), zie Lakisten.

[Lake-State]

Lake-State, (am.), meren staat, naam voor Michigan naar de vele meren. Vgl. Wolverine state.

[Lakeive]

Lakeive, (barg.), eene vrouw.

[Laken (Blauw -]

Laken (Blauw -, (barg.), lood, in blauw laken handelen, lood stelen.

[Lakens uitdeelen]

Lakens uitdeelen of uitgeven (De -, (mil.), gezag uitoefenen, commandeeren. Naar het toewijzen en opleggen van kleermakerswerk.

[Lakenvelder]

Lakenvelder, eene zwarte koe, met witten rug en witte zijden, alsof er een wit laken overheen hing. Vandaar ook, een lakenbonte koe.

[Lakisten]

Lakisten, Engelsche dichters van de sentimenteele school, waarvan de leden bijna allen in de nabijheid der meren (lakes) van Cumberland en Westmoreland woonden. De stichter was William Wordsworth; als leden noemen wij Coleridge, Wilson, Southey, en in zekeren zin ook Walter Scott en Macaulay. De uitdrukking werd het eerst gebruikt in de Edinburgh Review.

[Lako]

Lako, (mal.), gezocht, gaarne gezien.

[Laksa]

Laksa, (mal.), tienduizendtal, ook een soort van Chineesche vermicelli.

[Lakseer]

Lakseer, (afr.), eene zekere ziekte.

[Laksheid]

Laksheid, slapheid, die uit onverschilligheid voortkomt, wordt dik wijls met dit laatste gecombineerd. 't Lat. laxitas beteekent ruimte, wijdte; 't werkw. laxare o.a. 't geen strak zit, losser maken. Ten onrechte schrijft men wel ‘lakschheid’. Komt in de Woordenlijst van De Vries en Te Winkel niet voor. Men spreekt ook van eene lakse houding; lat. laxus.

[pagina 606]
[p. 606]

[Laksman]

Laksman, (afr.), scherprechter, beul.

[Lalang]

Lalang, (mal.), lang rietgras met wollige bloempluimen, jav. alang-alang, Sumatra's Westkust, ook hilalang genoemd. Men bedient zich van alang-alang veelvuldig tot dekriet voor inlandsche woningen.

[Lalla Rookh]

Lalla Rookh, letterl. tulpenwang; de vermoedelijke dochter van Aurungzebe, keizer van Delhi, verloofd met Aliris, sultan van Klein Bucharië; op hare reis van Delhi naar de vallei van Cashmere voegt zich een jong Perzisch dichter Feramorz, bij haar, die haar den tijd verdrijft door haar vier schoone verhalen te vertellen en op wien zij verliefd raakt. Haar vreugde en geluk kent geen grenzen, als zij ontdekt, dat de dichter en de sultan één en dezelfde persoon is. Thomas Moore ‘Lalla Rookh’.

[Lam]

Lam, in de Christelijke kunst het zinnebeeld van den Zaligmaker, genaamd ‘het Lam Gods’ ook als zinnebeeld der zachtmoedigheid en onschuld. Tevens attribuut (z.a.) van de H. Agnes, de H. Genoveva, de H. Catharina en de H. Regina. De H. Johannes wordt voorgesteld met een lam op zijne armen of met het Paaschlam naast hem. In de symboliek wordt het lam gebruikt, om een der typen van Christus, als Abraham, Mozes enz. aan te duiden.

[Lam]

Lam, (mal.), kleine kampong, klein dorp, eene buurtschap.

[Lam ara]

Lam ara, (mal.), het dorp der vijgeboomen.

[Lam badak]

Lam badak, (mal.), het dorp der rhinocerossen (een dier, dat in Indië vroeger wellicht is geweest, thans zeker niet meer.

[Lam baroe]

Lam baroe, (mal.), het nieuwe dorp, (een plaatsnaam, die begrijpelijkerwijs op de meer uitvoerige kaarten van Atjeh tallooze malen voorkomt.

[Lam derien]

Lam derien, (mal.), het dorp der doerianboomen.

[Lam djamoe]

Lam djamoe, (mal.), het dorp der gasten.

[Lam Gods]

Lam Gods, lat. Agnus Dei. Het ‘Lam Gods’ duidt, nog bepaalder dan ‘Lam’ (zie boven), den Zaligmaker aan, volgens Joh. I:29, 1 Cor. V:7, zegt Paulus dat Christus, ons Paaschlam, geslacht is. De beide uitdrukkingen, hoewel denzelfden Persoon geldend, zijn van elkander geheel onafhankelijk, daar zij van dien zelfden Persoon gelden onder verschillend opzicht. Van het gewone leven of schaap, in de heraldiek, onderscheiden door de kruisbanier, verwinningsteeken, ontleend aan Openb. XVII:14.

[Lam koenjit]

Lam koenjit, (mal.), het dorp, waar koenjit (kurkama) groeit.

[Lam pisang]

Lam pisang, (mal.), het dorp der pisang-aanplantingen.

[Lama]

Lama, priester bij de Mongolen. De groote Lama's opperpriesters) dragen gele mutsen, de ondergeschikte Lama's roode. Zie Groote Lama.

[Lamaïsme]

Lamaïsme, de hervorming van het Buddhisme door Tsonkhapa, geb. in 1357 in Tibet. Dalai-lama is de titel des opperpriesters van het Buddhisme in Tibet, die niet uit het leven verdwijnt en wien de bewaring en de uitbreiding der leer is opgedragen. Eerst wanneer hij de gansche menschheid door de leer van Buddha van alle lijden zal hebben bevrijd, wordt hij Buddha en mag hij in het Nirwâna ingaan. Tot dit einde wordt hij altijd op nieuw geboren.

[Lambanganstelsel]

Lambanganstelsel, een na 1887 ingevoerd stelsel in Nederl. Indië voor werkregeling bij heerendiensten. Het Javaansche woord bet. verwisseling, ruiling; verwisseling of ruiling van diensten bij werken van algemeen belang, om alles niet op een dessa of district te laten drukken.

[Lambel]

Lambel, (wap.), zie Barensteel.

[Lambiek]

Lambiek, Belgische biersoort, waarvan tevens eene andere soort, het faro, wordt bereid. Men kent ook geuzen-lambiek, lambiek zonder toevoeging van suiker.

[Lambin]

Lambin, (fr.), talmend, langzaam in 't handelen, naar de langdradige Grieksche commentaren van den professor van dien naam.

[pagina 607]
[p. 607]

[Lambrequins]

Lambrequins, (wap.), zie Helmkleeden en Laufer; ook: uitgesneden, geborduurde draperieën, waarachter men het bovenste gedeelte van overgordijnen verbergt.

[Lame duck]

Lame duck, (am.), speculant in effecten, die in gebreke blijft te betalen; ieder, die zijne betalingen staakt, letterl. lamme eend.

[Lamed]

Lamed, Hebr. letter = L, als getal = 30.

[Lamentabile, lamentoso]

Lamentabile, lamentoso, (muz. it.), klagend.

[Lanfer]

Lanfer, een rouwfloers of sluier aan den hoed, zooals men gewoon was te dragen in de 17e en 18e eeuw, is tegenwoordig nog alleen in gebruik bij die aansprekers, welke de driekante steek dragen. De naam luidde vroeger lamper of lampers en duidde een soort van rouwfloers of krip aan. 't Woord staat waarschijnlijk in verband met het Fransche verkleinwoord lambrequins waarmede men de helmdekken, oorspronkelijk een manteltje, of wel sluier aan den helm, aanduidt; tegenwoordig, en wel sinds de 16e eeuw, worden de lambrequins geteekend als arabeskvormige ornamenten, uitgaande van den helm, en het wapenschild omringende.

[Lamme Koning (De -]

Lamme Koning (De -, scheldnaam voor Louis Napoleon van Holland, ook de Lamme Louis geheeten, omdat hij met zijn been trok.

[Lammer]

Lammer, (afr.), lammeren werpen, die skaap mot lammer.

[Lammeren]

Lammeren, (barg.), cliënten (van een advocaat.

[Lammerschap]

Lammerschap, (afr.), ooien met lammeren.

[Lamourette-kus]

Lamourette-kus, d.i. een kus, waardoor men zich met iemand schijnbaar verzoend heeft, hoewel inwendig de wrok blijft bestaan. Aldus naar den abbé Lamourette, die de verschillende twisten van de Wetgevende Vergadering in Frankrijk trachtte bij te leggen, door in hare zitting van 7 Juli 1792 een beroep op de vaderlandslievende gevoelens van al de afgevaardigden te doen, om een inval der Pruisen en Oostenrijkers te voorkomen. De redevoering had de gewenschte uitwerking.... voor eenige etmalen.

[Lamp]

Lamp, (barg.), politieagent.

[Lamp]

Lamp, (sport.), lantaarn.

[Lamp likken (Aan de -]

Lamp likken (Aan de - (aan de pan likken), (mil.), zich schuldig maken aan eene overtreding waarvoor men gestraft zal worden, zich branden.

[Lamp (Dat riekt naar de -]

Lamp (Dat riekt naar de -, (fig.), aan dit (letterkundig) werk is veel tijd en inspanning besteed, wordt gezegd van elk letterkundig werk, dat zonder schoonheid van vorm nachtelijke studie verraadt; naar den redenaar Pytheas (340 j.v.C.), die van de redevoeringen van den hem vijandig gezinden Demosthenes zeide, dat zij ‘naar de lampepitten roken’; van Demosthenes toch werd verhaald, dat hij zich het hoofd half kaal schoor en onder den grond in een hol werkte, om niet gestoord te worden.

[Lamp loopen (Tegen de -]

Lamp loopen (Tegen de -, (mil.), een geheime ziekte opdoen; een ongeluk krijgen.

[Lamp van Demosthenes]

Lamp van Demosthenes, zie Demosthenes (Lamp van -.

[Lampang]

Lampang, (mal.), een tijdelijk voor gasten gebouwd logis.

[Lampassé]

Lampassé, (wap.), zie Getongd. (Viervoetige dieren).

[Lampbegietjesavond]

Lampbegietjesavond, feestavond op de fabrieken te Veenendaal, die allengs in verval raakt. Op 17 September begon weleer het ‘avondwerk’, d.i. het weven en spinnen bij lamplicht. Dien eersten avond werd feest gevierd, de lampen werden met groen en bloemen versierd, er werd getrakteerd, gegeten, gedronken en gezongen en de feestvreugde breidde zich uit tot buiten de muren der fabrieken door het geheele dorp.

[pagina 608]
[p. 608]

[Lampbracket]

Lampbracket, (sport.), lantaarnhouder.

[Lampenkoorts]

Lampenkoorts, (toon.), van hgd. Lampenfieber, angst voor het eerste optreden voor het voetlicht, d.i. vóór een reeks lampen.

[Lampies]

Lampies, (barg.), oogen.

[Lampies laten knijsen]

Lampies laten knijsen, (barg.), uit de oogen kijken.

[Lancastersche methode]

Lancastersche methode, zie Bell-Lancastersche methode, waar evenwel John staat in plaats van Joseph Lancaster.

[Lanceur]

Lanceur, (fr.), de man, die door de voorname Parijsche kleedermakers wordt gebezigd, om zich met een nieuwuitgedacht kleedingstuk in het openbaar te vertoonen, en het aldus in de mode te brengen. De lanceuse is eene dame, die met hetzelfde doel door modemaaksters enz. wordt gebruikt.

[Land der Cavalleria rusticana (Het -]

Land der Cavalleria rusticana (Het -, Navara op Sicilië, naar de plaats der handeling van Mascagni's opera Cavalleria (met klemtoon op i) rusticana, d.i. boersche ridderlijkheid.

[Land der doodsschaduwen]

Land der doodsschaduwen, land van groote ellende. Uit Matth. IV:16.

[Land der levende fossielen]

Land der levende fossielen, Nieuw-Holland (Australië), door Prof. Richard Semon in zijn boek over dat land aldus genoemd, omdat alleen in dat land nog dieren in levenden lijve te zien zijn, die overal elders nog slechts in versteenden toestand voorkomen. Zie Nieuw-Holland.

[Land der menschen]

Land der menschen, benaming welke de inboorlingen van Nias aan hun eiland (Sumatra's westkust) geven.

[Land der reclame]

Land der reclame, Noord-Amerika.

[Land der slavernij]

Land der slavernij, naam door de Israëlieten aan Egypte gegeven.

[Land des Weins und der Gesänge (Das -]

Land des Weins und der Gesänge (Das -, (hgd.), het land van den wijn en de gezangen, Goethe, Faust I, Auerbach's Keller; naam voor Spanje, zoo noemt Mephisto dat, tegen het ruwe volkje, dat hij in den kelder aantreft.

[Land of cakes]

Land of cakes, (eng.), koekenland, naam voor Schotland, naar de geliefde volksspijs: havermeelkoeken.

[Land of steady habints]

Land of steady habints, (am.), land der vaste gewoonten, spotnaam voor Connecticut, ook Freestone State (z.a.), met het oog op de gehechtheid aan het oude, der inwoners.

[Land van belofte]

Land van belofte, eigenl. zooals in Hebr. XI:9 staat: land der belofte, Kanaän, het land dat God aan Abraham beloofde; het land ‘overvloeiend van melk en honing’ en vandaar fig. luilekkerland.

[Land van den Bijbel (Het -]

Land van den Bijbel (Het -, de Levant (z.a.). Het doel der Christelijke zending in die streken is, het licht des Bijbels te gaan terugbrengen naar de plaats waar het eerst geschenen heeft.

[Land van myrrhe]

Land van myrrhe, Azab of Saba.

[Land, wo die Citronen blühn (Das -]

Land, wo die Citronen blühn (Das -, het land waar de citroenen bloeien. Zie Kennst du das Land, enz.

[Land waar melk en honig vloeit]

Land waar melk en honig vloeit, d.i. een gelukkig, gezegend land, naar Exod. III:8 en op vele andere plaatsen in den bijbel.

[Landang]

Landang, (mal.), tuin of veld, waar de inlander zijne producten plant.

[Landauer]

Landauer, rijtuig voor vier personen, met voor en achter neerslaande kap; aldus naar de stad Landau in Beieren, waar ze voor 't eerst werden gemaakt, volgens Goethe in Hermann und Dorothea. Fransch: landau.

[Landaulette]

Landaulette, landauer in kleineren vorm.

[Landbill]

Landbill, 22 Aug. 1881 in Ierland ingevoerde landwet, bij welke officieele pachtcommissiën zijn ingesteld, ter bepaling van den maximalen huurprijs.

[pagina 609]
[p. 609]

[Landbouw komt er u te gemoet (De geur van den -]

Landbouw komt er u te gemoet (De geur van den -, gezegde van den Minister Mr. S. van Houten ter gelegenheid van de discussie over de reorganisatie der Landbouwschool te Wageningen. Toen Z.Ex. Wageningen de eerste maal bezocht, stond een mestwagen aan het station, terwijl hij daar in een rijtuig stapte. Van dien wagen had men kunnen zeggen: er is een luchtje aan. Z.Ex. deed, alsof hij niets merkte, maar bij de discussie in de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de Landbouwschool scheen de herinnering aan het eerste bezoek aan Wageningen bij den Minister weer boven te komen.

[Landerig, landziekig]

Landerig, landziekig, 't land hebbend, evenals de matroos, de zeeman, die aan wal schier ziek wordt van verveling, in de onaangenaamste stemming verkeert.

[Landing]

Landing, (barg.), ontdekking.

[Landjrad agama]

Landjrad agama, (mal.), naar de meening van den Javaan deftige uitdrukking voor peng poeloe (z.a.).

[Landjuweelen.]

Landjuweelen. In de middeleeuwen de groote schietwedstrijden der schutterijen en in navolging van deze: de wedstrijden der Rederijkers in het tooneelspel. De Landjuweelen duurden verscheidene dagen en werden opgeluisterd door optochten en volksfeesten. Oorspronkelijk beteekende landjuweel de uitgeloofde prijs, waarom gedongen werd: de landprijs van rhetorijcke.

[Landleague]

Landleague, (eng.), zie Boycotten.

[Ländler]

Ländler, (muz. hgd.), zie Tyrolienne.

[Landliga]

Landliga, zie Boycotten.

[Landnationalisatie]

Landnationalisatie, het systeem, waarbij alle landerijen aan het volk ten gebruike worden afgestaan, en de particuliere grondeigendom wordt afgeschaft, De Bond voor Landnat. heeft een orgaan getiteld: ‘De Grond aan Allen’.

[Landraad]

Landraad, (jur.), rechtbank voor inlanders in Nederl. Indië, bestaande uit een voorzitter - bij voorkeur een rechtsgeleerde - en twee inlandsche hoofden, door den Gouv.-Gen. benoemd.

[Landshöfding]

Landshöfding, gouverneur eèner provincie in Zweden.

[Landsthing]

Landsthing, Eerste Kamer in Denemarken.

[Landstorm]

Landstorm, in Duitschland der Landsturm, d.i. de oproeping van al de burgers zonder onderscheid tot aan hun 60e levensjaar, om in tijd van nood het vaderland te verdedigen. Ten onzent soms de benaming van een bataljon soldaten, bijv. in 1815 te Oldenzaal. In 1813 werd de landstorm (= het gansche weerbare volk) ook hier te lande opgeroepen.

[Landweer]

Landweer, oudtijds 1) aarden aanvulling (fossatum), grenswal, in tegenstelling van eene waterweer of waterkeering. Men maakte ze in 1358 op den Weerd onder Deventer; 2) waterkeering, kanaal, waterlozing of tocht; 3) militie, bijv. in 1320 te Oldebroek; hgd. landwehr = weerbare manschap, gewapende burgers; ook grensvesting.

[Lang zicht]

Lang zicht, (hand.), wissels, die eerst twee, drie of vier maanden na vertoon betaald worden.

[Lange Haare und kurzen Verstand (Die Frauen haben -]

Lange Haare und kurzen Verstand (Die Frauen haben -, (hgd.), de vrouwen hebben lang haar en korte denkbeelden, een gezegde van Schopenhauer (1788-1860). Uit le Nihilisme van Schedo-Ferroti (bl. 233) blijkt echter, dat de Russische boeren hetzelfde als spreekwoord bezigen.

[Lange lijzen]

Lange lijzen, zeer fijne, ranke porseleinen vazen, tot sieraad op hooge kasten en ander Chineesch porselein van hetzelfde merk.

[Lange woorden]

Lange woorden:

Alcomiroziropoulopilousitounitapignac. De reuzin. Croquemitaine III, 2.
Amoronthologosphorus. Zie Haren (De drie).

[pagina 610]
[p. 610]

Anantachaturdascoratakatha. Sanskr. werk. Zie Trübner's Literary Record.
Antipericatametanaparbeuge damphic ribrationes Toordicantium. Een der boeken in de bibliotheek van St. Victor. Rabelais, Pantagruel II, 7.
Batrachomyomachia (strijd tusschen de kikvorschen en de muizen).
Chininstaritysarchides. - Plaunis.
Don Juan Nepomuceno de Burionagonatotorecagageazcoecha. Beambte aan het departement van financiën te Madrid (1867).
Dimethylamidoazobenzol, een mengsel dat gebruikt wordt om margarine te kleuren.
Drimtaidhorickhillichattan, op het eil. Mull, Argyleshire.
Honorificabilitudinitatibus, dat het oudste woord in de Engelsche taal heet te zijn en heel dikwijls in oude tooneelstukken voorkomt.
Hottentottenpotentatentantenattentater, iemand die een aanslag op de tante van een vorst der Hottentotten pleegt.
Jungefrauenzimmerdurchschwindsuchttötungsgegenverein, vereeniging ter voorkoming dat jonge dames aan de tering sterven.
Kagwadawwacomëgishearg, een Indisch opperhoofd, die in 1866 te Wisconsin stierf.
Lepadotemachoselachogaleokranioleipsanodrimupotrimmatosilphiopardomeli-
tokataceclummenokichlepikossuphophattoperisteralektrunoptegkephalokig-
klopeleiolagoosiraiobaletraganopterugon
. Een der langste woorden bestaande uit 169 Grieksche letters en 78 lettergrepen. Aristophanes, Ekklesiazousai V, 1169.
Llanvairpwllgwangyll in het bisdom Bangor.
Luftverdichtungs-aktiencompagnie, een woord van Immermann, hij wil nl. de lucht zoo samenpersen, dat de stukken als steenen dienst kunnen doen en van die steenen wil hij huizen bouwen, dus: Naamlooze Vennootschap tot luchtverdichting.
Monophydrophenoläthyldiächlendiaminumidacetonitril, de naam van een nieuw ontsmettingsmiddel.
Nitrophenyleendiamine, een soort verf van hardroode kleur.
Polyphrasticontinomimegaladulaton M.N. Rostocostojambedanesse. Rabelais, Pantaqruel II, 7.
Sankashtachaturthivratodyapana, een Sanskr. woord. Zie Trübner's Literary Record. Forster geeft een woord van 152 lettergrepen.
Unterirdischenkastenschlechtauswendiglernenderschauspielergedächtnisaushelfer, (hgd.), souffleur
Zürchersalzverbrauchsbuchhaltungsverordnung. Reglement voor de boekhouding der Zürcher-zoutverbruiksvereeniging.

[Lange zessen]

Lange zessen, ook lange lijzen. Van rank opgeschoten vrouwen-figuren, zonder behaaglijkheid; de lange zes was eene vetkaars van zes in een pond, dus zeer dun in verhouding tot de lengte; de gewone kaarsen waren vieren.

[Langen Rede kurzer Sinn (Der -]

Langen Rede kurzer Sinn (Der -, zie Der enz.

[Langen und Bangen in schwebender Pein]

Langen und Bangen in schwebender Pein, (hgd.), verlangen en vreezen in afwisselende gemoedsstemming, vierde regel uit Clärchens lied in Goethe's Egmont 3e bedrijf.

[Langgar]

Langgar, (jav. en mal.), bedehuis, bidkapel, van minderen rang dan een Mesigit Moskee). Wordt ook wel soerau genaamd. Op Sumatra's Westkust zijn die langgars ook wel bewoond door Hadjies, die les geven in 't opdreunen van gebeden en van stukken uit den Koran.

[Langue d'oe]

Langue d'oe, (fr.), zie langue d'oil.

[Langue d'oil]

Langue d'oil, (fr.), de oude taal oïl van Noord-Frankrijk, terwijl de langue d'oc de taal was, die in midden Frankrijk werd gesproken; de talen werden aldus onderscheiden naardat voor het tegenw. oui de Noordelijken oïl (waaruit waarsch. oui), de meer Zuidelijken oc zeiden.

[Langué]

Langué, (wap.), zie getongd (vogels).

[Languendo, languente]

Languendo, languente, (muz it.), letterl. smachtend, klagend.

[pagina 611]
[p. 611]

[Lanos]

Lanos, eig. llanos, hetzelfde als pampas. Zie Prairie.

[Lans van Achilles]

Lans van Achilles, (myth.), de lans, waarvan de wond alleen door de lans zelf kon genezen worden. Telephus, zoon van Heracles en Auge, werd bij een aanval, dien de Grieken op hun tocht naar Troje bij vergissing op Mysnië deden, door Achilles verwond. Daar de wond niet genezen wilde, raadpleegde hij een orakel en ontving tot antwoord, dat alleen degene, die de wond had toegebracht, haar genezen kon. Hij begaf zich nu als bedelaar verkleed naar Griekenland en bad Agamemnon hem te helpen, die bewerkte dat Achilles aan zijn verzoek voldeed; door een weinig roest van de lans waarmede de wond was toegebracht, genas zij terstond.

[Lanspassaat]

Lanspassaat, de laagste onderofficier bij het voetvolk. 't Woord is afgeleid van it. lancia spezzata, d.i. gebroken lans. Eigenlijk beteekende het een krijgsman, die van de ruiterij tot het voetvolk was overgegaan, en die dus zijn eervolle ruiterlans als het ware verbroken had.

[Lansquenet]

Lansquenet, (fr.), kaartspel, aan het Hof van Lodewijk XIV († 1715) in zwang; zie bij Grec. Ook weleer in Frankrijk de naam van zekere krijgslieden, aldus naar het Duitsche landsknecht geheeten.

[Lantaarn]

Lantaarn, in de Christelijke kunst het zinnebeeld van St. Gudule en van den H. Hago.

[Lantaarn]

Lantaarn, zie Koekoek.

[Lantaarnfeest]

Lantaarnfeest of feest der lantaarns, volgens de overlevering zou de dochter van een aanzienlijk Mandarijn, op zekeren avond aan den oever van het meer wandelend, daarin gevallen en zeer zeker verdronken zijn, indien niet haar vader met al zijn buren, voorzien van lantaarns, naar haar was komen zoeken. Ter herinnering daaraan wordt in China jaarlijks op dezelfde plaats een groot feest gegeven.

[Lantáca]

Lantáca, bronzen kanon, lilla of draaibus met vork, van oud-Oost-Indisch maaksel, op de Philippijnen.

[Lanterluspel]

Lanterluspel, zeker kaartspel. Vanhier lanterlu hebben = vijf kaarten van eene kleur in dat spel hebben. Lanterluien = lanterlu spelen. Fr. triomphe = troef (z.a.).

[Lanterne (A la -]

Lanterne (A la -, tijdens de Fransche Revolutie de kreet van 't gepeupel om iemand op te hangen.

[Laodiceër]

Laodiceër, inwoner der stad Laodicea in Klein-Azië; fig. lauw, onverschillig mensch, ontleend aan de Openbaring van Johannes III:15 en v.v.

[Lae-tse]

Lae-tse, stichter van het Tao-geloof, het Taoïsme of den godsdienst van den rechten weg, welke met het Buddhisme (zie Licht van Azië) en de leer van Confucius, het drietal godsdienstvormen uitmaakt, die in China gelijke rechten genieten. Evenals Buddha door de Buddhisten, werd Lao-tse door zijne aanhangers tevens als godheid en als mensch beschouwd. De mensch Lao, geb. 565 v.C., geschiedschrijver onder de dynastie Tscheu, schreef Tao-te-king (= boek over kracht en werking), waaruit zijn leer gehoord wordt, een der moeilijkst te verklaren werken van de Chineesche letterkunde. De Tao-godsdienst, verwant aan het Buddhisme, is vermengd met tal van bijgeloovigheden en tooverkunsten, waarbij het onsterfelijkheidswater eene voorname rol speelt, en vermaant den mensch om zich in de eenzaamheid aan bespiegelingen over te geven; hij bestaat dus eigenlijk in niets-doen en predikte, tusschen de regels door, onverschilligheid voor de ondeugd. Zijne aanhangers en belijders heeten Tao-sse.

[Laoet]

Laoet, naam voor Atjeh. Letterl. de zee. Naar de ligging van het land dus zooveel als Zeeland. Vgl. de achterste zee (haijâm haächarôn)=de westelijke, nl. de Middellandsche zee der oude Israëlieten (Deut. XI:24; XXXIV:2; Joël II:20).

[Laokoon]

Laokoon, (myth.), zoon van Priamus en priester van Apollo, die met zijne beide zonen door twee groote slangen doodgedrukt werd, omdat hij het aan

[pagina 612]
[p. 612]

Pallas gewijde houten paard onteerd en met een speer doorboord had; de groep van Laokoon, een uitstekend voortbrengsel der oude beeldhouwkunst, van de beeldhouwers Agesandros, Polydoros en Athenodoros van Rhodos, het gezegde treurspel voorstellende, in 1506 ontdekt, thans in het Vaticaan te Rome.

[Lap]

Lap, (sport.), baanronde.

[Lap (To -]

Lap (To -, (sport.), een ronde inhalen.

[Lap op een oud kleed (Nieuwe -]

Lap op een oud kleed (Nieuwe -, niet gepaste toevoeging, ook onharmonische restauratie (van schilderijen, platen, kunstwerken, boekwerken, enz.). Naar de beeldspraak van Jezus in Matth. IX:16; Mark. II:21, dat Hij niet gekomen was om de oude Joodsche instellingen in wezen te laten, en slechts met eenige nieuwe te verrijken; noch ook om bij nieuwe inrichtingen den ouden vorm te behouden.

[Lapau]

Lapau, (mal.), inlandsche restauratie.

[Lapidaire stijl]

Lapidaire stijl, korte en kernachtige stijl (van lat. lapidarius = de steenen betreffende. Lapidair schrift = in steen gebeiteld schrift, aldus omdat de in steen gehouwen opschriften van zelf kort moeten zijn.

[Lapis philosophorum]

Lapis philosophorum, (lat.), steen der wijzen, een steen uit verschillende stoffen samengesteld, waarnaar de alchemisten zochten en die het vermogen zou hebben, onedele metalen in goud te veranderen.

[Lapislazuli]

Lapislazuli, lazuursteen, hemelblauwe steen, met geelachtige glinsterende korreltjes; vermoedelijk uit Azië afkomstig.

[Lapjes-keeren]

Lapjes-keeren, (amst.), het Maandagsche bezoek der vrouwen en meisjes aan de Noordermarkt te Amsterdam, waar men allerlei soort van lappen, stoffen en vrouwenkleederen benevens tal van andere oude voorwerpen uitstalde; vandaar naam voor het Vrijdagsavends bezoek, in de magazijnen van Sinkel in de Zon te Amsterdam, waar iets dergelijks plaats heeft.

[Lappe]

Lappe, (afr.), bijv. op di lappe bring, ter tafel brengen.

[Lappen]

Lappen, (mil.), eene functie uitoefenen voor iemand, die verhinderd is, vandaar toevoegen of aanlappen, hetgeen tekort komt.

[Lappen]

Lappen, (mil.), botje bij botje doen, geld bij elkaar leggen om drank te koopen.

[Lappen (Iemand er bij -]

Lappen (Iemand er bij -, (mil.), van iemand, die zich aan een overtreding heeft schuldig gemaakt rapport maken; meest in den zin als het feit gezocht of van weinig beteekenis is.

[Lappen (Zet je - klaar]

Lappen (Zet je - klaar, luister, d.i. doe je ooren open.

[Lappidoth]

Lappidoth of een man als -, een onbeduidend man van een knappe en wakkere vrouw. Lappidoth's vrouw was Debora, van wie verhaald wordt, dat zij profetes was en Israël richtte. Van haar man wordt niets vermeld. Richt. IV:4.

[Lapsus calami]

Lapsus calami, (lat.), een fout van de pen, schrijffout. Lapsus eig. = uitglijding; eng. slip of the pen.

[Lapsus linguae]

Lapsus linguae, (lat.), een fout van de tong; verspreking.

[Lapsus memoriae]

Lapsus memoriae, (lat.), een fout van het geheugen, geheugenfout.

[Lapweek]

Lapweek, (mil.), weekdienst (= wekelijke dienst), die bij elke compagnie, escadron en batterij door een sergeant en korporaal wordt waargenomen, tijdelijk verrichten. Weekdienst betreft de zorg voor den geregelden gang van den kazernedienst.

[Laquedem (Isaac -]

Laquedem (Isaac -, naam, in de veertiende eeuw in Frankrijk aan den Wandelenden Jood gegeven.

[Laralia]

Laralia, feesten te Rome op den 1sten Mei ter eere der Lares (huisgoden).

