Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen
Afbeelding van Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingenToon afbeelding van titelpagina van Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.14 MB)

Scans (74.05 MB)

XML (7.33 MB)

tekstbestand






Editeur

Ewoud Sanders



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen

(1993)–Taco H. de Beer, Eliza Laurillard–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 873]
[p. 873]

P

[P.]

P. als muntteeken voor Oostenrijk: Praag; voor Frankrijk: Dijon; voor Polen (voorheen): Posen; voor Portugal: Porto.

[P.]

P. in de muziek piano, zacht; - P, blauwe Peter, zie Peter; - P, publius; - P, pedes of pedem (lat.) van pes (voet), dus: pedum VIII, acht voet; - po = primo, de eerste der maand; - p. of pag. = pagina; - P.A. = propriété assurée, verzekerd eigendom; - p.a., op adressen van brieven = per adres; - Pa. = Pennsylvanië in Noord-Amerika; - p.c. = pour condoléance, fr., voor rouwbeklag; - p.e. = par exemple, fr., of per exemplum, lat., bij voorbeeld; - p.f. = pour féliciter, om geluk te wenschen (op visitekaartjes), ook op ingesloten brieven, par faveur = uit gunst; - P.G. = protestantsche godsdienst; - Phil. D. = philosophiae doctor, lat., doctor in de Wijsbegeerte; - p.o. (voor naamteekeningen) = per order, op last van; - p.o. = par occasion, fr., of per occasionem, lat., met gelegenheid; - P.P. = praemissis praemittendis, d.i. vooruit of voorop geplaatst, wat voorop geplaatst moet worden (in brieven in plaats van de aanspraak of den titel gebruikelijk); - p.p. = per procuratie, bij volmacht; - p.p.c. = pour prendre congé, om afscheid te nemen; - p.r. = pour remercier, om te bedanken; - p.s. = postscriptum, d.i. naschrift in brieven; - p∴ s∴ (vrijm.) = profane stijl, Christelijke jaartelling; - p.t., verkorting van plano titulo, in plaats van den vollen titel.

[P(alliteratief)]

P(alliteratief), het gedicht van den dominicaan Placentius, die in 1548 een gedicht schreef: Pugna Porcorum, waarvan ieder woord met een p begint.

[Pa.]

Pa., (hand.), verkorting van prima, primawissel; (am.) Pennsylvanië.

[P.C.]

P.C., (patres conscripti), letterl. beschreven vaderen. De door Romulus aangestelde honderd senatoren waren eenvoudig patres, een tweede honderdtal door Tatius na de vereeniging van de Sabijnen met de Romeinen benoemd, patres minorum gentium, een derde honderdtal door Tarquinius Priscus aan de overigen toegevoegd, patres conscripti geheeten; van lat. conscribere = opschrijven, in lijst brengen. Later werd deze naam op den geheelen Romeinschen Senaat toegepast.

[Pf]

Pf, Pfennig, Hoogduitsche munt, 100 Pf = 1 Mark = pl. m. f 0.60.

[pagina 874]
[p. 874]

[P.H.I.L.I.D.O.R.]

P.H.I.L.I.D.O.R., Pete Hostem Insta Latronibus Inermes Deme Obtege Reginam. Zoek den vijand te treffen, dring aan op de roovers, neem weg de ongedekten, bescherm de Koningin. Schaakclub van het Amsterdamsche Studentencorps, opgericht 25 November 1880.

[P.L.M.]

P.L.M., (fr.), Paris-Lyon-Méditerrannée, de snelste spoorverbinding tusschen Parijs en Marseille, met zijlijnen o.a. naar Zwitserland; om de geduchte vaart en de vele groote ongelukken op die lijn ook genoemd Pour La Mort (voor den dood).

[P.M.]

P.M., Pontifex Maximus (z.a.).

[P.M.]

P.M., post meridiem (lat.), des namiddags.

[P.M.]

P.M., per maand.

[P.M.]

P.M., per mille (bv. sigaren).

[P.M.]

P.M., pro memorie.

[P.M.]

P.M., per missieve.

[P.O.O,]

P.O.O,, Post Office Order, betaling per postwissel, gebruikelijk in het handelsverkeer met Engeland.

[P, P, P,]

P, P, P,, opschrift op de grafzerk van de familie Böhlin in de St. Annakerk te Augsburg, dat aldus dient gelezen te worden:

 
Piper peperit pecuniam,
 
Pecunia peperit pompam,
 
Pompa peperit pauperiem,
 
Pauperies peperit pietatem;

d.i.: de peper gaf geld, het geld weelde, de weelde armoede en de armoede gaf vroomheid.

[P. & O.]

P. & O., Peninsular and Oriental Steam Navigation Company; Engelsch-Indische Stoomvaartmaatschappij.

[P.P.]

P.P., (muz.), niet pianissimo, maar piu piano (zachter).

[P's (De zeven -]

P's (De zeven -, de zeven hoofdzonden, waaraan iedere boeteling in het vagevuur zich min of meer schuldig rekent; van P, voor peccavi, ik heb gezondigd.

[P vorschreiben (Jemandem ein -]

P vorschreiben (Jemandem ein -, (hgd.), iemand verhinderen iets te doen. Waarschijnlijk herkomstig uit den tijd, toen in Duitschland de pest of de echte pokken heerschten en elk besmet huis van een P werd voorzien. Nog in den aanvang dezer eeuw was dat te Berlijn, bij het heerschen van de laatste dier ziekten, het gebruik.

[Paadje]

Paadje, (z. afr.), scheiding in het haar.

[Paai]

Paai, (z. afr.), pad, mrv. paaie.

[Paaiboeli]

Paaiboeli of paiboeli, (z. afr.), bullebak = 'n oude paaiboeli.

[Paal]

Paal, (wap.), herauts-stuk gevormd door twee verticale lijnen 1/3 der breedte. De oorsprong is in vele wapens zeer verschillend, maar stelt vaak eene rivier voor (Weesp, Dordrecht, Gouda, Rotterdam) of is afkomstig van de banier.

[Paal]

Paal, lengtemaat in den O.-Indischen Archipel in gebruik; gewoonlijk vindt men afstanden opgegeven in Java- of Sumatra-palen. Java-paal = 1506,943 M., Sumatra-paal = 1851,852 M., Engelsche mijlen zijn minder in gebruik. Eng. mijl = 1,609 KM.

[Paalgebouw.]

Paalgebouw. Hoewel bijna heel Amsterdam op palen staat, noemden de Amsterdammers toch aldus bijzonderlijk de hulpbeurs op den Dam (tusschen het Water en de Beurssteeg), waarin sinds 11 Jan. 1836 de handelaars vergaderden, nadat de oude Beurs, het door Vondel als ‘koopslot’ bezongen meesterstuk van den bouwmeester Hendrik de Keyser († 1624), wegens verzakkingen had moeten ontruimd worden. Den 10en Sept. 1845 werd in tegenwoordigheid van koning Willem II en zijne beide zonen de tegenwoordige Beurs geopend.

Van de oude Beurs dienen nòg zes kolommen tot schraagpilaren van het koepeldak der hofstede van den heer J.B. Stoop bij Woudenberg (Utrecht).

[Paalhoofd]

Paalhoofd, (bouwk.), eene door palen afgebakende ruimte in zee of aan groote rivieren, dienstdoende als haven.

[Paalstede]

Paalstede, letterl. plaats voor een paal, of waar een paal staat, weleer gebezigd als grens tusschen heiden en bosschen, bv. in 1641 te Bladel. Ook ‘paalsteden en renen’ (z.a.).

[Paalswijs]

Paalswijs, (wap.), verticaal in het midden van het veld, of boven elkaar.

[pagina 875]
[p. 875]

[Paalswijs-bandswijs]

Paalswijs-bandswijs, (wap.), in ruiten verdeeld door verticale en schuinsrechtsche lijnen.

[Paaltje]

Paaltje, (mil.), een broodje van langwerpigen vorm ter waarde van 4 cent.

[Paalwerk]

Paalwerk, (bouwk.), omheining bestaande uit naast elkander in den grond geslagen palen; meest in gebruik bij waterwerken, bij breede rivieren of havenwerken.

[Paalwoningen]

Paalwoningen, woningen door de oerbewoners van Zwitserland en elders in het water nabij den oever der meren gebouwd, om beveiligd te zijn voor wilde dieren. Overblijfselen op den bodem der meren worden nog dikwerf gevonden. Ook op Sumatra vindt men ze nog heden, schoon niet altijd in het water.

[Paan]

Paan, ook wel paantje, (afr. westk.), doek of lap, die als kleedingstuk wordt gebruikt, zoowel door mannen als vrouwen; van portug. pano of panno, en dit van lat. pannus, doek, lap.

[Paanderboog]

Paanderboog, (bouwk.), gedrukte boog in den vorm van het handvatsel of hengsel van korf of mand, deze boogvorm wordt getrokken uit drie centerpunten, twee gelijke korte en een lange straal.

[Paap]

Paap, uit papa (z.a.), dus vader; de vader of priester. Vanhier dorpspaap of parochiepaap (pastoor), mispaap (mispriester). Een en ander vele eeuwen lang zonder eenige onaangename bedoeling. Later in min vriendelijken zin, Roomschgezinde in 't algemeen.

[Paard der democratie (Het -]

Paard der democratie (Het -, omschrijving van het rijwiel, omdat ieder daarvan kan gebruik maken.

[Paard van Troje binnenhalen (Het -]

Paard van Troje binnenhalen (Het -, een maatregel nemen, van welken men zich veel heil belooft, en die in de gevolgen heilloos blijkt te wezen. Toen de vorsten van Griekenland Troje belegerden, trokken zij schijnbaar af, maar lieten een groot houten paard achter, in den buik waarvan 30 soldaten verborgen waren. Dit paard werd door de Trojanen als zegeteeken binnen gehaald, waarop de soldaten des nachts uit hunne schuilplaats kwamen en de belegeraars binnenlieten.

[Paardekoppen]

Paardekoppen, werden door onze Heidensche voorvaderen, als voorbehoedmiddel tegen ongevallen, geplaatst in veld of boomgaard, of ook wel op de daken hunner huizen. De Alf of luchtgeest, of de Alvin (zijne vrouw) - zie Nachtmerrie - bereed ook de paarden en verwikkelde hunne manen in onlosmaakbare knoopen, en verdween daarna in den morgenstond onder de gedaante eener juffer. Tegen haar onwelkom bezoek werd 't geraamte van een paardekop boven den stal enz. gespijkerd, waartoe wel eertijds een paard, hetzij aan de Alvin zelve of aan de haar in macht overtreffende goden zal geofferd zijn.

[Paarden (Beroemde -]

Paarden (Beroemde -,

Abatos, (gr.), d.i. onbereikbaar, een der paarden van Pluto.
Abraxas, (gr.), een der paarden van Aurora, de godin van den dageraad. Telt men de letters van dit woord in 't Grieksch op, dan vormen ze het getal 365, het aantal der dagen in 't jaar. Want de a is 1, de b is 2, de r 100, de x 60 en de s 200.
Agnes, het paard van Maria, koningin van Schotland.
Babieca, het paard van Don Rodrigo de Bivar, den Cid. Het overleefde zijn meester twee en een half jaar, gedurende welken tijd niemand het paard mocht berijden en toen het stierf, werd het voor de deur van het klooster te Valencia begraven, terwijl twee olmen werden geplant, om de plaats aan te duiden, waar zijn overschot rust. De Cid ontving van zijn oom verlof, het beste paard uit diens stal te nemen. Don Rodrigo nam het beste, dat echter ook het leelijkste was, en zijn oom, die alleen het uiterlijk beoordeelde noemde den Cid daarom Babieca, d.i. domkop, welken naam hij aan zijn paard gaf.
Bayard of Beyaart, het paard der vier Heemskinderen, inzonderheid van den jongsten en beroemdsten Reinout (van Montalbaan), dat zich, al naar het aantal der berijders, grooter of kleiner kon maken.
Borak (Al-, het paard, dat Mohammed van de aarde naar den zevenden hemel voerde. Het was melkwit, had de vleugelen van een arend, het gezicht van een mensch en de wangen van een paard.