[Laren]

Laren, pluralis van Etrusoisch lar = heer; beschermgoden bij de oude Romeinen, voornamelijk huisgoden (La-

[pagina 613]
[p. 613]

res familiares), wier beeltenis daarom aan den huiselijken haard in een kast of in een afzonderlijke kapel (Lararium) bewaard werd; toen het huiselijke leven meer plaats maakte voor het politieke leven, vereerde men ze als beschermers van het openbaar verkeer aan de kruiswegen (Lares compitales) of van de zeevaart of den landbouw. De Lares publici hadden de bescherming over den geheelen Staat, waaronder men ook Romulus, Remus, Acca Larentia, e.a. rekende. Dikwijls worden Laren en Penaten in éen adem genoemd. Den 1en Mei vierde men te hunner eer de laralia of het feest der Laren.

[Largando]

Largando, (slargando, allargando), (muz. it.), letter]. breeder wordend, dus toenemend, gewoonlijk met crescendo verbonden.

[Larghetto]

Larghetto, (muz. it.), verkleinw. van largo, als tempo wat breed, ongeveer zooveel als andantino, tusschen largo en andante.

[Largo]

Largo, (muz. it.), letterl. breed, het langzaamste tempo, behalve molto largo.

[Lariat]

Lariat, (am.), een lasso, een touw van gevlochten lederen riempjes, soms ook van gras gemaakt, afgeleid van lareata.

[Lariester]

Lariester, snapster, babbelaarster, klappei; ‘'t is maar larie’ = 't zijn praatjes.

[Larifari]

Larifari, gekkepraat, volgens Bech (Germania, XX, 50), de samenvoeging der muzieknoten la, re, fa, re. Hij haalt daarbij uit het Frankf. Archiv III, 204, den volzin aan: ‘Da sungen sie die Messe terribilis la re fa re.’ Met het woord schijnt men dus oorspronkelijk het stelsel belachelijk te hebben willen maken om bij het zingen de namen der noten in plaats van tekst uit te spreken.

[Larijn]

Larijn of Larin, Perzische munt, bestaande uit een dikken, dubbelgevouwen zilverdraad, ongeveer 6 cM. lang, een weinig afgeplat en voorzien van een stempel. De larijn is ongev. 50 cts. waard.

[Larvae]

Larvae, bij de Romeinen booze geesten van afgestorvenen, die tot straf voor een misdadig leven of wegens een verzuim bij hunne begrafenis in de onderwereld geen rust kunnen vinden, als schrikwekkende spookgestalten of skeletten ronddwalen, levenden door hunne verschijning soms waanzinnig maken en zelfs de dooden verontrusten. Zie Lemures.

[Las mujeres y los diablos cominan por una senda]

Las mujeres y los diablos cominan por una senda, (sp.), de vrouwen en de duivels gaan éen en denzelfden weg. Ruiz de Alcaron.

[Lasch, Lasschen]

Lasch, Lasschen, (bouwk.), een stuk aan een balk zetten, een lasch aanzetten. Een stuk hout of ijzer verlengen, lasschen met een tand, met een haak, wanneer het eene stuk met een tand of met een haak in het andere verbonden wordt, of met een zwaluwstaart, daarvan: tand lasch haak lasch enz.

[Laschon]

Laschon (Loschoan), (hebr.), taal, spraak, tong.

[Lasciate ogni speranza, voi ch'entrate]

Lasciate ogni speranza, voi ch'entrate, (it.), gij, die hier binnentreedt, laat alle hope varen. Dante, Divina Comedia Hel III, 9, het opschrift, dat Dante boven den ingang van de hel las. Schertsend plaatste Mr. Carel Vosmaer die spreuk op den muur van het zweetkamertje (de wachtkamer van hen, die examen moeten doen) te Leiden.

[Läsiedel]

Läsiedel, zie Jiläsiedel.

[Lasst, Vater, genug sein das grausame Spiel]

Lasst, Vater, genug sein das grausame Spiel, (hgd.), vader, staak dat vreeselijk spel. Gewoonlijk citeert men: des grausamen Spiels. Uit Schillers gedicht Der Taucher, waar de dochter des Konings haar vader wil bewegen, den schoonen door haar beminden schildknaap niet ten tweeden male in de diepte te zenden.

[Last not least]

Last not least, (eng.), de laatste, maar niet de minste, gezegde ter aanduiding, dat bij eene opsomming van personen of zaken de laatstgenoemde allesbehalve de onbelangrijkste is; ontleend aan Shakespeare, Julius

[pagina 614]
[p. 614]

Caesar III, 1, waar Antonius dit kort na het vermoorden van Caesar tot Trebonius zegt met de woorden: Tho' last not least in love (ofschoon de laatste niet de minste voor mijn hart). Ook in King Lear I, 1, worden aan Lear de woorden in den mond gelegd: Although the last not least (hoewel de laatste, daarom niet de minste). Ook figuurlijk gebezigd, in den zin van vooral.

[Lastage]

Lastage, het ballasten van schepen, en daarom de naam van eene wijk te Amsterdam, gelegen tusschen de Gelderschekaai, Sint-Antonisbreestraat, Oudeschans, Kromme- en Oudewaal, vóor 1585 eene voorstad, waar schepen getimmerd en geballast werden.

[Lasting]

Lasting, zie Everlast; van eng. to last = duren.

[Lasuere]

Lasuere, (wap.), zie azuur.

[Lat]

Lat, (mil.), sabel; ook lange lat = lange sabel.

[Late (De -]

Late (De -, nml. ure, noemde men in de dagen van prins Willem I († 1584), het 3e middaguur, - de nona, zie Etensuren, - als wanneer het middagmaal aan het Hof was afgeloopen.

[Latei]

Latei, (bouwk.), wordt gebruikt om aan te duiden de plank welke (oudtijds vooral in de middeleeuwen) boven de openingen van een venster of deur gelegd werd, om het daarboven komend metselwerk te ondersteunen. In Zuid-Nederland worden ook de vensterbanken met deze benaming aangeduidt.

[Lateraan (Het -]

Lateraan (Het -, pauselijk paleis te Rome, dat met de daaraan grenzende gebouwen naar de oud-Romeinsche familie der Plautii Laterani geheeten is. Nero liet den laatsten bezitter uit deze familie, Plautius Lateranus ter dood brengen en eigende zich het paleis toe. Konstantijn de Groote schonk het aan den bisschop van Rome, Sylvester I, en sedert dien tijd diende het den Pausen tot woning.

[Lateraansche hofpaltsgraven]

Lateraansche hofpaltsgraven, thans ridders van den gouden krijgsdienst (Armatae militiae equites), waren de ridders der Pauslijke orde van de Gouden Spoor, welker stichting aan paus Paulus III (Farnese, ao 1534-49) wordt toegeschreven. Paus Gregorius XVI (ao 1831) bepaalde het getal der ridders op 300. Het ordeteeken, aan een rooden band, bestaat uit een wit geëmailleerd Maltezer-kruis, aan welks beide onderste hoeken eene kleine gouden spoor is gehecht.

[Latere (A -]

Latere (A -, van ter zijde, zijdelings. In 1664 had de pauslijke legaat Fabio Chigi, die op audientie reisde naar Lodewijk XIV, den titel van kardinaallegaat a latere. In Hongarije heeft men ministers a latere, d.z. ministers zonder portefeuille, die voor assistenten van den koning zijn bestemd. - 6e nmvl. van lat. latus (zijde, kant). Vgl. luitenant à la suite.

[Latet anguis in herba]

Latet anguis in herba, (lat.), zie Anguis enz.

[Latifondo]

Latifondo, (ital.), onvervreemdbaar landbezit, in handen van enkele personen.

[Latijn]

Latijn, oorspronkelijk de taal gesproken door de Latini, inwoners van Latium in Italië. Dit oud-Italiaansch dialect was de taal der oude Romeinen.

Men onderscheidt het Latijn in:

a)Klassiek Latijn, dat van den bloeitijd der Latijnsche letterkunde;
b)Later Latijn, uit de periode na Augustus, omvattende ook de Latijnsche kerkvaders;
c)Laag Latijn, dialectisch Latijn, waaruit Italiaansch, Fransch en andere Romaansche talen ontstaan zijn;
d)Middel Latijn, het Latijn na de 6e tot de 16e eeuw geschreven;
e)Nieuw Latijn, dat der schrijvers na de Renaissance in de 16e eeuw.

Latijn (Potjes -, gebrekkig Latijn, vermengd met vreemde woorden of vormen; sommigen zien daarin eene toespeling op het Latijn der apothekers.

[Latijnsch kruis]

Latijnsch kruis, waarvan de 4 armen even lang zijn; in de wap. het gewone, zoodat ‘Latijnsch’ er dan niet bijgezegd wordt.

[pagina 615]
[p. 615]

[Latijnsche kerk]

Latijnsche kerk, de Westersche kerk, waarvan de hoofdzetel te Rome, dus in 't Westen, was; in tegenstelling van de Oostersche of Grieksche kerk, die haren hoofdzetel had te Konstantinopel.

[Latijnsche Unie]

Latijnsche Unie of Latijnsche muntkonventie, overeenkomst op 22 Dec. 1865 aangegaan tusschen Frankrijk, België, Zwitserland en Italië, waarbij zich in 1868 Griekenland aansloot. Volgens die overeenkomst zouden de franc en de lire in de verschillende landen over en weer geldigheid hebben en als internationale munt worden aangenomen. Spanje, Rumenië, Servië en Bulgarije sloten zich bij bovengemelde landen aan om bij het slaan hunner munten 1 ko goud = 15½ ko zilver te stellen; maar het francsysteem namen zij niet aan; vandaar dat de Rumeensche leu of lire in de eerstgenoemde landen niet voor 1 franc of 1 lire wordt aangenomen.

[Latijnsche Vulgata]

Latijnsche Vulgata, Bijbelvertaling der R.-K. Kerk, goedgekeurd op het Concilie van Trente (1545 en volgg.) Vulgata = de algemeen verbreide.

[Latine loquamur]

Latine loquamur, (lat.), laat ons Latijn spreken, d.i. kort en bondig zijn.

[Latitu dinariërs]

Latitu dinariërs, de naam eener partij der Engelsche Episcopalen, die gedurende de religietwisten in de dagen van Karel I zich verhief, vooral te Cambridge gevestigd was en tegenover de partij der eedweigeraars stond, die de Anglicaansche kerk vormden. Evenals de Remonstranten in ons Vaderland, wilden zij vrije verklaring en opvatting der verschillende leerstukken [‘verzoening’ was niet het doel der ‘opvatting’ van de Remonstr. Even als iedere partij wenschten zij hunne beginselen te handhaven; niet zich te verzoenen met de beginselen van anderen]. Fig. iemand, die breede, d.i. minder strenge grondbeginselen volgt, voornamelijk in moraal en godsdienst.

[Latium]

Latium, landschap in Midden-Italië, van de Tyrrheensche zee tusschen den Tiber en de Liris. De inwoners waren Latini. De oudste en belangrijkste stad was Alba Longa, waarvan de verovering in 330/38 v.C. het gewest in de macht bracht der oude Romeinen, die er een eigen recht, jus Latii of Latinitas aan gaven, afgescheiden van dat der bondgenooten; een middentrap tusschen het Romeinsch burgerrecht (civitas) en dat der vreemdelingen (peregrinitas). Wordt ook wel voor gansch oud-Italië genomen, vooral in de combinatie Griekenland en Latium, met het oog op de literatuur.

[Latona]

Latona, (myth.), Lat. naam voor gr. Leto, dochter van Coeüs en Phoebe, dus van het geslacht der Titanen, vóor Hera, gemalin van Zeus, bij wien zij moeder werd van Artemis en Apollo. Volgens anderen werd zij door Zeus bemind, toen hij reeds met Hera gehuwd was, daarom werd zij over de geheele aarde door de jaloersche Hera vervolgd, totdat Zeus het eiland Delos uit de zee liet opkomen, waar zij eindelijk rust vond en aan den voet van den berg Cynthus Artemis (Diana) en Apollo ter wereld bracht. De legende der boeren die haar bij die gelegenheid bedreigden en tot straf in kikvorschen veranderd werden, werd dikwijls als onderwerp van fonteinbekken-versieringen gebruikt.

[Latrantem stomachum bene leniet (Cum sale panis -]

Latrantem stomachum bene leniet (Cum sale panis -, (lat.), brood met zout zal de hongerige maag tot zwijgen brengen; Horatius, Satirae II, 2, 17, 18.

[Latria]

Latria, (r.k.), (cultus latriae), latreuein = dienen), in de Roomsche godgeleerdheid uitsluitend gebezigd om den eeredienst aan te duiden, die Gode toekomt.

[Latter-day-Saints]

Latter-day-Saints, (eng.), de heiligen van den jongsten dag, naam aan de Mormonen (z.a.) gegeven.

[Latwerk]

Latwerk, (wap.), fr. frette, eng. fret, hgd. Gitter. Bestaat uit eene zeer groote malie (z.a.), door welke twee schuingekruiste latten zijn heengestoken; deze latten komen dan in de hoeken van het schild uit. In de Engelsche wapens veelvuldig, overigens zeldzaam.

[Lau kans]

Lau kans, (barg.), geen kans.

[pagina 616]
[p. 616]

[Lauda, Sion, salvatorem]

Lauda, Sion, salvatorem, (lat.), loof, Sion, den Verlosser, lofzang in 1269 door Thomas van Aquino gedicht en sedert dien tijd op H. Sacramentsdag in de R.-K. kerken gezongen.

[Laudanda (est) tamen volantas]

Laudanda (est) tamen volantas, (lat.), toch is de (goede) wil te prijzen. Wordt iemand ten troost toegevoegd, wiens goede wil zijn kracht of wetenschap te boven gaat. Vgl. Ut desint vires, enz.

[Laudare parum est, laudemur et ipsi]

Laudare parum est, laudemur et ipsi, (lat.), zelf prijzen is niet genoeg, wij moeten ook geprezen worden. Ovid. Metamorph. VI, 3.

[Laudator temporis acti]

Laudator temporis acti, (lat.), lofredenaar van het verledene, Hor., Ep. ad Pisones, 173, iemand, die het tegenwoordige afkeurt, omdat het anders is, dan in den ouden tijd.

[Laude (Cum -]

Laude (Cum -, (lat.), zie Cumhalen. Beteekent tegenwoordig bij examens of promotiën den hoogsten graad. Vroeger den tweeden graad, en werd de hoogste aangeduid door summa cum laude, de derde heette simpliciter. In Duitschland heeft men nog magna cum laude (met grooten lof). Zonder lof heette schertsend cum strepitu (letterl. met geraas) d.i. cum streep itu omdat er een streep stond op de plaats, waar anders de toevoeging stond.

[Laudes]

Laudes, (r.k.), lofzangen, die op een bepaald morgenuur in een of ander officium voorkomen en volgen op de metten (zie ald.).

[Laudic(o)enus]

Laudic(o)enus, (lat.), mondprater, die prijst om ten eten gevraagd te worden. Uit laudo (ik prijs) en coena of cena (middagmaal).

[Laura]

Laura, de gevierde geliefde van Petrarcha, volgens den Abbé de Sade (Mémoires sur la vie de Pétrarque, 1764), de dochter van Audibert de Noves, geb. 1308, † 1348 te Avignon aan de pest en reeds op jeugdigen leeftijd aan Hugues de Sade uitgehuwd. Velen houden met Boccaccio Laura voor een beeld der phantasie.

[Laureaat]

Laureaat, (lat.), van laurus = laurier, lauwer; gelauwerde, een bekroond dichter. Poëet Laureaat in de twee laatste eeuwen zijn in Engeland geweest:

John Dryden (1670) † 1700
Thomas Shadwell (1688)
Nahum Tate (1692)
Nicolas Rowe (1715)
Laurence Eusden (1718)
Colley Cibber (1730)
William Whitehead (1757)
Thomas Warton (1783) † 1790
Henry James Pye (1790)
Robert Southey (1843) † 1843
William Wordsworth (1844) † 1850
Alfred Tennyson (1850)
Alfred Austin (1896), sedert
1861 toen hij met the Season optrad, als dichter bekend.

[Laurentius (De H. -]

Laurentius (De H. -, de beschermheilige der lederbereiders en looiers, omdat hij, langzaam op een rooster gebraden, den marteldood stierf. In de Christelijke kunst wordt hij gewoonlijk voorgesteld als houdend een rooster in zijne hand.

[Laurier, lauwer]

Laurier, lauwer, het zinnebeeld van vrede en overwinning, reeds van de vroegste oudheid. De Ouden geloofden, dat de lauwertak de gave van poëzie en inspiratie meedeelde, vandaar dat dichters en artisten er mede gekroond werden. Aan Tasso werd de laurier op het capitool toegezegd. In de christelijke kunst wordt St. Gudule met een lauwertak afgebeeld. Het bijgeloof hield ook den laurier voor een voorbehoeding tegen het treffen van den bliksem.

[Laus]

Laus, (mal.), wortel.

[Laus Deo]

Laus Deo, (lat.), God lof! uitdrukking, die men vroeger o.a. boven een maanbrief placht te zetten.

[Laus Deo Salus Populo]

Laus Deo Salus Populo, (lat.), Gode lof, den volke heil, benaming of devies van rederijkerskamers; ook van staatkundige vereenigingen op godsdienstigen grondslag. Een 18e eeuwsch dichtlievend genootschap van dezen naam leverde eene Psalmberijming.

[Lauw]

Lauw, (barg.), niets.

[pagina 617]
[p. 617]

[Lavabo]

Lavabo, (r.k.), (lavare=wasschen). Het toestel, waar de priester de handen wascht, alvorens de kerkelijke plechtigheden te beginnen. Ook het gedeelte der Mis, beginnend met het woord lavabo, als de priester de vingers wascht.

[Lavande]

Lavande, lavendel, van lat. lavare = wasschen, omdat de olie uit dien struik in toiletzeepen gebruikt wordt; vgl. Eau de lavande, zeker reukwater.

[Laveeren]

Laveeren, (zeet.), een zeilend vaartuig beurtelings over den eenen en den anderen boeg laten wenden, teneinde tegen den wind op te werken.

[Lavendel]

Lavendel of lavender, (lavandula van lavo, wasschen), werd tusschen linnen gelegd om het voor mot te bewaren en het tevens een aangenamen geur te geven. De lavendel-bloem was ook een teeken van liefde en genegenheid, waarop door oude dichters gezinspeeld wordt.

[Laver la tête]

Laver la tête, (fr.), hgd. den Kopf waschen = den mantel uitvegen, beknorren.

[Lawar]

Lawar of lĕlawar, (mal.), gerecht bij de rijsttafel, gemaakt van kleine stukjes vleesch of gehakt met reboeng enz.

[Lawntennis]

Lawntennis, een thans zeer geliefd balspel in de open lucht op een grasperk; van het Eng. lawn, grasperk, en het verbasterde tenez, ‘vang op!’ Het spel was in de Middeleeuwen onder den adel in Engeland en ook aan het hof zeer gezocht.

[Laxisme]

Laxisme, een door de R.K. kerk veroordeeld systeem der zedekundige godgeleerdheid, volgens hetwelk men eene meening, gunstig voor de vrijheid van handelen, involgen kan, al is hare waarschijnlijkheid slechts twijfelachtig.

[Lazaret]

Lazaret, eig. leprozenhuis, gasthuis voor melaatschen, naar Lazarus (z.a.); tegenwoordig een hospitaal.

[Lazarillo de Tormes]

Lazarillo de Tormes, de held van den eersten Schelmenroman van Europa, een tijdlang in iedere letterkunde nagevolgd. Bredero ontleende zijn Jerolimo aan een episode er uit. De eerste druk is van 1554 (Burgos). Algemeen werd vroeger aangenomen dat Don Diego de Mendoza, de beroemde geschiedschrijver en staatsman, de auteur was, doch dit is thans niet meer te verdedigen. Waarschijnlijk moet de auteur gezocht worden onder een der tegenstanders van Philips II. De Lazarillo behoort dus tot die beroemde werken, waarvan de schrijvers onbekend zijn. Onder de navolgingen is de bekende Gil Blas de beroemdste.

[Lazaristen]

Lazaristen, in Frankrijk eene priesterorde voor inwendige missiën, gesticht in 1624 door Vincentius de Paula, in 1631 door paus Urbanus VIII goedgekeurd, en aldus geheeten naar hun klooster St. Lazare te Parijs. Ze stelt zich ten doel de opvoeding der jeugd en het verzorgen en verplegen van armen en zieken. Vooral in Polen verwierf ze grooten invloed, en hare zendelingen bezoeken alle oorden der wereld.

[Lazarus]

Lazarus, de bedelaar uit de gelijkenis van Jezus (Luk. XVI:20, 21), naar wien, hoewel ten onrechte, de melaatschheid Lazarij of Lazarusziekte genoemd werd.

[Lazarus (Arm als -]

Lazarus (Arm als -, doodarm, naar Luk. XVI:20, waar Lazarus, de bedelaar, begeerde verzadigd te worden van de kruimkens, die van de tafel des rijken vielen.

[Lazarus (Het is een dolend ridder van St. -]

Lazarus (Het is een dolend ridder van St. -, met zinspeling op de geestelijke orde van St. Lazarus, en tevens op de groote armoede van Lazarus uit Jezus' gelijkenis Luk. XVI), duidt deze spreekwijs aan: iemand, die vrij wat inbeelding toont en zwierig gekleed gaat, maar 't eigenlijk schraal heeft.

[Lazarus (Hij ziet er uit als een opgewekte -]

Lazarus (Hij ziet er uit als een opgewekte -, iemand met een bleek, ontdaan voorkomen, naar Maria's en Martha's broeder, Joh. XI:39, 44.

[Lazarusklep (Zijn mond gaat als een -]

Lazarusklep (Zijn mond gaat als een -, zijn mond staat nooit stil; naar het klephout, de plank met beweegbare klep of deksel, waarmede de met lazarij (melaatschheid) bezochten de

[pagina 618]
[p. 618]

voorbijgangers moesten waarschuwen, en die zij daartoe onophoudelijk in beweging brachten om aalmoezen te vragen.

[Lazarusridders]

Lazarusridders of -broeders, personen, die zich met de oppassing en verpleging der melaatschen belastten. Zij behoorden vaak tot den aanzienlijken stand.

[Lazarussen (Onder dien dekmantel loopen vele gemaakte - waarbij St. Rappius wonderen zou doen]

Lazarussen (Onder dien dekmantel loopen vele gemaakte - waarbij St. Rappius wonderen zou doen, d.i. er zijn vele zoogenaamde gebrekkigen en hulpbehoevenden, die met een ferme dracht slagen wel rap zouden worden. (Praatjes van Jan Ploeger.)

[Lazuur]

Lazuur, (wap.), blauw. Naar het blauw des hemels.

[Lazzarone]

Lazzarone, de Napolitaansche leeglooper, straatslijper en pakjesdrager, die aan eenige weinige grani per dag genoeg heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien en zich zijn geliefde maccheroni te verschaffen. In 1647 bij het oproer onder Mas Aniëllo speelde dit gemeen eene groote rol; de naam is ontleend aan het hospitaal San Lazaro, een toevluchtsoord voor de armen en ongelukkigen in Napels.

[L'absence est à l'amour ce qu'est au fen le vent,
Il éteint le petit, il allume le grand]

L'absence est à l'amour ce qu'est au fen le vent,
Il éteint le petit, il allume le grand,
(fr.), de scheiding is voor de liefde, wat de wind is voor het vuur; het kleine bluscht hij uit, het groote doet hij ontvlammen. Bussy, Epigrammes.

[L'âge d'or était l'âge, où l'or ne régnait pas]

L'âge d'or était l'âge, où l'or ne régnait pas, (fr.), de gouden eeuw was de eeuw, toen het goud nog niet heerschte. Lézay de Marnezia, Epître à mon Curé.

[L'agriculture manque de bras]

L'agriculture manque de bras, (fr.), er zijn geen handen genoeg voor den landbouw. Die thans dikwijls spottenderwijs gebezigde woorden, vormen in eenigzins anderen vorm (les bras manquent à l'agriculture), den aanvang van een rapport, dat in 1850 door den heer de Raineville aan den Franschen minister van landbouw werd gericht. Toen in 1860, Arsène Houssaye, eenmaal op zijn landgoed nabij Laon, een feest ter eere van den landbouw gaf, zeide de geestige markies N.T. de Tillancourt, een der genoodigden, bij een aanblik van een kopie der Venus van Milo, die aan den ingang van het park was geplaatst: On voit bien que c'est la déesse de l'Agriculture. Elle manque de bras = men ziet wel dat het de godin van den Landbouw is. Zij heeft geen armen.

[L'aigle d'une maison n'est qu'un sot dans une autre]

L'aigle d'une maison n'est qu'un sot dans une autre, (fr.), de Piet van een huis is slechts de zot in een ander. Uit le Méchant, van Gresset, IV, 7, den 27en April 1745 in de Comédie-Française voor het eerst opgevoerd.

[L'amour-propre offensé ne pardonne jamais]

L'amour-propre offensé ne pardonne jamais, (fr.), gekwetste eigenliefde vergeeft nooit, is zoowel in de Epîtres van E. Lebrun als in les Aveux difficiles van Vigée, 7e tooneel te vinden. Die laatste comedie werd in 1783 voor het eerst in het Théâtre français opgevoerd.

[L'an quarante (Il s'en soucie]

L'an quarante (Il s'en soucie of il s'en moque comme de -, (fr.), voor hij geeft er geen haar om; letterl.: hij is daarvoor even bevreesd als voor het 40e jaar. Hoogstwaarschijnlijk afkomstig van de koningsgezinden van 1793, in wier oogen de republiek haar 40e jaar niet zou bereiken. Sommigen beweren ook, doch vermoedelijk met minder grond, dat hier het jaar 1840 wordt bedoeld, als het tijdstip waarop de wereld zou vergaan. Men zegt ook in dezelfde beteekenis: S'en moquer enz. comme de Colintampon; onder dit laatste woord verstond men weleer den trommelslag der Zwitsers, eene uitdrukking die, evenals de geheele volzin uit den slag van Masignan (1515) afkomstig zou wezen. Men zegt eindelijk in dezelfde beteekenis: Il s'en soucie enz. comme d'une guigne, hij geeft er zooveel om, als om een kers.

[L'année du Czar]

L'année du Czar, (fr.), het jaar van den Czaar, het jaar 1896, met het

[pagina 619]
[p. 619]

oog op het bezoek des Keizers van Rusland (Nikolaas II), i.d. 8 October, aan Frankrijk, uit Russophilie dus getiteld.

[L'appétit vient en mangeant]

L'appétit vient en mangeant, (fr.), letterl. de eetlust komt al etend; hoe meer men heeft, hoe meer men wil hebben. Ontleend aan Rabelais (1483-1553), Gargantua V.

[L'araignée de Pellisson]

L'araignée de Pellisson, (fr.), de spin van Pellisson. Deze, de vertrouweling van Fouquet, die in Sept. 1661 tegelijk met dezen in de Bastille opgesloten en door Lodewijk XIV met de uiterste strengheid behandeld werd, wist met een fluitje een spin zoo tam te maken, dat deze op dat geluid bij hem kwam. De gouverneur der Bastille merkte, dat de gevangene daarin genoegen had en doodde de spin. Hetzelfde gebeurde met Silvio Pellico, den Italiaan, in de vreeselijke gevangenissen der staatsmisdadigers te Venetië.

[L'art grec aime le nu, et l'art moderne aime la nudité]

L'art grec aime le nu, et l'art moderne aime la nudité, (fr.), de Grieksche kunst bemint het naakte, en de nieuwe kunst bemint de naaktheid, de afstand is als van mensch tot aap of tot sprekend dier: de hoogste kunst, de laagste vuilheid; gezegde van Edmond About.

[L'eau qui tombe goutte à goutte,
Perce le plus dur rocher]

L'eau qui tombe goutte à goutte,
Perce le plus dur rocher,
(fr.), gestadig druppelen holt den steen uit. Quinault, L'Atys IV, 5, naar Ovidius ex Ponto 4, 10, 5, Gutta cavat lapidem; z.a.

[L'empire c'est la paix]

L'empire c'est la paix, (fr.), het keizerrijk is de vrede; gezegde van prins Louis Napoleon in eene rede aan een feestmaal hem als President op eene reis door Frankrijk te Bordeaux aangeboden, 9 October 1852. Het was echter reeds vroeger, door den heer Haussmann, als prefect van de Gironde, gezegd. Den 7en November d.a.v. maakte Kladderadatsch er van: L'empire c'est l'épée = het Keizerrijk is de degen.

[L'empire est fait]

L'empire est fait, (fr.), het keizerrijk is gereed. Tengevolge eener plotselinge ministerieele wijziging en andere door den prins Lodewijk Napoleon, als voorzitter der Fransche Republiek genomen maatregelen, ontstond den 15en Januari 1851 eene discussie in de Nationale Vergadering, waarbij (17 Jan.) de heer Thiers met die dikwerf aangehaalde, eenige maanden later bevestigde woorden, de stichting van het tweede keizerrijk voorspelde.

[L'ennui naquit un jour de l'uniformité]

L'ennui naquit un jour de l'uniformité, (fr.), de verveling ontstond eenmaal uit de eentonigheid; Lamotte Houdard, Fables nouvelles (Paris 1719). Libre IV, fab. 15: Les Amis trop d'accord, welk gezegde Madame de Chateaubriand, op zekeren avond dat M. de Fontanes, grootmeester der Universiteit en Joubert inspecteur, die in haren salon vergaderd waren en den geheelen tijd over niets anders dan scholen en onderwijs hadden gesproken, aldus parodiëerde: ‘L'ennui naquit un jour de l'Université’.

[L'enseigne fait la chalandise]

L'enseigne fait la chalandise, (fr.), het uithangbord geeft de klanten, uit La Fontaine in de fabel VII, 15, les Divineresses, m.a.w. de reclame is alles.

[L'esprit qu'on veut avoir gâte celui qu'on a]

L'esprit qu'on veut avoir gâte celui qu'on a, (fr.), de geestigheid, die men denkt te hebben bederft de geestigheid, die men heeft. Grisset, Le Méchant V, 7.

[L'État c'est moi]

L'État c'est moi, (fr.), zie État.

[L'exactitude est la politesse des rois]

L'exactitude est la politesse des rois, (fr.), nauwkeurigheid is de beleefdheid der koningen, gezegde van Lodewijk XVIII (vgl. Oelsner's brief uit Parijs van 8 Juli 1817 in de ‘Briefwisseling tusschen Varnhagen van Ense en Oelsner’ I, 119 en ‘Souvenirs de J. Lafitte’, Parijs 1844, I, 50).

[L'histoire des rois est le martyrologe des nations!]

L'histoire des rois est le martyrologe des nations! (fr.), de geschiedenis der koningen is de lijdensgeschiedenis der volkeren! Uitroep van den bisschop Grégoire, in de Fransche conventie, bij de beraadslagingen over de invoering der republiek.

[pagina 620]
[p. 620]

[L'homme absurde est celui qui ne change jamais]

L'homme absurde est celui qui ne change jamais, (fr.), zie Homme enz.

[L'homme est un Dieu tombé qui se souvient des dieux]

L'homme est un Dieu tombé qui se souvient des dieux, (fr.), de mensch is een gevallen God, die de goden gedenkt. Gezegde van Lamartine, in zijn tweede meditatie l'Homme, opgedragen aan Lord Byron.

[L'homme propose, Dieu dispose]

L'homme propose, Dieu dispose, (fr.), de mensch wikt, God beschikt. Zie Mensch.

[L'homme s'agite, mais Dieu le mène]

L'homme s'agite, mais Dieu le mène, (fr.), de mensch spant zich in, maar God bestuurt hem; woord van Fénélon nagevolgd uit Thomas à Kempis Imitatio Christi I, 19, 2, Homo proponit sed Deus disponit (z.a.). Vgl. Spr. XVI:9: ‘Het hart des menschen overdenkt zijn weg; maar de Heer stuurt zijn gang.’

[L'honneur est comme une île escarpée et sans bords,
On n'y peut plus rentrer dès qu'on en est dehors]

L'honneur est comme une île escarpée et sans bords,
On n'y peut plus rentrer dès qu'on en est dehors,
(fr.), de eer is als een steil eiland zonder aanlegplaatsen (bords staat voor abords), men komt er niet meer binnen, als men er eens buiten is; Boileau, 10e satire.

[L'hypocrisie est un hommage que le vice rend à la vertu]

L'hypocrisie est un hommage que le vice rend à la vertu, (fr.), zie Hypocrisie enz.

[L'ingratitude est l'indépendance du coeur]

L'ingratitude est l'indépendance du coeur, zie la Reconnaisance est la mémoire, enz.

[L'Italie est un nom géographique]

L'Italie est un nom géographique, (fr.), Italië is een aardrijkskundige naam; (d.i. niets meer, dus geen natie), woord van Metternich (1773-1859), den Oostenrijkschen staatsman, in zijn brief van den 19en November 1849 aan Prokesch (vgl. ‘Aus dem Nachlasse d. Grf. Prokesch-Osten, Briefwechsel mit Herrn v. Gentz u. Fürsten Metternich.’ Weenen 1881, II, 343.)

[L'oeil du maître]

L'oeil du maître, (fr.), het oog des meesters; naar La Fontaine, Fables XXI, 4; vgl. het spreekwoord: het oog van den meester maakt het paard vet.

[L'or n'est qu'une chimère]

L'or n'est qu'une chimère, (fr.), het goud is slechts een hersenschim; ontleend aan Robert le Diable, opera van Meyerbeer, tekst van Scribe, voor het eerst opgevoerd te Parijs in 1831.

[L'ordre moral]

L'ordre moral, (fr.), letterl. de zedelijke orde; woorden door maarschalk Mac Mahon gebezigd in het schrijven van den 24 Mei 1873 door hem aan de Nationale Vergadering gericht, den volgenden dag aldaar voorgelezen, en waarin hij verklaarde de benoeming tot voorzitter der Republiek aan te nemen. Hij zeide daarin o.a.: wij zullen te zamen het werk der bevrijding van het grondgebied en van het herstel der zedelijke orde (ordre moral) voortzetten. Spottenderwijs noemden daarom zijne tegenstanders en vijanden zijn bestuur ‘le gouvernement de l'ordre moral’ of gouvernement de combat.

[L'ordre règne à Varsovie]

L'ordre règne à Varsovie, (fr.), in Warschau heerscht orde; woorden, waarmede de Fransche minister Sebastiani den 16en Sept. 1831 aan de Fransche afgevaardigden de bloedige inneming van Warschau meldde. (Naar de avond-editie van de Nationalzeitung van den 29en Nov. 1880 zou de Russische veldheer Paskewitsch deze woorden den 8en Sept. 1831, aan keizer Nicolaas hebben geschreven; evenwel weet J. Tolstoy ‘Essai sur le feld-maréchal Paskewitsch’, Parijs 1835, hier niets van te vertellen.)

[L'Union fait la force]

L'Union fait la force, (fr.), de Fransche vertaling van ons Eendracht maakt macht, gekozen als devies van het Belgische wapen, en prijkende op alle Belgische munten. Sedert 1887 voert een gedeelte hunner dit omschrift in het Nederlandsch.

[Le bouillant Achille]

Le bouillant Achille, (fr.), bijnaam ontleend aan de operette la Belle Hélène van Meilhac en Halevy, muziek van Offenbach (den 17en Dec. 1864 voor het eerst opgevoerd) en door het Dagblad van Z.-H. gegeven aan Viruly Verbrugge als lid der 2e Kamer in 1867.

[pagina 621]
[p. 621]

[Le-chajim!]

Le-chajim! (hebr.), tot leven! Wensch bij het elkaar toedrinken. Men antwoordt dan: Le-chajim oelibracha (Lechajim oeliwrocho) tot leven en tot zegen.

[Le cheval s'étant voulu venger du cerf]

Le cheval s'étant voulu venger du cerf, (fr.), het paard zich op het hert willende wreken, titel van de fabel IV, 13, van Lafontaine, waarin het paard een mensch te hulp roept, om het wegens een hem door het hert aangedane beleediging te wreken. De mensch geeft aan dat verlangen gehoor, maar leert tevens het nut van het paard kennen, en behoudt het in zijn dienst. Deze woorden worden gemeenlijk op hen toegepast, die zich, door hartstocht verblind, aan de meest ernstige gevaren blootstellen.

[Le chien qui lâche sa proie pour l'ombre]

Le chien qui lâche sa proie pour l'ombre, (fr.), de hond, die zijn prooi voor de schaduw prijsgeeft, titel der fabel VI, 17, waarin een hond zijn prooi loslaat, om diens weêrspiegeling in het water na te springen. Men pleegt daarmede hem aan te duiden, die het zekere aan het twijfelachtige opoffert.

[Le ciel n'est pas plus pur que le fond de mon coeur]

Le ciel n'est pas plus pur que le fond de mon coeur, (fr.), de dag is niet helderder dan de bodem van mijn hart; Racine, Phèdre IV, 2. Woorden van Hippolyte tot zijn vader Theseus, als de laatste hem beschuldigt in de slaapkamer zijner stiefmoeder te zijn doorgedrongen.

[Le Cléricalisme, voilà l'ennemi!]

Le Cléricalisme, voilà l'ennemi! (fr.), het clericalismus, dat is de vijand! Men pleegt die woorden op rekening van Gambetta te stellen. Metterdaad bezigde hij die den 4en Mei 1877, in de Fransche Kamer, bij de beraadslagingen over de noodzakelijkheid van maatregelen door de Regeering tegen de kuiperijen der ultramontanen te nemen. Gambetta verklaarde echter tegelijkertijd, dat die uitroep eenmaal door den journalist en letterkundige Peyrat (1812-91) werd aangeheven.

[Le coeur léger]

Le coeur léger, (fr.), zie Coeur.

[Le combat cessa faute de combattants]

Le combat cessa faute de combattants, (fr.), zie Et le combat enz.

[Le congrès ne marche pas, il danse]

Le congrès ne marche pas, il danse, (fr.), het congres gaat niet vooruit, het danst. Woorden van den ouden prins de Ligne met betrekking tot de groote feesten, tijdens het Congres van Weenen in 1814 gehouden.

[Le coup de pied de l'âne]

Le coup de pied de l'âne, (fr.), de schop van den ezel. La Fontaine, Fables III, 14. In Le lion devenu vieux wordt de zieke leeuw door de dieren geminacht, bespot en gehoond, te erger naarmate de dieren geringer zijn; de leeuw verdraagt alles geduldig, totdat het meest verachte dier, de ezel, hem ook hoont en zelfs trapt, dàt is de maat tot overloopens toe vol meten, en dit is dan ook den leeuw al te erg.

[Le couronnement de l'édifice]

Le couronnement de l'édifice, (fr.), zie Couronnement enz.

[Le couteau de Janot]

Le couteau de Janot, (fr.), het mes van Janot, een voorwerp, waarvan achtervolgens de verschillende onderdeelen worden vernieuwd, maar dat niettemin geacht wordt het oorspronkelijke voorwerp te zijn gebleven. De oorsprong schijnt in les Battus paient l'amende, een kluchtspel van Dorvigny, in 1779 voor het eerst opgevoerd, te moeten worden gezocht, waarin van een mesje sprake is, waarvan het heft reeds twee-, en het lemmet driemaal werd vernieuwd en dat toch hetzelfde is gebleven.

[Le cri du peuple libre est celui de la gloire]

Le cri du peuple libre est celui de la gloire, (fr.), de kreet van 't vrije volk is die des roems. Woorden van Fabre d'Eglantine (1755-94), in zijn gedicht le Triomphe de Gréty.

[Le crime fait la honte et non pas l'échafaud]

Le crime fait la honte et non pas l'échafaud, (fr.), zie Crime enz.

[Le Français né malin forma le vaudeville]

Le Français né malin forma le vaudeville, (fr.), de Fransçhman, van nature een slimmert, maakte de vaudeville, waarin nl. met de zwakheden der menschen gespot wordt. Boileau doelde oorspronkelijk op de

[pagina 622]
[p. 622]

satire; maar de regel werd gekozen als opschrift op den Théâtre National; de directie vreezend, dat een ‘Français né malin’ er van maken zou: ferma le vaudeville, vond beter te schrijven: Le Français né malin créa le vaudeville.

[Lehabbah]

Lehabbah, (Lehabboh, Lehabbe), (n. hebr.), voor hetgeen later komt, voor de toekomst.

[Le-hawdil]

Le-hawdil, (foutief gezegd lemawdil) (hebr.), tot scheiding, bij twee zaken, die men eigenlijk niet vergelijken kan. Le-hawdil bein chajim we-meetîm=om te onderscheiden tusschen levenden en dooden.

[Le jeu des échecs vivants]

Le jeu des échecs vivants, (fr.), schaakspel met levende stukken, prachtig uitgevoerd door Don Juan van Oostenrijk, wiens schaakbord een in wit en zwart marmer geplaveide kamer was; op het tooneel komt het o.a. voor in der Seecadett.

[Le jeu ne vaut pas la chandelle]

Le jeu ne vaut pas la chandelle, (fr.), het spel is de kaars niet waard, d.i. de sop is de kool niet waard; Corneille, le Menteur I, 1.

[Le-kabod]

Le-kabod (Le-kowed), (hebr.), ter eere van...

[Le latin dans les mots brave l'honnêteté]

Le latin dans les mots brave l'honnêteté, (fr.), in het Latijn kan men alles zeggen zonder de welvoegelijkheid te kwetsen, woord van Boileau, in de Art poétique, IIen zang, om de ruwheid van sommige uitdrukkingen van Juvenalís te rechtvaardigen.

[Le masque tombe, l'homme reste]

Le masque tombe, l'homme reste, (fr.), het masker valt, de mensch blijft; J.B. Rousseau (1670-1741), II, ode VI: A la fortune. Deze woorden worden gewoonlijk ter kenschetsing aangehaald van iemand, wiens geheime gevoelens door eene onverwachte omstandigheid worden ontsluierd.

[Le médecin Tant-pis et le médecin Tant-mieux]

Le médecin Tant-pis et le médecin Tant-mieux, (fr.), zinspeling op de fabel V, 12, les deux médecins, waarin Lafontaine twee artsen laat optreden; de een voorspelt de genezing, de ander den dood van den zieke. Gewoonlijk duidt men met den een, een optimist, met den anderen een pessimist aan.

[Le mieux est souvent l'ennemi du bien]

Le mieux est souvent l'ennemi du bien, (fr.), het betere is dikwerf de vijand van het goede; d.i. ons alle verandering is geen verbetering; de vertaling van it. Il meglio e l'inimico del bene.

[Le moment où je parle est déjà loin]

Le moment où je parle est déjà loin, (fr.), het oogenblik waarop ik spreek is reeds lang voorbij. Boileau IIIe épître; de vert. van lat. Fugit hora, hoc quod loquor inde est, van Persius in diens 5e satire.

[Le mur de la vie privée]

Le mur de la vie privée, (fr.), de muur van het particulier leven, het vaderschap van dat beeld, wordt zoowel aan den Franschen volksvertegenwoordiger de Guilloutet - men zegt zelfs le mur Guilloutet - als aan de Talleyrand toegeschreven. Het komt echter aan Royer-Collard (1763-1845) toe, die het in de zitting van de Kamer der afgevaardigden van 27 April 1819, bij de beraadslaging over eene wet nopens de persdelicten voor het eerst bezigde, om aan te duiden, dat bij vervolging wegens laster jegens particuliere personen, geene bewijzen zouden worden toegelaten; hij sprak toen van het door muren omgeven particuliere leven (la vie privée murée), toen den 11 Februari 1868 een soortgelijke bepaling in het Wetgevend Lichaam werd behandeld, verdedigde de heer de Guilloutet dezelfde stelling. Dat verklaart, waarom zijn naam met het aangehaalde woord in verband wordt gebracht, al bediende hij zich daarvan niet.

[Le pauvre homme]

Le pauvre homme, (fr.), die arme man; Molière, Tartuffe I, 5; daar vraagt Orgon naar Tartuffe, en als hij achtereenvolgens hoort, dat deze goed gegeten, goed geslapen en goed gedronken heeft, volgt er van Orgon in bewondering voor den huichelaar telkenmale geen ander woord dan ‘le pauvre homme!’

[pagina 623]
[p. 623]

[Le peuple qui a les meilleures écoles est le premier peuple; s'il ne l'est pas aujourd'hui, il le sera demain]

Le peuple qui a les meilleures écoles est le premier peuple; s'il ne l'est pas aujourd'hui, il le sera demain, (fr.), het volk, dat de beste scholen bezit, is het eerste volk; indien hij het heden niet is zal hij het morgen wezen, titel van het 1e hoofdstuk van l'Ecole (1865) van den Franschen staatsman, wijsgeer en journalist Jules Simon (1814-96).

[Le plus âne des trois n'est pas celui qu'on pense]

Le plus âne des trois n'est pas celui qu'on pense, (fr.), de grootste ezel van de drie is niet hij, dien men wel denkt; Lafontaine, Fables III, 1, Le Meunier son Fils et l'Ane.

[Le pot au lait]

Le pot au lait, (fr.), de melkpot, met die woorden pleegt men op de fabel van Lafontaine VII, 10, la latière et le Pot au lait, d.i. op schoone, spoedig vervlogen droombeelden te zinspelen.

[Le pot de terre et le pot de fer]

Le pot de terre et le pot de fer, (fr.), de aarden en de ijzeren pot, titel der fabel V, 2, van Lafontaine, tevens het beeld der gevaren, die de zwakke loopt, wanneer hij zich met den sterke verbindt of tegen den laatste strijd voert.

[Le Premier grenadier de France]

Le Premier grenadier de France, (fr.), Frankrijk's Eerste grenadier. Bijnaam van Corret de la Tour d'Auvergne (1743-1800), een der helden van de oorlogen onder de eerste Fransche republiek. Zijn ware bijnaam is dan ook: le Premier grenadier de la République = de eerste grenadier der Republiek.

[Le premier qui fut roi fut un soldat heureux]

Le premier qui fut roi fut un soldat heureux, (fr.), hij, die 't eerst koning werd, was een gelukkig soldaat; Voltaire, Mérope, treurspel (1743) I, 3, rol van Polyphonte:

 
Le premier qui fut roi, fut un soldat heureux;
 
Qui sert bien son pays n'a pas besoin d'aïeux.

In zijn Roman de la Rose (Orleans, 1878, I, 97) herinnert Pierre Marteau aan dezen versregel van Jehan de Meung (einde der 13e eeuw):

 
Le premier qui fut roi, fut un vilain hideux.

Volgens Fournier, L'esprit des autres, ontleende Voltaire de stof dezer woorden aan een versregel uit Didon van Lefranc de Pompignan (1734): Le premier qui fut roi, fut un usurpateur; welk stuk de censuur verbood op te voeren.

[Le présent est gros de l'avenir]

Le présent est gros de l'avenir, (fr.), in 't verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal. Bilderdijk.

[Le prêtre, dit saint Paul, doit vivre de l'autel]

Le prêtre, dit saint Paul, doit vivre de l'autel, (fr.), de priester, zegt de heilige Paulus, moet van het altaar leven; vgl. 1 Kor. IX:14. Gezegde ten onrechte aan Boileau toegeschreven, het eerst gebezigd door pater Sanlecque in zijn brief Fausse dévotion.

[Le public! le public! combien faut-il de sots pour faire un public]

Le public! le public! combien faut-il de sots pour faire un public, (fr.), het publiek! het publiek! hoeveel dwazen zijn er noodig om een publiek te vormen; m.a.w. de groote menigte is niet in staat juist te oordeelen. Gezegde van Chamfort (1741-1794).

[Le quart d'heure de Rabelais]

Le quart d'heure de Rabelais, (fr.), letterl. het kwartiertje van Rabelais, het laatste kwartier, dat men in een hôtel doorbrengt, dus: het oogenblik, dat men de rekening moet betalen; oorspronkelijk het oogenblik, dat Rabelais, volgens een niet stellig bewezen bericht, aan eenige saamgeroepen aanzienlijken met een ernstig gezicht te Lyon meedeelde, dat hij vergif bij zich had om den koning (Frans I) te vergiftigen. Dat was het laatste oogenblik, want in allerijl werd hij onder bedekking naar Parijs gebracht, waar hij anders, zonder geld, niet had kunnen komen; en de Koning was zoo met de grap ingenomen, dat hij hem bij zich ten avondeten noodigde.

[Le roi est mort, vive le rei]

Le roi est mort, vive le rei, (fr.), de Koning is dood, leve de Koning. Woorden, waarmede weleer door een heraut de dood der Fransche koningen en de troonsbestijging van zijn opvolger werd afgekondigd.

[pagina 624]
[p. 624]

[Le roi règne et ne gouverne pas]

Le roi règne et ne gouverne pas, (fr.), de Koning heerscht, maar regeert niet; woorden, in den Latijnschen vorm rex regnat, sed non gubernat, het eerst uitgesproken door Jan Zamoiski († 1605), in eene rede in den Poolschen Rijksdag, maar het meest bekend geworden door Thiers, (1797-1877), die in de eerste nummers van Le National (opgericht 1 Juli 1830), tegen dit gezegde opkwam. De Bosch Kemper noemt het ‘de stelling der doctrinairen, waardoor wordt aangewezen dat de Koning tot de regeering is geroepen, maar het gouvernement aan zijne verantwoordelijke ministers moet overlaten.’

[Le sabre de mon père]

Le sabre de mon père, (fr.), de sabel van mijn vader, air uit La grand' duchesse de Gérolstein, operette van Meilhac en Halevy, muziek van Offenbach, het eerst in 1867 te Parijs opgevoerd.

[Le secret d'ennuyer est celui de tout dire]

Le secret d'ennuyer est celui de tout dire, (fr.), de kunst om (iemand) te vervelen, is die van alles te zeggen. Voltaire VI, Discours.

[Le seigneur Jupiter sait dorer la pilule]

Le seigneur Jupiter sait dorer la pilule, (fr.), god Jupiter weet de pil te vergulden; Molière, Amphitryon III, 11.

[Le serpent et la lime]

Le serpent et la lime, (fr.), de slang en de vijl, in Lafontaine's fabel V, 16, van dien naam tracht een slang te vergeefs hare tanden op het aangeduide voorwerp te beproeven. Die woorden worden dikwerf op wangunstigen, en vooral opjaloersche beoordeelaars van verdienstelijke werken toegepast.

[Le silence du peuple est la leçon des rois]

Le silence du peuple est la leçon des rois, (fr.), het zwijgen van het volk is een les voor de koningen. De bisschop van Beauvais (1731-90, Lijkrede op Lodewijk XV (1774). Daar Mirabeau die woorden den 15en Juli 1789 in de Constituante eveneens bezigde, worden zij dikwerf, doch ten onrechte, op zijne rekening gesteld.

[Le soleil d'Austerlitz (Voilà -]

Le soleil d'Austerlitz (Voilà -, (fr.), ziedaar of dat is de zon van Austerlitz; woorden, door Napoleon I den 7 September 1812 aan de Moskwa bij het opgaan der zon tot zijne officieren gesproken, waarmede hij hun den roemrijken slag van Austerlitz (2 Dec. 1805) in het geheugen riep.

[Le sort fait les parents, le choix fait les amis]

Le sort fait les parents, le choix fait les amis, (fr.), het lot maakt de bloedverwanten, de keus maakt de vrienden; woorden, ontleend aan den eersten zang van het gedicht la Pitié, van Delille.

[Le spectre rouge]

Le spectre rouge (de 1852), (fr.), het roode spook (van 1852), titel eener brochure van M.A. Romieu (4e druk, Berlin 1851), waarin hij Frankrijk den burgeroorlog voorspelt. Thans dient het woord tot aanduiding van kwade, vooral bloedige voorspellingen in de staatkunde.

[Le style c'est l'homme]

Le style c'est l'homme, (fr.), zie Style.

[Le temps est un grand maître]

Le temps est un grand maître, (fr.), de tijd brengt veel in orde, is in Corneille's Sertorius, II, 4, te vinden.

[Le temps ne fait rien à l'affaire]

Le temps ne fait rien à l'affaire, (fr.), de tijd doet hier niets ter zake; Molière, Le Misanthrope (1666) I, 2, 314, waar Orontes aan Alcestes een klinkdicht zal voorlezen, en, zijn oordeel vragend, meedeelt, dat hij er maar een kwartier op gewerkt heeft; waarop Alcestes antwoordt, dat dit er niets toe doet. Men pleegt hetzelfde te zeggen, wanneer iemand het gebrekkige van zijn arbeid, vooral een kunstwerk, door den beperkten, daaraan besteeden tijd tracht te vergoelijken.

[Le-toba]

Le-toba (Le-Touwo), (hebr.), ten goede.

[Le trident de Neptune est le sceptre du monde]

Le trident de Neptune est le sceptre du monde, (fr.), de drietand van Neptunus is de schepter der wereld; Lemierre, Le Commerce, d.i. de zeevarende volken hebben steeds de grootste macht.

[pagina 625]
[p. 625]

[Le véritable Amphitryon,
Est l'Amphitryon où l'on dine]

Le véritable Amphitryon,
Est l'Amphitryon où l'on dine,
(fr.), de ware gastheer (of vriend) is de gastheer, die ons te eten geeft; Molière, Amphitryon III, 5 ontleend aan les Sosies (1636) van Rotoon, die het denkbeeld ontleende aan Plautus, Amphitruo IV, 4. Met die woorden drukt men gemeenlijk de baatzucht uit, die iemand beweegt, de machtigen te bewierooken.

[Le vrai peut quelquefois n'être pas vraisemblable]

Le vrai peut quelquefois n'être pas vraisemblable, (fr.), de waarheid is soms (zeer) onwaarschijnlijk; hgd. die Wahrheit sieht oft wie eine Lüge aus. Boileau, Art poétique IV.

[Le vrai seul est aimable]

Le vrai seul est aimable, (fr.), beginregel van een vers uit den negenden Epître van Boileau, aldus luidende: ‘Rien n'est beau que le vrai, le vrai seul est aimable; niets is schoon dan het ware, het ware alleen is beminnelijk.

[Leader]

Leader, (eng.), voorganger, aanvoerder, veelal van eene staatkundige partij.

[Leading article]

Leading article, (eng.), hoofdartikel in couranten en tijdschriften.

[Leading lady]

Leading lady, (eng., tooneel), eerste vrouw of eerste rol; fr. premier rôle en tout genre.

[Leather]

Leather, (sport.), leder.

[Leatherheads]

Leatherheads, (am.), leeren koppen (domkoppen), naam der bewoners van Pennsylvanië; vgl. Penhamnites en Key Stone State.

[Leb]

Leb. (Lew), (hebr.), hart. Leb tob (Lew tow), goed hart; be Leb (be-Lew), van harte.

[Lebanah]

Lebanah, (hebr.), (lewonoh) (n. hebr.), dichterlijk de maan, (letterl. de witte).

[Lebaran poewasa]

Lebaran poewasa, (mal.), het einde der Mohammedaansche vasten, op den 1en Sawal.

[Lebe]

Lebe, (mal.), dorpspriester.

[Leben ist der Güter höchstes nicht,
Der Übel grösstes aber ist die Schuld (Das -]

Leben ist der Güter höchstes nicht,
Der Übel grösstes aber ist die Schuld (Das -,
(hgd.), het leven is niet het hoogste goed, maar de schuld is het grootste kwaad, uit Schiller's Braut von Messina, de laatste regels van het koor, dat het stuk sluit, zinspelend op de slothandeling: Don Cesar doodt zich, om zichzelf te straffen voor de vermoording zijns broeders, die, evenals hij, Beatrice beminde.

[Lebt wohl ihr Berge, ihr geliebten Tribten]

Lebt wohl ihr Berge, ihr geliebten Tribten, (hgd.), vaartwel, beminde bergen, gij beminde dreven. Uit Schiller's treurspel Die Jungfrau von Orleans, IV, 1, afscheidswoorden van Jeanne d'Arc als zij haar dorpje verlaat.

[Lector]

Lector, (r.k.), lezer, hij, die de tweede der kleine wijdingen (lectoraat) ontvangen heeft, en wiens taak het vroeger was, de lessen in de kerk voor te lezen.

[Lector benevole]

Lector benevole, (lat.), meer in den zin benevole lector (B.L.), welwillende lezer! (boven brieven, circulaires en derg.).

[Lectori benevolo salutem]

Lectori benevolo salutem (nl. dat scriptor), L.B.S., (lat.), aan den welwillenden of toegenegen lezer (brengt de schrijver) heil! Gewoonlijk alleen lectori salutem (L.S.), den lezer heil!

[Lectori Salus]

Lectori Salus, (lat.), Heil den Lezer! voormalig opschrift boven Voorreden (Praefationes) van in 't Latijn geschreven boeken.

[Ledig]

Ledig, (wap.), zonder stukken, onbeladen.

[Leechem]

Leechem, (barg.), brood. Hebr. lèchem = spijs.

[Leekebroeder, leekezuster]

Leekebroeder, leekezuster, de leden eener religieuze vereeniging, welke met de uitvoering der wereldsche zaken belast zijn.

[Leekebroeders]

Leekebroeders, (r.k.), fratres conversi (bekeerde broeders), Europeesche hulpzendelingen in Nederl. Indië, voor de bezorging der temporaliën.

[pagina 626]
[p. 626]

[Leeraar (Engelachtige -]

Leeraar (Engelachtige -, eerenaam van den kerkleeraar Thomas van Aquine, om zijne groote zuiverheid en de zuiverheid zijner leer.

[Leeraar (Seraphijnsche -]

Leeraar (Seraphijnsche -, eerenaam van den kerkleeraar Bonaventura, daar hij lid was der Seraphijnsche Orde (Franciscanen).

[Lees, leits]

Lees, leits, (wap.), koppelsnoer voor honden; fr. laisse.

[Leeskerk houden]

Leeskerk houden, kerkelijke godsdienstoefening, waarbij niet gepredikt wordt, maar eene gedrukte predikatie door een of ander belangstellend lid wordt voorgelezen, tegenwoordig gewoonlijk leesdienst genoemd.

[Leeuw (De -]

Leeuw (De -,

Alep Arslan (de dappere leeuw), zoon van Togrull Beg, monarch van Perzië en Turkije (1063-72).
Ali, neef, schoonzoon en vertrouweling van Mohammed, was genaamd de leeuw van God, om zijn grooten ijver voor den godsdienst en zijn buitengewonen moed. Zijne moeder noemde hem bij zijne geboorte Al Haïdara (de harige leeuw) 602, 655-61 n. Chr.
Ali Pacha, genaamd de leeuw van Janina, verslagen in 1822 door Ibrahim Pacha (1741, 1788-1822).
Gustavus Adolphus, bijgenaamd de leeuw van het Noorden (1594, 1611-32).
Hendrik, hertog van Beieren en Saksen, bijgenaamd de leeuw om zijne stoutmoedigheid (1129-95).
Lodewijk VIII van Frankrijk, aldus genaamd, omdat hij geboren was onder den naam Leo (1187, 1223-26).
Richard I, Coeur de Lion (Leeuwenhart), aldus genaamd om zijne dapperheid (1157, 1189-99).
De leeuw uit Juda's stam, de Messias, Openb. V:5, als tegenstander van Joden- en Heidendom.

[Leeuw (Geluipaarde -]

Leeuw (Geluipaarde -, (wap.), aanvallende, aanziende leeuw; fr. lion léopardé.

[Leeuw uit Juda's stam]

Leeuw uit Juda's stam, Openb. V:5 vermeld, en nader bepaald door ‘(spruit uit) Davids wortel’. (Vgl. Jez. XI:1), d.i. de Messias, de Christus. Ook de oude Israëlieten vergeleken met leeuwen - het sterkste en moedigste roofdier - hunne dappere helden (zie Richt. XIV:18; 2 Sam. I:23, XVII:10, Spr. XXVIII:1, XXX:30, enz.). Vgl. Ariël = leeuw Gods, d.i. sterke held, kampvechter (2 Sam. XXIII:20), uit arie (leeuw) en eel (God).

[Leeuw van het Noorden]

Leeuw van het Noorden, eeretitel van het kafferhoofd Magato, die het der Transvaal zeer lastig maakte, en wiens overlijden Sept. 1895, de stammen, over wie hij heerschte, verdeeld en verzwakt heeft.

[Leeuwen-aandeel]

Leeuwen-aandeel, gewoonlijk leeuwendeel, d.i. het grootste aandeel, dat de sterkste zich krachtens het recht van den sterkste toeëigent; ontleend aan de fabel van Aesopus: De leeuw en de wilde ezel en De leeuw, de ezel en de vos, waarbij, als het op verdeelen van den buit aankomt, de leeuw zich ongeveer van alles meester maakt. Het meest bekend door Lafontaine's bewerking der stof in la Génisse, la Chèvre et la Brebis en société du lion.

[Leeuwendaalder]

Leeuwendaalder, de eerste munt door de Staten van Holland, geslagen in 1575, was een rijksdaalder met een grooten leeuw zonder schild, en daarom leeuwendaalder geheeten. Deze munt werd gedurende het geheele verloop der 17e eeuw geslagen door de provinciën Holland, Westfriesland, Zeeland, Gelderland, Utrecht en Overijsel, en door de steden Nijmegen, Zutfen, Deventer, Kampen en Zwolle, en was zeer gezocht voor den handel op Azië, waarom hij ook Levantdaalder werd genoemd. Hij werd te 's-Heerenberg, Batenburg en in Duitschland nagemunt.

[Leeuwendalers]

Leeuwendalers, bewoners van Leeuwendal, d.i. de republiek der Vereenigde Provinciën. Ontleend aan Vondel's landspel van dien naam, bij gelegenheid van den Munsterschen vrede in 1648 vervaardigd.

[Leeuwenwelpen]

Leeuwenwelpen, (wap.), benaming voor leeuwen, zoodra er meer dan twee in hetzelfde veld komen.

[pagina 627]
[p. 627]

[Lef]

Lef, (barg.), moed. Uit hebr. leeb = hart.