[pagina 876]
[p. 876]

Het woord is Arabisch, en beteekent letterl. de bliksem.
Bucephalos, (gr.), letterl. ossekop, het beroemde paard van Alexander den Groote, zoo geheeten naar zijn dikken kop. Alexander was de eenige, die het dier kon berijden, en steeds knielde het, om zijn meester op te nemen. Op dertigjarigen leeftijd sneuvelde het in den slag van zijn meester tegen Porus, een Indisch vorst, en Alexander liet op de plaats, in Indië, waar het doodviel, eene stad bouwen, die hij Bucephala noemde.
Copenhagen, het gelief koosde paard van Wellington.
Deimos en Phobos, schrik en vrees, twee paarden van den oorlogsgod Mars en tevens de namen der beide manen van de planeet Mars.
Pegasus, het gevleugelde paard van Apollo en de Muzen (z.a.).
Phaeton, (gr.), een der paarden van Aurora, de godin van den dageraad.
Rosinante, het paard van Don Quichote; fig. type voor een slechten, mageren, afgeleefden knol.
Sleepnid, Odin's paard, dat acht beenen had, en over land en zee ging. Type van den wind, die uit acht verschillende hoeken over land en water waait.

[Paardenvilders]

Paardenvilders, spotnaam voor de bewoners van Kollumerzwaag bij Dokkum.

[Paardestaarten]

Paardestaarten, zie Pacha.

[Paaren (Zu - treiben]

Paaren (Zu - treiben, (hgd.), op de vlucht jagen, van zum Barn (of Baren) treiben, d.w.z. (een dier, dat den stal is ontvlucht) naar de ruif terug jagen.

[Paarlen voor de zwijnen werpen]

Paarlen voor de zwijnen werpen, d.i. kostbare zaken geven aan iemand, die er de waarde niet van kent; ontleend aan Matth. VII:6: ‘Geeft het heilige den honden niet en werpt uwe paarlen niet voor de zwijnen’.

[Paasch]

Paasch, Paschen; zie Pesach.

[Paascheieren]

Paascheieren beantwoorden aan eene gewoonte in 't Oosten, waar 't ei het zinnebeeld is van de schepping, die de kiem van alles ontwikkeld heeft. Op Nieuwjaar, dat in 't Oosten bij de dag- en nachtevening der lente begint, wisselt men geschenken en zendt men elkander beschilderde en vergulde eieren. Toen 't jaar met Paschen begon, beschouwde men het ei als het zinnebeeld der Opstanding (van Jezus).

[Paaschgelach]

Paaschgelach, lat. risus Paschalis. Daardoor wekten in de Middeleeuwen de geestelijken bij gelegenheid van 't Paaschfeest, ook in de kerken, de vroolijkheid op. Door allerlei grappen trachtten zij de gemeente aan 't lachen te brengen. Zij bootsten 't geluid van verschillende dieren na, of deden kluchtige verhalen. Nog in 1518 bestond dit gebruik.

[Paaschlam]

Paaschlam, (wap.), lat. agnus Dei (Lam Gods), fr. agneau pascal, een lam, dat eene kerkvaan of een wimpel draagt, die doorgaans van zilver is met een rood kruis. Zie Agnus Dei. Pronck voert echter den wimpel wit, zonder kruis.

[Paaschvuur]

Paaschvuur, vreugdevuur in de open lucht, verving in den Christelijken tijd het Meivuur (z.a.). 't Bestaat nog hier en daar, ondanks een plakkaat der Geldersche landschap, d.d. 15 Dec. 1712, waarbij 't wegens de verregaande ongeregeldheden, die er bij plaats hadden, streng verboden werd.

[Pabana]

Pabana of pauwendans, een statige Spaansche dans, waarbij de sleep van het dameskleed den staart van den pauw moet voorstellen.

[Pacca]

Pacca of pacotille, de goederen, die een gezagvoerder, schipper of matroos voor eigen rekening met zich neemt; - de vrije bagage van het scheepsvolk. Zie Pacotille.

[Pace]

Pace, (eng., sportt.), gang, snelheid. Eig. pas, stap.

[Pace et Justitia]

Pace et Justitia = door vrede en gerechtigheid, muntdevies der Algemeene Staten, aangenomen na de Pacificatie van Gent in 1576 en waarmede zij wilden te kennen geven, dat zij Filips II wilden gehoorzamen als hij ‘door vrede en gerechtigheid’ regeerde.

[pagina 877]
[p. 877]

[Pace (To -]

Pace (To -, (sport.), voor iemand gang maken.

[Pacemaker]

Pacemaker, (sport.), gangmaker.

[Pacen]

Pacen, (sportt.), een verhollandscht to pace, aan den gang gaan. Ook bedrijv.: hij zond triplets naar Londen om Tom Linton en Michaël te pacen = ten voorganger of voorrijder te verstrekken; zie Pacemaker.

[Pacha]

Pacha, (turksch), eig. pâsja; zoo behoort ook de uitspraak te zijn; men schrijft ook bassa. Perz. pasja, lett. de persoon, die aan de voeten van den vorst gezeten is. Titel der hoogste burgerlijke en krijgsambtenaren in het Ottomanische rijk. Als bewindvoerder van een ejalet (provincie), heeft hij veel meer macht dan ten onzent een stadhouder of gouverneur. De paardestaarten, welke bij plechtige gelegenheden vóor hem uit worden gedragen, zijn door sultan Mahmoed II afgeschaft; de onderscheiding echter van ‘Pacha van één, van twee of van drie paardestaarten’ is behouden. Aan het hoofd der provinciën moest een beglerbeg (Turksch: Heer der Heeren), of pacha van drie paardestaarten staan; doch die plaatsen worden nooit bezet; en gewoonlijk dragen de Pacha's van Romanië, Natolië en Damascus slechts den titel van Beglerbeg; gelijk buiten dezen, alleen de kapudan-pacha het recht heeft om drie paardestaarten vóor zich uit te doen dragen. De stadhouders der sandschakats moesten sandschakbeys heeten, en slechts éen paardestaart hebben; maar reeds sedert lang hebben velen den titel van Pacha, en een tweeden paardestaart verkregen. Echter is bij zeer weinigen in Azië de waardigheid erfelijk. Zij zijn zeer onafhankelijk, en in geval van oorlog heeft bij de troepen de beglerbeg den voorrang boven de andere Pacha's. Hunne macht wordt in toom gehouden door ayams, die voor de zekerheid en have der particulieren moeten waken.

[Pachad]

Pachad, (hebr.), vrees, angst. Lou mi-pachad, lou bepachad, niet in angst! niet uit angst! Spreekwijzen in den zin van: wees maar niet bang.

[Pachtcommissiën]

Pachtcommissiën, in vroeger tijd in Friesland opgericht vanwege de Friesche Maatschappij van Landbouw en in 1896 door de ‘Vereeniging tot ontwikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier’, om te dienen van raad aan niet-deskundige grondeigenaars, bij het verhuren van boerderijen en van landerijen.

[Pacific State]

Pacific State, (am.), staat van den Stillen Oceaan, naam van Oregon, naar den Stillen Oceaan (Pacific Ocean).

[Paci'fic (De -]

Paci'fic (De -, (railway), waarmee bedoeld wordt de spoorweg, die de Vereen. Staten van N.-Amerika in de volle breedte doorsnijdt, van New-York tot San Francisco, aan den Stillen Oceaan.

[Pacificatie van Gent]

Pacificatie van Gent, 1576. Ook Bevrediging of Vrede van Gent geheeten, verdrag tusschen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden, om de Spaansche soldaten te verdrijven en zich op het stuk van godsdienst nader te verstaan. De Spaansche Landvoogd Don Jan erkende de Pacificatie van Gent bij het Eeuwig Edict. Parma bracht de Unie van Atrecht tot stand, waardoor de P.v.G. te niet ging en de Noord. Provinciën zich bij de Unie van Utrecht nauwer aaneensloten, 1579.

[Pacotille]

Pacotille, (fr.), aanvankelijk, het pakje (paquet), dat de matroos aan boord mocht meenemen (zie Pacca); vervolgens, de baal koopwaren, die een koopman op reis meeneemt; eindelijk, de voorraad (beschadigde of minderwaardige) koopwaren, die in de Koloniën verkocht werden. Thans alle waren van geringe hoedanigheid.

[Pacte léonin]

Pacte léonin, (fr.), letterl. leeuwenovereenkomst; beding volgens hetwelk een der vennooten al de winsten zal genieten; dus, het leeuwendeel erlangt. In óns recht ongeoorloofd.

[Pactolus]

Pactolus, riviertje in Lydië, ontspringt op den Tmolus, stroomt langs Sardes en valt in den Hermas. Oudtijds voerde het veel goudstof mede, weshalve het Chrysorrhoas (= goudstroom) werd genoemd. Hier behoort de mythe van koning Midas tehuis, die zijne goudmakende kracht aan de bron van den Pactolus moest afspoelen.

[pagina 878]
[p. 878]

[Pactum obstagii]

Pactum obstagii, zie Inleisting. Pactum (lat.) = verdrag; obstagium (m. lat.) = gijzeling.

[Pad, ‘harde pad’]

Pad, ‘harde pad’, (z. afr.), dwangarbeid. Hij is veroordeel tot twee jaar ‘harde pad’.

[Pad, in di pad steek]

Pad, in di pad steek, (z. afr.), op de vlucht drijven.

[Padalon]

Padalon, in de Hindoesche godenleer de verblijf plaats der afgestorvenen.

[Padda]

Padda, (z. afr.), pad, vorsch.

[Paddle]

Paddle, roeispaan met een breed blad aan beide uiteinden, die men beurtelings rechts en links in het water slaat bij het varen in een canoe.

[Paddy]

Paddy, ook verkort Pat, spotnaam voor een Ier, naar St. Patrick, patroon van Ierland, naar wien zeer vele Ieren Patrick heeten.

[Padi]

Padi, (mal.), spr. uit paddi, rijst in de aar, zooals zij gesneden wordt; gabah, als ze van het stroo ontdaan is, maar nog in den bolster, gelijk ze gezaaid wordt; bras, ontbolsterd, gelijk zij gekookt wordt; nasi (nassi), als zij gekookt is. Zie bij Nasi. Vanhier eng. paddy.

[Padlock]

Padlock, (sport.), hangslot.

[Padre de la patria]

Padre de la patria, (sp.), vader van het vaderland. Eeretitel der Gedeputeerden in Spanje, leden der Representacion Nacional.

[Padri]

Padri, port. padre, priester, geestelijke. Op de Westkust van Sumatra naam der hadji's en priesters, die eene zuivering en hervorming van den godsdienst onder de bevolking beoogden. Bij de onlusten, dientengevolge ontstaan, werd door het Ned. Gouvernement tegen hen partij gekozen en zij van 1821-33 beoorloogd. De onderwerping van Bondjol maakte een einde aan den oorlogstoestand.

[Padri dell' acquaviva]

Padri dell' acquaviva, (ital.), vaders van het levend water, nl. Jesuaten (z.a.). Jezus vergelijkt Joh. IV:10, 14, zijne leer met levend water.

[Padua (Een leerling van -]

Padua (Een leerling van -, een, die zich op de tooverkunst verstaat, daar de school te Padua doorging voor de beste school der nekromancie of zwarte kunst.

[Paean, paeon]

Paean, paeon, arts der Olympische goden. Bij Homerus een zelfstandig persoon. Later, de bijnaam van verschillende van lijden bevrijdende, genezing aanbrengende goden, bv. van Apollo, als helpenden god. Ook ‘plechtig, veelstemmig lied ter eere van Apollo’, eigenl. ter afbidding, ter afwending eener ziekte; alsmede ‘vreugdezang aan Apollo’, na de afwending van ziekte of onheil; sedert Homerus: dank- of loflied, krijgslied, zegezang.

[Paedagogus]

Paedagogus, (lat.), gr. paidagoogos, van pais = kind en agoo = geleiden, opvoeden, een slaaf, die met de opvoeding van de kinderen zijns meesters belast was; hij behoefde hun geen onderwijs te geven, maar zijne taak was, hen overal te vergezellen en op hun gedrag toe te zien. Bij de Romeinen, die zich meer zelven met de opvoeding hunner kinderen bezig hielden, vond dit Grieksche gebruik eerst in lateren tijd en slechts bij enkelen ingang. Schertsend vermeldt men de afleiding van pes, pedes (lat. = voet) en agere (lat. = handelen, werken).

[Paedarchie]

Paedarchie, (gr.), kinderregeering. Vgl. Pred. X:16: Wee u, land, welks koning een kind is! Uit pais (kind) en archè (heerschappij).

[Paganalia]

Paganalia, zie Septimontium.