[Leg drama]

Leg drama, (am.), ballet. Een schouwburg, waar dansen en balletten de voornaamste amusementen zijn, wordt minachtend een leg shop (beenen-winkel) genoemd, van eng. leg = been.

[Legaliter]

Legaliter, (hand.), onder verband der wet.

[Legatarius]

Legatarius, iemand, aan wien een legaat gemaakt is.

[Legato]

Legato, (muz., it.), (ligato = gebonden), verbonden, zonder pauze tusschen de tonen, dus zonder ademhaling.

[Legatum ad pias causas]

Legatum ad pias causas, (lat.), een legaat tot vrome doeleinden.

[Legdagen]

Legdagen, (hand.), de bij het cognossement vastgestelde tijd, binnen welken de schipper de lading gelost of geladen moet hebben.

[Legenda Aurea]

Legenda Aurea, (lat.), gouden of gulden legende, de grootste bekende verzameling van vrome verhalen door Jacobus a Voragine in de 13e eeuw samengesteld naar het voorbeeld van Simon Metaphrastes, die in de 10e eeuw een dergelijk werk in het Grieksch schreef. Het bevat levens van heiligen met schoone verhalen uit hun leven en vele andere stichtelijke en merkwaardige geschiedenissen, ontleend aan de Gesta Lombardorum van Paulus Diaconus en andere bronnen, waarom het werk eerst Historia Lombardica heette; het werd door Jean de Vignay in het Fransch vertaald. De eerste vertaling in onze taal verscheen in 1478 en werd gedrukt te Gouda door Gheraert Leeu (of Leo).

[Legende]

Legende, (lett.), verhaal met hoog zedelijke strekking, meestal ontleend aan het leven van heiligen en kerkvaders; van lat. legenda, d.i. wat gelezen moet worden, nl. de verhalen, die onder de maaltijden in de kloosters aan de monniken werden voorgelezen. Om de wonderverhalen er in voorkomende heeft het woord ook de beteekenis gekregen van overlevering niet-historisch verhaal.

[Legende]

Legende, (mun.), het opschrift of randschrift van een muntstuk.

[Leger des Heils]

Leger des Heils, militairsgewijs ingerichte vereeniging van personen, die zich plotselinge bekeeringen onder de Christenheid ten doel stellen. William Booth, een Engelsch predikant, riep in 1865 die vereeniging in 't leven en noemde zich de generaal van het Heilsleger. Ze is saamgesteld uit stafofficieren en heilsoldaten, en vierde 9 Aug. 1894 haren Nationalen Velddag, op Baron v. Boetselaer's landgoed Nimmerdor bij Amersfoort; terwijl generaal Booth het 50-jarig jubilé zijner toewijding aan het welzijn der menschheid vierde. Des generaals officieel orgaan is de ‘War Cry’ (Oorlogskreet), dat in verschillende talen wordt uitgegeven.

[Legerworm]

Legerworm, hgd. Heerwurm, bestaat uit millioenen rupsjes, die alle achter elkander voortkruipen en zoo schijnbaar één 12 tot 14 voet langen en drie vingers breeden worm vormen, die langzaam voortkronkelt. Het bijgeloof beschouwt hem als een voorteeken van oorlog. Het rupsje is in Duitschland ook bekend als Processions-Raupe.

[Leggi eccezionali]

Leggi eccezionali, (it.), uitzonderingswetten - tegen de socialisten; lat. leges exceptionales.

[Leggiero]

Leggiero, (it., muz.), licht, bij pianospel eene wijze van aanslaan tusschen legato en staccato, aanslaan en niet aanhouden.

[Legio]

Legio, legioen, Romeinsche keurbende van 3000-6000 man; van legeĕre = bijeenverzamelen. Vandaar legio, een groot aantal, ontelbaar.

[Legio (Hun getal is -]

Legio (Hun getal is -, d.i. zeer groot; naar Mark. V:9, waar de onreine geest zegt: mijn naam is legio, want wij zijn velen, en Luk. VIII:30, waar de duivel zegt, dat zijn naam was Legio, want vele duivelen waren in hem gevaren.

[Legioen van eer]

Legioen van eer, Fransche ridderorde in 1802 door Napoleon I, voor militaire of burgerlijke verdiensten ingesteld.

[pagina 628]
[p. 628]

[Legis ergo]

Legis ergo, (lat.), krachtens of ter wille van de wet.

[Legisten]

Legisten, rechtsgeleerden, die in de Middeleeuwen in den strijd tusschen den Keizer van Duitschland en den Paus de rechten van den Keizer verdedigden. De voorstanders van den Paus heetten Decretisten. Vgl. Decretalen.

[Legitimaris]

Legitimaris, de rechthebbende op de legitime portie (zie volg. art.).

[Legitime portie]

Legitime portie, of wettelijk erfdeel, het gedeelte der nalatenschap, dat de wet aan de erfgenamen in de rechte linie (kinderen, ouders, kleinkinderen, grootouders enz. van den erflater) toekent en waarover deze noch bij gifte onder de levenden noch bij uitersten wil ten behoeve van derden mag beschikken.

[Legitimist]

Legitimist, aanhanger of voorstander eener troonopvolging krachtens wettig geboorterecht. Fr. legitimiste, uit lat. legitimus (wettig), van lex (wet). In Frankrijk staan als legitimisten bekend de aanhangers van het Huis van Bourbon, dat deze als de eenige wettige dynastie van dit land beschouwen.

[Légitimité]

Légitimité, (fr.), wettigheid, echtheid, het recht der wettige vorsten; volgens Thiers (Consulat et Empire XVIII, p. 445) eene benaming, het eerst door Talleyrand († 1838) gebruikt.

[Legowsky clay pigeons]

Legowsky clay pigeons, duiven van grof aardewerk hoog opgeworpen in de lucht, dienende bij schietwedstrijden ter vervanging van hare levende naamgenooten. Naar den uitvinder Legowsky.

[Legpenningen]

Legpenningen, (fr. jetons of gectoirs, hgd. Rechenpfennige), meestal van rood koper, somtijds van geel koper of zilver, zelden van goud, dienden als hulpmiddel bij het rekenen, nl. om sommen op te tellen of af te trekken. Oudtijds, in de 13e, 14e en 15e eeuw, waren ze van godsdienstige zinnebeelden en spreuken voorzien, later van het beeld en wapen van den vorst; maar in de 16e en 17e eeuw, vooral tijdens den opstand tegen Spanje, werd elk heuglijk en droevig feit uit de Historie op de legpenningen vereeuwigd. Ze waren toen metterdaad ‘jetons historiques’, aan welke Dugniolle vier belangrijke boekdeelen gewijd heeft. De manier, waarop de legpenningen als hulpmiddelen op een rekenbord gebruikt werden, vindt men bij Van Loon afgebeeld en beschreven. De legpenning onderscheidt zich van den gedenkpenning door een geringere, maar standvastige grootte, en mindere kunstwaarde als gravure, en moet daarom niet met dezen verward worden.

[Legt's zu dem Übrigen]

Legt's zu dem Übrigen, (hgd.), legt het bij het overige, d.i. bij de andere onrechtvaardig verkregen schatten; Schiller, Kabale und Liebe II, 2, waar de kamerdienaar een beurs met geld, die lady Milford, de gunstelinge des Konings, hem geeft, nadat hij haar verteld heeft hoe de vorst zijne onderdanen naar Amerika verkocht heeft, haar terugwerpt. Ook bij Schiller Maria Stuart I, 1, waar Paulet minachtend aan Drury de koninklijke Fransche diadeem geeft, die hij in een geheim kastje in Maria's gevangenis heeft gevonden.

[Leguar]

Leguar, (portug.), 4½ kilometer.

[Legum]

Legum, (barg.), brood; zie Leechem.

[Lehach'is]

Lehach'is, (n. hebr.), letterl. om te krenken, gebruikelijk in de beteekenis van plagenderwijs.

[Lehrstand, Nährstand, Wehrstand]

Lehrstand, Nährstand, Wehrstand, (hgd.). Lehrstand zijn de hoogere en lagere leeraren en alle mogelijke onderwijzers; Nährstand de kooplieden, fabrikanten en ambachtslieden; Wehrstand het leger, de politie, de brandweer enz. De uitdrukking komt het eerst voor bij Erasmus Alberus (1500-53). In ‘Eine Predigt vom Ehestand’ uit het jaar 1546, in de Koninklijke Bibliotheek te Berlijn staat vel 6: ‘Der Priester muss lehren, die Oberkeit wehren, die Bauerschaft nähren’. De uitdrukking heeft later een wijdere beteekenis gekregen.

[pagina 629]
[p. 629]

[Leiboord]

Leiboord, de zijde van een schip, die van den wind afgekeerd is.

[Leibuitii Genio]

Leibuitii Genio, (lat.), aan den beschermgeest van Leibnitz, grafschrift van Leibnitz, een der grootste geleerden en scherpzinnigste denkers aller tijden, geb. in 1646 te Leipzig, † 1716 en begraven te Hanover onder een tempelvormig grafteeken, met dit opschrift.

[Leichenfledderer]

Leichenfledderer, (hgd.), iemand, die er zijn werk van maakt, op den openbaren weg slapende lieden te berooven, zonder hen wakker te maken.

[Leiddraad]

Leiddraad, een duidelijke aanwijzing voor een te volgen weg, in kunst, wetenschap of zedelijk leven; naar den draad van Ariadne, die door een garenklos haren minnaar Theseus het middel verschafte, om uit een doolhof te geraken.

[Leiden (Dat gaat met Jantje van - het dak op]

Leiden (Dat gaat met Jantje van - het dak op, dat gaat snel, evenals Jan Beukelszoon, de hoogte in, om treurig te eindigen. Zie het volgend artikel.

[Leiden (Iets, dat met een Jantje van - afloopt]

Leiden (Iets, dat met een Jantje van - afloopt, naar Jan van Leiden (Jan Beukelszoon), die zich in het zoogenaamde rijk van Christus te Munster als koning deed eerbiedigen, maar wiens ophef en glorie een armzalig einde nam, † 1536, doodgemarteld. De uitdrukking wordt thans echter in geheel anderen zin gebruikt, nml. dat van de zaak niets komt, dat zij geen gevolgen heeft.

[Leiding nemen (De -]

Leiding nemen (De -, (sportt.), de voorste zijn in den wedloop, zie Leader. Strijden om de leiding = kampen om den voorrang.

[Leilisch]

Leilisch, (joodsch-duitsch), beddelaken, (van het oud-duitsch: leinelich, leinelich-tack = linnen-doek).

[Leipogrammatische verzen]

Leipogrammatische verzen, verzen, waarvan het eerste couplet geen A heeft, het tweede geen B. enz. Nestor maakte eene Ilias, waarvan elke zang der 24 op die manier ééne letter miste, en Tryphiodorus (begin 6e eeuw v.C.) deed hetzelfde met de Odyssea. Uit gr. leipein (achterblijven) en gramma (letter).

[Leisen]

Leisen, middeneeuwsche godsdienstige gezangen in de landstaal, doch met het referein Kyrie Eleison (z.a.).

[Lek]

Lek of lik, (afr.), slaan; bijv. ik sal jou lek, d.i. ik zal je een pak slaag geven; van eng. to lick = slaan.

[Lekijve]

Lekijve, (barg.), jong meisje.

[Leksaen]

Leksaen of boedak poesaha, soort van lijfeigenen bij de Timoreezen, die, in onderscheiding van de slaven, niet kunnen verkocht worden.

[Leĕlawar]

Leĕlawar, zie Lawar.

[Leliaards]

Leliaards, Vlaamsche burgers, die hunne taal tegelijk met hun land verrieden, en in 1300 jubelend de Franschen binnen Brugge voerden. Leliaard = vriend van de Lelie (het symbool van Frankrijk), zie Lelie.

[Lelie]

Lelie, fr. lis, lys, in de heraldiek vermoedelijk een lanspunt, het ijzer eener Frankische werpspies, hetwelk de gedaante eener lelie vertoonde. Engelsche familiewapens vertoonen leopard's heads jessant de lis d.i. luipaardsgezichten, die eene lelie (lanspunt, spiesijzer) uitwerpen, als zinnebeeld van overwinning op een wild dier, welks kop men afhieuw, om dien in triomf op een lanspunt rond te dragen. - De lelie was in de Middeleeuwen het symbool der H. Maagd, als ongerept maagdelijk (semper virgo); een eerst in de Christelijke Kerk opgekomen begrip; want bij de oude Romeinen was de lelie de bloem der hoop. Hoogl. II:1 en 2 werden zonder bedenking op Maria toegepast. De lelie kwam mitsdien veel voor op zegels van aan Maria gewijde kerken, kloosters en geestelijke orden. - Als smaakvolle wapenfiguur, van goud drievoudig in een blauw veld vormde ze het wapen der aloude koningen van Frankrijk, alsmede van de uit hen gesproten hertogen van Bourbon en in onbepaald getal (als ‘bezaaid’) van die van Borgondië; vanhier semé de France. De heraldieke en de natuurlijke lelie komen

[pagina 630]
[p. 630]

vereenigd voor in het wapen van het vermaarde Eton-College (in Buckingham), ten blijke, dat de heraldieke lelie als geheel iets anders werd aangemerkt dan de gewone lelie (bloem).

[Lelie van Bergen (De -]

Lelie van Bergen (De -, Düveke Willems; zie Duifje.

[Lelieaert]

Lelieaert, partijnaam van de Franschen als tegenstelling van de Klauwaerts, in den ouden strijd tusschen Vlaanderen en Frankrijk. In den strijd tegen het Fransch in België hebben enkelen in de laatste jaren getracht, dien partijnaam te doen herleven.

[Leliekoning]

Leliekoning, de Koning van Frankrijk.

[Leliekroon]

Leliekroon, kroontje bestaande uit een gouden band met 3 of 5 leliën bezet, hoofdzakelijk in gebruik boven de wapens van steden en gewesten gedurende de 1e helft der 17e eeuw.

[Leliekruis]

Leliekruis, (wap.), vier kruisgewijs geplaatste leliën, in dezen vorm een volledig leliekruis geheeten. Dus onderscheiden van een gewoon leliekruis, waarvan de vier balken-uiteinden leliën zijn. Werd gevoerd door de ridders van St. Dominicus in den oorlog tegen de Albigenzen; dit kruis met een medaillon in 't midden er op, was het teeken der Orde van St. Maria (in Italië 1618) en van de Orde van Lazarus (de leliën vervormd tot klaverbladeren). De Orde van Onze-Lieve-Vrouw van den berg Karmel had de leliën tusschen de vier armen van het kruis.

[Lelieschepter]

Lelieschepter, schepter met eene lelie op den top, die den Franschen koningen op zegels in de hand gegeven wordt.

[Lelietroon]

Lelietroon, de Fransche troon.

[Lemang]

Lemang of Lemeng, (mal.), rijst of ketan (kleefrijst), in een bamboezen koker gaar gepoft.

[Le-mazzal]

Le-mazzal, (n. hebr.), tot geluk.

[Le-mazzal oeli-bracha]

Le-mazzal oeli-bracha (Lemazzol oeli-wrocho), (n. hebr.), = tot geluk en tot zegen.

[Lemice-Terrieux]

Lemice-Terrieux, (voor le Mystérieux), schuilnaam van Paul Masson (1849-96), een voormalig Fransch magistraatspersoon, die er zich in verlustigde, niet slechts het groote publiek, maar zelfs geleerde lichamen, onder allerlei valsche namen voor het lapje te houden. Zoo richtte hij bijv. aan de Academie der Wetenschappen te Parijs een memorie over de voorkoming van ongevallen bij botsingen tusschen twee treinen, door het plaatsen van sporen boven elken van dezen, zoodat een trein boven den anderen zou heenrijden; of wel hij zond brieven aan de Fransche Academie, waarbij elk der 13 voorgestelde kandidaten diens kandidatuur introk. Zijn werk Général Boulanger. Réflexions et pensées, extraites de ses papiers et de sa correspondance intime, werd niettemin zoo ernstig opgenomen, dat men het in verschillende vreemde talen vertolkte. Evenzoo werd zijn Carnet de jeunesse du prince de Bismarck langen tijd, de tegenspraak van sommige Duitsche nienwsbladen ten trots, voor volkomen echt gehouden. Zoo is de naam Lemice-Terrieux allengs een synoniem van fopper geworden.

[Lemon-squash]

Lemon-squash, (eng.), zuiver citroen-extract, langs chemischen weg bereid, geschikt voor kwast (z.a.).

[Lëmures]

Lëmures, (rom.), de geesten der afgestorvenen, als lares (z.a.) vereerd, of als spoken (larvae) (z.a.) gevreesd. Men geloofde, dat zij den 9en, 11en en 13en Mei des nachts de plaatsen bezochten, die zij op aarde bewoond hadden, en vierde op die dagen omstreeks middernacht de Lemuria of Lemuralia, waarbij men door eigenaardige plechtigheden de geesten trachtte te verzoenen en van zich af te houden.

[Lemuriden]

Lemuriden, half-apen, dus geheeten naar een hypothetisch vastland Lemuria, waar ze voorkomen, de gemeenschappelijke voorouders van vleermuizen en anthropomorphe apen, dus ook van den mensch. Door Selater werd dit land, een thans verdwenen vastland in den Indischen Oceaan, dat zich bevond ten zuiden van Azië en zich uitstrekte van den Indischen Archipel en

[pagina 631]
[p. 631]

Achter-Indië tot Madagaskar het eerst vermeld. Dit land beschouwt Haeckel als het oorspronkelijke vaderland van den eersten mensch.

[Lend-a-hand-club]

Lend-a-hand-club (am.), helpende hand-vereeniging, door Dr. Eduard E. Hale, unitarisch prediker te Boston gesticht. Clubs, bestaande uit jongelieden van beiderlei sekse, die eenig philanthropisch werk willen doen. Zij gaan uit van het denkbeeld: beter iets te doen, waarbij tien of hoogstens twintig personen geïnteresseerd zijn, dan iets, dat de samenwerking van honderden eischt, met heel het kunstig samenstel eener uitgewerkte organisatie. Naar het model van deze werd in 1888 door eenige leden van ‘De Vrije Gemeente’ te Amsterdam de vereeniging De Helpende Hand opgericht, die in gelijken geest werkt.

[Lendenen gorden (Zijn zwaard om de -]

Lendenen gorden (Zijn zwaard om de -, d.i. zich strijdvaardig maken, naar Neh. IV:18, Ps. XLV:4.

[Lendenen omgord en brandende de lampen (De -]

Lendenen omgord en brandende de lampen (De -, Opwekking om wakker te zijn en zich werkzaam te betoonen. Ontleend aan Luk. XII:35, waar het met het oog op den onzekeren tijd van de komst des Heeren wordt gezegd. Vgl. vs. 37.

[Lenocinia verborum]

Lenocinia verborum (lat.), gekunstelde tooi van woorden; bij Tacitus vleierij, innemende woordenpraal.

[Lentando]

Lentando, (slentando), (it., muz.), vertragend, langzamer wordend.

[Lento]

Lento, (muz., it.), letterl. langzaam, ongeveer hetzelfde als largo.

[Lenzen]

Lenzen, (barg.), kijken.

[Leonina (Asinus sub pelle -, turbat pavidos per sua rura boves]

Leonina (Asinus sub pelle -, turbat pavidos per sua rura boves, (lat.), een ezel in een leeuwenhuid gedoken verstoort vreesachtige runderen in hunne weiden. Bange lieden laten zich vervaard maken door alles wat er maar schrikwekkend uitziet. Uit Avianus' 5de fabel.

[Leonina Citta]

Leonina Citta, met kostbare bouwwerken en heerlijk beeldhouw werk versierd gedeelte der stad Rome, tusschen den Tiber en de hoogte van het Vaticaan, ingesloten door een muur van 12 meter hoog en 3 kilometer lang, wijkplaats der Pausen bij opstand en oorlog; thans een der 14 wijken van Rome. Aldus genoemd naar Leo IV.

[Leonina societas]

Leonina societas, (lat.), overeenkonist of verbond met een leeuw, d.w.z. waarbij al het voordeel op de eene, al het nadeel op de andere zijde komt. Vgl. Leeuwenaandeel. De uitdrukking heeft haar ontstaan te danken aan Aesopus' fabel van den leeuw, die met een koe, een geit en een schaap op de jacht ging en zich na afloop daarvan den ganschen buit toeëigende; vgl. Phaedrus, Fabulae I, 5. Vgl. art. 1672 B.W., dat niet toelaat, dat een der vennooten alle voordeelen geniete, maar wel, dat een der vennooten alle verliezen drage.

[Leoninische verzen]

Leoninische verzen, lat. versus Leonini, naar den middeleeuwschen dichter Leo aldus genoemd, zijn hexameters en pentameters, die in het midden en aan het einde rijmen.

[Leonisten]

Leonisten, benaming der Waldenzen, als spotnaam (uit leo) verhaspeld uit Lyonisten, naar Lyon, de woonplaats van Waldus (zie Glorieuse rentrée). Eerst in latere oorkonden heet hij Petrus Waldus, waarnaar de naam Waldenzen.

[Lépine]

Lépine, (fr.), te Parijs, een witte stok van 50 centimeters lengte, waarvan de prefect van politie van het Seinedepartement van dien naam, den 22 Juli 1896 de agenten voorzag, om hun te veroorloven, in voorkomende gevallen den koetsiers het sein tot stilstaan te geven.

[Lepores (Duos qui sequitur - neutrum capit]

Lepores (Duos qui sequitur - neutrum capit, (lat.), die twee hazen vervolgt, vangt geen van beiden, of komt platzak thuis. Gezegde, waardoor te kennen wordt gegeven, dat men steeds éen doel voor oogen houden, najagen moet.

[Leproos]

Leproos, melaatsche, van fr. lépreux, en dit van 't lat. lepra, melaatschheid. De gestichten, waar voorheen in

[pagina 632]
[p. 632]

verschillende steden die lijders werden afgezonderd en verpleegd, heetten Leprozenhuizen.

[Leptas]

Leptas, zeer kleine Grieksche munt. 100 leptas = 1 drachme = pl. m. f 0.48. Van gr. leptos = dun, fijn.

[Lepton]

Lepton, Grieksche koperen munt bijna een centime waardig, als honderdste deel van een Phoenix (1829-33) en sedert 1833 van een drachma of Griekschen frank. Van leptos = dun, fijn, smal.

[Les absents ont tort]

Les absents ont tort, (fr.), de afwezigen hebben ongelijk, d.i. òf: wie beschuldigd wordt en er niet bij is, om zich te verdedigen, wordt in 't ongelijk gesteld; òf (en meer naar waarheid) zij die wegblijven hebben ongelijk, d.i. zullen hun wegblijven betreuren, omdat zij veel hebben verzuimd (bijv. als het concert, het tooneelspel enz. uitnemend was). In het blijspel Chrétien et Marguérite van Ed. Fournier en Pol Mercier komt de spreuk voor C'est en amour surtout que les absents ont tort. De eerste spreuk is echter stellig ouder dan deze.

[Les cent jours]

Les cent jours, (fr.), zie Cent jours.

[Les chants avaient cessé]

Les chants avaient cessé, (fr.), het gezang had opgehouden. Uit les Templiers, treurspel van Raynouard, V, slottooneel. Met die woorden besluit de connetable Gaucher de Châtillon zijn verhaal van het verbranden der ter dood veroordeelde tempelheeren. Die woorden worden meestal schertsenderwijs gebezigd, om aan te duiden, dat men bij eene plechtigheid enz. te laat is gekomen, of ook wel dat iets heeft opgehouden te bestaan.

[Les femmes, il n'y a que ça]

Les femmes, il n'y a que ça, (fr.), er gaat toch maar niets boven de vrouwen. La Périchole, opera-bouffe in drie bedrijven en vier tafereelen van Meilhac en Halévy, muziek van Offenbach. Variétés 25 April 1874. (Reeds opgevoerd in twee bedrijven in denzelfden schouwburg, den 6en October 1868).

[Les fous sent aux échecs les plus proches des rois]

Les fous sent aux échecs les plus proches des rois, (fr.), in 't schaakspel staan de gekken (de raadsheeren) het dichtst bij den koning. Regnier, XIVe satire de maître Mathurin. Het gezegde schijnt 't eerst te zijn gebezigd door maître Guillaume, den hofnar van Lodewijk XIV. De raadsheeren staan in het schaakspel naast den koning en de koningin en heeten in het fr. fous.

[Les gens que vous tuez, se portent assez bien!]

Les gens que vous tuez, se portent assez bien! (fr.), de lieden, die gij doodt, maken het heel wel, Corneille, Le Menteur (1642), bewerkt naar Juan Alarcon's Verdad sospechosa; die regels luiden in het Spaansch Los hombres que vos matais, gozan de buena salud. De vertolking van Corneille behaagde in Spanje en werd aldaar een gevleugeld woord. Molière zeide in le Menteur, II, 5 (1653) bijna geheel hetzelfde: Vous tuez donc des gens qui se portent fort bien?

[Les grandes pensées viennent du coeur]

Les grandes pensées viennent du coeur, (fr.), de groote (d.i. de waarlijk groote, de verhevene) gedachten komen uit het hart. Vauvenargues, Réflexions 87. Vgl. Pectus est.

[Les hommes font les lois, les femmes font les moeurs]

Les hommes font les lois, les femmes font les moeurs, (fr.), de mannen maken de wetten, de vrouwen de zeden. Versregel uit Guibert, le Connétable de Bourbon I, 4.

[Les jours de fête sont passés]

Les jours de fête sont passés, (fr.), zie Ils sont passés ces jours de fête.

[Les mortels sont égaux; ce n'est pas la naissance,
C'est la seule vertu qui fait leur différence]

Les mortels sont égaux; ce n'est pas la naissance,
C'est la seule vertu qui fait leur différence,
(fr.), de ster felijken (menschen) zijn gelijk; niet de geboorte maar alleen de deugd maakt het verschil uit. Voltaire, Mahomet, I, 4.

[Les moutons de Panurge]

Les moutons de Panurge, (fr.), de schapen van Panurge; in Rabelais, Vie de Gargantua et Pantagruel, wordt verhaald van Panurge, die van een veehandelaar, die eene kudde schapen met zich voert op het schip, waarop hij

[pagina 633]
[p. 633]

zich bevindt, een schaap koopt en het over boord werpt, waarop de geheele kudde in zee springt; fig. naäperig alles doen, wat een ander doet.

[Les paroles sont faites pour cacher nos pensées]

Les paroles sont faites pour cacher nos pensées, (fr.), de woorden zijn gemaakt om onze gedachten te verbergen; volgens Heine, Das Buch Legrand XV, een woord van Fouché; maar La parole a été donné à l'homme pour déguiser sa pensée, wordt door Barère, Mémoires 4e deel' bl. 447, aan Talleyrand toegeschreven, die dat in 1807 tot den Spaanschen gezant Izquierdo gezegd zou hebben, toen deze hem herinnerde, wat hij beloofd had voor Karel IV van Spanje te doen. Maar Voltaire, Ol. Goldsmith, Young, Dionysius, Cato en Plutarchus hebben ook ditzelfde of bijna ditzelfde gezegd.

[Les prêtres ne sont pas ce qu'un vain peuple pense; Notre crédulité fait toute leur science]

Les prêtres ne sont pas ce qu'un vain peuple pense; Notre crédulité fait toute leur science, (fr.), de priesters zijn niet wat het wufte volk gelooft; Onze lichtgeloovigheid vormt al hun wetenschap. Uit Voltaire's Oedipe, V, 1. Men pleegt die woorden op alles toe te passen, wat een moeilijk te rechtvaardigen aanzien geniet.

[Les sots depuis Adam sont en majorité]

Les sots depuis Adam sont en majorité, (fr.), sedert Adam waren de dommen steeds in de meerderheid. Casimir Delavigne, Epitre 112.

[Les trois cotillons]

Les trois cotillons, (fr.), de drie cotillons, (onderrokken) spotnaam van Frederik den Groote voor de keizerinnen Elisabeth, Maria Theresia en Frankrijks Pompadour.

[Les vices d'antrefois sont les moeurs d'aujourd'hui]

Les vices d'antrefois sont les moeurs d'aujourd'hui, (fr.), wat vroeger als ondeugd werd aangerekend, noemt men tegenwoordig de zeden (deugd); de vert. van lat. Quae fuerunt vitia mores sunt. Seneca, XXXIXe brief.

[Lesbische liefde]

Lesbische liefde, onreine liefde van vrouwen onderling. Naar Sappho (z.a.), die te Mytilene op Lesbos een kring van jonge meisjes om zich verzamelde, welke zij in muziek en poëzie onderrichtte. Op grond van hare gedichten, meest liefdezangen, hebben de Attische blijspeldichters Sappho, die voor eene eerbiedwaardige vrouw wordt gehouden, zulk een smet aangewreven.

[Lèse majesté]

Lèse majesté, (fr.), van lat. laesa majestatis, d.i. in ernst majesteitsschennis, en schertsend gekwetste majesteit, beleediging van, tekortkoming of schijnbare tekortkoming jegens een aanzienlijk of voor aanzienlijk zich houdend personage.

[Let spelen]

Let spelen, d.i. krijgertje spelen. Die, waar men 't zoo noemt, de krijger is, is dan de let; waarschijnlijk zoo geheeten omdat hij zijne speelgenooten letten moet (beletten, vgl. wat let me?) honk te bereiken.

[Lètek]

Lètek, korenmaat bij de oude Israëlieten, naar het uitstorten dus geheeten. Vgl. Hos. III:2, ½ homer (z.a. en bij Epha) of ½ kor; vanhier in de Septuag. door hèmikoros, en in de Vulgata door corus dimidius vertolkt.

[Lethe]

Lethe, (myth.), dochter van Eris, en naar haar de rivier in de onderwereld, waaruit de schimmen der afgestorvenen dronken, om het verledene te vergeten; vandaar: uit den stroom der vergetelheid drinken.

[Letter (De - doodt, maar de geest maakt levend]

Letter (De - doodt, maar de geest maakt levend, 2 Kor. III:6. Ten onrechte wordt deze tekst altoos aangehaald als te beteekenen: ‘heilloos is slaafsche onderwerping aan uiterlijke bepalingen’; uit het verband blijkt dat de bedoeling is: de wet veroordeelt den zondigen mensch ter dood, de verlossing door Christus (het ‘nieuwe’ verbond) schenkt hem uit genade het leven, (zonder dat daarom de wet wordt te niet gedaan of hare letter zou moeten verwaarloosd worden).

[Letter of leeuw]

Letter of leeuw, zie Kruis of munt.

[Letterknecht, -knechterij]

Letterknecht, -knechterij, slaafsch volgeling, het slaafs volgen der letter.

[pagina 634]
[p. 634]

[Lettres de cachet]

Lettres de cachet, (fr.), zie Cachet.

[Lettres humaines]

Lettres humaines, (fr.), zie Humanist.

[Leu]

Leu, (rom.), lire; zie Latijnsche Unie.

[Leugenaars (Alle Cretensers zijn -]

Leugenaars (Alle Cretensers zijn -, aangehaald om onjuiste sluitredenen belachelijk te maken, naar de oude aanhaling: ‘Alle Cretensers zijn leugenaars’ zeide Creon; maar Creon zelf was een Cretenser, dus heeft Creon gelogen, dus zijn de Cretensers geen leugenaars, dus heeft Creon de waarheid gesproken.