[Paganini de tweede]

Paganini de tweede, de Spaansche violist Pablo de Sarasate (geb. 1846).

[Page, paadje]

Page, paadje, een edelknaap in het gevolg van een vorst of vorstin. Gr. pais; it. paggio; sp. page. Vroeger aan de K. Mil. Acad. zonen van aanzienlijke familiën zonder examen op last van den Koning aan die inrichting geplaatst en door bijzonder teeken te onderscheiden; thans niet meer aanwezig.

[pagina 879]
[p. 879]

[Pagger]

Pagger, (ind.), eig. pàgĕer, (jav.), pagar, (mal.), heining, heg, haag, wand, schutting, scheidsmuur, omtuining.

[Paggerkoffie]

Paggerkoffie, koffie, welke in tegenstelling met tuin- en bosch-koffie, gevonden wordt binnen de omheining der inlandsche kampongs, onder de schaduw der boomen. Ook kampongkoffie.

[Pagiant]

Pagiant, zie Mysteriespelen.

[Pagode]

Pagode, gouden Indische munt van verschillende waarde.

[Pagode]

Pagode, tempel in China en Hindostan. Sp. pagoda, perz. put-gada (huis der afgoden), hindost. bootkhunda (woning van God).

[Pahalawan prang besar]

Pahalawan prang besar, (mal.), veldheer in den grooten oorlog.

[Pahit]

Pahit, (spreek uit: pait), mal. en jav. bitter van smaak. Om die beteekenis is dit woord toegepast op het door de Europeanen in N.-Indië ingevoerde extract. Zie Pait

[Paille (La -]

Paille (La -, (fr.), stroohalm, herkenningsteeken der aanhangers van Condé in den tijd der Fronde, 1652; vgl. Hist. du Ministère du Card. Mazarin, 1684; II, 184; ‘ce fut de se mettre sur la teste un bouquet de paille, et de faire entendre par tout que c'estoit là la marque que devoient porter ceux qui n'estoient pas Mazarins... Cette paille fut de mauvais augure pour le Parti, comme si son ardeur ne devoit pas durer plus que celle d'un feu de paille’.

[Paillé]

Paillé, (wap.), zie Gedamasceerd.

[Pair]

Pair, (eng.), gelijke. Volgens middeneeuwsch rechtsbegrip kon niemand geoordeeld worden dan door zijne pairs. In de Fransche en Engelsche regeering heette de vergadering der hoogste edelen de Kamer der Pairs. De leden van 't Eng. Hoogerhuis worden thans nog Pairs of Peers genoemd.

[Pair-off]

Pair-off, (am. en eng.), overeenkomst van twee leden eener vergadering, tot verschillende partijen behoorend, om zich wanneer de een afwezig is, beide van stemmen te onthouden, zoodat de eene onthouding zonder invloed blijft op den uitslag der stemming. Het had in 1839 voor 't eerst plaats. Fr. pairer.

[Pairle]

Pairle, (wap.), zie Gaffel, oudtijds ook pelle genaamd.

[Pait]

Pait, (mal.), in N.-Indië een bittertje. Een werkw. paiten beduidt bitteren. Uit pahit (z.a.).

[Paix boiteuse et mal assise]

Paix boiteuse et mal assise, (fr.), vrede van St. Germain 8 Aug. 1570 (twee jaar vóor den Bartholomeus-nacht, na den slag bij Arnoy le Duc (26 Juni 1570), waarbij de Protestanten zegevierden, op aandrang van Catharina de Médicis en van Coligny, die den oorlog moede was, gesloten door Karel IX, tot toenadering bereid. De naam werd ontleend aan de omstandigheid, dat de onderhandelaars waren Armand de Gontout-Biron, die hinkte, en Henri de Mesmes, heer van Malassis.

[Paix de Monsieur]

Paix de Monsieur, (fr.), vijfde pacificatie, geteekend te Châtenoy op 6 Mei 1576, die de Katholieken zoowel als de Ligue ontstemde; werd zoo genoemd omdat Catharina de Médicis aan wie Hendrik III in dezen volle macht had verleend, met dit tractaat vooral Monsieur, d.i. den Hertog d'Alençon, zocht te winnen, door hem, met groote concessies aan de Hugenoten gedaan, van de Calvinistische partij te verwijderen.

[Paix des dames]

Paix des dames, (fr.), damesvrede, of verdrag van Cambray (Kamerijk), 5 Augustus 1529, waarbij na ruim 30 jaren de oorlogen tusschen Frankrijk en Italië eindigden. De onderhandelingen werden hoofdzakelijk gevoerd door Louise van Savoie, moeder van Frans I, als gevolmachtigde van den koning van Frankrijk, en door Margaretha van Oostenrijk, tante van Karel V, gevolmachtigde van den Keizer van Duitschland; zij kwamen bijeen en onderhandelden eene maand lang; Frans I moest alles toestaan, Karel V bijna niets; sedert was Italië in de macht van Spanje en Duitschland.

[pagina 880]
[p. 880]

[Paix fourrée]

Paix fourrée, (fr.), valsche vrede, schijnbare verzoening der Huizen van Orléans en Bourgogne op 9 Maart 1409, in de kerk van Notre Dame de Chartres, waarbij o.a. de zonen van Louis van Orléans, broeder van Karel VI, dezen Koning moesten vergeven, dat hij door den hertog van Bourgogne hun vader had laten vermoorden. Den naam bedacht de hofnar van den Hertog, die daarbij dacht aan de médailles fourrées (thans plaquées), waarbij alleen het uitwendige het vereischte edele metaal is, het inwendige niet.

[Paix fourrée, petite paix de Chartres]

Paix fourrée, petite paix de Chartres, (fr.), vredesverdrag van Longjumeaux van 23 Maart 1568, tusschen de Roomschen en de Protestanten, tot wederinvoering van het édict van Amboise van 19 Maart 1563, waarbij de uitoefening van den Protestantschen eeredienst werd toegestaan op zoodanige voorwaarden, dat het met een verbod gelijk stond. Catharina de Médicis drong op dien vrede aan, vreezend voor de mogelijke gevolgen van 't beleg van Chartres. En, dewijl men dacht aan de paix fourrée, van 1409, ontving dit vredesverdrag dezen naam.

[Paix honteuse]

Paix honteuse, (fr.), de vrede van Parijs van 10 Februari 1763, die een einde maakte aan den zevenjarigen oorlog, welken Frankrijk en Oostenrijk tegen Pruisen en Engeland voerden, waarbij Engeland alle veroverde koloniën behield, Lodewijk XV alle steden in Duitschland en Minorca aan Engeland afstaan en de vestingwerken van Duinkerken slechten moest. Op 15 Febr. van datzelfde jaar werd ook de vrede van Hubertsburg geteekend, waarbij Maria Theresia afstand deed van Silezië.

[Paix aux chaumières, guerre aux palais!]

Paix aux chaumières, guerre aux palais! (fr.). Zie Guerre aux palais, enz. G. Forster (Schriften, herausgegeben von Gervinus VI, 381) verhaalt, dat het leger der Fransche Omwenteling de leus Den Hütten Friede, Krieg den Palästen naar Duitschland overbracht.

[Pajoeng]

Pajoeng of pajong, scherm, dat over het hoofd gehouden wordt, onverschillig met welk doel, zonnescherm, regenscherm. Ook gedragen in Ned. Indië als teeken van onderscheiding door Inlandsche hoofden en ambtenaren, welk onderwerp bij verschillende staatsbladen is geregeld. Ook voor Europ. ambtenaren bestaan bepalingen omtrent het voeren van de pajoeng en zijn de versieringen daarvan wettelijk geregeld. - De Residenten (hoofden van gewestelijk bestuur) voeren een gouden pajong. In den strijd vervullen bij de Balineezen de pajoengs de plaats van onze ‘vaandels’.

[Pakan]

Pakan, spr. uit pekan (mal. en atjeh), markt, marktplein, weekmarkt. - Pakan kroeng tjoet = de markt aan 't kleine riviertje, benaming der Noord-Oostelijke benting in onze linie.

[Pakan Badak]

Pakan Badak, naam van de plaats in Groot Atjeh (nabij Lam Djamoe), alwaar het Gouvernement een woning deed bouwen voor den Panglima Besar, Toekoe Djohan. Volgens Kolon. Verslag was die woning in 1895 voltooid. Na zijn afval in Maart 1896 werd zij in brand geschoten.

[Pakhuismeester]

Pakhuismeester, benaming van de Gouvernements-ambtenaren in Ned. Indië, aan wie het beheer van 's lands civiele pakhuizen is opgedragen, in welke o.a. ook de koloniale producten worden opgeslagen. Te Batavia, Semarang, Soerabaija en Padang heeten zij Algemeene pakhuismeester, elders pakhuismeester of fgd. pakhuismeester. Bij de zoutadministratie treft men ook Inlandsche pakhuismeesters aan, zoo ook voor den inkoop van koffie. Bij Ind. Staatsbl. zijn de instructiën voor deze ambtenaren vastgesteld, zoomede de regels in acht te nemen bij de in ontvangstname en aflevering van gouvernementsgoederen en producten.

[Paki]

Paki, titel van een Mohammedaansch geestelijke van minderen rang; op Sumatra, in de Pad. Bovenlanden, waarschijnlijk van het Arab. Faki, rechts-, godgeleerde.

[Pakira]

Pakira, ook pakylie, pekari, wagansu, en peraka genoemd (Dicotyles torquatus), het navelzwijn. Het is een klein zwijn van hoogstens 95 cM. lengte, in alle woudrijke gewesten van Zuid-Amerika zeer gewoon.

[pagina 881]
[p. 881]

[Pakking]

Pakking, (hand.), zie Stuwen.

[Pakriem (Een lange -]

Pakriem (Een lange -, (mil.), een lange rechte weg.

[Palabber]

Palabber, fr. palabre, sp. palabra, port. palavra, d.i. woord, op Afrika's W.kust en in Midden-Afrika een woordenwisseling, onderhandeling, geschil of rechtskwestie.

[Paladijn]

Paladijn, van middeleeuwsch-lat. palatinus, noemde men weleer de edelen, die in den vorstelijken burcht (palatium) hunne verblijf plaats hielden, waarvan de ridders van de Tafelronde en de ridders van den stoet van Karel den Groote, de bekendste zijn.

[Palatijn]

Palatijn, palzgraaf, vroeger een hofambt, later ook een vorstentitel. Het gebied de ‘Paltzgraven van den Rijn’ werd naar hen, de Paltz genoemd. (Fr. le Palatinat).

[Palaemon (]

Palaemon (of Melikerta of Melikertes), zoon van Athamas en Ino, was een zeegod. De Romeinsche Portunus, de beschermgod der havens, - van portus = haven, - was dezelfde.

[Palaeozoïsch tijdperk]

Palaeozoïsch tijdperk, (geol.), (van palaïos = oud en zooeïn = leven), is het tijdperk, waarin de eerste dieren en planten op aarde leefden. De fossile overblijfselen van dier en plant verraden een wonderlijken bouw, eene betrekkelijke armoede aan vormen, doch rijkdom aan individuën; vooral schelpdieren en steenkoolvorming kenmerken dit tijdperk. De ontwikkeling, die dieren en planten in die periode ondergingen, wijst op verschillende toestanden, en daarnaar wordt deze periode weer in vier tijdperken ingedeeld, met de Silurische, Devonische, Carbonische en Pernische formaties.

[Palakat pandjang]

Palakat pandjang, (mal.), het plakkaat pandjang, of lange plakkaat, publicatie op 25 Oct. 1833 door de Commissarissen J.J. van Sevenhoven, Raad v. Indië en J.C. Kiesz, Luit.-Generaal, aan de volkeren van de Padangsche Boven- en Benedenlanden (tot Sumatra's W.kust) ter pacificatie aangeboden. Daarbij werden tusschen de Regeering van Ned.-Indië en het Maleische volk wederzijdsche verplichtingen vastgesteld; dat Palakat-pandjang is. Volgens sommigen zooveel als het richtsnoer voor onze verhouding tot die bevolking.

[Palankijn]

Palankijn, Indische draagstoel, met verhemelte en gordijnen, oudtijds ook in N.-I. in gebruik. Het gewone woord voor draagstoel is thans tandoe. Het woord palankijn is in N.-I. overgebleven in den naam van een met jalouzieën gesloten wagen, voor 4 personen, vierkant van vorm, getrokken door 2 paarden, karèta pelangki (carreta, port. = wagen).

[Palefroi]

Palefroi, zie Monter sur ses grands chevaux.

[Paleis]

Paleis, oorspronkelijk de residentie van de Rom. keizers, Palatium genoemd, als zijnde gebouwd op den Palatijnschen heuvel. Deze heuvel was zoo genaamd naar Pales, een ouden herdersgod wiens feest op 21 April gevierd werd. Het Palatium was begonnen onder keizer Augustus.

[Paleis (Het kristallen -]

Paleis (Het kristallen -, of the crystal palace, het gebouw der eerste wereldtentoonstelling in 1851 te Londen gehouden en uit glas en ijzer vervaardigd. Na afloop der tentoonstelling werd het gebouw uiteengenomen en naar het dorp Sydenham overgebracht voor doorloopende tentoonstellingen en amusementen; vandaar ook Sydenham-palace geheeten.

[Palesteel]

Palesteel, (wap.), zie Barensteel.

[Paletot]

Paletot, oorspronkelijk een overkleed met hoofdkap, van palla, kleed en toque, kap De kap is verdwenen, maar de naam gebleven.

[Palimpsest]

Palimpsest, perkament met klassieken (Latijnschen of Griekschen) tekst, in de Middeleeuwen door de monniken met iets anders beschreven, na uitwissching van 't vroegere schrift. Tegenwoordig weet men den lateren tekst der palimpsesten te verwijderen en door scheikundige middelen den oorspronke-

[pagina 882]
[p. 882]

lijken weer te voorschijn te brengen. (Gr. palimpsestos, van palin, op nieuw en psaistos [van psaoo] afgewreven). Reeds de Romeinen gebruikten het perkament, wegens de duurte dezer stof, meer dan éenmaal.

[Palindrome]

Palindrome, een woord of regel, waarvan de lezing achteren naar voren of omgekeerd, dezelfde uitkomst geeft, bv. Madam. - Roma tibi subito motibus ibit amor. - 't Woord is afgeleid van 't gr. palin dromo (weer terug loopen). Ze worden ook kreeftverzen genoemd, en Sotadische verzen, naar Sotades, den uitvinder; zooals llewd did I live and evil I did dwell. Het volgende Gr. palindrome is zeer beroemd: nipson anomema me monan opsin, - waarbij is op te merken, dat in 't Grieksch ps éene letter is. - Men zegt, dat toen aan Napoleon I werd gevraagd, of hij Engeland kon overwonnen hebben, hij antwoordde: Able was I ere I saw Elba, wat niet waarschijnlijk is, daar Napoleon gezegd werd geen of weinig Engelsch te kennen. - ‘Otto tenet mappam, madidam mappam tenet Otto’, en dat, hetwelk den duivel in den mond gelegd wordt: ‘Signa te, signa, temere me tangis et angis’.

[Paling-oproer]

Paling-oproer, in Juli 1886 te Amsterdam, bij de demping waarvan troepen gebruikt werden. Aanleiding daartoe was een poging om op de Lindengracht het paling-trekken, een wreedaardig volksvermaak van voorheen, weder eens te doen plaats hebben; de politie verbood dit, en dit verbod gaf aanleiding tot verzet, zoodat militairen moesten te hulp komen, waarbij enkele burgers werden gedood.

[Palinode]

Palinode, een gedicht, waarin bij herhaling een schimp wordt voorgedragen, - ook, waarin herroeping van eene aantijging ligt. Zie Horatius I, Ode 16. Gr. palin ode, een tegenzang, keerzang.

[Palinurus]

Palinurus, stuurman van Aeneas, viel bij de naar hem genoemde kaap Palinurum in zee; hij zwom aan land, maar werd door de Lucaniërs gedood. Op bevel van een orakel werd hij later eervol begraven, en werden lijkspelen te zijner eer ingesteld.

[Palisse (Monsieur de la -]

Palisse (Monsieur de la -, zie La Palisse.

[Palissy aardewerk]

Palissy aardewerk, (Palissy-waar is een Anglicisme; de Engelschen spreken van China-ware, Delft-ware, enz.); schotels en dergelijke artikelen met modellen naar de natuur van visschen, kruipende dieren, schelpen, bloemen en bladeren met zorg geschilderd en in hautrelief. Zoo genoemd naar Bernard Palissy van Saintes (1510-90).

[Palita]

Palita, (mal.), olieschaaltje, waarvan de Inlanders zich bij wijze van lamp bedienen door er een pit in te leggen.

[Pall Mall]

Pall Mall, een oud balspel, waarbij een bal met een hamer (mall of mallet) door een ijzeren ring werd geslagen. Het veld waarop dit gebeurde heet bij ons nog malieveld. Eng. pron. Pel Mel.

[Palla]

Palla, (r.k.), linnen doek bestemd om den miskelk te bedekken, gewoonlijk met bordpapier gevoerd en met zijde overtrokken.

[Palladisme]

Palladisme, (fr.), eeredienst van den duivel. Zie Zwarte mis.

[Palladium]

Palladium, een uit den hemel gevallen beeld van de stedemaagd Pallas Athena of van Pallas, de dochter van Triton, door de godin Athena zelve gemaakt en door Zeus aan Ilus, den stichter van Ilium (Troje), of aan Dardanus gegeven. Het werd op den burcht te Troje bewaard, en was een staande houten beeld, drie el hoog, met aaneen gesloten voeten; het hield in de rechterhand eene speer, in de linkerhand een spinrokken. Ook andere steden hadden dergelijke palladiën (beschermbeelden). Vanhier in 't algemeen, beschermend heiligdom.

[Pallas]

Pallas, naam voor Minerva of Pallas Athene, waarschijnlijk naar Pallas, een der Titans door Minerva verslagen.

[Pallet]

Pallet, (wap.), smalle paal, nl. 176 der schildbreedte.

[pagina 883]
[p. 883]

[Pallissé]

Pallissé, (wap.), met punten in elkaar sluitend.

[Pallium]

Pallium, (r.k.), strook van witte wol, die over de schouders hangt, met twee snoeren van dezelfde stof en vier purperen kruisen er op; wordt alleen door de hoogste waardigheidsbekleeders der Kerk gedragen.

[Palm-olie]

Palm-olie, geld om iemand om te koopen, hem in de palm van de hand gestopt.

[Palma sub pondere crescit]

Palma sub pondere crescit, (lat.), de palmboom groeit tegen de verdrukking in. Wapenspreuk van Waldeck-Pyrmont. - De palm is het zinnebeeld van volharding tegenover rampen en moeilijkheden. Een Oostersche legende zei, dat de palm uit het lijk van Adam was opgeschoten.

[Palmarum]

Palmarum, d.i. dies of Dominica palmarum, Palmzondag, de Zondag vóor Paschen, toen men voor den Jeruzalem binnentrekkenden Christus palmtakken op den weg spreidde (Joh. XII:13). Zie Kerkdagen.

[Palmes académiques]

Palmes académiques, (fr.), de versierselen van officier d'académie, een eereteeken, bestaande in een lauweren een palmtak van zilver, tot een ovalen krans vereenigd.

[Palmet]

Palmet, (bouwk.), versiering in den vorm van het palmboomblad of aan dezen vorm ontleend.

[Palmetto State]

Palmetto State, (am.), palmboomstaat, naam voor South Carolina, naar den palmboom in het wapen. De bewoners heeten Weasels.

[Palmpaaschen]

Palmpaaschen, een stok, waaraan, op regelmatigen afstand van elkander, gewone appels en sinaas-appels, vijgen en koek gestoken werden, met palmtakjes, sitsen, vlaggetjes enz. getooid. Bovenop stond een zwaantje van meeldeeg; dit was de ‘Palmpaasch’ waarmede de kinderen op Palmzondag rondliepen.

[Palm-zondag]

Palm-zondag, (r.k.), zie Kerkdagen.

[Palsambleu]

Palsambleu, (fr.), bastaardvloek uit par la sambleu en dit uit par le sang Dieu (bij Gods d.i. Jezus' bloed). Vgl. eng. 'sblood d.i. God's blood.

[Paluw]

Paluw, wapenrok, zooals in de Middeleeuwen de schutters over hunne harnassen droegen.

[Pam]

Pam, (eng.), bijnaam, dien Lord Palmerston zichzelven gaf, denkelijk verkorting van Palm; - pam (eng.) = klaveren-boer.

[Pamé]

Pamé, (wap.), zie Dood (visschen), met open muil bij andere dieren.

[Pamela-hoèdjes]

Pamela-hoèdjes, dameshoedjes zooals ze voorkwamen op de plaatjes in Pamela, or Virtue Rewarded den in 1740 verschenen roman van Samuel Richardson, die buitengewoon populair werd en algemeen gelezen, vertaald, nagevolgd en geparodieerd.

[Pamflet]

Pamflet, vlug-, ook, schotschrift, Oorsprong onbekend. Sommigen zeggen. van par-un-filet, door een draad verbonden, dus, brochure; anderen naar Pamphila, een Grieksche vrouw, die er vermaak in vond citaten en anecdoten te verzamelen. Oudtijds ook geschreven: Panfleths.

[Pan]

Pan, de Arcadische bosch- en weidegod, uitvinder der herdersfluit; zie Syrinx. Over ‘de groote Pan’ als kwalificatie, zie Dictator der Letteren. Als personificatie zegt men ook le grand Pan est mort in den zin: ‘de natuur is dood’, nl. in de schilderkunst, als deze natuurtafereelen zonder bezieling wedergeeft. Onder den titel Pans fluitje en eng. Panpipes bestaan er vele oude liederenboeken, veelal met minneliederen en verhalen. - Le grand Pan, zie Grand.

[Pan y toros]

Pan y toros, (sp.), brood- en stierengevechten, vgl. Panem etc.

[Pan-telegraaf]

Pan-telegraaf, een eigenaardige soort van telegraaf, voor ruim dertig jaar uitgevonden door den Italiaanschen abt Caselli. Door middel van dit toestel kan men mededeelingen in zijn eigen handschrift en zelfs teekeningen op groote afstanden overseinen.

[pagina 884]
[p. 884]

[Panacée]

Panacée, Fransche vorm van 't Gr. panakeia = de alles genezende, van pan = alles en akeomai = ik genees. Panakeia was de dochter van Aeskulapius, den god der geneeskunst, bij Epione (smartverzachtster).

[Panaché]

Panaché, (wap.), zie Vederbos.

[Panade]

Panade, (fr.), karakterloos mensch, iemand zonder zielskracht.

[Panama]

Panama, (am.), hoed van fijn stroo.

[Panama-schandaal]

Panama-schandaal, de in 1892 in Frankrijk ontdekte knoeierij, met de 1400 (zegge veertienhonderd) millioenen bedragende geldleening, aangegaan voor de doorgraving der Landengte van Panama, onder opperbeheer van Ferdinand de Lesseps († 1892); velen werden omgekocht om de leeningen voor die zaak te plaatsen. Van hier fig. elke knoeierij in zake publieke geldleeningen.

[Panamino]

Panamino, (it.), Klein-Panama, naam voor Italië, waar de bankschandalen o.a. in zake de Banco Romano en andere soortgelijke instellingen, die daar eenige jaren geleden werden ontdekt en even groote ellende stichtten en evenveel schurkerij aan 't licht brachten als de Panama-zaak te Parijs.

[Panamisme]

Panamisme, (fr.), het Panamaschandaal (z.a.).

[Panamiste]

Panamiste, (fr.), iemand, die in de ongunstige beteekenis van het woord, bij de Panama-schurkerijen was betrokken.

[Panamisterij]

Panamisterij, deelgenootschap aan het Panama-schandaal.

[Panathenaea]

Panathenaea, het voornaamste feest der Atheners in het derde jaar van iedere Olympiade, van den 24sten, v.s. van den 21sten tot den 29sten Hecatombaeon (Juli-Augustus) ter eere van Pallas-Athena gevierd.

[Pancarte (La -]

Pancarte (La -, (fr.), letterl. alles-omvattend document, spotnaam voor de belasting, sou pour livre, invoerrecht geheven van alle koopwaren, op alle plaatsen; ingevoerd door Henri IV († 1610) in overleg met de Rosny.

[Pancras (Sint -]

Pancras (Sint -, een martelaar onder Diocletiaan; in sommige streken, de beschermheilige van kinderen.