[Leugenaars (Alle menschen zijn -]

Leugenaars (Alle menschen zijn -, ontleend aan Ps. CXVI:11, waar de dichter echter niet verklaart, dat alle menschen opzettelijk onwaarheid spreken, maar doelt op de ijdelheid van alle menschelijke beloften; hij wil zeggen: alle menschen zijn bedriegelijk = wat zij beloven van hulp en redding is ijdelheid.

[Leur (Jongens van de -]

Leur (Jongens van de -, wakkere, moedige knapen; naar Adriaan Adriaansz. van Bergen, schipper van het turfschip van Breda, geboortig van de Leur bij Breda.

[Leuzen]

Leuzen of Spreuken van bekende personen:

Amalia van Solms, Quid reddam Domino? Wat zal ik den Heer vergelden? (Vgl. Ps. CXVI:12).
Arminius, Bona conscientia paradisus. Een goed geweten is een paradijs.
Berkhey (Le Francq van -, Vrank en vrij.
Bernhardt (Sarah -, Quand même.
Bilderdijk, Semper idem. Steeds dezelfde.
Blücher, Vorwärts.
Boerhave, Simplex sigillum veri. De eenvoud is het kenmerk der waarheid.
Bogerman, Vespera jam venit; nobiscum, o Christe! maneto. De avond is reeds daar; blijf met ons, o Christus. (Vgl. Luk. XXIV:29).
Bredero, Het kan verkeeren.
Byns (Anna -, Alle dinck vergaet; Gods Woord alleen blijft. Meer suers dan soets.
Cats, Elck spiegele hemzelven.
Coligny (Louise de -, Veniat regnum Tuum! Uw koninkrijk kome.
Coornhert, Verkiezen doet verliezen. Men zegt, dat Coornhert deze zinspreuk aannam, toen hij, door tegen den zin zijner familie te huwen, de kans op eene erfenis verloor.
Dousa (Janus -, Ante omnia Musae. De Muzen vóór alles.
Erasmus, Cedo nulli. Voor niemand wijk ik.
Frederik Hendrik, Patriaeque. Patrique. Voor mijn Vaderland en mijn Vader (Prins Willem I).
Gansfort (Wessel -, Bene qui latuit. Gelukkig, die verborgen leeft.
Gomarus, Dum spiro, spero. Zoolang ik adem, hoop ik.
Groot (Hugo de -, Hora ruit. Het uur snelt heen.
Heinsius (Daniël -, Quantum est, quod nescimus. Wat is er veel, dat wij niet weten.
Herder, Licht, Liebe, Leben.
Hooft (Pieter Corn. -, Omnibus idem. Voor allen dezelfde. In zijne jongere jaren had hij: Veranderen kan 't.
Hoogerbeets (Petrus -, Sapere aude. Durf wijs zijn.
Huygens (Constantijn -, Constanter. Standvastiglijk.
Japiks (Gijsbert -, Sljucht in Rjucht. Slecht en recht.
Johan van Nassau, Dulce et decorum est pro Christo et patria mori. 't Is zoet en schoon voor Christus en het vaderland te sterven.
Jonctijs (Daniël -, Syt Jonck.
Karel V, Nondum. Nog niet.
Lipsius (Justus -, Moribus antiquis. Naar de oude zeden.
Lodewijk, Koning van Holland, Fay ce que doy, advienne que pourra.
Marnix van St. Aldegonde, Repos ailleurs. Elders rust.
Maurits, Tandem fit surculus arbor. Eindelijk wordt het stekje een boom.
Merken (Lucretia Wilhelmina Van -, la Vertu pour guide. De deugd als gids.
Oldenbarneveld, Nil scire tutissima fides. Nietsweten is 't veiligste geloof.
Pauw (Adriaan -, Probitate, Patientia ac Pace. Door rechtschapenheid, geduld en vrede.

[pagina 635]
[p. 635]

Pauw (Reinier -, Tandem bona causa triumphat. Eindelijk zegeviert de goede zaak.
Piet Hein, Argentum auro, utrumque virtuti cedit. Zilver is minder dan goud; beiden zijn minder dan deugd.
Rossum (Maarten van -, Branden is het magnificat van den oorlog.
Schurman (Anna Maria van -, Amor meus crucifixus est. Mijne liefde is gekruisigd. (Vgl. Gal. V:24).
Sluyter (Willem -, Heer, sus lust mij U will. Deze spreuk bestaat uit de letters van Wilhelmus Sluyterus.
Spieghel (Hendrik Laurensz -, Deugd verheugdt.
Starter, Gunst baert nijd.
Stevin (Simon -, Wonder en is gheen wonder.
Stijl (Simon -, Sensim scandendo. Door allengs te klimmen.
Tesselschade, Elck zijn waarom.
Thomas à Kempis, In omnibus requiem quaesivi et nusquam inveni, nisi in angello cum libello. In alles zocht ik rust en vond die nergens, dan in een hoeksken met een boeksken. Ook wel: Ama nesciri. Houd er van onopgemerkt te zijn.
Uyttenbogaert, Vivo Deo. Ik leef Gode.
Viglius, Vita mortalium vigilia. 't Leven der stervelingen is eene nachtwaak. (Vgl. Ps. XC:4).
Visscher (Roemer -, Elck wat wils.
Visscher (Anna -, Genoeg is meer.
Vondel (Joost v.d. -, Juste fide vivit. De rechtvaardige [ook: Joost] zal uit het geloof leven.
Willem I, Saevis tranquillus in undis. Rustig in de onstuimige baren.
Witsen (Nicolaas -, Labor vincit omnia. Arbeid komt alles te boven.

[Levana]

Levana, (rom.), godin, aangeroepen, wanneer de vader zijn pasgeboren kind van den grond opnam, en daarmede te kennen gaf, dat hij het als het zijne erkende.

[Levant]

Levant, (fr.), opgaand, opstijgend; opgaande zon. Vanhier, Ooster-streek, de Levant, algemeene benaming voor de kustlanden der Middellandsche zee, beoosten Italië. In engeren zin, de kusten van Klein-Azië, Syrië en Egypte. Op deze streken drijft men Levantschen handel.

[Levantdaalder]

Levantdaalder, zie Leeuwendaalder.

[Levantijn, Levantisch]

Levantijn, Levantisch, oostersch, oosterling. Men heeft Levantijnsch marokkijn (van loodblauwe kleur).

[Levée en masse]

Levée en masse, (fr.), het opkomen van het geheele volk, nl. allen, die de wapenen kunnen dragen, en niet op andere wijze aan den geregelden dienst zijn verbonden.

[Leven is een droom (Het -]

Leven is een droom (Het -, vgl. Job XX:8; Ps. LXXIII:20, waar echter de vergankelijkheid van der goddeloozen leven, niet van 't menschelijk leven in 't algemeen, wordt gepredikt. Ook: de titel van het meest bekende Tooneelstuk van Calderon (La Vida es Sueño).

[Leven om te eten]

Leven om te eten, Socrates (z. Cornificius ad Herenn. 4, 28, 39; Quintilian 9, 3, 85; Aulus Gellius, 18, 27, Athenaeus Deipnos 4, blz. 158 F; Diog. Laërtius II, 5, no. 16, 34, waar geschreven staat: hij zeide, anderen leefden, om te eten, maar hij at om te leven; ook wel geciteerd: wij leven niet om te eten, maar wij eten om te leven

[Leven van de andere wereld, leven als een oordeel (Een -]

Leven van de andere wereld, leven als een oordeel (Een -, oorverdoovend geraas, onuitstaanbaar rumoer. Ontleend aan Matth. XXIV:31; Luk. XXI:25, 6; 1 Kor. XV:52; 1 Thessal. IV:16, waar overal sprake is van Christus' wederkomst ten oordeel, waarbij de andere wereld begint, en die geschieden zal onder groot gedruisch en luid bazuingeschal, voortgebracht door Gods engelen, teneinde de volkeren saam te roepen uit alle hoeken der aarde, opdat zij vóor den rechterstoel van Christus verschijnen.

[Levende hond is beter dan een doode leeuw (Een -]

Levende hond is beter dan een doode leeuw (Een -, Pred. IX:4, Oostersch spreekwoord, aanduidend den prijs, welken ieder op het leven stelt, zoolang hij het geniet. Variant: Een levende ezel is beter als een doode professor.

[pagina 636]
[p. 636]

[Levensnaam]

Levensnaam, (barg.), valsche naam.

[Levenswater]

Levenswater, lat. aqua vitae, alkohol, het eerst dus genoemd door Arnaud de Villeneuve, in zijn in 1309 uitgegeven werk ‘De conservandu Juventute’. Vanhier fr. eau de vie = brandewijn, noorsch aquivit.

[Lever]

Lever, (fr.), ontvangst in de slaapkamer in de 17e en 18e eeuw, aan het hof van Lodewijk XIV en later: het petit lever dadelijk bij het opstaan, voor enkelen der hoogst geplaatste edelen en het grand lever, wat later, voor hen, die in rang daar op volgden. De aanzienlijke dames hadden eveneens haar lever, waarbij zij de edellieden ontvingen, die haar de stadsnieuwtjes kwamen vertellen en die zij raadpleegden bij het aanbrengen van versierselen bij het toilet.

[Lever]

Lever, (sport.), hefboom.

[Lever de rideau]

Lever de rideau, een kort en levendig dramatisch stukje dat aan een grooter en ernstiger stuk voorafgaat.

[Lever le pied]

Lever le pied, (fr.), in de gemeenzamer taal voor vluchten, aan de haal gaan.

[Levers hebben]

Levers hebben, (toon.), wat hebben ze een levers, zegt men, als iemand zich beklaagt, uit eigenbelang een der hoofden vleit. of veel inbeelding heeft.

[Leverzee]

Leverzee, een fabelachtige zee, in sprookjes en overleveringen meermalen genoemd en vol wonderen; waarschijnlijk de Noordzee tusschen Schotland en Skandinavië.

[Leviathan]

Leviathan, hebr. liv'jathan = gekronkeld (dier), in 't algemeen vervaarlijk watergedrocht (Ps. CIV:26), in 't bijzonder de krokodil, en wel die van den Nijl (crocodilus Niloticus), hoewel hij ook den Ganges bewoont. Beschreven Job XL:20, XLI:25. Van 18 tot 25, soms 35 voet lang. Zie Tannîn, en ook Great-Eastern. In Job III:8 benaming van een sterrenbeeld (vgl. Job XXVI:13), thans de draak; welk aan den hemel geplaatst monster de Indische en Skandinavische mythologie voorstelt als de oorzaak der verduisteringen van zon en maan, die het poogt te verslinden; groote slang of zeemonster (Jez. XXVII:1; Ps. LXXIV:14). Ook de naam van een belangrijk en veel gerucht makend boek van Thomas Hobbes (1588-1679), in 1651 verschenen, waarin een scherpe kritiek op de Engelsche staatsregeling en een plan voor een model-staat; voluit: Matter, Form and Power of a Commonwealth Ecclesiastical and Civil.

[Levieten]

Levieten, zonen en verdere afstammelingen van Levi, Jacob's zoon, aangewezen tot den tempeldienst bij de Israëlieten. Vandaar, degenen, die bestemd zijn tot den dienst der altaren (r.k.).

[Levieten (Iemand de - lezen]

Levieten (Iemand de - lezen, Lev. XXVI:46, iemand duchtig de les lezen; hem ernstig zijn plichten voor oogen houden. Naar aanl. van Leviticus (z.a.).

[Leviraatshuwelijk]

Leviraatshuwelijk, huwelijk eener weduwe met den levir of mans broeder, in den Bijbel (Deut. XXV:5) voorgeschreven; wanneer nl. een gehuwd man kinderloos overleed.

[Levis sit tibi terra]

Levis sit tibi terra, (lat.), licht zij u de aarde. Euripides, Alcestis 477 en 478; opschrift op grafzerken.

[Lévitation]

Lévitation, (fr.). De hoedanigheid die, naar men beweert, sommige personen bezitten, om somtijds, in strijd met de zwaartewetten, hun lichaam, zonder steunpunt, in de lucht te doen hangen.

[Leviter]

Leviter, (lat.), licht, oppervlakkig, vluchtig, terloops.

[Leviticus]

Leviticus, het derde boek van Mozes, in 't hebr. naar het aanvangswoord vajikrâ (Hij riep) geheeten. Het wordt Leviticus genoemd, omdat het meerendeels wetten en voorschriften bevat omtrent de wijze waarop de openbare eeredienst door de Priesters en Levieten moest worden geleid en bestuurd.

[Levron]

Levron, (wap.), jonge kozewind, zonder halsband.

[pagina 637]
[p. 637]

[Lex dura, sed lex]

Lex dura, sed lex, (lat.), zie Dura lex.

[Lex non scripta]

Lex non scripta, (lat.), de ongeschreven wet, tegenover lex scripta, de geschreven wet, hetzelfde als jus non scriptum en jus scriptum (z.a).

[Lex scripta]

Lex scripta, (lat.), zie Lex non scripta.

[Lex talionis]

Lex talionis, (lat.), de wet der letterlijke wedervergelding (oog om oog, tand om tand). Exod. XXI:23-25. Volgens den Talmud mocht die wet bij Israël nooit letterlijk toegepast worden, maar alleen als grondslag voor schatting van schade-vergoeding.

[Li]

Li, de eenige munt van China, bestaande uit 3 deelen koper en 2 deelen lood, in 't midden van een vierkant gat voorzien, omgeven van Chineesche karakters. De li heet ook kasj, pitje of kèpeng, en komt onder de laatste twee benamingen in geheel den Oost-Indischen Archipel voor, waar de Chineezen ze hebben ingevoerd. De li's worden ten getale van 100 aan een snoer geregen. Op Lombok werden bij de laatste expeditie (1894) kisten met duizenden zulke kèpengs buit gemaakt.

[Liard]

Liard, een koperen munt, voormaals gangbaar in Frankrijk en België, het vierde deel van een stuiver, dus ter waarde van twee duiten of een oortje.

[Libanon]

Libanon en Anti-Libanon, twee door een breed dal (Coelesyrië) van elkander gescheiden bergketens, die bijkans evenwijdig met de Syrische kust, van het noord-oosten naar het zuidwesten voortloopen. Daarvan getuigen de Arabieren, dat ‘ze den winter (de sneeuw) op het hoofd, de lente op den schouder, de herfst in den schoot dragen, terwijl de zomer aan de voeten sluimert’. Want in ettelijke uren daalt men, dat gebergte beklommen hebbend, van een ‘Schneewald’ in een bloemenhof, en komt van den winter in den zomer. Hebr. Lebanón = de witte (berg), van hebr. laban = wit, dus het witachtig gebergte, òf naar de sneeuw, die 't grootste deel des jaars enkele plekken bedekt (srab. djèbel assaldsji = de berg der sneeuw), òf naar het witachtig of heldergrijs voorkomen van den grijzen kalksteen, waaruit de gansche bergmassa bijna uitsluitend bestaat. Bekend zijn de cederen van den Libanon (Ps. XXIX:5; CIV:16).

[Libelmeester]

Libelmeester, einde der 15e eeuw te Utrecht, raadslid, aangewezen tot het uitbrengen van rapport over eene rechtszaak, die door ‘remissio libelli’ van het geestelijke gerecht bij den raad is aanhangig gemaakt; van libel, boekje, klein geschrift, van 't latijnsche libellus, verkleinwoord van liber, boek. Remissio libelli is overgave van eene schriftelijke aanklacht, waarbij hij, die een proces wil instellen, zijn eisch omschrijft.

[Liber baro]

Liber baro, vrije man, in Middel-eeuwschen zin edelman, vrijheer, baron, in tegenstelling met de onvrijen, de hofhoorigen.

[Libera]

Libera, (lat., r.-k.), een smeekgebed, steeds gezongen door het koor, onafhankelijk van de mis voor een overledene, over het lijk, of bij ontstentenis daarvan, over de tombe uitgesproken. Aldus genoemd naar het eerste woord libera d.i. bevrijd, waarmede het gebed aanvangt. Het draagt ook wel den naam van absolutie.

[Liberale Unie]

Liberale Unie, vereeniging, die in 1885 werd opgericht om door alle geoorloofde middelen van voorlichting en samenwerking de toepassing der liberale beginselen te bevorderen. Tot deze middelen behoorde vooral het leiden der openbare meening door de pers, het organiseeren van samenwerking der liberalen, bovenal door oprichting van kiesvereenigingen, enz. Daar de L.U. te veel naar den wensch van talrijke kiesvereenigingen leider en beheerscher der vrijzinnigen wilde zijn, hebben langzamerhand vele kiesvereenigingen er zich van afgescheiden, zoodat de gewenschte eenheid bij de liberalen niet door de L.U. tot stand kwam.

[Liberalen]

Liberalen, eene staatkundige partij, voorstanders der volksvrijheid en der vrijheid en scheiding van kerk en staat. De uitdrukking schijnt uit Spanje te

[pagina 638]
[p. 638]

stammen, tijdens den inval der Franschen, onder Napoleon I, vergaderden de Cortes te Cadix, om over de middelen tot bevrijding des lands te beraadslagen. De Kamer splitste zich in twee partijen: de vreesachtigen en de overmoedigen. De laatsten bleken gereed, de noodige strijdkrachten te verzamelen, uit te rusten en de daartoe noodige gelden te verleenen, en werden daarom liberales = vrijgevigen genoemd. In Engeland werd het woord het eerst gebruikt in 1815, toen Lord Byron en zijne vrienden een tijdschrift uitgaven: ‘The Liberal’ genaamd, waarin zij hunne gevoelens mededeelden op staatkundig, godsdienstig en letterkundig gebied. - Eerst in 1833 kwam dit woord aldaar meer in gebruik bij gelegenheid van het indienen van den Reform Bill. En in 1872 spreekt Disraëli er van, wanneer hij zegt: ‘De Whigs trachten nationale beginselen door cosmopolitaansche te vervangen, welk nieuw ontwerp van staatkunde zij met den mooi klinkenden naam van liberalisme aanduiden’. Inmiddels had zich in bijna elk land van Europa eene liberale partij gevormd. In Frankrijk was de uitdrukking inmiddels reeds in 1821, onder de Restauratie, voor de aanhangers der vrijheid in zwang gekomen.

[Liberalisten]

Liberalisten, scheldnaam in Nederland aan de liberalen gegeven door hun politieke tegenstanders, vooral aan hen, die zich wel met den partijnaam liberalen tooiden, maar alles behalve liberal (vrijgevig) zich toonden.

[Liberalium artium magister]

Liberalium artium magister, (lat.), (L.A.M), meester der vrije kunsten. Graad aan de Middeleeuwsche universiteiten.

[Liberia]

Liberia, de nieuwe republiek aan de westkust van Afrika, gesticht door vrijgelaten of vrijgekochte slaven uit Noord-Amerika.

[Libertador (El -]

Libertador (El -, (sp.), de bevrijder, naam, bij voorkeur gegeven aan Simon Bolivar, den grondlegger en voltooier der onafhankelijkheid van Spaansch Zuid-Amerika.

[Libertaire]

Libertaire, (fr.), aanhanger der volstrekte vrijheid en van de afschaffing van alle overheden en wetten.

[Libertas vita carior]

Libertas vita carior, (lat.), de vrijheid is dierbaarder dan het leven, devies van den vrijheidsheld Floris van Pallant, 1en graaf van Kuilenburg (1556-98). Dit devies prijkte als opschrift op de gouden munt en de koperen stukken van dezen Graaf, in wiens prachtig paleis te Brussel (later door Alva gesloopt), het Compromis der Edelen voorbereid werd.

[Libertatis primitiae]

Libertatis primitiae, (lat.), eerstelingen der vrijheid. Randschrift van 't kerkzegel der Herv. Gemeente te Brielle. Ook titel van een muziekcorps aldaar, met het oog op 1 April 1572, toen deze stad door de Watergeuzen overrompeld werd, waarmede de bevrijding aanving onzer Vereen. Provinciën van het Spaansche juk.

[Liberté, fraternité, égalité]

Liberté, fraternité, égalité, (fr.), vrijheid, gelijkheid, broederschap, leus der Franschen tijdens de eerste omwenteling (1789).

[Liberty pole]

Liberty pole, (am.), een vlaggestok, waarop een vrijheidshoed geplaatst is.

[Libertijnen]

Libertijnen, menschen, die wel bij hun kerkgenootschap blijven, maar zich overigens volkomen vrijheid (lat. libertas) geven, om voor zich zelve te gelooven en te doen, wat zij willen en zooals zij dat willen. Dus heetten de tegenstanders van Calvijn te Genève, tegen wie hij zijn: Instructio adversus fanaticam et furiosam sectam Libertinorum in het licht gaf. Deze Libertijnen of vrijheidsvrienden vormden de eigenlijke onafhanklijkheidspartij in Genève, en zijn door Calvijn verward met gelijknamige uitgewekenen uit Vlaanderen afkomstig, die er inderdaad eene lichtzinnige zedeleer op na hielden, en wier gedrag ook thans nog libertinage genoemd wordt. Vandaar, dat dr. A. Kuyper in zijn polemiek dien naam dikwijls gaf aan zijn politieke tegenstanders de liberalen.

[Libertinisme]

Libertinisme, de mogelijkheid om te doen, al wat men wil; om iedere neiging te volgen en aan ieder voornemen uitvoering te geven. Tegenovergesteld aan vrijheid = de macht, waardoor de eigenlijke aanleg zich volkomen

[pagina 639]
[p. 639]

kan ontwikkelen. Staat derhalve tegenover vrijheid, als schijn tegenover werklijkheid. Het is de caricatuur van waarheid of ware vrijheid.

[Libitum (Ad -]

Libitum (Ad -, (lat.), naar believen, naar goedvinden.

[Libre jusqu'à l'Adriatique]

Libre jusqu'à l'Adriatique, (Il faut qu'elle domine jusqu'aux Alpes, ou que l'Italie soit. - (fr.). Zij, de Oostenrijksche Regeering, moet tot aan de Alpen heerschen, of Italië moet vrij wezen tot aan de Adriatische Zee. Die woorden, waarvan de laatsten de leus werden, onder welke Frankrijk in 1859 den krijg tegen Oostenrijk voerde, zijn aan de proclamatie ontleend, die Napoleon III den 3en Mei van dat jaar, bij den aanvang van dien oorlog tot het leger richtte.

[Libre parcours]

Libre parcours, (fr.), vrij vervoer, voorrecht aan enkele personen bijv. journalisten, leden van eenige vereeniging, congresleden en derg. gegeven, om voortdurend of tijdelijk, kosteloos over alle of enkele spoorweglijnen te mogen reizen.

[Libretto]

Libretto, (it., muz.), lett. boekje, de tekst, het tekstboekje, nl. de woorden, meestal van eene opera, ned. gewoonlijk brochure.

[Libri Sententiarum]

Libri Sententiarum, (lat.), de vier boeken, door Petrus Lombardus (12e eeuw) saâmgesteld, waarin hij kort en bondig de godgeleerdheid uiteenzet, volgens de uitspraken (sententies) der H. Schrift, der Kerkvaders en der Concilies.

[Librye]

Librye, van lat. liber = boek; alzoo, boekverzameling of bibliotheek; oudtijds de naam eener kerk- of kloosterbibliotheek. Ook de naam van een tijdschrift, door G. van Rijn 1887-89 uitgegeven bij A. Eeltjes te Rotterdam en bevattend verhandelingen over ‘curiosa en rariora’ onder de boeken, en aanbiedingen van zeldzame uitgaven.

[Liburnae]

Liburnae, (sc. naves), scherp gebouwde snelvaarders, waarmede de Liburniërs (op het kustland van Illyrië) den zeeroof in de Jonische zee plachten uit te oefenen. Ze waren uit lichte houtsoorten gemaakt; de Romeinen namen dit model over voor een gedeelte hunner oorlogsvloot.

[Licencié]

Licencié, (fr.), lat. licentiatus (z.a.). Dubbel licencié, nl. in de letteren en in de wetenschappen. Dit is eene zeldzaamheid; in Frankrijk zijn bijkans geene priesters, die ook maar enkel licencié zijn.

[Licenten]

Licenten, (hand.), oudtijds de verlofbiljetten of passen, waarbij de schippers verlof bekwamen om te laden of te lossen.

[Licentia poëtica]

Licentia poëtica, (lat.), dichterlijke vrijheid, de afwijkingen van de historie of de regelen der spraakkunst, die de dichters zich meenen te mogen veroorloven. Spottenderwijs noemt men onnauwkeurigheden en slordigheden in gedichten weleens ‘dichterlijke vrijheden’. Vgl. Cicero, de Oratore III, 38, 153.

[Licentiaat]

Licentiaat, oudtijds academische titel van hem, die door afgelegde examens het recht verkregen heeft om voorlezingen te houden, graad tusschen dien van baccalaureus en dien van magister of doctor.

[Licentie]

Licentie, (hand.), zie Licentiestelsel.

[Licentiestelsel]

Licentiestelsel, stelsel, waarbij iets van Rijkswege verboden wordt, doch waarbij men tegen betaling eener geldsom vrijdom van die verbodsbepaling kan erlangen. Fr. licence, uit lat. licentia = vergunning om naar welgevallen te handelen.

[Licht (Daar gaat mij een - op]

Licht (Daar gaat mij een - op; Job XXV:3; Ps. CXII:4; Matth. IV:16. Er daagt uitkomst, ook ik kom tot inzicht.

[Licht en bruin]

Licht en bruin, (schild.), licht en schaduw of wit en zwart, de beide hulpmiddelen, waarmede groote meesters in de etskunst weten te tooveren, wanneer zij den indruk van een schilderij in kleuren willen wedergeven. Vertaling van den Italiaanschen schildersterm chiaroscuro, licht en donker (fr. clair obscur).

[pagina 640]
[p. 640]

[Licht (Het worde -]

Licht (Het worde -, ontleend aan Gen. I:3, En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht; lat. Fiat lux.

[‘Licht, meer licht’]

‘Licht, meer licht’, woorden aan Goethe toegeschreven, toen men hem eenige oogenblikken voor zijn dood in de sombere kamer, waar zijn ziekbed stond, vroeg, of hij ook nog iets begeerde. Eenmaal maakte het woord eenigen opgang, toen het door den afgevaardigden Hafmans den minister werd toegeroepen, doelende daarmede op zijn niet herbenoeming als kantonrechter.

[Licht onder een korenmaat steilen (Zijn -]

Licht onder een korenmaat steilen (Zijn -, zijne kennis, kunst of wetenschap schuil houden, er niet openlijk meê voor den dag komen. Het tegenovergestelde is zijn licht laten schijnen, of ook de kaars op den kandelaar zetten. Uit Matth. V:15; Mark. IV:21; Luk. XI:33. Men denke aan eene groote maat, waaronder het licht een tijdlang brandend kon blijven, maar geen schijnsel gaf. - Kaars en kandelaar zijn aan onze Statenoverzetting ontleend; men denke aan lamp en luchter (het hooge voetstuk, waarop de lamp werd geplaatst) vermits kaarsen destijds in Palestina niet in gebruik waren; de Hebreeën bedienden zich tot verlichting van olie).

[Licht van Azië (Het -]

Licht van Azië (Het -, het Buddhisme. De Buddhisten hebben eigenlijk geen God (zie Nirvána), hoewel hun stelsel zielsbehoeften erkent; ook verlossing predikt, doch niet van de zonde, welke het niet kent, maar van het levensbestaan zelf, als bron van smart en ellende. Het heeft den naam van zeer vredelievend en verdraagzaam te wezen, en komt tot de volken met de belofte van een kalmte en een vrede, die onafhankelijk zijn van uitwendige omstandigheden; maar dan moet men zich onttrekken aan al de drukte, die dit leven met zich brengt, en zich onderwerpen aan tallooze wedergeboorten bij de zielsverhuizing.

[Licht van Nederland (Het -]

Licht van Nederland (Het -, Desiderius Erasmus (geb. te Rotterdam. 1467-1536), beroemd geleerde, een der verlichtste mannen van zijn tijd, van wiens werken sommige in schier alle Europeesche talen zijn overgebracht.

[Lichtjaar]

Lichtjaar, de afstand, dien het licht in één jaar doorloopt, nl. 9 billioen, 428 duizend millioen kilometers. Om den afstand der vaste sterren te bepalen, drukt men dien uit in lichtjaren; zoo is de naastbij zijnde ster 3,5 lichtjaar van ons verwijderd, dat is 33 billioen KM.

[Lichtmis]

Lichtmis, (r.k.), d.i.O.L. Vrouwe-Lichtmis of Maria Lichtmis, hetzelfde als Vrouwendag, een feestdag, ingesteld ter herdenking van Maria's Tempelbezoek op den 40n levensdag van Jezus; valt dus op 2 Februari. De naam Lichtmis doelt op het groot aantal waskaarsen, die alsdan gewijd en aangestoken, of ook in processie rondgedragen worden; door welke lichten men zinspeelt op Simeons voorspelling, dat Jezus ‘een licht tot verlichting der heidenen’ zou zijn.

[Licorne]

Licorne, (fr. wap.), zie Eenhoorn.

[Lié]

Lié, (fr. wap.), zie Gesnoerd en Gebonden.

[Lieb Vaterland, magst ruhig sein!]

Lieb Vaterland, magst ruhig sein! (hgd.), lief vaderland, gij kunt gerust zijn, versregel uit het gedicht van Max Schneckenberger (1819-49), Die Wacht am Rhein.

[Liebaard]

Liebaard, de dichterlijke naam van den leeuw, vooral in balladen en legenden, wijziging van léopard of luipaard, in den tijd toen het volk de namen dezer verscheurende dieren nog met elkander verwarde.

[Liebaert, libaerd, lybart, lybert, lewe, leu, lioen]

Liebaert, libaerd, lybart, lybert, lewe, leu, lioen, (wap.), zie Leeuw.

[Liebe (Zur - will ich dich nicht zwingen,
Doch geb'ich dir die Freiheit nicht]

Liebe (Zur - will ich dich nicht zwingen,
Doch geb'ich dir die Freiheit nicht,
(hgd.), ik kan u niet dwingen, mij te beminnen, doch ik schenk u de vrijheid niet. Uit de opera Die Zauberflöte (1791), tekst van Schikaneder (1751-1812), muziek van Mozart (1756-91).

[Liebelei]

Liebelei, (hgd.), minnarij, boelage, boeleeren.

[pagina 641]
[p. 641]

[Lieberdepiep (Een portie -]

Lieberdepiep (Een portie -, (rest.), een portie leverworst.

[Liebfraumilch]

Liebfraumilch, (hgd.), Rijnwijn, welke rondom de kerk van het Lieve-Vrouwestift te Worms, vooral op met puin vermengden grond van voormalige voorsteden, alsmede in den tuin van het Capucijner-klooster aldaar, groeit.

[Liebig]

Liebig, vleesch-extract, in den geringsten omvang de grootste kracht bevattend, waaruit men bouillon bereidt. Zie Bovril. Naar den eersten vervaardiger, den scheikundige Prof. Baron Justus von Liebig (1803-73).

[Lieder (Böse Menschen haben keine -]

Lieder (Böse Menschen haben keine -, (hgd.), booze menschen bezitten geene liederen. Een aldus verhaspeld denkbeeld uit Die Gesänge van den dichter Seume (1763-1810), dat overigens reeds vroeger door Luther in Frau Musica en Cervantes in Don Quijote, II, 34, werd uitgedrukt. Ook Tollens zeide ongeveer hetzelfde: ‘Al wat leeft en braaf is zingt. Zingen is de lust van 't leven.’

[Liedertafel]

Liedertafel, (muz., hgd.), mannenzangvereeniging, met gezellige bijeenkomsten, waarin veelstemmige liederen worden uitgevoerd. De eerste werd in 1809 opgericht door Zelter, dirigent van de Academie te Berlijn; aanvankelijk dichtten de leden zelf de liederen en componeerden er de muziek bij. In Duitschland heetten ze later, in de dagen van verval, Liederkranz; sedert 1835 in Frankrijk: Orphéon, in Engeland: Club o.a. de Catchclub.

[Lief is mij Plato, doch liever is mij de waarheid]

Lief is mij Plato, doch liever is mij de waarheid, zie Amicus Plato etc.

[Liefde tot zijn land is yeder aengeboren (De -]

Liefde tot zijn land is yeder aengeboren (De -, Vondel, Gysbreght van Aemstel, regel 1894, verzuchting van Broer Peter, als allen heengaan om buiten het bedreigd Amsterdam veiligheid te zoeken, als echo op de klacht der ‘Vlughtelingen,’

Helaes! hoe bitter valt

Het scheiden van zijn land, daer alles loopt verloren!

[Liefdemaaltijd]

Liefdemaaltijd, zie Agape.

[Lieremannetje]

Lieremannetje, (mil.), verbastering van delirium tremens.

[Lierenaar]

Lierenaar, in België, een zeer goedkoop mesje; immers het bestaat uit een lemmet, dat in een gespleten stuk hout is bevestigd. Het wordt vooral te Lier en omstreken, maar ook te Aarschot vervaardigd. Vandaar de naam.

[Liernurstelsel]

Liernurstelsel, de pneumatische afvoer van faecaliën en het verwijderen hiervan door middel van luchtdruk, naar den uitvinder, kapt. H.C.A. Liernur, zich noemende Ch.T. (Thieme) Liernur, geb. te Haarlem 12 Mei 1828, overl. te Berlijn 12 Feb. 1893. Het stelsel werd te Amsterdam ingevoerd en in sommige deelen van de stad verplichtend gesteld.

[Liesjedunderdag]

Liesjedunderdag op Walcheren, de eerste Donderdag in Mei en een marktdag, waarop ook boerenknechts en meiden van dienst verwisselen. Liesje is Sint-Elizabeth Thaumaturga (de Wonderdoenster), wier feestdag op 24 April valt, maar bij de invoering der Greg. tijdrekening is de verhuurdag 10 dagen vooruitgeschoven.

[Liesveldsche Bijbel]

Liesveldsche Bijbel, oorspronkelijke benaming van het oudste der Amsterdamsche logementen, het Bijbelhotel, naar de oudste volledige Nederlandsche vertaling van den Bijbel, welke oorspronkelijk verscheen bij Jacob v. Liesveldt te Antwerpen in 1526. De belendende perceelen ‘het kasteel van Gent,’ ‘De Blauwe Hen’ en ‘de Oude Roos’ groeiden met de oude Liesveldsche (Lysveltsche) Bijbel langzamerhand samen tot het tegenwoordige Bijbelhotel, in 1870 het eigendom van Hardenberg, die het eerst den Engelschen titel Biblehotel in zwang bracht, omdat op het uithangteeken van jongeren datum een Bijbel met Engelschen tekst ligt opengeslagen met de woorden van 1 Tim. V:23. ‘De Liesveldsche Bijbel’ was een geliefkoosd uithangteeken te Amsterdam. Zoo heeft ook op het Rokin, op de plaats van het tegenwoordige Leesmuseum een Hotel ‘de Liesveldsche Bijbel’ gestaan, welk perceel tot

[pagina 642]
[p. 642]

1820 die bestemming behield. Maar in de Warmoesstraat waren er zelfs drie, welke in onderscheiding van elkander de eerste, de tweede, of de middelste, en de derde Liesveldsche Bijbel werden genoemd. De eerste en derde bestonden nog in 1795, de middelste leeft tot den huidigen dag voort in het Bible-Hotel.

[Lieve-Vrouwe-bedstroo]

Lieve-Vrouwe-bedstroo, zie Ruwkruid.

[Liever de eerste in een dorp, dan de tweede in Rome]

Liever de eerste in een dorp, dan de tweede in Rome, zou volgens Plutarchus, Het leven van Caesar, hoofdst. II en Spreuken van Koningen en Veldheeren, Cesar tot zijne geleiders hebben gezegd, bij den aanblik van een armzalig Alpenstadje, zie Aut Caesar, aut nihil.

[Liever turcx als paeus]

Liever turcx als paeus, (niet: paapsch), de spreuk der Watergeuzen, waarmeê zij echter niet wilden zeggen: ‘liever mohammedaansch dan roomsch’; maar: ‘liever onderdanig aan den Sultan van Turkije’ (die de onderworpen christenvolken vrijheid van godsdienst liet) dan aan den Paus (en bijgevolg aan de Inquisitie).

Liver Tvrcx dan Pavs was ook het devies van de halve manen, die de Walen en andere soldaten in 1574 in de ooren en op de hoeden droegen.

[Liever Turksch dan Latijnsch]

Liever Turksch dan Latijnsch of Paapsch, riep men binnen Konstantinopel, toen Mohammed II († 1480), die stad op Konstantijn XI veroverde, en aan het Grieksche of Byzantijnsche rijk een eind maakte. Deze uitroep wordt zelfs in den mond gelegd aan Notaras, Konstantijn's groot-admiraal.

[Liever Turksch dan Spaansch]

Liever Turksch dan Spaansch of Paapsch, bij 't ontzet van Leiden kwam de Zeeuwsche admiraal Boisot voor de stad om de inwoners van mondbehoeften te voorzien. Zijne wakkere matrozen droegen op de hoeden een zilveren maan met het bovenstaande opschrift. Sedert werd dit tot een spreekwoord.

[Life and Advent Union]

Life and Advent Union, (eng.), Levens- en Adventsgemeenschap, eene kleine groep - in 1890 in de Vereen. Staten ten getale van ruim duizend - wier meening, dat de boozen niet eerst weder opgewekt worden ter vernietiging (zie Soulsleepers), maar bij hun dood terstond voor altoos sterven, reeds sedert 1844 ingang vond, doch eerst sedert 1864 tot de stichting eener afzonderlijke gemeenschap leidde.

[Ligdagen]

Ligdagen, (hand.), de dagen, welke voor de lading en lossing van een schip toegestaan zijn. Overligdagen = de dagen, welke het schip na 't verstrijken der ligdagen, wordt opgehouden.

[Light roadster]

Light roadster, (eng., sport.), lichte toermachine.

[Lignum vitae]

Lignum vitae, (lat.), hout des levens. Scheepsterm voor pok- of guajakhout (guajacenum officinale), hout van groen-blauwe kleur met geelachtig spint, waaruit ballen, hamers, enz. worden vervaardigd. West-Indische boomsoort.

[Ligoter]

Ligoter, (fr.), stevig vastbinden. Dit van lier = binden, afstammend werkwoord, is eerst sedert eenige jaren in gebruik gekomen, en zoodoende in de meeste woordenboeken niet te vinden.

[Ligue]

Ligue, (fr.), liga (it.), of league, (eng.), in 't algemeen een tijdelijke verbintenis, dikwijls wegens zeer uiteenloopende belangen gesloten, soms synoniem met alliantie of coalitie. In het bijzonder is de ligue bekend, in 1576 door Hendrik de Guise en eenige voorname Katholieken in Frankrijk gesticht, met het doel om de uitbreiding van het Protestantisme in dat land tegen te gaan.

[Ligue Wallonne]

Ligue Wallonne, (fr.), Waalsch verbond, te Brussel en andere Belgische steden, vooral tusschen de Waalsche Belgen, die het gebruik der Fransche taal voorstaan en bovenal de overdreven eischen der Flaminganten trachten te bestrijden.

[Liguoristen]

Liguoristen, volgelingen van Alphonsus de Liguori, meer bekend onder den naam van Redemptoristen, (z.a.).

[pagina 643]
[p. 643]

[Lij]

Lij, (zeet.), kant van het schip, die van den wind afgekeerd is.

[Lijdzaamheid (Zijne ziel in - bezitten]

Lijdzaamheid (Zijne ziel in - bezitten, Luk. XXI:19, onder onaangename omstandigheden kalm blijven.

[Lijf]

Lijf, (afr.), bijv. hij is lekker lijf, halfdronken.

[Lijfstuk]

Lijfstuk, (tooneel), rol, waarin de speler geheel opgaat, die een bepaald acteur alleen kan spelen, en niemand anders zoo goed als hij; die hij dan ook niet of zeer noode aan anderen afstaat. Bijv. de rollen van Shylock, Narciss, Kean, de Fabrieksbaas, enz., van Louis Bouwmeester aan het Nederlandsch Tooneel.

[Lijken (Uit de - geslagen]

Lijken (Uit de - geslagen, (zeet.), door een dreigend gevaar ontsteld, zooals de zeelieden zijn, wanneer de heerschende storm in kracht blijft toenemen. Bij den aanvang zijn de bramzeilen gebrast, d.i. met koorden (lijken) saamgebonden; worden deze zeilen nu door den hevigen storm uit de lijken geslagen, dan heeft de storm nog meer vat op het schip vanwege de loshangende zeilen, en is het gevaar dus te grooter.

[Lijmeren]

Lijmeren, (barg.), vrij pleiten.

[Lijn der Schoonheid]

Lijn der Schoonheid, aldus werd door Hogarth de dubbel gebogen lijn in de teekenkunst genoemd, van den vorm illustratie.

[Lijn des Levens (De -]

Lijn des Levens (De -, (fr.), La ligne de vie, de lijn op de handpalm, die een lang leven aanduidt volgens de palmistery. Hoe meer zij naar de pols reikt, hoe langer het leven zal zijn.

[Lijna]

Lijna, (N. myth.), godin der vriendschap en der menschenliefde. Zij wordt ook Hlyn genaamd.

[Lijntrekken]

Lijntrekken, (mil.), een gesprek, onderhoud, ongemotiveerd rekken en het daardoor vervelend maken. Lijntrekker, bijnaam voor den persoon, die bekend staat daarvan dikwijls gebruik te maken.

[Lijs]

Lijs, saaie, vervelende man of vrouw, misschien naar de onsmakelijke figuren, menschen voorstellende, die op de Chineesche ‘lange lijzen’ (z.a.) stonden.

[Lik]

Lik, (afr.), zie Lek.

[Lik]

Lik, (barg.), gevangenis.

[Likedeelers]

Likedeelers, gelijkdeelers, ook wel victualiebroeders (zie Victualie) genaamd, zeeschuimers, die omstr. 1389 de kusten van de Noordzee, ook in Holstein en Oldenburg onveilig maakten. Zij ontleenden hun naam aan de gelijke verdeeling van de geroofde goederen onderling. Zij kwamen veel uit Oost-Friesland.

[Likkebroer]

Likkebroer, (stud.), vleier, van likken; dus een die denken doet aan het oude:

Om der wille van de smeer,

Likt de kat de kandeleer.

[Likkewaan]

Likkewaan, (afr.), leguaan, kleine alligator.

[Liksens]

Liksens, (afr.), licentie, verlof, vergunning.

[Lilium inter spinas (Sicut -]

Lilium inter spinas (Sicut -, (lat.), cls eene lelie onder de doornen, devies van verscheidene Hervormde gemeenten o.a. van die te Venlo, waar reeds in 1530 de Reformatie gepredikt is (door Jacobus Lovendael). Uit Hoogl. II:2. De Protestanten werden er verdrukt door de Roomschgezinden, gelijk eene lelie (zinnebeeld van onschuld en reinheid), door doornen in haar groei en wasdom belemmerd wordt, tusschen doornen niet kan tieren.

[Lilla]

Lilla of lila, klein geschut van oude constructie, kleine lange draaibassen, door geheel Ned. Indië in gebruik. Ze worden door de inlanders gegoten. Vanhier: lilla-schot, -kogel, enz.

[Lilliburlero]

Lilliburlero, refrein van een schimplied op Tyrconnel, den Ierschen beul tijdens Jacobus II. Het refrein was lero, lero, lilliburlero, verschenen in 1688; uit eene brochure van 1712 blijkt, dat lord Wharton de schrijver was.

[pagina 644]
[p. 644]

[Lilliput]

Lilliput, in Swift's Gullivers reizen (1726), een landje, welks bewoners niet grooter zijn dan een duim; vandaar, dat een klein mensch wel een lilliputter wordt genoemd.

[Lilliputters]

Lilliputters, kleine blaadjes, welke den geest van ontevredenheid, waartoe de staatkundige toestand van ons land omstr. 1845 rechtmatige aanleiding gaf, aanwakkerden; ze werden in dat jaar met zegel belast (volgens de zegelwet van 1843) en bij de wet van 9 April 1869, onder den minister Mr. P.P. van Bosse wederom van zegel vrijgesteld. Genoemd naar de dwergen, waarvan Swift verhaalt.

[Limbus]

Limbus, (lat.), gordel, zoom of omheining. Aldus noemt de R.K. dogmatiek: 1o. den voorburcht der hel (limbus patrum), ook Abraham's schoot geheeten, d.i. de plaats, waarheen vóór den dood van Christus de zielen gingen van allen, die in Gods vriendschap uit deze wereld scheidden. Daarheen is volgens de R.K. leer ook de ziel van Christus gegaan, toen Hij ‘neergedaald is ter helle’. Bij de hemelvaart van Christus, (die volgens de R.K. leer het eerst van alle menschen den hemel is binnengegaan, den toegang tot den hemel heeft geopend), hield de limbus patrum op te bestaan, wijl Christus hunne zielen mede ten hemel heeft gevoerd; 2o. de plaats, waar de zielen verblijven van hen, die met de erfzonde, doch zonder persoonlijke zonde uit dit leven scheiden, zooals de ongedoopte kinderen, onverschillig of zij van christenen of heidenen zijn; vandaar wordt deze plaats ook limbus parvulorum genoemd. De zielen, aldaar opgehouden, zijn beroofd van de bovennatuurlijke gave der zaligende aanschouwing Gods, waarin volgens de R.K. leer het eigenlijk geluk des hemels bestaat; doch algemeen nemen de R.K. godgeleerden aan, dat die zielen in een natuurlijk opzicht niet ongelukkig zijn, gelijk zij die om persoonlijke schuld de zaligheid derven.

[Limiet]

Limiet, (hand.), lat. limes, mrv. limites; de grens, de voorgeschrevene hoogste of laagste prijs, dien men voor eene waar ontvangen, of geven wil.

[Limina (ad -]

Limina (ad -, uitdrukking van het canonieke recht, behelzend de verplichting van den bisschop om op vastgestelde tijden aan den Paus verslag te geven van het bestuur zijner diocese. De volledige uitdrukking luidt: Ad limina Apostolorum, of - Sanctorum; ook wel Visitare limina etc. Reeds bij heidensche schrijvers wordt het Lat. woord limina (dorpels) gebruikt voor tempel; zoodat de uitdrukking letterlijk beteekent de tempels der Apostelen (Heiligen) bezoeken.

[Limine (In - acceptationis]

Limine (In - acceptationis, rechtsuitdrukking, die beteekent bij de aanneming zelve.

[Limite d'âge]

Limite d'âge, (fr.), leeftijdsgrens, bij welken aangekomen men voor hooge(re) ambten niet meer in aanmerking mag komen.

[Limited liability company]

Limited liability company, maatschappij met beperkte aansprakelijkheid; naamlooze vennnootschap, welke de aandeelhouders voor de schulden en verplichtingen der vennootschap niet verder aansprakelijk stelt dan tot het bedrag in hun aandeel genoemd.

[Limiteeren]

Limiteeren, (hand.), een limiet (z.a.) aangeven.

[Limitman]

Limitman, (sport.), de rijder, die de grootste voorgift heeft.

[Limpido]

Limpido, (it.), helder, doorschijnend. Limpido-winst = klare (zuivere) winst.

[Lincei (Accademia dei -]

Lincei (Accademia dei -, (lat.), geheim genootschap, in 1608 te Rome gesticht ter onbelemmerde beoefening van de wis- en natuurkunde en nat. historie. De naam lincei (lenzen) ontstond door de omstandigheid, dat de leden zich bij hun onderzoek vooral van de pas uitgevonden vergrootglazen bedienden. Het genootschap werd in het midden der 17e eeuw door den invloed der geestelijkheid opgeheven, maar herleefde in 1657 opnieuw in Toscane, met den naam van Accademia del cimento (Academie der proeven).

[pagina 645]
[p. 645]

[Linea recta]

Linea recta, (lat.), rechtstreeks. Letterl. in rechte lijn.

[Lingua franca]

Lingua franca, beteekent eigenl., Taal der Franken, naar de in het Oosten gebruikelijke aanduiding der West-Europeërs als Franken. Men verstaat onder lingua franca het mengelmoes van slecht Italiaansch, Portugeesch enz. dat in den tijd van de Venetiaansche en Genueesche heerschappij in de Levant ontstaan is en daar als verkeersmiddel tusschen de inlandsche bevolking en de zeevaarders diende. De naam wordt ook toegepast op het laag-maleisch, gesproken in de kustlanden en havenplaatsen in Ned.-Indië, en daar het gewone medium tusschen Europeanen en inlanders van alle rassen.

[Lingua urbana]

Lingua urbana, stads-taal, de beschaafde taal der bewoners van de Urbs (Rome), waarvan Cicero de vader is; in tegenstelling van de ruwere taal der provincialen.

[Linguaque animoque fideles]

Linguaque animoque fideles, (lat.), in taal en gemoed getrouw, Leidsch studentengezelschap in 1757 opgericht en sedert 1761 als Minima Crescunt (het kleinste wordt groot), krachtig optredend in de richting van uitoefening van letterkundige kritiek en hervorming der Nederlandsche letteren; waartoe het gezelschap in 1758 een tijdschrift uitgaf Taal- en Dichtkundige Bijdragen.

[Linie]

Linie, evennachtslijn, cirkel om den aardbol die overal even ver van de beide polen verwijderd is. De linie passeeren, van 't N. in 't Z. Halfrond gaan, of omgekeerd. Het passeeren der linie ging vroeger op zeilschepen gepaard met het ‘doopen’, d.i. het nat gooien en op andere wijze plagen der schepelingen, die voor 't eerst op zee waren. Neptunus, d.i. de god der zee, kwam dan aan boord, voorgesteld door een der matrozen.

[Linie (De - gepasseerd zijn]

Linie (De - gepasseerd zijn, vijftig jaar oud zijn geworden; van de linie, of equator. Zie Linie.

[Linie (De Heilige -]

Linie (De Heilige -, de oostwaartsche richting van Kerk en altaar in de christelijke bouwkunst.

[Link]

Link, (barg.), schrander, slim.

[Link]

Link, (sport.), schakel.

[Link poekeren]

Link poekeren, (barg.), kwaad spreken.

[Linke jongen]

Linke jongen, (barg.), slimme kerel.

[Linkerhiel (Op zijn - draaien]

Linkerhiel (Op zijn - draaien, (mil.), op post staan.

[Linkerzijde (De -]

Linkerzijde (De -, de vrijzinnige oppositie in het parlement, van de plaats van den voorzitter af gerekend; het eerst aldus in de Wetgevende Vergadering in Frankrijk, waar de Girondijnen die plaats innamen. De democratische oppositie wordt uiterste linkerzijde genoemd; fr. extrème gauche.

[Links]

Links, (wap.), in de heraldiek heet links wat voor den schilddrager links, dus voor den beschouwer rechts is, m.a.w. wat aan de rechterhand van den beschouwer ligt.

[Linksche]

Linksche, (barg.), spion.

[Lint (Gemot -]

Lint (Gemot -, (barg.), kant.

[Lintje (Een rood -]

Lintje (Een rood -, (barg.), snede in het gelaat.

[Lintworm]

Lintworm, (wap.), een draak met achterpooten, de tong strekt ver uit, en er komen gewoonlijk vlammen uit den muil.

[Linzenschotel (Een -]

Linzenschotel (Een -, d.i. een luttel, waardeloos iets, waarvoor men iets kostbaars prijs geeft; ontleend aan Gen. XXV:34, waar Ezau aan zijn broeder Jakob zijn eerstgeboorterecht voor brood en linzenmoes verkoopt.

[Lion]

Lion, (fr.), leeuw, noemt men in Engeland elke merkwaardigheid van den dag; en wie in korten tijd een groot aantal van zulke merkwaardigheden in oogenschouw neemt, heet er een lionkiller, d.i. leeuwendooder. Te Parijs wordt de naam van lion gegeven aan jongelui die te voren met dien van roué, muscadin en petitmaître bestempeld werden en die men in Engeland dandy en fashionable noemt,

[pagina 646]
[p. 646]

nl. pronkers en fatten. De lion speelt een groote rol in de ‘wereld, die zich vermaakt’. De held van den dag heet gewoonlijk le lion du jour.

[Lion n'est pas mort (Le -]

Lion n'est pas mort (Le -, (fr.), de leeuw is niet dood. De Jacobijnen leven nog en zijn krachtig. Gezegde van Billaud-Varenne op de tribune der Jacobijnen, in hunne vergaderzaal in de Rue Saint-Honoré, op den 19en Brumaire An III (9 Nov. 1794). Dit gezegde gaf der Jeunesse Dorée (z.a.) aanleiding om hem met hunne korte, dikke knuppels met lood, te bevechten.

[Lionceaux]

Lionceaux, (fr. wap.), zie Leeuwenwelpen.

[Lionels]

Lionels, (fr. wap.), leeuwen, zoo er meer dan drie in een veld zijn.

[Lionné]

Lionné, (fr. wap.), zie Geleeuwd.

[Lionnes]

Lionnes, (fr.), (letterl. leeuwinnen), vrouwen, die geene aanspraak op beschaving, verstand of deugd kunnen maken, maar uiterst bedreven zijn in toiletzaken in het algemeen en in het paardrijden, in den lossen omgang met heeren, en in het rooken van cigarettes in het bijzonder.

[Liplap]

Liplap, oorspronkelijk benaming van de afstammelingen van Portugeezen en inlandsche vrouwen in N.-I., later algemeene benaming van de afstammelingen van Europeanen en inboorlingen. Veth schrijft: Liplap schijnt mij een komisch, willekeurig gevormd woord te zijn, op de wijze van mikmak en dergelijke, - een spotwoord dat, eenigszins geluid nabootsend, op de hoogst gebrekkige en belachelijke taal dezer klasse van kleurlingen wijst. Zie Creolen.

[Lippe]

Lippe, (fr.), dikke onderlip. Eene verfranschte hgd. uitdrukking, vandaar lippu, dikke lippen hebben. Men zegt ook faire une grosse (of une vilaine) lippe of faire sa lippe, voor de lip laten hangen, een leelijk gezicht trekken, alsmede lippée voor een eetmaal of een buitenkansje.

[Lippen]

Lippen, de wetsovertreding welke iemand begaat, die handeldrijft in het vak, waarin hij als makelaar is aangesteld, art. 65 al. 2 W.v.K.

[Lippis et tonsoribus notum]

Lippis et tonsoribus notum, (lat.), aan ooglijders en barbiers (d.i. aan Jan en alleman) bekend; dit ziet op het gebabbel van dezen, bij wie men op de hoogte kwam van alle stadsnieuwtjes. Horatius, Satirae I, 7, 2 sq.

[Liquidatie]

Liquidatie, (hand.), afgifte van het bewijs van de juistheid eener schuldvordering, - afsluiting eener gemeenschappelijke rekening, de uiteenzetting en regeling van alle schulden en schuldvorderingen eener compagnieschap of firma; beëindiging eener handelszaak door het realiseeren van alle activa en het afbetalen van alle schulden.

[Liquide Pictet]

Liquide Pictet, zie Frigotherapie.

[Lira]

Lira, Italiaansch muntstuk ongeveer ter waarde van de franc, pl. m. f 0.47; van lat. libra (pond), fr. livre; mv. lire.

[Lis sub judice]

Lis sub judice, (lat.), een twistzaak, die nog onder den rechter, d.i. nog onbeslist is. Naar Horatius, Ars poëtica 77, adhuc sub judice lis est. In denzelfden zin vindt men lis pendens, en evenzoo lite pendente (terwijl of zoolang de zaak nog aanhangig is).

[Lisbeth (Chapeau -]

Lisbeth (Chapeau -, eenvoudige strooien dameshoed met een grooten tuil roode rozen, tijdens de Fransche Omwenteling. Aldus genaamd, omdat eene actrice zulk een hoed in de rol van Lisbeth (in le Châlet van Adam) gedragen had.

[Lisbonine]

Lisbonine, gouden Portugeesche munt van 4800 Reis, ruim 14 gulden waard en geheeten naar Lissabon.

[Liseré]

Liseré, (fr. wap.), zie Geboord.

[Lisoeng]

Lisoeng, (mal.), stampblok. Men slaat de lisoeng op Java, als men eene zonsverduistering vermoedt, eene uitbarsting van een vuurspuwenden krater ducht, ter waarschuwing.

[Liste (Scrutin de -]

Liste (Scrutin de -, (fr.), het stelsel der meervoudige kiesdistricten, zooals dat in Nederland tot in 1897 bestond. Daar tegenover staat het scrutin uninominal of scrutin d'arrondissement, het stelsel van het kiesdistrict, in hetwelk iedere kiezer zijne stem aan slechts één kandidaat kan schenken.

[pagina 647]
[p. 647]

[Listel]

Listel of liston, (fr. wap.), een fladderend lint met devies of wapenkreet.

[Listersche verbandmethode (De -]

Listersche verbandmethode (De -, berust op het beginsel dat men de verderfwekkende kiemen in den dampkring aanwezig, als oorzaken van ontsteking, ettering enz. ten strengste verwijderd moet houden van de wonden. Daartoe wordt alles, wat met een wonde in aanraking komt, zooals de nabijgelegen huid, de handen en instrumenten van den operateur, en de lucht, door middel van carbolzuur gereinigd, de wond er mee uitgewasschen, en deze bedekt met verbanden, die van carbolzuur doortrokken zijn. Aan deze antiseptische methode, welke de wetenschap en de menschheid te danken heeft aan den beroemden Engelschen chirurg Sir Joseph Lister, geboren 5 April 1827, 1 Jan. 1897 door koningin Victoria tot Pair verheven, is de hedendaagsche operatieve chirurgie haar zegenrijken vooruitgang grootendeels verschuldigd.

[Lit de justice]

Lit de justice, term uit het oude Fransche staatsrecht. Het parlement had vóor de Revolutie van 1789 in Frankrijk het recht, om in het belang van het volk bedenkingen in te brengen tegen de besluiten van den Koning. Vonden die bezwaren bij den Koning geen gewillig oor, dan beval hij het parlement nogmaals onvoorwaardelijk aan zijn bevel gevolg te geven; geschiedde dit dan nog niet, dan begaf de Koning zich in persoon, vergezeld van de prinsen van den bloede enz. naar het parlement, en liet daar, zittend op zijn troon, als op een lit de justice, de besluiten in de acten van 't parlement inschrijven. Vgl. Woolsack.

[Litanie]

Litanie, (gr. litaneía = smeekgebed), een afwisselend gebedsformulier, welks eigenaardige vorm hierin bestaat, dat na iedere aanroeping, door een voorbidder uitgesproken, de overigen in koor het smeekgebed herhalen, waarin de aanroeping steeds in dezelfde woorden herhaald wordt en alleen het voorwerp der bede afwisselt.

[Lithochromie]

Lithochromie, van (gr.) lithos = steen en chroma = kleur, kleurmenging; steenschilderkunst.

[Lithostrótos]

Lithostrótos, (gr.), nl. topos, d.i. eene met steenen bevloerde plaats, uit lithos (steen) en stronnuoo (met letteromzetting uit storennuoo, lat. sterno, = uit elkander spreiden. Tô lithostróton of hebr. Gabbatha (z.a.), was het Joh. XIX:13 vermelde bestrate plein vóor het rechthuis van Pontius Pilatus, Rome's landvoogd over Judea ten tijde van Jezus.

[Littera salutaris]

Littera salutaris, (lat.), de heilzame, de behoudsletter, nl. de A als verkorting van absolvo = ik spreek vrij.

[Littera scripta manet, verbum imbelle perit]

Littera scripta manet, verbum imbelle perit, (lat.), middeleeuwsche versificatie van het spreekwoord verba volant, scripta manent, d.i. het zwakke woord vervliegt, het geschrevene blijft.

[Littera tristis]

Littera tristis, (lat.), de treurige letter, nl. de C als verkorting van condemno = ik veroordeel.

[Litterae divinae]

Litterae divinae, (lat.), zie Humaniora.

[Litterae non erubescunt]

Litterae non erubescunt, (lat.), letters blozen niet. Cicero, ad famil. V, 12: Epistola non erubescit, m.a.w. het papier is geduldig.

[Littératurite]

Littératurite, (fr.), ziekelijke zucht tot schrijven; schrijfziekte.

[Litteris Orientalibus sacrum]

Litteris Orientalibus sacrum, (lat.), gewijd aan de Oostersche letteren, naam van een studentengezelschap te Amsterdam, opgericht in 1806, dat 14 Oct. 1896 zijn 18e lustrum vierde.

[Litteris sacrum]

Litteris sacrum, (lat.), aan de letteren gewijd.

[Little John]

Little John, zie Janneman.

[Little Rhody]

Little Rhody, (am.), klein Rhody, naam voor Rhode Island, als de kleinste staat der Unie. Vgl. Plantation State.

[Littorale]

Littorale, (hand.), kustland, oeverland; speciaal het Oostenrijksche zeedistrict langs de Adriatische zee.

[pagina 648]
[p. 648]

[Liturgie]

Liturgie, (gr. leitourgia = volksdienst, van leitos = het volk betreffend, en ergon = werk), de uitwendige vorm van den eeredienst en alles, wat daarop betrekking heeft.

[Livre]

Livre, (fr.), voormalige geldswaarde in Frankrijk, nog in de dagen der Fransche Omwenteling, zilveren munt, tegenwoordig franc genoemd. Van libra, pond. Oudtijds, in de Middeleeuwen, rekende men met livres tournois, ponden tornoois, of livres parisis, Parijsche ponden; in Engeland met livres sterling. Het pond was verdeeld in 20 solidi of schellingen à 12 deniers (penningen).

[Livre rouge]

Livre rouge, het register waarin, onder Lodewijk XV en Lodewijk XVI, de geheime uitgaven van het hof werden opgeteekend.

[Livrei]

Livrei, kleeding in de wapenkleuren van den meester.

[Livresque]

Livresque, (fr.), wat op boeken betrekking heeft. Als zelfstandig naamwoord: een hartstochtelijk liefhebber van boeken.