[Pandbeslag]

Pandbeslag, het beslag, dat de verhuurder van gebouwde of ongebouwde eigendommen voor hem verschuldigde huurpenningen mag leggen op de goederen, die zich op het gehuurde goed bevinden, en die volgens het Burg. Wetb. in 't bijzonder voor de huur verbonden zijn.

[Pandecten]

Pandecten, ook Diojisten genoemd, gedeelten der wetten-verzameling van keizer Justinianus, dat fragmenten bevat, genomen uit de werken der voornaamste Romeinsche rechtsgeleerden en dat een hoofdbestanddeel uitmaakt van het Corpus juris civilis. 't Woord beteekent zooveel als encyclopedie, gr. pan dechomai = (ik ontvang alles).

[Pandemonium]

Pandemonium, het verblijf der duivelen in de onderwereld, de helleraad, de hel, geschilderd in Paradise Lost door Milton, Boek I.

[Pandjoeran]

Pandjoeran, (jav.), kwelwater, dat door een bamboeskoker uit eene bergkloof wordt geleid en voor stortbaden gebruikt.

[Pandoeren]

Pandoeren, aldus heeten tegenwoordig de Hongaarsche gendarmes. Oorspronkelijk waren de Pandoeren roovers, die zich in de 16e en 17e eeuw op de grenzen tusschen Turkije en Oostenrijk ophielden; in 1741 wierf Frans von der Trenck zijn berucht partijgangerscorps onder hen. Als werkw. een eertijds zeer geliefd jasspel, later door omberen- en quadrille verdrongen.

[Pandoppo]

Pandoppo of pendoppo, (mal.), achtergalerij van de woning eens Europeaans in Ned.-Indië. Pendopo (jav.), een van alle kanten open op stijlen of pilaren rustend gebouw vóor het huis van Javaansche hoofden en Inlandsche grooten, waar mannelijke gasten ontvangen worden; vandaar een open gebouw of hal, gaanderij, verandah. Het

[pagina 885]
[p. 885]

woord is overgenomen door de Europeanen en toegepast op een overdekte ruimte of achtervertrek van het huis, ook op de achtergalerij. Zij hebben dus de pendopo achter het huis.

[Pandora (Doos van -]

Pandora (Doos van -, fig. iets onheilspellends; naar de doos, die Pandora, de eerste vrouw, door de goden met alle gaven, - vanwaar haar naam: gr. pan (alles) en dooron (geschenk), - met schoonheid, lieftalligheid en kunstvaardigheid begiftigd, van Zeus ten geschenke had gekregen, doch waarin van onderen alle ongelukken opgesloten waren. Daarop liet hij ze door Hermes naar Epimetheus brengen, die ze tegen den raad van zijn broeder Prometheus ontving en uit nieuwsgierigheid het deksel er van opende, waarop alle rampen zich over de aarde verspreidden; alleen de hoop bleef op den bodem er van liggen, toen Pandora het deksel spoedig sloot.

[Panelle]

Panelle, (wap.), zie Populierblad.

[Panem et circenses]

Panem et circenses, (lat.), brood en schouwspelen in den circus, deze nml. verlangend en verder niets, aldus schildert Juvenalis de Romeinen van den Keizertijd. Juvenalis, Satirae 10, 80.

[Pangéran]

Pangéran, (jav.), heer, titel van vorstelijke personen. In de Vorstenlanden op Java, heeten de zonen van den vorst pangeran poetro; de kleinzonen en verdere afstammelingen, die tot dien titel verheven zijn, pangeran sentono. Pangeran adepati is een titel, aan prinsen van hoog aanzien vereerd, zooals aan de onafhankelijke prinsen Pakoe Alem en Mangkoe Negoro. Ook buiten Java wordt pangeran als titel van Inlandsche hoofden van minderen rang aangetroffen, en is waarschijnlijk aan de Javanen ontleend, bv. in Palembang, Benkoelen, en ook op Sumatra's Westkust; ook in 't O. van den Ind. archipel komt de titel dikwijls voor.

[Panglima]

Panglima, (mal. ook atjeh), aanvoerder, bestierder, gezaghebber. Aan het hoofd van een sagi (z.a.) in Atjeh staat een panglima sagi als oppermachtig heer. Panglima polim (d.i. heer oudere broeder); is de titel dien het hoofd der XXII Moekims (z.a.) reeds vele geslachten door gedragen heeft.

[Panglima prang]

Panglima prang, (mal.), letterl. overste van den oorlog, krijgsoverste te land of te water, in Atjeh bendehoofd, die in vredestijd met bestuur of rechtspraak niets heeft te maken. Titel door ons Gouvernement verleend aan Toekoe Oemar (Djohan) in Atjeh, die in 1893 zich onderworpen had. Zijne andere Maleische eeretitels waren pehalawan (verweerder), panglima prang besar (aanvoerder in den grooten oorlog). Op 29 Maart 1896 is hij van 't Gouvernement weer afvallig geworden.

[Panhandle]

Panhandle, (am.), smalle strook gronds, behoorende tot West-Virginië noordwaarts, tusschen Pennsylvanië en Ohio. Dusgenoemde strooken hebben ook Texas en Nevada.

[Paniem]

Paniem, (hebr.), zie Ponem.

[Panische schrik]

Panische schrik, d.i. plotselinge, algemeene, doch ongegronde schrik (inz. onder een vechtend leger) en aldus genaamd naar den schrik, dien de veldgod Pan den Galliërs bij den Delphischen tempel op het lijf zou hebben gejaagd.

[Panjaraän]

Panjaraän, (mal.), poffertjespan.

[Panjorabian]

Panjorabian, (mal.), pannekoekspan.

[Panjot]

Panjot, (barg.), soldaat.

[Pann]

Pann, (am. eng.), pantaloons, lange broek; ook pants.

[Pannebier]

Pannebier, in de Tielerwaard en elders de versnapering, die de eigenaar van een in aanbouw zijnd huis aan de werklieden schenkt, zoodra de kap er op staat en de pannen liggen; die versnapering bestond vroeger in bier, maar thans is het veelal jenever en cognac.

[Pannes]

Pannes, (wap.), zie Voering.

[Panneton]

Panneton, (wap.), de baard van een sleutel.

[pagina 886]
[p. 886]

[Pan-Slavisme]

Pan-Slavisme, het streven der Slavische volksstammen naar vereeniging en overwegenden invloed op de staatkunde van Europa.

[Panier à deux anses]

Panier à deux anses, (fr.), iemand, die met twee vrouwen tegelijk gearmd gaat.

[Panier à salade]

Panier à salade, (fr.), in Frankrijk en België, cellulaire gevangenwagen; er zijn gaten in als in een slaemmer en de kleur is ook zoo.

[Panfer (Le dessus du -]

Panfer (Le dessus du -, (fr.), het beste, de beste haan uit den korf.

[Panopticon]

Panopticon, letterl. plaats waar alles te zien is, men geeft dien naam tegenwoordig aan de wassenbeeldenspellen.

[Panorama]

Panorama, alzicht; landschap van groote uitgebreidheid, zooals men dat ziet van een hooggelegen punt. Ook de geschilderde afbeelding daarvan. Tegenwoordig voorstellingen voor een klein deel in natura, voor 't grootste deel op een geschilderden en rondom den beschouwer opgehangen doek, 't welk de illusie geeft zich te midden van een veldslag, een landschap of een straat te bevinden.

[Panta noèta]

Panta noèta, (gr.), alles wat in de gedachte bestaat, al wat denkbaar is. Naam eener studentenvereeniging te Utrecht; ze vierde 22 Nov. 1894 haar 40-jarig bestaan. Noètos = wat door nadenken, door werking van het verstand, gevonden of verkregen wordt.

[Pantagruël]

Pantagruël, de zoon van den reus Gargantua, bekend door zijn wonderbaarlijke kracht, voorkomende in Rabelais' satirischen roman: ‘Geschiedenis van Gargantua en Pantagruël’. Met den laatste wordt Henri II, zoon van Frans I bedoeld.

[Pantalon]

Pantalon, broek, der mannen. Eigenlijk de hansop (it. zimarra), van den pantalone, een masker van het Italiaansch tooneel tegen het einde der 14e eeuw, wiens rol het was, een rijken vaderlijken koopman uit Venetië voor te stellen, met lange wijde broek, terwijl de landsdracht een korte broek was. Het woord is ontstaan uit pantaleone of piantaleone, daar de Venetianen, naar hun standaard, planters van den Leeuw genoemd werden, in toespeling op den Leeuw van St. Marcus in Venetië. Zie Childe Harold IV, 14. Vandaar pantalone = grappenmaker, o.a. als naam voor een speelschen hond.

[Pantalon]

Pantalon, bijnaam van den Belgischen minister Jules Deburlet (1844-97), en die hem in 1872 werd gegeven, omdat hij toen, als burgemeester van Nijvel (Nivelles), had verboden, dat de leerlingen van het Collège der stad, zooals gewoonlijk, naar het paardenspel werden geleid, omdat hij de aanblik der rijdsters schadelijk voor de kuischheid der jonge lieden achtte.

[Pante]

Pante, (fr. barg.), een geschikt slachtoffer voor dieven en schurken. Vandaar Pantin, in dezelfde taal, voor Parijs, omdat aldaar die personen het talrijkst zijn vertegenwoordigd, alsmede Pantinois voor een bewoner, en Pantinoise voor een bewoonster van Parijs.

[Panthĕon]

Panthĕon, prachtige tempel, in 25 door M. Agrippa te Rome opgericht op den Campus Martius. Het gebouw was cirkelvormig en had een middellijn van 132 voet binnenwerks. Aldus genoemd uit gr. pan (alle) en theos (god), omdat Agrippa, de schoonzoon van Augustus, het aan alle goden had gewijd.

[Panthéon]

Panthéon, (fr.), eeretempel; gebouw te Parijs ter vervanging van de oude kerk van Ste Geneviève in 510 door Chlodwig gebouwd; het gebouw ontving dien naam omdat de architect Soufflot vooral dacht aan navolging van het Pantheon te Rome. In den tijd der Revolutie werd het gebouw bestemd tot begraafplaats voor groote mannen.

[Panurge]

Panurge, een karakter uit Rabelais' Gargantua en de metgezel van Pantagruel; hij was vol streken, maar erg vreesachtig. Sommigen meenen dat er de kardinaal de Lorraine meê bedoeld werd. Zie Les moutons de Panurge.

[pagina 887]
[p. 887]

[Papagena]

Papagena, een sedert Nov. 1895 in zwang gekomen muzikaal raadselspel voor de muzikale wereld. Het bestaat uit een groot omslag met eene plaat, waarop 102 photografische afbeeldingen der meest beroemde toonkunstenaren uit vroeger en later tijd. Met behulp van zeven kaarten, waarop al de namen voorkomen, kan men het portret aanwijzen van den componist, die door iemand in gedachten is genomen.

[Papageno]

Papageno, priester, in de opera de tooverfluit van Mozart, deze komt als vogel op; vandaar naam voor een vogelaar of vogelvriend of vogela frichter.

[Pape (Le - laïque]

Pape (Le - laïque, bijnaam van den heer Woeste, Belgisch minister van Staat. In de zitting van de Kamer der Volksvertegenwoordigers van 8 December 1893, zeide de heer de Smet de Naeyer, lid der rechterzijde, ter beantwoording van een aanval van dien Katholieken staatsman: Je lui dirai dès aujourd'hui, que je n'admets pas le monopole que prétend s'arroger, en matière confessionnelle, le pape laïque qui a nom Charles Woeste. Zie Eminence verte.

[Papeda]

Papeda, (mal.), sagopap.

[Papelonné]

Papelonné, (wap.), eene soort van damasceering in den vorm van schubben. Bij ons te lande komt dit niet voor.

[Papier (La sédition du -]

Papier (La sédition du -, (fr.), demonstratie ten gunste van den Koning in 1652 in strijd met de partij van Condé tijdens de Fronde; dus genoemd naar het herkenningsteeken der Royalisten, een stuk wit papier op den hoed. Zie Paille.

[Papiergeld]

Papiergeld, (hand.), de algemeene benaming voor wissels, kassiersbriefjes, acceptatiën, assignatiën, muntbiljetten, bankbriefjes of banknoten, coupons en staatspapieren, alsmede de in sommige landen door den Staat tot eene bepaalde waarde in omloop gebrachte stukjes papier, als de roebels in bankassignaten, de thalers in Kassenanweisungen enz. Tijdens de belegering van Leiden gaf men papieren geld uit (noodmunt), met het opschrift: Haec Libertatis Ergo, en aan de keerzijde: God behoede Leyden.

[Papierkoning (De -]

Papierkoning (De -, spotnaam indertijd aan John Law gegeven, den zwendelaar met de Mississippi-aandeelen (1671-1729).

[Paplap]

Paplap, (mil.), hospitaal-soldaat; hij heeft met pappen en lappen te doen, met zieken of gekwetsten.

[Pappelellekoorts hebben]

Pappelellekoorts hebben, (z. afr.), zeurig (of wel ingebeeld ziek) zijn.

[Pappenheimer, (Daran erkenn' ich meine -]

Pappenheimer, (Daran erkenn' ich meine -, (hgd.), daaraan herken ik mijne Pappenheimers, Schiller, Wallensteins Tod III, 15, uitroep van vreugde van Wallenstein, als de soldaten uit het regiment Graaf Pappenheim hem zeggen, dat zij niet gelooven, dat hij een landverrader is en dat zij hem trouw blijven, hoewel de andere regimenten hem zijn afgevallen. Thans gewoonlijk ironisch gebruikt.

[Paquet]

Paquet, (fr.), ontslag. - Donner à quelqu'un son paquet is echter niet slechts iemand ontslaan, maar tevens hem tot zwijgen brengen. Evenzoo beteekent avoir son congé, niet alleen ontslaan worden, maar ook een weinig vleiend compliment ontvangen.

[Par droit de conquête et par droit de naissance]

Par droit de conquête et par droit de naissance, (fr.), door het recht van verovering zoowel als door het recht van geboorte, 2e regel van Voltaire's Henriade, waarin hij van Henri IV getuigt:

 
Je chante le héros qui règna sur la France,
 
Et par droit de conquête et par droit de naissance,
 
Qui par de longs malheurs apprit à gouverner.

[Par inter pares]

Par inter pares, (lat.), de gelijke onder zijns gelijken, en dus niet de meerdere. Vgl. Primus inter pares.

[Par manière de dirc]

Par manière de dirc, (fr.), bij wijze van spreken. Vaak een stopwoord.

[pagina 888]
[p. 888]

[Par nobile fratrum]

Par nobile fratrum, (lat.), een edel of loffelijk broederpaar, (ironisch, om het tegendeel aan te duiden, van een paar vreemde snaken, vroolijke gasten), enz. Horatius, Satirae 2, 3, 243.

[Par pari respondere]

Par pari respondere, (lat.), Plautus, Mercator 3, 4, 44 (621) l.l. of paria paribus respondere, (lat.), Cicero, Epistolae ad Atticum 6, 1, 22 l.l., gelijk met gelijk beantwoorden of vergelden. - Oog om oog, tand om tand.

[Par ratio]

Par ratio, (lat.), gelijke verhouding. Bij Cicero e.a.

[Para]

Para, Turksche munt, 40 para = 1 piaster = pl. m. f 0.105; 1 para = f 0.002625 Ned. munt.

[Parabasis]

Parabasis, (gr.), dat gedeelte van de comedie der Grieken, waarin de dichter door middel van het koor zijn persoonlijk oordeel over den gang der zaken en de politiek van den dag aan het publiek mededeelde.

[Parabolani]

Parabolani, (r.k.), hulpvaardige broeders, niet-geestelijken, aan den dienst der Kerk gewijd, vooral bestemd voor ziekenverpleging. Van gr. parabolenomai = ik begeef mij in gevaar.

[Paracelsisten]

Paracelsisten, aanhangers van Paracelsus, een genees- en natuurkundige, ook mysticus, in Zwitserland, (1493-1541).

[Parade fahren (Einem in die -]

Parade fahren (Einem in die -, (hgd.), iemand (bij het schermen) een gelukkigen stoot toebrengen. Vandaar iemand met gevolg dwarsboomen, een streep door de rekening maken, of met gelukkigen uitslag afvoeren.

[Paradehengst]

Paradehengst, (hgd.), het schoonste paard, dat men bij leger-inspectiën in de voorste gelederen plaatst. Vandaar wordt die naam ook op de begaafde leerlingen toegepast, waarmede de hoofden van scholen, bij openbaren examens trachten te pronken. Niet te verwarren met Paradepferd. (Zie aldaar).

[Paradepferd]

Paradepferd, (hgd.), paradepaard. Een schoon paard, waarmede men ‘den Piet tracht uit te hangen’. Vandaar ook de rol, waarin een tooneelspeler pleegt te schitteren. Men zegt dan: Er reitet sein Paradepferd.

[Paradijs]

Paradijs, zie Eden, van gr. paradeisos (uit perz. pardes) (Septuag.) = park, diergaarde. Ook fig. voor uitnemend aantrekkelijke plaats. In het N.T. en in 't algemeen in het Christelijk spraakgebruik de plaats der gelukzaligen na den dood (Luk. XXIII:43; 2 Cor. XII:4; Openb. II:7), ontleend aan het aardsche Paradijs der eerste menschen (Gen. II:8 vg.).

[Paradijs der Gekken (Het -]

Paradijs der Gekken (Het -, door sommige theologen (ook bij de Mahomedanen) de plaats tusschen het Vagevuur en het wezenlijke Paradijs gesteld, waar idioten en geboren krankzinnigen na hun dood een plaats krijgen.

[Paradijs (Slapen als Adam in het -]

Paradijs (Slapen als Adam in het -, Gen. II:21, een vasten en gerusten slaap genieten.

[Paradijsvogel.]

Paradijsvogel. Hij zal wel gedwongen zijn, zijn middagmaal met de paradijsvogels te houden = hij zal wel moeten vasten. Spreekwijze ontstaan uit het sprookje, dat de paradijsvogel op de Moluksche eilanden, waar de natuur aan die in 't Paradijs van den Bijbel herinnerde, alleen van de lucht leeft. - Ook, hij leeft op zijn paradijsvogels = hij is te gierig voor een goed onthaal, een goed genieten van spijs en drank.

[Paradox]

Paradox, zoo heet eene uitdrukking, die wonderlijk of ongerijmd schijnt, ofschoon zij waarheid bevat. B.v. Spr. XXVIII:14: Welgelukzalig is de mensch, die geduriglijk vreest. Vgl. Matth. XIII:12 en XVI:25. Komt van 't gr. para, voorbij, en dóxa, meening, iets, dat buiten de meening gaat, strijdt met wat men verwacht had.

[Paragon]

Paragon, een pulk jongmensch, een uitgezochte minnaar. Parapluie met 16 baleinen, duurder en sterker dan die met 8 baleinen. Zie Parangon.

[pagina 889]
[p. 889]

[Paraguantes]

Paraguantes, (sp.), Zie Gants (Vous en aurez les -. Het daar beschreven gebruik werd tot in de 18e eeuw in Frankrijk met het aangeduide woord bestempeld.

[Parakleet]

Parakleet, gr. paraklètos, letterl. er bij geroepene, helper, lat. advocatus, pleitbezorger. In het Ev. van Joh. (XIV:16, 26; XV:26; XVI:7), de trooster, benaming van den Heiligen Geest, door Jezus aan zijne jongeren toegezegd als geest der waarheid. Te Nogent-sur-Seine stichtte Peter Abailard († 1142 te Clugny) eene kapel, Parakleet geheeten, d.i. beschermer, trooster, waarin hij is bijgezet, en welke, later zeer vergroot, aan zijne heimelijk in Bretagne met hem gehuwde Héloïse († 1162) en aan hare geestelijke zusters werd geschonken. Zijne gade rust er aan zijne zijde. Zie Père Lachaise.

[Paramnésie]

Paramnésie, (fr.), eene zinsbegoocheling daarin bestaande, dat men zich meent te herinneren sommige dingen reeds vroeger te hebben waargenomen, niettegenstaande men die voor 't eerst ziet, hoort of gevoelt. Zelfs bij anders volkomen normale personen en kinderen heeft men dat verschijnsel waargenomen. (Revue philosophique, 1896).

[Paramat]

Paramat, eene Engelsche halfwollen imitatie van Fransche Merinos doch souple, met katoenen ketting en wollen inslag. Aldus door den Eng. fabrikant genoemd naar Paramatta, gelegen in de Britsch Austral. kolonie New South Wales, 22 kilom. W.N.W. van Sydney, waar de wol van daan kwam.

[Parangon]

Parangon, (sp., fr.), diamant, die door grootte, schoonheid of vorm bijzondere waarde heeft; van sp. paracon, d.i. vergeleken met, verg. fr. hors de comparaison of hors ligne. Toonbeeld, voorbeeld.

[Parapet]

Parapet, krijgsbouw, de aarden wal aan de buitenkant der bolwerken, ter beschutting van de daar achter staande soldaten. Ital. parapetto, borstwering.

[Paraphe]

Paraphe, de eerste letter eener handteekening, die ten bewijze der echtheid in eenige acte of geschrift op den kant geplaatst wordt.

[Parapheeren]

Parapheeren, het stellen der paraphe op al de bladzijden van een koopmansboek, van acte of register.

[Parasange]

Parasange, gr. parasaggès (spreek uit Parasangès), een Perzisch woord, door Herodotus (II, 6; V, 53; VI, 42) gebezigd; van 30 stadiën (z.a.) of 3750 Rom. passus (schreden), ongeveer een uur gaans. Xenophon weet ons in zijne Anabasis niet veel meer te vertellen, dan dat zijne Grieken iederen dag een aantal parasangen verder trokken.

[Parasitische politiek]

Parasitische politiek, uitdrukking door Thorbecke aangaande de politiek van het ministerie Van Hall, nadat in 1860 de spoorwegwet was aangenomen, gebezigd (‘eene politiek, die ik parasitische politiek zou willen noemen, omdat zij zich slingert om elk gezag, om elk incident, om elk belang, om elken volksindruk, ten einde naar boven te komen’). Z.v.a. als staatkunde der parasieten (tafelschuimers), der op eigen voordeel bedachten.

[Parasitus]

Parasitus, (lat., gr.), helper of ondergeschikte van overheidspersonen en priesters; in de comedie een klaplooper; iemand, die voor een goed maal zich tot allerlei diensten laat gebruiken en zich de spotternijen van gastheer en gasten laat welgevallen, een parasiet. Een vaste rol ook in de oude Italiaansche blijspelen. Ook planten en dieren, die ten koste van andere dieren en planten leven, zooals mossoorten en luizen.

[Parc aux Cerfs]

Parc aux Cerfs, letterlijk hertenpark; vroeger een lustverblijf in een verwijderd hoekje te Versailles, waar meisjes onderhouden werden, om den losbandigen Koning Lodewijk XV ten dienst te staan. Fig. schuilplaats voor verdachte personen.

[Parcae]

Parcae, Romeinsche naam der schikgodinnen, geheel geïdentifiëerd met de Grieksche Moirai.

[pagina 890]
[p. 890]

[Parcel]

Parcel, (hand.), partijtje, enkele goederenpost.

[Parcelleeren]

Parcelleeren, (hand.), goederen in partijen verdeelen.

[Parcours (Recht van -]

Parcours (Recht van -, recht van vrij verkeer over de grenzen, bij uitlevering van misdadigers, het grazen van vee op het grondgebied van een aangrenzend land, enz. Ook van spoorwegmaatschappijen over elkanders lijnen.

[Pardien, les plus grands clercs ne sont pas les plus fins]

Pardien, les plus grands clercs ne sont pas les plus fins, (fr.), slotregel der 3e satire van Mathurin Régnier (1573-1613), vertaling van Magis magni clerici non sunt magis magni sapientes, aangehaald bij Rabelais I, 39; vgl. Molière, Femmes savantes IV, 3, het twistgesprek tusschen Trissotin en Clitandre over ware en valsche wetenschap; eerst zegt Clitandre: la science est sujette à faire de grands sots en later:

 
.....je vous suis garant
 
Qu'un sot savant est sot plus qu'un sot ignorant.

[Pareggeren]

Pareggeren, (hand.), vereffenen, rekening sluiten.

[Parel der Antillen (De -]

Parel der Antillen (De -, Cuba, als het grootste eiland van die groep.

[Parement]

Parement, (bouwk.), (van het fr. parer, parement), de steenen buitenbedekking van zware muren, die voor het overige in gebakken steen gemetseld zijn. Het Stadhuis op den Dam is met parementen in gehouwen steen versierd, zoo ook de Nieuwe Kerk te Amsterdam, de Dom te Utrecht en vele Middeneeuwsche gebouwen in Nederland.