[Livret rouge]

Livret rouge, (fr.), zie Oeuvre des arrivantes.

[Lizards]

Lizards, (am.), hagedissen, spotnaam voor de bewoners van Alabama.

[Lizardstone]

Lizardstone, (eng.), hagedissteen.

[Llanos]

Llanos, (sp.), uitgestrekte vlakten in Zuid-Amerika, zeer geschikt voor het laten weiden van vee.

[Lloyd's]

Lloyd's, twee eeuwen geleden was Edward Lloyd - reeds in 1700 werd hij in the wealthy shopkeeper or charitable Christian vermeld - een koffiehuishouder in Cornhill, te Londen, in de nabijheid der beurs, druk bezocht door kooplieden, assurantiemakelaars en assuradeurs, om zaken te doen. Later werd zijn naam gegeven aan een reeks vertrekken, in de nabijheid der kon. beurs, bij inschrijving voor hetzelfde doel aangewend. Lloyd's list, een blad met het nieuws, in Lloyd ontvangen. Bij uitbreiding der zaak werd Lloyd eene assurantie-instelling of vereeniging van verzekering-maatschappijen te Londen (Eng. Lloyd); te Triest (Oostenr. Lloyd) in vereeniging met eene stoomscheepvaart-maatschappij; te Parijs (Fransche Lloyd, onder den naam van Veritas); te Rotterdam, de Rotterdamsche Lloyd; te Amsterdam, Nederl. Lloyd); in Duitschland (Norddeutscher Lloyd) die door eigen booten en telegraaflijnen het snelst de meest betrouwbare berichten op scheepvaartgebied ontvangt uit alle oorden der wereld en ook naar alle oorden der wereld verzendt.

[Loan-exhibition]

Loan-exhibition, (eng.), leententoonstelling. Tentoonstelling van oudheden, schilderijen, waarop hetgeen men bezichtigt, is saamgebracht uit voorwerpen geleend van de eigenaars, die niet zoo als bij andere tentoonstellingen exposeeren om te verkoopen.

[Löbna]

Löbna, zie Lofna.

[Lobs-couse]

Lobs-couse of Lobscourse, hgd. Lapskaus. Klompjes vleesch en stukgesneden aardappelen in water tot soep gekookt. Zeeterm.

[Local option]

Local option, (eng.), plaatselijke stemming, wanneer in elke gemeente afzonderlijk hierdoor wordt uitgemaakt, of iets zal geschieden, of niet. Bij de Regeeringsvoordracht eener local Option Bill werd April 1895 voorgesteld, dat in elk district van Engeland de kiezers het recht zouden hebben, bij meerderheid van stemmen den verkoop van sterken drank te beperken, of ook wel geheel te verbieden. 24 Sept. 1896 werd voorgesteld in onze drankwet het beginsel van local option in te voeren.

[Local veto bill]

Local veto bill, (eng.), letterl. plaatselijke verbods-wet of -acte. Wet, welke aan de meerderheid in een district van Engeland het recht geeft tapperijen te weren. Zie bij Veto.

[Locatie]

Locatie, (hand.), de rangschikking der schuldeischers in een faillissement.

[Lochemsche diamanten]

Lochemsche diamanten, gerolde, min of meer doorschijnende, kwartzsteentjes, te vinden bij Lochem.

[pagina 649]
[p. 649]

[Loci classici]

Loci classici, (lat.), zie Locus classicus.

[Loci communes]

Loci communes, (lat.), zie Locus communis.

[Lockboxes]

Lockboxes, (eng.), voor locket boxes (z.a.).

[Locket box]

Locket box, (eng.), afzonderlijk gesloten hokje of bus voor de houders van busrecht, in het postkantoor.

[Lock-out]

Lock-out, (eng.), gedaan geven van werklieden door fabrikanten. Lett. uitsluiten. Ook als zelfst. nw., bijv. ‘een reusachtig lock-out.’ Het tegenovergestelde van strike (z.a.).

[Loco]

Loco, (lat.), in plaats van, plaatsvervangend; zesde nmv. van locus (plaats).

[Loco citato]

Loco citato, (lat.), verkort l.c. (meerv. ll.cc.), ter aangehaalder plaatse (t.a.p.).

[Loco foco]

Loco foco, (am.), bijnaam, in het jaar 1835 aan de democratische partij gegeven. Lucifers heetten aldus, en toen deze partij zich bij zekere meeting van loco-focos had bediend, om licht te maken, nadat het gas door de tegenpartij was uitgedraaid, werden hare aanhangers loco-focos genoemd. It. fuoco = vuur.

[Loco laudato]

Loco laudato, op de aangehaalde plaats (van boekwerken). Bij aanhalingen. Meerv. locis laudatis, verkort ll. ll.

[Loco prijs]

Loco prijs, prijs in loco (lat.), d.i. op de plaats zelve, waar iets gewonnen of geteeld wordt.

[Loco sigilli]

Loco sigilli, (hand.), in plaats van het zegel.

[Locro]

Locro, krachtige soep bij den arbeider in Paraguay, uit maïs, mandioco en gedroogd vleesch bereid.

[Locum tenens]

Locum tenens, (lat.), plaatsvervanger, substituut.

[Locus a quo]

Locus a quo, (hand.), de plaats waar zich de trekker van een wissel bevindt.

[Locus ad quem]

Locus ad quem, (hand.), de plaats, waar een wissel betaald moet worden.

[Locus classicus]

Locus classicus, (lat.), plaats uit een klassiek schrijver. Zie Klassieken.

[Locus communis]

Locus communis, (lat.), gemeenplaats, banaliteit, afgezaagde uitdrukking; mrv. loci communes.

[Locus sigilli]

Locus sigilli (l.s.), (lat.), plaats (van) voor het zegel. Zie Loco sigilli.

[Locusta]

Locusta, beruchte giftmengster, die het vergif bereidde, waaraan keizer Claudius en Britannicus stierven. Onder Galba werd zij ter dood gebracht.

[Lodderijndoosje]

Lodderijndoosje, doosje met een sponsje, doortrokken van welriekend vocht, einde 18e eeuw in ons land bij de vrouwen in gebruik, als zij op visite of in de kerk waren. Naar eau de la reine (de Hongrie).

[Lodenstof]

Lodenstof, zie Gallina. (Aanh.).

[Lodgers]

Lodgers, kamerbewoners, die als zoodanig het kiesrecht genieten. Eng. lodger = huurder.

[Lodjer]

Lodjer, Russisch schip.

[Loe nanti mati]

Loe nanti mati, laag Maleisch, bet. letterl. gij zult sterven, vandaar, wij zullen je vermoorden. Loe voornw. van chin. oorsprong, bet. jij.

[Loeach]

Loeach, (hebr.), letterl. tafel, waarop men iets griffelde of schreef, van steen (Exod. XXXI:18; Deut. IX:9) of van hout (1 Kon. VII:36), bij ons ook verkort loech = almanak.

[Loef]

Loef, (zeet.), de zijde, van waar de wind komt.

[Loef afsteken (De -]

Loef afsteken (De -, iemand vóór zijn, beter partij trekken van de omstandigheden (dan een ander). Bij tegenwind zoodanig zeilen, dat men bovenwinds van een medezeilend schip komt. Bovenwinds, d.i. dichter naar de windzijde toe, dan een ander medezeilend vaartuig.

[pagina 650]
[p. 650]

[Loelab]

Loelab, mrv. loelabim, (loelow, mrv. loelowim), (n. hbr.), palmtwijg, op het Loof huttenfeest gebruikt. Zie Ceder-appel.

[Loemboeng]

Loemboeng, (mal.), rijstschuur.

[Loens]

Loens, (barg.), onecht, valsch, verdacht.

[Loensch glokken]

Loensch glokken, zie Glokken.

[Loensche klee]

Loensche klee, (barg.), ring met loopers.

[Loense]

Loense, (barg.), zilver, katoen.

[Loense brommer]

Loense brommer, (barg.), koperen ketel.

[Loer-schep-op]

Loer-schep-op, (z.-afr.), tafelschuimer. Z.v.a. die er op loert, dat er opgeschept wordt.

[Loerah]

Loerah, (jav.), hoofd, chef van ieder, die over anderen gesteld is.

[Loeven]

Loeven, (zeet.), den voorsteven van 't schip keeren schuin naar den kant waar de wind van daan komt.

[Loevert (Te -]

Loevert (Te -, (zeet.), aan de windzijde.

[Loevesteinsche factie]

Loevesteinsche factie, (niet: fractie; eene fractie is een brok, dus een afgescheiden deel eener staatspartij). Factie, van factio, handelwijze, complot, samenscholing, club, is eene partij, die een bijzonderen toeleg smeedt, of zooals Bolingbroke zich uitdrukt: ‘eene partij, die het openbaar en algemeen belang op zijde zet en zich alleen wijdt aan de persoonlijke belangen harer leiders en leden’. In de 17e eeuw gaf men den naam van Loevesteinsche factie aan de staatspartij, die zich tegen den invloed van het Oranjehuis kantte, naar het slot Loevestein, waar in 1619 twee der stichters dezer partij, De Groot en Hoogerbeets, gevangen gezet werden. Vgl. Spaansche factie.

[Lof]

Lof, (r.k.), godsdienstoefening, des namiddags gehouden, bestaande in eenige lofzangen hoofdzakelijk ter eere van Christus en het H. Sacrament.

[Lofna, löbna]

Lofna, löbna of loffn, (N. myth.), de godin der bruidsnachten, der huwelijksliefde en eendracht.

[Log]

Log, (zeet.), werktuig, waarvan de zeeman zich bedient, om de snelheid van een schip te bepalen.

[Logboek]

Logboek, (zeet.), het boek, waarin de waarnemingen van de snelheid van een schip opgeteekend worden.

[Loge]

Loge, (fr.), in schouwburgen eene afgesloten en overdekte zitplaats; bij vrijmetselaars, de zaal waar zij vergaderen.

[Logeeren gaan (Uit -]

Logeeren gaan (Uit -, (mil.), met provoost of cachot gestraft worden.

[Logements (Conversions par -]

Logements (Conversions par -, (fr.), zie bij Mission bottée.

[Loggen]

Loggen, (zeet.), het bepalen van de vaart van een schip met behulp van logplankje, loglijn en logrol.

[Loggia]

Loggia, (it.), aan een der lange zijden opene galerij, in de bovenverdiepingen van Italiaansche paleizen; aan Amerik. (reusachtige) hotels draagt ook het overdekt balcon wel dien naam.

[Logos]

Logos, (gr.), eig. het spreken, en de inhoud er van, d.i. de spraak, het woord. Ook het wezen, het begrip van iets, bij Plato; terwijl Aristoteles logos stelt tegenover onoma (naam), als zijnde het begrip, het wezen van 't geen die naam aanduidt. In de inleiding tot het 4e Evangelie (Joh. I:1 vg.) duidt de Logos = het Woord, volgens de Christelijke uitlegging, den 2n Persoon in de Godheid aan, niet van het wezen der Godheid, maar van den Persoon des Vaders onderscheiden; als Dengene, door wien de Vader alles geschapen heeft, en in dien zin als oorzaak van alle licht en leven; welke 2e Persoon der Drievuldigheid vleesch (mensch) geworden en als Godmensch aan de wereld geopenbaard is. Zie bij Demiurg.

[Lohengrin]

Lohengrin, zoon van Parzival, hij heet ook de Zwanenridder, zooals hij voorkomt in de Kleefsche legende en in

[pagina 651]
[p. 651]

Bilderdijk's Elius. De naam is ontleend aan een Fransch gedicht uit den Karolingischen sagenkring, Ganin le Loherain. Hij is de held van het beroemde Midden-Hoogduitsche gedicht, in tienregelige strophen omstr. 1300 door een onbekend dichter vervaardigd.

Een goet ridder was Pertsevael

di vont dat precioes grael (z.a).

Beroemd is de Lohengrin, getoonzet door Wagner.

[Loi du cadenas]

Loi du cadenas, (fr.), hangslotwet; wet krachtens welke de Regeering door de Fransche Kamer gemachtigd wordt (sedert Juli 1897), zekere verhoogingen van het douanetarief terstond in toêpassing te brengen.

[Lok, Loke]

Lok, Loke of Loki, ook logi, (N. myth.), de booze godheid, de duivel, de god der duisternis.

[Loksai]

Loksai, (afr.), omtrek, buitenwijk.

[Lol]

Lol, (afr.), praten, keuvelen.

[Lol]

Lol, (barg. en stud.), pret, pleizier.

[Loleng]

Loleng, (chin.), papieren lantaarn.

[Lolharden]

Lolharden, van lollen = ongeregeld, neuriënd geluid maken; mid.-ned. lollaert = cellebroeder van de orde van barmhartigheid; zoo door het volk geheeten vanwege hun lollen of neuriën, zingen. De leden dezer orde, die omstr. 1300 in de Nederlanden ontstond, naar hun schutspatroon Alexiani, naar hunne woninkjes cellitae, naar hunne zachte lijkzangen lolharden geheeten, hielden zich met ziekenverpleging en het begraven van dooden bezig. Zij vormden eene afdeeling der Begharden. Later ter oorzake van hun liederlijk leven, zeer ongunstig bekend.

[Lollepot]

Lollepot, vuurpot, vuurtest. Van lollen = bij den haard of boven een stoof zich warmen (Kiliaan). Bij den lollepot zitten = oude-wijven-praatjes houden.

[Lombard]

Lombard, bank van leening, aldus geheeten doordien het in de Middeneeuwen vooral Lombardische geldschieters waren, die banken van leening hielden. In meer dan ééne taal is toen Lombardiër eensluidend geworden met woekeraar. Op een Lombardischen oorsprong wijzen de drie blauwe (soms roode) ballen, die in Engeland het gewone uithangteeken van een pandjeshuis zijn. 't Zijn denklijk drie blauwe koeken of bollen, uit het wapen van eenige Lombardische kooplieden, die zich te Londen vestigden, en het eerst geld op rente leenden; de straat, waar zij woonden heet naar hen Lombardstreet.

[Lombok]

Lombok, tegenwoordige benaming van Klarendal, eene werklieden-buurt te Arnhem, aangelegd toen 't bericht van de krijgslist van Lombok aankwam.

[Lombok]

Lombok of Tjabe, (mal.), Spaansche peper, in Nederl. Indië.

[Lombokken]

Lombokken, pralen met zijn betoonden moed. Belombokt = te sterk gekleurd, pralend voorgesteld; van een stuk krijgsgeschiedenis. Deze werkwoorden zijn gesmeed na de wapenfeiten van ons dapper Nederl.-Indisch leger tijdens de krijgslist der inboorlingen op Lombok tegen onze troepen, Juni-Dec. 1894.

[Lombokker]

Lombokker, (rest.), een glas sterk bitter.

[Londo]

Londo, (jav.), verkorting van welondo, d.i. Hollandsch; daarom Hollander en in 't algemeen Europeaan.

[Lone Star State]

Lone Star State, (am.), staat van de enkele ster, naam voor Texas, naar de ster in het wapen. De bewoners heeten Beefheads (z.a.).

[Longae pacis mala]

Longae pacis mala, (lat.), de nadeelen van een langdurigen vrede (ontzenuwing). Juvenalis 6, 292.

[Longchamps]

Longchamps of Longchamp, oorspronkelijk eene abdij nabij het dorp van dien naam, in den omtrek van Parijs, later de bestemming van bedevaarten gedurende de Lijdensweek, die allengs in bloote wandeltochten ontaardden, ten laatste eene voor wedrennen gebruikte

[pagina 652]
[p. 652]

vlakte in het Bois de Boulogne. Brussel heeft echter de vroegere Parijsche gewoonte tegelijk met den naam overgenomen, door jaarlijks op den eersten Maandag der maand Mei zekere wandelplaatsen te bezoeken en daar, vooral door dames, de nieuwe zomertoiletten te vertoonen. Die oude gewoonte der Parijzenaars heeft tevens tot de toepassing van het woord op wedren, in het algemeen, gevoerd.

[Longe (Aan de - hebben]

Longe (Aan de - hebben, (mil.), iemand à faire nemen; naar longe, een werktuig om onwillige paarden te dresseeren; ook, met iemand uit gaan, die ten slotte het gelag betaalt.

[Longé]

Longé, (fr. wap.), met eene lijn aan de pooten (jachtvogels).

[Longimanus]

Longimanus, (lat.), gr. makrocheir (z.a.), langhand. Bijnaam van Artaxerxes I, ao 465-25 v.C. koning van Perzië.

[Longinus]

Longinus, heet de traditic den in Joh. XIX:34 niet-genoemden Romeinschen krijgsknecht, die aan het lijk van Jezus aan het kruis op Golgotha een speerstoot toebracht; zie Graal. De kapel van dezen L. vindt men in de kerk van het H. Graf bij Jeruzalem.

[Longum iter est per praecepta, breve et efficax per exempla]

Longum iter est per praecepta, breve et efficax per exempla, (lat.), lang is de weg door voorschriften, kort en effen door voorbeelden. Seneca, Brieven VI. Of anders leeringen wekken, voorbeelden trekken.

[Lonk]

Lonk, (barg.), te pronk staan; rechtspleging vóor 1848.

[Loo]

Loo, als plaatsnaam en in plaatsnamen, eertijds òf bosch òf boschrijke vlakte, met bosch begroeide plek. O.-hgd. laoh, lôh, lôch; m.hgd. lôch, lô; ang.saks. leah, leag, (leg); eng. lea, ley, lay. Als eindsylbe verzwakt tot lo, le en l; vooral op de Veluwe talrijk als ‘eikenbosch’ en ‘pastus porcorum’ (varkensweide; de varkens voeden zich inzonderheid met eikels).

[Loodpot-Kattebak]

Loodpot-Kattebak, (barg.), geldlade.

[Loofhuttenfeest]

Loofhuttenfeest, feest, jaarlijks omstr. October door de Joden gedurende 8 dagen gevierd, tot gedachtenis van het verblijf hunner voorvaderen in de woestijn van Paran, alvorens Kanaän in te treden; zie Lev. XXIII:34 vg., Deut. XVI:13 vg., Ezra III:4. Zij wonen alsdan in met riet of loof gedekte, meestal met bloemen versierde vertrekjes. Zie bij Nieuwjaar.

[Loog]

Loog, (stud.), verkorting van theoloog, student in de theologie.

[Looming]

Looming, naam, dien de Engelsche zeelieden geven aan de atmospherische straalbreking, de luchtspiegeling, die in Nederland opdoeming, maar ook veelal naar de Italianen Fata morgana (z.a.) genoemd wordt.

[Loonwachtje snappen]

Loonwachtje snappen, (mil.), kazerne-uitdrukking: een buitenkansje hebben, bv. met de dulcinea van een kameraad uitgaan.

[Loopense]

Loopense, zie Hont.

[Loopplanken]

Loopplanken, middendeel van het bovendek op stoombooten, tusschen de keukens, werkkamers, waschhokken enz.

[Loosjen (Choochemer -]

Loosjen (Choochemer -, ook wel choochemer baldiwerei; ook choochemer Sprache; een soort geheime dieventaal waarvan vele woorden o.a. ook deze namen ontleend zijn aan het Joodsch-Duitsch jargon (zie volgend artikel); omdat die woorden, door de allerlaagste standen der bevolking vaak vernomen, zich voor zulk een geheime dieventaal door hunne onverstaanbaarheid het best leenden.

[Loosjnekaudisch]

Loosjnekaudisch, uit hebr. leschón hakkódesch = taal des heiligdoms, eigenl.: de Hebreeuwsche taal (z.a.); doch deze naam is weleens verkeerdelijk gegeven aan een Joodsche brabbeltaal, bestaande uit een mengsel van Joden-Duitsch, van den Joodsch-Duitschen tongval, rijkelijk vermengd met zuivere of verbasterde Hebreeuwsche woorden.

[Lopeljaar]

Lopeljaar, zie Schrikkeljaar.

[pagina 653]
[p. 653]

[Lopte, Lopter, Loptur]

Lopte, Lopter, Loptur, (N.-myth.), bijnaam van Lok (z.a.), z.v.a. luchtrijder, luchtgeest.

[Loquacitas senis viri]

Loquacitas senis viri, (lat.), de praatzucht van een oud man, den ouderdom eigen.

[Loquendum cum vulgo]

Loquendum cum vulgo, (lat.), met het volk moet gesproken worden. Men moet met het volk, in den zin van de groote menigte praten, hun de zaken duidelijk maken, hun doen gevoelen, dat allen te zamen iets goeds tot stand kunnen en willen brengen.

[Lord]

Lord, Eng. Heer, ook van God gezegd; oorspronkelijk adellijke titel: Lord Byron, het Huis des Lords. Het woord is een samentrekking van: hlaf (brood) en ford (gever), dus: broodgever, hij die het voedsel verschaft.

[Lord Fidebrand]

Lord Fidebrand, (eng.), lord stokebrand. Spotnaam van lord Palmerston, om zijne bemoeizieke politiek. Hij roerde nu en dan de groote trom, schermde met humaniteit, schetterde tegen zwakken, was tam en mak tegen sterken, en wist herhaaldelijk, door in troebel water te visschen, aan zijn land belangrijke voordeelen te verschaffen, als in Egypte, op Cyprus en elders.

[Lord, keep my memory green]

Lord, keep my memory green, (eng.), Heer, laat het aandenken aan mij frisch blijven. Bede uit het testament van Charles Dickens († 9 Juni 1870), - vervuld naar geest en letter 9 Juni 1895, toen op zijn graf in de Westminster-abdij te Londen, een groot aantal kransen werden nedergelegd.

[Lord Mayor]

Lord Mayor, titel der jaarlijks te kiezen burgemeesters der City van Londen, van Dublin en York. In de City houdt hij eenmaal in 't jaar eene statige processie; zie Livery-men. De cockney (z.a.) ziet in hem den hoogsten vertegenwoordiger der Engelsche gastvrijheid; de vreemdeling stelt zich hem voor als den hoogsten ambtenaar, die in Engeland te vinden is.

[Lord Plumpudding]

Lord Plumpudding, spotnaam voor een Engelschman, omdat de Engelschen veel op hebben met lords en met plumpuddings (rozijnenkoeken).

[Loré]

Loré of lorré, (fr.wap.), zie Gevind.

[Lorelei (Das hat mit ihrem Singen die - gethan]

Lorelei (Das hat mit ihrem Singen die - gethan, (hgd.), dat heeft Lorelei met haar gezang gedaan. Slotregel van het vooral door de componisten, die het vleugels aanbonden, zoo populair geworden gedicht Heimkehr (1824) van Heine.

[Lorette]

Lorette, (fr.), meisje van lichte zeden te Parijs, eene wat voornamer maar op verre na niet zoo onschadelijke soort als de grisette (z.a.); aldus genaamd naar de kerk Notre Dame de Lorette, te Parijs, in den faubourg Montmartre gebouwd in 1824-36, in welker nabijheid de meesten wonen. De wel wat verouderde naam heeft plaats gemaakt voor cocotte, horizontale, irrégulière en derg.

Deze kerk ontleent haren naam aan het stadje Loretto in Italië, niet ver van de oevers der Adriatische zee, alwaar een prachtige kerk staat. Volgens de Roomsche overlevering werd 10 Dec. 1295 het huisje van Nazareth naar Loretto verplaatst; zie Santa Casa.

[Lorraine (La bonne -]

Lorraine (La bonne -, als zoodanig wordt tegenwoordig Jeanne d'Arc, de Maagd van Orléans, getiteld, Lorraine = Lotharingsche. Lotharingen, eertijds een Duitsch hertogdom, dat in 1766 eene provincie van Frankrijk werd, en sedert 1870 weder aan Duitschland gehecht is, omvatte weleer ook het dorp Dom-Remy, Jeanne's geboorteplaats (1412), in het gouvernement Champagne.

[Lorreinsch (Lotharingsch) kruis]

Lorreinsch (Lotharingsch) kruis, (wap.), patriarchenkruis (z.a.).

[Lorrie]

Lorrie, ook dienstwagen, (ned.), wagentje, vooral tot onderzoek van spoorweglijnen. Het wordt door een slinger voortbewogen, die, door middel van een horizontaal tandrad, de beweging op de wielen overbrengt. Fr. truck; hgd. lorry; eng. truck of lory.

[Losange]

Losange, soort jujubes of pâte pectorale, die in dezen vorm vervaardigd wordt. Eng. o.a. coughing-lozenges (wap.). Zie Ruit.

[pagina 654]
[p. 654]

[Losangé]

Losangé, (wap.), zie Geruit.

[Loschen ha-koudesj]

Loschen ha-koudesj, (hebr.), eig. leschoon, leschaun hakkoodesch, de taal der heiligheid, de heilige taal, het Hebreeuwsch.

[Loschen horang]

Loschen horang, (hebr.), (leschoon hara'ng), booze taal, booze tong, laster, kwaadsprekerij.

[Lot (Het - is in den schoot geworpen]

Lot (Het - is in den schoot geworpen, de zaak is nu hare beslissing nabij; maar hoe de uitkomst zal wezen, dat hangt van Gods beschikking af. Spr. XVI:33.

[Lotegeld]

Lotegeld, (zeet.), onkosten der reis, die in onze oude zeerechten herhaaldelijk vermeld worden. Volgens de Amsterdamsche ordonnantie van 1593 valt het onder averij-gros. Men was vroeger gewoon bij ernstig gevaar eene gelofte af te leggen om een bedevaart te doen, waarbij door het lot de man werd aangewezen, die daarmee zou worden belast tot kwijting van aller gelofte. De kosten van die bedevaart, het reis- en offergeld werden opgevat als te dienen tot gemeen behoud van schip, lading en manschap, en dan gelijkgesteld met werpgelden, en als zoodanig ook omgeslagen.

[Lotenleening]

Lotenleening, (hand.), leening waarbij de Staat of de gemeente de verschuldigde rente geheel of ten deele niet betaalt, maar gebruikt om prijzen te vormen, die naar een bepaald plan van uitloting aan de houders der nummers toegewezen worden.

[Loterij trekt (De -]

Loterij trekt (De -, (mil.), er wordt straf uitgedeeld. ‘Wat heeft de loterij voor mij getrokken?’ welke straf is mij opgelegd?

[Lothario]

Lothario of Gay Lothario, (am.), de (vroolijke) Lothario, een losbol, naar den hoofdpersoon in Rowe's Fair Penitent (1703).

[Lottingen]

Lottingen, rechtszittingen in het oude Drenthe.

[Lotto]

Lotto, hazardspel, daarin bestaande, dat iemand uit de getallen 1 tot 90 een of meer (op het meest 5) kiest en dan, onder betaling van een zekere geldsom, wedt, dat zijn getal of zijne getallen bij de eerste trekking zullen uitkomen. Het lotto werd te Genua uitgevonden en draagt daarom den naam van lotto di Genua. Zie Kienspel.

[Lotus-bloem]

Lotus-bloem, Oostersche bloem of waterlelie, in Oostersche gedichten veel bezongen en vereerd. De Egyptenaren beelden hun God af als gezeten op een lotus-boom boven de wateren.

Lotophagi of Lotus-eters, die zich voeden met de vrucht van lotus-boom, waarvan de uitwerking was, dat men allen en alles uit zijn eigen vaderland vergat om voortdurend te hunkeren naar en te droomen over een land van nietsdoen en mijmeren, naar een Homerische overlevering. Zie ook het gedicht van Tennyson, The lotus-eaters.

[Loucherbem]

Loucherbem, (fr.), slager, en tegelijk de conventioneele, bij de Parijsche slachters gebruikelijke taal. Elk woord van deze wordt daardoor gevormd, dat men de eerste medeklinker naar het einde verplaatst en door den letter l vervangt. Eindelijk wordt er een of anderen uitgang, bv. er, em, oque, frem, lem, sem, enz. aan toegevoegd. Zoo wordt boucher loucherbem; poteau loteaupem; fusil lucifer of lusifoque; fou loufoque, enz. Dit laatste woord wordt tegenwoordig ook door anderen dan slachters gebezigd.

[Loueur de viande]

Loueur de viande, (fr.), vleeschverhuurder. Te Parijs, een slager, die mooie stukken vleesch aan ambtgenooten van minder gehalte verhuurt, doch alleen om uit te stallen, en zoo koopers voor zijne waar van geringer hoedanigheid te lokken. En aangezien, vooral goede slagers, versch geslacht vleesch plegen te ‘laten besterven’, alvorens het te verkoopen, vormt de huurprijs een zuivere winst voor den loueur de viande.

[Loufoque]

Loufoque, (fr.), gek. Zie Loucherbem.

[Louis]

Louis, (am. en hgd.), minnaar van een geprostitueerde, fr. souteneur.

[pagina 655]
[p. 655]

[Louis-au-Soleil]

Louis-au-Soleil, muntsoort in Frankrijk onder Lodewijk (Louis) XIV geslagen. Lodewijk werd door zijne vleiers le Roi-Soleil, de Zonnekoning, getiteld.

[Louis blanc]

Louis blanc of Louis d'argent, ook écu geheeten, groote Fransche zilveren munt, sedert 1640, ter waarde van 6 livres of ongeveer 3 Ned. guldens.

[Louis Capet]

Louis Capet, zie Petit Boulanger.

[Louis d'or]

Louis d'or, Fransche gouden munt, voor 't eerst in 1640 door Louis XIII geslagen, en naar 't beeld des Konings aldus geheeten. De louis d'or is ongeveer 11 à 12 gulden waard.

[Louisastichting]

Louisastichting, opvoedingsgesticht te 's-Gravenhage voor weezen van on- of minvermogende Vrijmetselaren.

[Louise (De bittere -]

Louise (De bittere -, zie Roode maagd.

[Louise-stift]

Louise-stift, het Louisa-gesticht, te Berlijn, ter plaatse van het voormalige Anspach's-paleis, in de door Pruisens koning Frederik I in 1688 aangelegde Friedrichsstadt. Dit gesticht is gewijd aan de nagedachtenis van (Auguste Wilhelmine Amalie) Louise, prinses van Mecklenburg-Strelitz († 1810), gemalin van Frederik Willem III, koning van Pruisen. Het is eene inrichting tot opvoeding van jonge meisjes.

[Louisette, Louison]

Louisette, Louison, zie Guillotine.

[Louisquinziser]

Louisquinziser, (fr.), naar den stijl van Lodewijk XV inrichten. Het woord dagteekent eerst van 1895, toen men in Frankrijk de toepassing van den stijl van Lodewijk XIV, vooral op huisraad, moede werd.

[Loulem]

Loulem, (joodsch-duitsch), verbasterd van n.hebr. le-olam = altijd, ten minste, in ieder geval.

[Loulou]

Loulou, bijnaam van prins Louis Bonaparte, den zoon van Napoleon III, die als klein kind zijn eigen naam pogend uit te spreken, den dubbelklank Loulou vormde, in plaats van Louis te zeggen.

[Loups ne se mangent pas (Les -]

Loups ne se mangent pas (Les -, (fr.), wolven eten elkaar niet op, gelijkgezinden vallen elkander niet aan; eigenl. verslinden de wolven elkander wel.