[Parentalia]

Parentalia, (lat.), lijkfeest, inzonderheid ter gedachtenis van ouders of verwanten (parentes); doch bij Cicero ook lijkfeest in 't algemeen. Het vieren van een lijkfeest heette parentatio.

[Parer des plumes du paon (Se -]

Parer des plumes du paon (Se -, (fr.), zich met de veêren van den pauw tooien. Toespeling op Lafonfaine's fabel IV, 9, Le Geai paré des plumes du Paon, met andermans veêren pronken.

[Parere]

Parere, (hand.), de uitspraak van een of meerdere aanzienlijke kooplieden of van eene kamer (of rechtbank) van koophandel in eenig twijfelachtig geval of bij eenig geschil.

[Parg, pargkop]

Parg, pargkop, (joodschduitsch), van hebr. parach = uitslag hebben; dus iemand, die om zijn huid-uitslag of hoofd-uitslag gemeden wordt. Vandaar in het algemeen: een akelig, onaangenaam mensch. Ook wel gebruikt van iemand, die zich welgesteld voordoet, doch arm is.

[Pari]

Pari, (hand.), van gelijke waarde, gelijk, gelijk aan de nominale waarde van een wissel, actie, enz.

[Paria's]

Paria's, de laagste klasse der Hindoe-bevolking, beneden de vier kasten staande. Fig. verworpelingen, verstootelingen in de maatschappij.

[Pari-mutuel]

Pari-mutuel, (fr.), onderlinge weddenschap. Instelling door de wet van 2 Juni 1891 en een decreet van 7 Juli d.a.v. geregeld, als een door eene Rijkswet ingesteld en door den Staat gecontroleerd systeem, om een einde te maken aan de praktijken der bookmakers, en zoo mogelijk het wedden à la poule (om een inzet) te onderdrukken. Een wedrennenloterij, gereglementeerd om van den nood een deugd te maken. Om de kwade praktijken van oplichters te neutraliseeren, heeft de Staat van den Pari-mutuel een monopolie gemaakt voor de daartoe te machtigen vereenigingen tot inrichting van wedrennen, en haar in dat opzicht bovendien aan een zeer streng toezicht onderworpen.

[Parijs]

Parijs, het Latijnsche Lutetia Parisiorum (de modderstad der Parisii); de Parisii waren een volksstam onder de Gallische bevolking, tijdens den inval der Romeinen in Gallië.

[Parijsche Bruiloft (De -]

Parijsche Bruiloft (De -, de St. Bartholomeus-nacht, de moord

[pagina 891]
[p. 891]

op de Hugenoten (24 Aug. 1572), na het huwelijk van Hendrik van Navarre met Margaretha, prinses van Frankrijk.

[Parijsche handschrift (Het -]

Parijsche handschrift (Het -, zie Manessisch handschrift.

[Paris (Oordeel van -]

Paris (Oordeel van -, beslissing in een twist over vrouwenschoonheid; naar Paris den schoonen jongeling, die aanleiding gaf tot den Trojaanschen oorlog. Op de bruiloft van Peleus en Thetis had Eris, de godin der tweedracht, die niet was uitgenoodigd, een gouden appel met het opschrift ‘Aan de schoonste’, in de zaal geworpen, in de hoop, daardoor twist te wekken. Maar allen erkenden, dat Here (Juno), Athene (Minerva) en Aphrodite (Venus) de schoonsten waren, en Paris de herder van den berg Ida zou uitspraak doen. Here beloofde hem alle rijkdommen, Athene alle wijsheid en Aphrodite de schoonste vrouw der wereld; daarop verklaarde Paris de laatste voor de schoonste. (Hom., Ilias, XXIV, 25-30).

[Paris brûlé]

Paris brûlé, (fr.), bruinroode kleur, modekleur na den brand van Parijs gedurende de Commune (Maart-Mei 1871).

[Paris of America]

Paris of America, (am.), Cincinnati.

[Paris vaut bien une messe]

Paris vaut bien une messe, (fr.), Parijs is wel eene mis waard. Gezegde aan Hendrik IV, bijgenaamd de Groote en Goede, toegeschreven, toen hij, Hugenoot, in 1593 tot het R.-Katholieke geloof overging, omdat hij anders geen Koning van Frankrijk wezen kon. Volgens anderen zouden die woorden door den hertog van Rosny tot den Koning, en in eenigzins anderen vorm zijn gericht geworden. Toen de Koning den hertog eens vroeg, waarom deze niet, zooals hij zelf de mis bijwoonde, zou de Rosny hebben geantwoord: Sire, sire, la couronne vaut bien une messe = Sire, sire, de kroon is wel een mis waard.

[Parisienne (La -]

Parisienne (La -, (fr., muz.), gedicht van 1830 van Delavigne, ter verheerlijking der Juli-revolutie, beginnend met de woorden: Peuple français, peuple de braves! - muziek van Auber, doch niet daarvoor gecomponeerd.

[Paritate temporis data]

Paritate temporis data, (lat.), ingeval van gelijktijdigheid, bv. van ziekteverschijnselen, van oude documenten, enz.

[Pariteit]

Pariteit, (hand.), gelijkheid van rechten.

[Pariter]

Pariter, (lat.), op gelijke wijze, gelijkelijk.

[Parket]

Parket, bureau van den ambtenaar van den Procureur-Generaal of den Officier van Justitie.

[Parlement der godsdiensten (Het -]

Parlement der godsdiensten (Het -, werd 11-27 Sept. 1893 bij gelegenheid der Wereldtentoonstelling te Chicago gehouden, en bestond in de broederlijke samenkomst der vertegenwoordigers van de voornaamste gods- of eerediensten der wereld. Op een en hetzelfde platform waren in de zaal van Columbus bijeen: priesters van het Hemelsche Rijk (China), patriarchen der Oud-Grieksche Kerk, geestelijken van Japan, Brahmanen, Buddhisten, aanhangers der Brahmo-Somaj, kardinaal Gibbens en andere hooge prelaten der R.-Kath. Kerk, Methodistische Negerbisschoppen, de Joodsche geleerde Dr. Emil G. Hirsch, en enkele vertegenwoordigers van de godsdienst-wereld uit Europa, waaronder uit Nederland de heer F.W.N. Hugenholtz, die dit ‘Parlement’ beschreven heeft (Rotterdam, Nijgh en v. Ditmar, 1893). De handelingen verschenen in twee boekdeelen, onder den titel ‘The World's Parliament of Religions, of 1893; edited by the Rev. John Henry Barrows D.D.

[Parlementair]

Parlementair, naar de wijze van spreken in het Parlement, verondersteld, dat in een Parlement ook onder politieke tegenstanders eene betamelijke en welvoegelijke discussie plaats heeft.

[Parler français comme une vache espagnole]

Parler français comme une vache espagnole, (fr.), letterl. Fransch spreken als een Spaansche koe,

[pagina 892]
[p. 892]

verbasterd uit parler français comme un vacce, d.i. vacco of vasoco, nl. man uit het gebergte (vaso), een bewoner der Neder-Pyreneeën, die op de grens woont, en slecht Fransch en slecht Spaansch spreekt.

[Parlesanten]

Parlesanten, vloeken en razen, uit de Spaansche woorden par los santos, d.i. bij de heiligen.

[Parmesaan]

Parmesaan, Parmesaansche kaas; naar Parma, van waar het artikel komt.

[Parnas]

Parnas, (van hebr. parnes, onderhouden, in stand houden). Titel van een Israël. kerkvoogd of kerkbestuurder. In het mrv. parnassim = bestuurders. Het woord werd verhollandscht tot parnassijn. Schertsend van iemand die er welgedaan uitziet: ‘Hij ziet er uit, als een parnes’. ‘Hij heeft een buik als een parnes’; omdat de meest welgestelden vaak bestuurders waren. Verg. in het Nederl.: een burgemeesters-buik.

[Parnasah]

Parnasah, zie Parnosoh.

[Parnassiens]

Parnassiens, (fr.), dichters van den Parnassus, titel der aanhangers van Victor Hugo en de Romantische school, waaruit zij zijn gesproten. Hunne richting en dichttrant is voor een groot deel revolutionnair, anarchistisch, anti-christelijk, nihilistisch, enz. Hun veldheer was de in 1894 overleden Charles Marie Leconte de Lisle (geb. in 1818 op het eiland Bourbon; vanhier ‘de Li(s) le’), een Kreool, die in 1847 te Parijs kwam wonen, en zich in 1853 naam maakte met zijne Poèmes antiques (eene verheerlijking van 't Heidendom der Brahminen en Grieken), enz. Zijn staf bestond uit Théophile Gautier (in 1838 dichter van La comédie de la mort, † 1872), Coppée, Sully-Prudhomme.

[Parnassus]

Parnassus, (myth.), berg der dichters, der muzen of zanggodinnen; een aan Apollo en de Muzen gewijde berg in het Grieksche landschap Phocis, aan welks voet de stad Delphi lag; fig. de woonplaats der dichters en het gebied der dichtkunde. Men vond er Delphi met zijn tempel en orakel, de bron Castalia, de Corycische grot, de rotsen Phaedriades, vanwaar tempelroovers en godslasteraars in den afgrond werden geworpen.

[Parnellisten]

Parnellisten, Iersche staatspartij, de oppositie tegen de Engelsche regeering, voorstanders van Home-rule (z.a.), naar Ch. S. Parnell (1846-91), die in 1875 als afgevaardigde voor het graafschap Meath in het House of Commons, zich bij die partij voegde, waarvan hij in 1875 het hoofd werd.

[Parnosoh]

Parnosoh, (parnasah), (hebr.), onderhoud, dagelijksch brood. Hij heeft goed zijn parnosoh = hij heeft goed zijn brood.

[Parodie]

Parodie, verdraaiing van een algemeen bekend gedicht, zoodat door eene kleine verandering in de woorden een geheel andere zin ontstaat, liefst iets belachelijks. In de blijspelen van Aristophanes zijn op deze wijze een aantal verzen van verschillende dichters, voornamelijk van Euripides, geparodiëerd.

[Parousie]

Parousie, de Toekomst van Jezus; zijne verschijning in heerlijkheid ten laatsten dage. Vgl. Matth. XXIV:3, XXVII:37, 9; 1 Kor. XV:23, 1 Thess. II:19, enz. enz. Gr. paroesia = tegenwoordigheid; ook, aankomst.

[Parra]

Parra, (z. afr.), padde, kikvorsch.

[Parrak]

Parrak, (z. afr.), kikvorsch.

[Pars fortunae]

Pars fortunae, (lat.), letterl. deel der fortuin of des geluks, in de astrologie der 16e eeuw het verschil in lengte tusschen de zon en de maan, vermeerderd met de lengte van het punctum ascendens (z.a.). Werd voorgesteld door het teeken (†). Dit punetum was gelegen in het eerste huis, - zie Huis, - hetwelk den bijzonderen naam ontving van ascendens of horoscopus. Die huizen werden geacht de woonplaatsen te zijn der planeten; de zon en de maan hadden elk éen huis, de overige planeten ieder twee. De leeuw was het huis der zon, de kreeft dat der maan, enz. enz.

[pagina 893]
[p. 893]

[Pars pro toto]

Pars pro toto, (lat.), het deel in de plaats van 't geheel, - als redekunstige figuur, bv. dak voor huis.

[Parscha]

Parscha, (n. hebr.), afdeeling. In het bijzonder voor een gedeelte van de afdeeling uit den Pentateuch, op een bepaalden Sabbath ter synagoge gelezen: de eerste parsche, de tweede parsche, enz. Vaak ook van de geheele afdeeling. En veelal ook wordt de een of andere bepaalde sabbathdag aangeduid met den naam der afdeeling, die op dien dag ter synagoge gelezen wordt. Hebr. parascha.

[Parser]

Parser, (barg.), opkooper.

[Partage (C'est le - de Montgomery; tout d'un côté, rien de l'autre]

Partage (C'est le - de Montgomery; tout d'un côté, rien de l'autre, (fr.), dat is de verdeeling van Montgomery; alles voor den een, niets voor de anderen. Zooals heden nog in Engeland, erfde de oudste zoon vroeger in Normandië de geheele fortuin zijner ouders. En aangezien het geslacht Montgomery, in dat laatste land tot de rijksten behoorde, werd bij diens leden de invloed van dat stelsel het duidelijkst waargenomen.

[Partant pour la Syrie]

Partant pour la Syrie, (fr.)' krijgslied, compositie van koningin Hortense van Holland, (volgens anderen van Dalvimare), van 't jaar 1810; langen tijd zeer populair. Nà 1852, toen Napoleon III, zoon van Hortense, keizer was, werd het als volkslied beschouwd.

[Partes infidelium]

Partes infidelium, (lat.), het gebied of het land der ongeloovigen, d.i. der niet-gedoopten of niet-Christenen. Zie I.P.I.

[Parthenón]

Parthenón, (gr.), jonkvrouwenvertrek, meisjeskamer. Benaming van den prachtigen tempel op den Akropolis te Athene, gewijd aan Pallas-Athene of Athene. Parthenos (= maagd, zie Nikè). Uit de Propylaeën (z.a.) treedt men door vijf poorten in het eigenlijk heiligdom (het Parthenón), op voorstel van Pericles († 429 v.C.) door Kallikrates en Ictinus gebouwd, en alstoen versierd met het beeld van Pallas-Athene 12 meter hoog, uit goud en ivoor, eene schepping van Phidias († 432).

[Parthénopé]

Parthénopé, Napels, zoo genoemd naar de Parthénopé der mythologie, de sirene, die zich uit liefde voor Ulyssus in zee wierp en in de golf van Napels aan land kwam.

[Parti]

Parti, (wap.), zie Gedeeld.

[Partialen]

Partialen, (hand.), de kleinere obligatiën, die van een gedeelte eener leening worden uitgegeven.

[Particeps criminis]

Particeps criminis, (lat.), deelhebber aan de misdaad, medeplichtige.

[Participant]

Participant, (hand.), deelhebber.

[Particulari ad generale non valet conclusio (A -]

Particulari ad generale non valet conclusio (A -, (lat.), van het bijzondere mag men niet besluiten tot het algemeene. Grondstelling der Logica.

[Particularia]

Particularia, bijzondere omstandigheden, bijzonderheden.

[Particularisten]

Particularisten, voorstanders voor de rechten van een bepaalden staat, provincie of stad, in een statenbond rijk of gewest; tegenstanders van centralisatie. In Amerika particularists, in tegenstelling van ‘centralizers’, vrienden van centralisatie, die alle macht aan de Vereenigde Staten wilden toekennen; later heetten zij anti-federalisten.

[Partington (Mrs. -]

Partington (Mrs. -, (am.), de Amerikaansche Mrs. Malaprop (uit Sheridan's Rivals), die woorden verkeerd gebruikt, omdat zij ze niet begrijpt of niet kan uitspreken.

[Parturiunt montes, nascitur ridiculus mus]

Parturiunt montes, nascitur ridiculus mus, (lat.), de bergen zijn in barensnood, een belachlijk muisje zal uit hen voortkomen. Zie La montagne.

[Partus sequitur ventrem]

Partus sequitur ventrem, (lat.), de vrucht volgt den moederschoot, (= de appel valt niet ver van den stam).

[Party (Free soil -]

Party (Free soil -, (am.), partij in 1848 ontstaan uit de ‘Liberty Party’ en beoogend de slavernij te beperken binnen de toen bestaande grenzen. In 1853 versmolten met de Republikeinsche partij.

[pagina 894]
[p. 894]

[Parva componere magnis]

Parva componere magnis, (lat.), kleine dingen met groote vergelijken.

[Parva leves capiunt animas]

Parva leves capiunt animas, (lat.), kleinigheden boeien kleine zielen. Vgl. een kinderhand is gauw gevuld.

[Parvum parva decent]

Parvum parva decent, (lat.), kleinigheden passen voor kleine menschen. Horatius, Epist. 1, 7, 44.

[Pas (In den - komen]

Pas (In den - komen, (mil.), in de gunst komen.

[Pas (In den - staan]

Pas (In den - staan, (mil.), goed staan aangeschreven; bij iemand een potje kunnen breken. Wanneer men achter elkaar marcheert en men heeft niet denzelfden pas (loopt of is alzoo niet in den pas), dan gaat het loopen slecht, men trapt elkaar op de hielen en krijgt woorden; is men in den pas zoo gaat het goed.

[Pas d' ça, Lisette!]

Pas d' ça, Lisette! (fr.), letterl. niets daarvan, Lisette, maar het meest overeenkomend met ons: ‘daar staat niets van in’. De oorsprong ligt in het duister.

[Pas de femmes!]

Pas de femmes! (fr.), geene vrouwen! ontleend aan de operette Le Petit Duc, tekst van Meilhac en Halévy, muziek van Lecoq, III, 6, den 25 Januari 1878 in den schouwburg de la Renaissance, te Parijs, voor het eerst opgevoerd. In dat stuk vormen de aangeduide woorden een bevel van den held, en tegelijk het door hem uitgegeven wachtwoord, nadat zijne troepen zich, door de aanwezigheid van dames, bijna hadden laten verschalken.

[Pas de zèle!]

Pas de zèle! (fr.), geen ijver! In overeenstemming met Sainte-Beuve, die (Critiques et Portraits, Etude sur Delphine, 3e deel), nog zeer jong zijnde, dien raad uit de Talleyrand's mond beweert te hebben ontvangen, wordt hij aan den bedoelden staatsman toegeschreven. Philarète Chasles vond die woorden echter reeds bij Juan Manuel, een Spaansch sprookjesschrijver uit de 16e eeuw. Volgens Chasles, zou de Talleyrand zijne attachés d'ambassade letterlijk hebben toegevoegd: Surtout, messieurs, point de zèle = bovenal, mijne heeren, geen ijver, - zooals lord Chesterfield no heat schreef. (Voyages d'un critique etc., 2e deel). Waarschuwing om eene zaak niet door ondoordachten ijver in gevaar te brengen.

[Pas un pouce de notre territoire, pas une pierre de nos forteresses]

Pas un pouce de notre territoire, pas une pierre de nos forteresses, (fr.), geen duim van onzen grond, geen steen van onze vestingen. Zie Ni un pouce enz.

[Pasangyrahan]

Pasangyrahan, (mal.), karavansera, op Java.

[Pasar]

Pasar, (jav. en mal.), markt, d.i. tijd en plaats voor de samenkomst tot den handel. Wel te onderscheiden van bazar, een Perzisch woord, hetwelk beteekent het overdekte marktgebouw.

[Pascant]

Pascant, (wap.), zie Grazend.

[Paschen (Beloken -]

Paschen (Beloken -, zie bov., Beloken Paschen, in 't begin der 16e eeuw blokke passe; van luiken = sluiten. De Zondag nà Paschen, die dus den Paaschtijd, die volgens Paus Eugenius IV (ao 1431-47), met Palmzondag (z.a.) aanving, besloot.

[Pasdeloup-Concerten]

Pasdeloup-Concerten, volksconcerten van goede muziek, te Parijs; aldus genoemd naar den ondernemer.

[Paseban]

Paseban, (jav.), soms verbasterd tot passeerbaan; beteekent vergaderplaats, waar men ambtshalve komt of zitting heeft; ook plaats waar de terechtzittingen gehouden worden.

[Pasha]

Pasha (Pacha), een woord van Perzischen oorsprong, beteekenende: helper van den Shah. Eene waardigheid nog heden aan het Turksche hof. De Pasha van drie paardenstaarten (aan den standaard) is de hoogste in rang.

[Paskenen]

Paskenen, verl. deelw. gepaskent, (joodsch-duitsch-nederl. woord, afgeleid van Chald. pesak, z.a.), een oordeel, eene uitspraak geven in ritueele kwesties.

[pagina 895]
[p. 895]

[Paskwil (Een -]

Paskwil (Een -, een schotschrift; naar zekeren schoenlapper Pasquino, die in den aanvang der 15e eeuw te Rome leefde en vooral de levenswijs der geestelijken over den hekel haalde. Na zijn overlijden werd zijn naam overgebracht op de overblijfselen van een antiek standbeeld, waar men allerlei spotschriften op aanplakte. Zie Marforio. En zoo kreeg later paskwil de beteekenis van het spotof hekelschrift zelf.

[Pasloes]

Pasloes, (pasloeth), (hebr.), kenmerk van onwaardigheid; eigenschap of daad, die iets of iemand voor godsdienstzaken ongeschikt of onwaardig maakt. Zie Posoel.

[Pasmunt]

Pasmunt, geldstukken, waarvan de innerlijke waarde niet met de nominale overeenstemt, en die alleen dienen in het dagelijksch verkeer, om sommen af te passen. Daartoe behooren de stukken van 25, 10 en 5 cents tot een gehalte van 640 duizendste, alsmede de bronzen stukken van 2½, 1 en ½ cent.

[Paso]

Paso, (jav.), wijde aarden pot.

[Pasoe]

Pasoe, (mal.), kom, waschkom, tobbe.

[Pasoel]

Pasoel, zie Posoel.

[Paspoort]

Paspoort, geleide brief, door de overheid afgegeven aan iemand, die moet worden doorgelaten of de grenzen overtrok, in 't laatste geval een aanbevelingsbrief voor 't land waar hij heen ging. Bij militairen de ontslagbrief (rood paspoort, bij niet eervol ontslag).

[Pasquino]

Pasquino, zie Paskwil en Marforio.

[Pass verlegen (Einem den -]

Pass verlegen (Einem den -, (hgd.), iemand hinderen. Vgl. voor den oorsprong dier uitdrukking Pas (In den - staan.

[Passage à tabac.]

Passage à tabac. Vgl. Passer à tabac.

[Passant]

Passant, (wap.), zie Stappend.

[Passant, qui que tu sois, ne pleure pas mon sort!
Si je vivais, tu serais mort]

Passant, qui que tu sois, ne pleure pas mon sort!
Si je vivais, tu serais mort,
(fr.), voorbijganger, wie gij ook zijt, beween mijn lot niet! indien ik leefde, zoudt gij dood zijn. Spottend grafschrift op Robespierre, dat men in de nieuwsbladen liet drukken, toen men hem voor den zondebok uitkreet van al de gepleegde gruwelen, de tallooze bloedige terechtstellingen in Messidor en Thermidor (z.a.) te Parijs bedreven. Zie ook Notre Dame de Thermidor.

[Passant-regardant]

Passant-regardant, (fr. wap.), stappend en omziend.

[Passato]

Passato, (hand.), verleden, de verleden maand of het verleden jaar.

[Passauer kunst]

Passauer kunst, (hgd.), de kunst om iemand onkwetsbaar te maken tegen schot, stoot of houw, in den tijd van den Dertig jarigen Oorlog; aldus naar Kaspar Reithart, den beul en Kristian Elsenreiter, een student uit Passau, die naar men beweert, daartegen wondermiddelen verkochten, bestaande uit papiertjes, waarop spreuken geschreven waren, en die men op de borst droeg of inslikte.

[Passe-avant (Een -]

Passe-avant (Een -, in vroeger eeuwen een getuigschrift, dat iemand die van tooverij verdacht was geweest, maar onschuldig bevonden, na ondergane proef meekreeg. Dat getuigschrift beveiligde hem overal elders.

[Passe-dixen]

Passe-dixen, ook passediezen, spel met drie dobbelsteenen, waarbij degene die werpt, wedt, dat hij meer dan tien oogen gooien zal; dus van passer (overtreffen) en dix (tien).

[Passe-partout]

Passe-partout, 1o een bewijs, dat overal toegang geeft; 2o (Amst.) een tramkaartje, dat geldig is voor alle lijnen; 3o een zesvoudig horlogesleuteltje, in den vorm van een ster, dat op alle horloges past; 4o een carton, dat geschikt is voor alle photographieën en voor alle lijsten.

[Passé en santoir]

Passé en santoir, (fr. wap.), in schuinkruis geplaatst (van twee voorwerpen).

[pagina 896]
[p. 896]

[Passeerbaan]

Passeerbaan, zie Paseban.

[Passelen]

Passelen, verl. deelw. gepasseld, nederl. werkw. van het n.hebr. posoel, (pasoel) (z.a.), afkeuren, iets of iemand voor godsdienstzaken ongeschikt of onwaardig verklaren (zie Pasloet).

[Passer à tabac]

Passer à tabac, (fr.), in de volkstaal, mishandeling, door de politie, van een door haar aangehouden persoon.

[Passer au bleu]

Passer au bleu, (fr.), verdwijnen, zonder dat men weet hoe. Alleen in de