[Lourdes]

Lourdes, plaats in Frankrijk (Opper-Pyreneeën), waar een veertienjarig meisje, Bernadette Soubirous, beweerde den 11en Februari 1858 en later herhaaldelijk in de grot der Marseille-rots aldaar, eene verschijning te hebben gezien, die zich noemde ‘l'Immaculée Conception’, en haar eene onder de aarde verborgen bron aanwees, die spoedig met kracht opborrelde. Duizenden menschen waren getuigen van de verrukking van het meisje, maar zagen niet de verschijning; toen de extase zich 18 maal had voorgedaan, bleef ze verder uit, en Bernadette was weder een gewoon kind; maar de bron, die 85 liter water per minuut gaf, bleef vloeien, en werd gezegd eene wonderbare geneeskracht te bezitten, zoodat duizenden er heen stroomden. Nadat de bisschop van Tarbes zich in een herderlijk schrijven van 1862, voor de echtheid der verschijning had uitgesproken, nam de vereering van O.L. Vrouw van Lourdes een hooge vlucht; in 1867 werd de broederschap van O.L.V. van Lourdes opgericht en weldra tot aartsbroederschap verheven. Lourdes werd het middelpunt van nationale en internationale bedevaarten, en kreeg beteekenis als propaganda-middel.

[Lourdes (Het Belgische -]

Lourdes (Het Belgische -, Oostacker bij Gent, waar de geruchtmakende genezing van Piet de Rudder in 1875 plaats vond, wien acht jaar te voren bij het houthakken een omgevallen boom het been had verbrijzeld. In enkele minuten was, volgens de berichten, het been geheel hersteld. Zie Lourdes.

[Loustic]

Loustic, (fr.), een guit of grappenmaker. Eene verfranschte Duitsche uitdrukking die dan ook oorspronkelijk loustig en lustig werd geschreven. Naar men beweert komt de uitdrukking van

[pagina 656]
[p. 656]

Jerôme Bonaparte (1784-1860), koning van Westfalen, die de woorden Immer lustig als leus bezigde en het laatste als loustic uitsprak. Doch ten onrechte. Immers, het woord werd reeds in de 18e eeuw met name door Voltaire (Dictionnaire philosophique, art Sottise), gebruikt.

[Louw]

Louw, (barg.), neen.

[Louwmaand]

Louwmaand, de Nederlandsche naam der maand Januari. Oorsprong onbekend.

[Love me little, love me long]

Love me little, love me long, (eng.), heb mij weinig lief, bemin mij lang, de titel eener moderne ballade, maar ook die van eene oude ballade, tusschen de jaren 1569-70 anoniem uitgegeven, waarvan het refrein is:

‘Love me little, love me long,

Is the burden of my song’.

[Love's labours lost]

Love's labours lost, (eng.), veel vrijage vergeefs; titel van een blijspel van Shakespeare.

[Lovelace]

Lovelace, (eng.), een gewetenlooze losbol, met goed voorkomen, aangename vormen en groote bespraaktheid, naar een persoon van dien naam in Richardson's (1689-1761) roman Clarissa Harlowe.

[Loving cup]

Loving cup, (eng.), liefdebeker. Gastmaalplechtigheid in Engeland (vooral bij den Lord Mayor te Londen), als een beker tot bevestiging der vriendschap onder al de gasten rondgaat, ten besluite van het feest, en deze dien dan òf geheel, òf gedeeltelijk moeten ledigen. De beker bestaat in een groote gouden of verguld zilveren coupe met twee ooren en wordt door een ceremoniemeester, onder trompetgeschal binnengebracht. Elke gast ontvangt een afzonderlijk servet, waarmede hij de plaats van den rand van den beker, waar hij gedronken heeft, afveegt. Het gebruik ontstond ten tijde der Deensche invallen in Engeland, doch werd toen door wantrouwen ingegeven. De Denen verlangden toen, als voorzorg wanneer hun een dronk werd gereikt, dat de Engelschen eerst zouden vóórproeven. Ten laatste deden de Britten het uit eigen beweging, om het daartoe strekkend, van mistrouwen getuigend verzoek te ontgaan. Dat vóórproeven is overigens nog heden ten platten lande, in de estaminets van sommige streken aan de Oostelijke grens van ons land en in sommige Belgische streken in trek, waar men de kasteleines verzoekt, vóór men drinkt, aan het glas te nijpen. Daar te lande schijnt het gedurende den 80-jarigen oorlog, uit hetzelfde wantrouwen der Spanjaarden, als in Engeland te zijn geboren. Het vóórproeven (hgd. credenzen, van het it. credenzare), was oudtijds bij de hoven algemeen gebruikelijk.

[Low churchman]

Low churchman, zie High Church.

[Lowalangi]

Lowalangi, naam van God bij de inboorlingen op Nias.

[Löwe des Tages]

Löwe des Tages (hgd.), de held van den dag. H. Heine (1799-1856) schijnt die uitdrukking het eerst, althans in het Duitsch, te hebben gebezigd. Immers het Fransche lion du jour en het Engelsche lion of the day, waren lang vóór hem bekend. Zie Lion.

[Lowiezen]

Lowiezen, dunne koperen speelpenningen, zoo genoemd, omdat er meestal het hoofd van Louis XIV of een anderen Franschen Lodewijk op staat. Ze zijn tegenwoordig bijna overal door fiches (z.a.) vervangen.

[Lubricant]

Lubricant, (sport.), smeersel.

[Lucam (Het is niet secundum -. Daar schrijft Lucas niet van.]

Lucam (Het is niet secundum -. Daar schrijft Lucas niet van. Naar aanl. van Luk. I:1-4. Dat is nog geen evangelie, m.a.w. niet volkomen zeker noch geheel betrouwbaar.

[Lucas-broeders, (St. -]

Lucas-broeders, (St. -, kunstschilders. De Evangelist Lucas, patroon der geneesheeren, is ook de patroon der schilders.

[Lucas-ceêl]

Lucas-ceêl of Lucas-brief. Zieken, voor wie de arts geen raad meer weet, zijn, volgens het bijgeloof, niet zelden nog te genezen, als men hun een Lucas-ceêl op de borst legt, d.i. een strook papier, beschreven met een aanroeping van Lucas, die immers ‘medicijnmeester’ was (Coloss. IV:14).

[pagina 657]
[p. 657]

[Lucas-eieren]

Lucas-eieren, dingen, waar niets van komen kan. Te Jutrijp bij Sneek moet vroeger een preekstoel geweest zijn, waarop was voorgesteld Lucas op eieren zittend.

[Luce clarius]

Luce clarius, (lat.), helderder dan het licht, zoo klaar als de dag; van eene glasheldere zaak.

[Luceĕres]

Luceĕres, eene der drie stammen of tribus, waarin de oorspronkelijke bewoners van Rome verdeeld waren. Denkelijk van Albaneeschen oorsprong. Minder aanzienlijk dan de Ramnes (z.a.) en Tities (z.a.), werden de geslachten dezer tribus gentes minores (mindere geslachten) geheeten, terwijl die der beide andere tribus als gentes maiores (grootere geslachten) werden beschouwd. Koning Tarquinius Priscus gaf aan dezen stam met de twee andere gelijke staatkundige en godsdienstige rechten.

[Lucernam olet]

Lucernam olet, (lat.), het riekt naar de lamp, het geeft blijk (soms te veel blijk) van veel geleerdheid. Zie Lamp.

[Luchthuis]

Luchthuis, (zaanl.), een koepel aan de Zaan.

[Lucida intervalla]

Lucida intervalla, (lat.), zie Intervalla dilucida.

[Lucifer]

Lucifer, eigenlijk lichtdrager of -aanbrenger; van lat. lux (licht) en fero (ik draag), hoofd der engelen, die tegen God opstonden, de nederlaag leden en in den afgrond geslingerd werden, naar Jezaia XIV:13. Lucifer werd spoedig vereenzelvigd met den Vorst der duisternis of den duivel en zijn opstand en val door dichters beschreven en gedramatiseerd. - Als licht-aanbrenger is lucifer ook de naam der morgenster, de planeet Venus, daar de Latijnsche bijbel het woord morgenster door lucifer uitdrukt. - En eindelijk van het strijkzwavelstokje, wat aanvankelijk een gevreesd artikel was; de oudste was-lucifers heetten allumettes pyromagiques en cire, met toevoeging der woorden: (de la Courcelle), waarvan de uitvinding door sommigen aan den Franschman Derosne (in 1816), door anderen aan den Hongaar James Irinig (in 1835) wordt toegeschreven. Heden kan het echter voor uitgemaakt gelden (vgl. Die Zündwaren-Fabrication nach dem heutigen Standpunkte, Wien, 1897), dat de uitvinder Johann Friedrich Kammerer, van Ludwigsburg, was, en dat hij het uitgangspunt zijner ontdekking in de staatsgevangenis Hohenasperg, in Wurtemberg vond, waar hij, wegens deelneming aan een staatkundig feest, in 1832 werd opgesloten. Nauwelijks echter was hij, na het verlaten van den kerker begonnen zijne vinding in praktijk te brengen, of het gebruik der lucifers werd in bijna alle Duitsche Staten verboden. Middelerwijl vervaardigde men die ook elders, zoodat het verbod ten laatste moest worden opgeheven. Kammerer, uit wanhoop krankzinnig geworden, stierf in 1857 in een gekkenhuis zijner geboortestad. Thans wordt het dagelijksch verbruik der lucifers (Revue scientifique, 1894) op 4 milliarden stuks geschat, hetgeen 1460 milliarden 's jaars uitmaakt.

[Lucifera]

Lucifera, (lat.), lichtdraagster; 1) bijnaam van eenige godinnen van het licht: Diana, Aurora, e.a. - 2) vrouw van den Daduchos (den fakkeldrager bij de Eleusinische mysteriën).

[Luciférisme]

Luciférisme, (fr.), eeredienst aan den duivel als de ware godheid gewijd. Men kent de groote rol, die deze beweerde eeredienst bij de geruchtmakende 12 jarige in April 1897 ontsluierde mystificatie van Léo Taxil (recta Jogand-Pagès) heeft gespeeld.

[Lucina]

Lucina, de godin der geboorte, Juno of Diana, bij Vergilius. Hekate, de godin der benauwende droomen, bij Tibullus. Van lat. lux = licht.

[Lucretia (Eene -]

Lucretia (Eene -, Romeinsche type van huwlijkstrouw. Zij, gemalin van Collatinus, doorstak zich met een dolk in 509 v.C., toen zij met geweld door den zoon van Tarquinius Superbus, Rome's laatsten koning, onteerd was.

[Lucri bonus est odor in re qualibet]

Lucri bonus est odor in re qualibet, van winst is de reuk in elke zaak (altoos) goed. Deze regel van Juve-

[pagina 658]
[p. 658]

nalis zal betrekking hebben op iets, wat Suetonius, Vita Vespasiani 23 verhaalt. Vespasianus werd namelijk door zijn zoon Titus berispt omdat hij zelfs op de urine eene belasting gelegd had. Hij hield hem daarop het eerste geld, dat deze belasting opgebracht had, onder den neus en vroeg of hij er ook iets aan rook. Toen Titus hem hierop ontkennend antwoordde, zeide hij: ‘en toch is het van de urine af komstig’.

[Lucri causa]

Lucri causa, (lat.), gewinshalve, uit winstbejag.

[Luctor et demento(r)]

Luctor et demento(r), (lat.), ik worstel en word gek, eene andere lezing of meer nog eene bespotting van het gewone Zeeuwsche devies (zie het volgend art.). Een muntmeester of stempelsnijder bedacht als randschrift voor duiten, in het jaar 1754 geslagen, eene andere lezing luctor et ementor denkelijk uit eigenwijsheid.

[Luctor et emergo]

Luctor et emergo, (lat.), ik worstel (met de baren), en houd het hoofd boven, devies van het Zeeuwsche wapen: de Hollandsche leeuw zwemmend in de zee.

[Lucullisch]

Lucullisch, weelderig, naar de levenswijs van den schatrijken Romein Lucullus (z.a.).

[Lucullus]

Lucullus, een rijke lekkerbek, naar Lucius Licinius Lucullus, een Romeinsch veldheer, † 57 v.C., beroemd om zijn rijkdom en zijn schitterende maaltijden, die spreekwoordelijk zijn geworden. Intusschen leefde Lucullus toch niet alleen ten behoeve zijner maag, maar liet ook den roem na van beroemd krijgsoverste, en van beoefenaar der wijsbegeerte en der geschiedenis. Bovendien zocht hij den omgang met schilders en beeldhouwers, geleerden en dichters en had een prachtige kunstverzameling. Hem komt de verdienste toe, den kersenboom uit Cerasus naar Italië te hebben overgebracht. Zóó iemand heeft niet alleen voor zijn buik geleefd, zooals de traditie zou willen doen gelooven.

[Lucus a non lucendo]

Lucus a non lucendo, (lat.), vgl. Quintilianus, Institutio oratoria 1, 6, 34, d.i. het woord lucus (woud) is af te leiden van non lucere (= geen licht doorlaten, duister zijn). - Men gebruikt deze uitdrukking om eene ongerijmde woordafleiding aan te duiden. Daarnaar vormde men uitdrukkingen als director a non dirigendo, een directeur, die niet dirigeert, en derg.

[Ludendo studemus]

Ludendo studemus, (lat.), al spelend studeeren (leeren) wij. Benaming van een schaakgezelschap te Groningen. Vgl. Van Alphen's Mijn spelen is leeren.

[Ludi magister]

Ludi magister, bij Cicero; ook ludi literarum magister, schoolmeester. Ludus (spel) = school voor lager onderwijs, waar men als 't ware al spelend leert, in onderscheiding van schola (school voor meergevorderden).

[Ludibria ventis]

Ludibria ventis, (lat.), een spel voor de winden. Verg. Aeneis VI, 75.

[Ludit in humanis divina potentia rebus]

Ludit in humanis divina potentia rebus, (lat.), de goddelijke macht drijft een spel met menschelijke zaken. God blaast in de plannen der menschenkinderen. Ovidius, Epistolae ex Ponto, l. IV ep. 3:49.

[Ludolfiaansch getal]

Ludolfiaansch getal, (wisk.), het getal π, dat de lengte van den cirkelomtrek bij benadering uitdrukt, wanneer de middellijn = 1 wordt gesteld; zoo geheeten naar den wiskundige Ludolf van Keulen, die het in 1586 tot in 35 decimalen berekende.

[Ludus latrunculorum]

Ludus latrunculorum, (lat.), vrijbuitersspel, een spel, dat veel overeenkomst had met schaken en dammen.

[Lues Medii Aevi]

Lues Medii Aevi, (lat.), Middeneeuwsche pest. Soort van syphilis.

[Lug]

Lug, (sport), strop of verbindsel.

[Lugdunum]

Lugdunum, thans Lyon, de moederstad van Gallia Lugdunensis of Celtica. Lugdunum Convenarum, hoofdstad der Aquitanische Convenae, thans Bertrand de Comminges. Lugdunum Cloatum, thans Laon.

[pagina 659]
[p. 659]

[Lugdunum Batavorum]

Lugdunum Batavorum, Leiden, dat eerst bij zijne verheffing tot Academiestad (ao. 1575) dezen Latijnschen naam ontving. Lugd. Batavorum was oorspronkelijk Loosduinen de belangrijkste plaats der tot de Batavieren behoorende Kaninefaten; dus geenszins dezelfde plaats als het tegenwoordige Leiden, en dus staan deze beide namen, niettegenstaande de schijnbaar groote overeenkomst, in geenerlei betrekking tot elkander.

[Luggage carrier]

Luggage carrier, (sport), bagage-drager.

[Luggage-smasher]

Luggage-smasher, (eng.), babage-smijter, spotnaam voor de bagageknechts aan de stations, die met toenemende ruwheid alle bagage vernielen, die vernielbaar is.

[Luggewelf]

Luggewelf, (afr.), hemelgewelf.

[Lügt wie telegraphiert (Er -]

Lügt wie telegraphiert (Er -, (hgd.), hij liegt als ware het getelegrafeerd. Die zegswijs, zeide graaf Von Bismarck den 13en Febr. 1896 in het Pruisische Heerenhuis - het liegen als ware het gedrukt parodieerend - zou misschien nog eenmaal in zwang komen. Daarmede wilde hij te kennen geven, hoe weinig geloof de telegrammen van sommige nieuwsbladen verdienen.

[Luikerwaalsch]

Luikerwaalsch, de Waalsche (d.i. vreemde) taal, die in de Belgische provincie Luik wordt gesproken; vgl. Koeterwaalsch.

[Luilak]

Luilak, de Zaterdag vóór Pinksteren, wanneer op vele plaatsen vooral te Amsterdam, hij, die 't laatst uit zijn bed komt, geplaagd wordt; wat hij kan afkoopen door op warme bollen te trakteeren. 't Gemeen maakt het erger; want het hangt krengen of vuil aan de deur van den langslaper.

[Luimen]

Luimen, (barg.), slapen.

[Luimkit]

Luimkit, (barg.), slaaphuis.

[Luipaard]

Luipaard, eig. leeuwenpardel, van lat. leopardus d.i. leo (leeuw) en pardus (pardel of panter). Men hield hem in de Middeleeuwen voor een bastaard van een leeuw en een pardel.

[Luipaard]

Luipaard, (wap.), een loopende, aanziende leeuw.

[Luipaard (Geleeuwde -]

Luipaard (Geleeuwde -, (wap.), een loopende, niet aanziende, dus en profil geteekende leeuw. In 't Fransch: léopard lionné.

[Luitenant]

Luitenant, eig. lieutenant = plaatsvervanger, van fr. lieu tenant (vgl. locum tenens); woordelijk hetzelfde als stadhouder of stedehouder, door de miliciens uitgesproken ‘luint’ en door de Maleiers ‘littenan’.

[Luiters]

Luiters, (afr.), leuk, bijv.: hulle hou ver hulle dood luiters.

[Luitje leeft nog]

Luitje leeft nog, elders Lutje of Jutje leeft nog, spelletje, waarbij men een brandend houtje rondgeeft: hij, in wiens hand het houtje uitgaat, moet een glas drinken op Luitje's uitvaart. Dit spel werd reeds door de Romeinen gespeeld; ook in België en Frankrijk is het nog bekend, en de Franschen noemen het Petit bonhomme vit encore.

[Luiving (Er was -]

Luiving (Er was -, (barg.), er bestond gelegenheid.

[Lukas (Daar schrijft - niet van]

Lukas (Daar schrijft - niet van, zie Lucam.

[Lulla]

Lulla, (stud.), ironische benaming van een rede of een mensch, dus: geklets en kletsen, naar lullen, lollen, mnl. onduidelijk of eentonig, soms onbeduidend, spreken.

[Lumber-State]

Lumber-State, (am.), timmerhoutstaat, naam voor Maine, om de vele dennenbosschen; naar lumber, hout, dat gezaagd of gekloofd is en voor verkoop geschikt is gemaakt. Vgl. Pine-tree-State.

[Lumen e coelo]

Lumen e coelo, (lat.), wapenspreuk, aan Paus Leo XIII toegekend, niet alleen wijl eene ster in zijn wapen straalt, maar wijl hij door zijn helder verstand schittert en hij in eene reeks van voorspellingen, toegeschreven aan den Ierschen abt

[pagina 660]
[p. 660]

Malachias (12e eeuw), onder die zinspreuk in de rij der Pausen staat aangeduid.

[Lumen et Cibus]

Lumen et Cibus, (lat.), Licht en Spijs, benaming eener in Jan. 1895 opgerichte vereeniging ‘De Bijenkorf’, te Groningen; om werklieden en leden van den kleinen burgerstand gezamenlijk te doen streven naar stoffelijke, verstandelijke en zedelijke verhefting, en naar eerbiediging van de wettige machten in den lande.

[Lumen mundi]

Lumen mundi, (lat.), licht der wereld, een genie, een groote geest. Ook: een verlichter. Matth. V:14 zegt Jezus tot de discipelen: Vos estis lux mundi gij zijt het licht der wereld. En zichzelven gaf hij dien naam Joh. VIII:12. Vgl. Lux mundi.

[Luminisme]

Luminisme, hedendaagsche richting in de schilderkunst, in helder, schitterend, blinkend koloriet. Van lat. lumen (licht). De kunstenaar, die deze richting volgt, heet een luminist, die een juist of minder juist lichtvizier heeft.

[Lump (Nur der - ist bescheiden]

Lump (Nur der - ist bescheiden, (hgd.), alleen een behoeftig mensch (of een schelm) is bescheiden. Uit Goethe's gedicht Rechenschaft (1810) waar het echter heet: Nur die Lumpen sind bescheiden.

[Lumpenproletariat]

Lumpenproletariat, (hgd.), zie Cheval de retour.

[Luna]

Luna of de Maangodin, zie Silene.

[Luna]

Luna, (r.k.), het instrument, zeer dikwijls in den vorm eener halve maan (luna), waarin de geconsacreerde hostie bevestigd is, als zij ter aanbidding wordt uitgesteld.

[Lundi des Parjurés (Le -]

Lundi des Parjurés (Le -, zie bij Maandag (Verzworen). Parjurés = meineedig gewordenen; dus onjuiste, tegenstrijdige vertaling van verzworen in streken, waar vroeger Vlaamsch werd gesproken, en na de inlijving door Lodewijk XIV, toen de oorspronkelijke beteekenis van dat verzworen reeds lang was vergeten, het Fransch in gebruik kwam.

[Luneberger stoel]

Luneberger stoel, zie Folterwerktuigen.

[Lunel]

Lunel, (wap.), zie Maanroos.

[Lunsriem]

Lunsriem, (afr.), soldaat.

[Lunsriem]

Lunsriem, (afr.), riempje, door de luns gestoken, die het afloopen van het wiel van de as belet; fig. deugniet.

[Lupaerd, lupard, lupart]

Lupaerd, lupard, lupart, (wap.), zie Luipaard.

[Lupercalia]

Lupercalia, scil. festa (feesten) of ludicra (spelen), feest gewijd door de oude Romeinen aan Faunus, den god van veld en bosch, die als herdersgod den bijnaam Lupercus (wolvenafweerder, van lupus = wolf) droeg. Het was door Romulus en Remus, die voor de stichters van Rome gehouden worden, ingesteld, en wel op den 15den Februari, als wanneer met het bloed van bokken of geiten een groot reinigingsoffer werd gebracht tot ontzondiging van de kudden en hare herders. Zie bij Februari.

[Lupus est homo homini]

Lupus est homo homini, (lat.), de eene mensch is een wolf voor den anderen, Plautus, Asinaria, 2, 4, 88 (491). Zie Homo homini est lupus.

[Lupus in fabula]

Lupus in fabula, (lat.), Terentius, Adelphi, 4, 1, 21 (537). Cicero, Epistolae ad Atticum, 13, 33, 4; de wolf in de fabel, zegt men, als iemand onverwachts komt, terwijl men over hem spreekt, anders: als men van den duivel spreekt, ziet men zijn staart.

[Lupus non curat numerum (ovium)]

Lupus non curat numerum (ovium), (lat.), de wolf bekreunt er zich niet om, of (de schapen) geteld zijn. De grootste waakzaamheid is dikwijls nog vruchteloos.

[Luscinia]

Luscinia, (lat.), nachtegaal. Benaming eener op 15 Mei 1897 te 's-Gravenhage gestichte vereeniging van vogelliefhebbers, ter bescherming en verpleging van zang- en kanarie- en andere nuttige vogels, vooral in den broedtijd, naar Lucina, de kraamgodin, dochter van Jupiter en Juno.

[pagina 661]
[p. 661]

[Lusiade]

Lusiade, (port.), los Lusiados, d.i. zonen van Lusus, Portugeezen; - naam van het heldendicht van Camoëns, bezingend de ontdekking van de Kaap van Goede Hoop door Vasco de Gama en al de gloriën van het oude Portugal.

[Lusingando]

Lusingando, (muz., it.), zeer lief, zonder accentuatie. Lett. vleiend.

[Lusisse pudet]

Lusisse pudet, (lat.), ik schaam mij gespeeld te hebben; zie Non lusisse enz.

[Lust und Liebe sind die Fittige zu grossen Thaten]

Lust und Liebe sind die Fittige zu grossen Thaten, (hgd.), lust en liefde zijn de vleugelen tot groote daden, d.i. moed en levenslust maken het mogelijk iets grootsch te volvoeren, woorden van l'ylades tot Orest in Goethe's Iphigenie auf Tauris, II, 1, als de laatste gebukt onder zijn leed, vervolgd door den vloek die op de Tantaliden drukt, alle vreugde en allen moed opgeeft; Pylades echter wil leven en hoopt veel van de toekomst.

[Lustrum]

Lustrum of lustrumieesten, feesten, die om de vijf jaar door de studenten aan eene Academie worden gehouden, o.a. bestaande in historische optochten. Aldus genoemd naar de Capitolijnsche spelen van het oude Rome, ook om de vijf jaren gevierd. Lustrum bet. eig. het zoenoffer, dat de censoren na afloop van den census voor het Rom. volk opbrachten.

[Lusus naturae]

Lusus naturae, (lat.), speling der natuur.

[Luther's lied]

Luther's lied, Ein fester Burg ist unser Gott, waarvan hij het hoofddenkbeeld ontleende aan Ps. XLVI, en dat, in 1529 reeds gedrukt en verspreid, op den Rijksdag te Augsburg dagelijks werd gezongen. Dit lied werd zeldzaam snel en algemeen verspreid. Gustaaf Adolf, koning van Zweden, hief het kort vóor zijn dood († 1632) aan te Breitenfeld, waar hij Tilly overwon; martelaren vonden er hunne geloofsuiting in. Het Ev. Gez. 156 is er eene navolging van en 264 eene vertaling.

[Lutherij]

Lutherij, naam in de 16e eeuw gegeven aan hervormingsgezinde gevoelens, naar Maarten Luther († 1546). Onder den naam van Loet(h)erij was de Kerkhervorming in de dagen van hertog Karel van Gelre († 1538) bekend.

[Luthersch spreken]

Luthersch spreken, bij de Roomschen liegen, omdat zij de Lutherij als dwaling, als leugenleer beschouwen.

[Luthersch (Zich - houden]

Luthersch (Zich - houden, zich stil houden, op den achtergrond blijven; afkomstig uit den tijd, toen het zeer gevaarlijk was voor een aanhanger van Luther bekend te staan.

[Lutherdam]

Lutherdam, in 't begin der 16e eeuw spotnaam der Roomschen voor Monnikendam, waar de Hervorming zooveel ingang vond en waar Willem Ortens, een uit Utrecht geweken priester, er in 1526 ‘eene jonge maecht voor zijn geechte huysvrouwe’ nam, waarbij hij een ‘houwelicx voorwaarde’ aanging, ‘geteykent bij de handt van den schout en meerdere andere inwoners der stadt’.

[Luthersche stad der wereld (De meest -]

Luthersche stad der wereld (De meest -, het met New-York vereenigde Brooklijn. De Lutherschen hebben daar 34 kerken, een weeshuis, drie ziekenhuizen, zes zendingshuizen voor landverhuizers, twee gestichten voor ouden van dagen en een diaconessenhuis. De kerkelijke goederen worden er geschat op f 5,000,000. Er wordt in acht verschillende talen voor de Lutherschen gepredikt, nl. in het Duitsch, Engelsch, Noorsch, Zweedsch, Deensch, Finsch, Lijflandsch en Slavisch.

[Lutetia]

Lutetia, naam der plaats van het latere Parijs, in Lugdunensisch Gallië, op een eiland der Sequana (Seine), gewichtige handelsplaats. Komt niet van lutum (lat., slijk) af, maar van lucus (lat.) = bosch, en wel een gewijd, heilig bosch; daar op de munten dezer Galliërs Lucotitia voorkomt; alzoo boschplaats. 't Was de hoofdstad van den Gallischen volksstam der Parisiërs; van daar bij de oude Romeinen ook als Lutetia Parrhisiorum aangeduid; zie Parijs. Leeft nog voort in de ‘Rue de Lutèce’, bij het paleis van Justitie, te Parijs.

[pagina 662]
[p. 662]

[Lutje pillustratiesch]

Lutje pillustratiesch, (gron.), klein Paschen, eerste Zondag volgend op de Paaschdagen.

[Lux in tenebris]

Lux in tenebris, (lat.), licht in de duisternis. Naar Joh. I:5. Et lux in tenebris lucet, et tenebrae eam non comprehenderunt. En het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen.

[Lux ludo]

Lux ludo, (lat.), licht tot het spel.

[Lux mundi]

Lux mundi, (lat.), licht der wereld. Van een groot licht, vgl. Joh. VIII:12 (Vulgata). - Bijnaam van Wessel Gansfort, geb. te Aduard bij Groningen, of te Groningen zelf († ald. 1489). Ook wel ironisch gezegd.

[Luxueus]

Luxueus, prachtig, luxurieus, weelderig, wellustig.

[Lyceum]

Lyceum, (gr.) lykeion, letterl. wolvenhuis, naam van het gymnasium of de openbare worstelplaats te Athene, in welks overdekte gangen Aristoteles onderwees; aldus naar den daarbij staanden tempel van Apollo Lykeios, den wolfdooder, gr. lukeios, uit lukos = wolf). Te Tortorici (Messina) bevindt zich een lyceum; te Barcelona en te Londen een Lyceum-theater. Later meer algemeen de benaming der scholen voor hooger onderwijs van den Staat in Frankrijk (de stedelijke inrichtingen heeten colléges); de benaming is buiten Frankrijk langzamerhand verdrongen door gymnasium.

[Lycoris]

Lycoris, eigenl. Cytheris geheeten, danseres, minnares van den rom. dichter Cornelius Gallus († 26 v.C.), en, naar men wil, later van M. Antonius.

[Lykos]

Lykos, zie Nahr-el-Kelb.

[Lynceus' oogen.]

Lynceus' oogen. Lynceus, een der Argonauten, had, volgens de fabel, zulk een scherp gezicht, dat hij door een muur heenzag. Vóor honderden van jaren was hij dus reeds een levende Röntgen-straal.

[Lynch (Judge -]

Lynch (Judge -, (am.), rechter Lynch, de personificatie van het eigen recht, waarbij een misdadiger dadelijk door het verwoede volk wordt opgehangen; naar Charles Lynch, een boer uit Z.-Virginia, chief magistrate gedurende den onafhankelijks-oorlog, die wanneer hij een samenzweerder had te oordeelen, zich door eenige patriotten omgaf en den aangeklaagde voor zich deed verschijnen. Werd hij schuldig verklaard, dan bond men hem aan een notenboom, die, naar men zegt, nog bestaat, deed hem 39 zweepslagen toedienen en liet hem eerst loopen, nadat hij: ‘Leve de vrijheid!’ had geroepen.

[Lynx envers nos pareils et taupes envers nous mêmes]

Lynx envers nos pareils et taupes envers nous mêmes, (zoo scherpziend als een) losch jegens ons gelijken en (zoo blind als een) mol jegens ons (zelven); naar La Fontaine in de fabel La Besace.

[Lyra]

Lyra, zeer oud muziekinstrument met 3-9 snaren bespannen, dat men met de vingers van beide handen bespeelde, of met een plectrum (citer-pen) in de eene hand en met de vingers van de andere. De uitvinding er van wordt aan Hermes toegeschreven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken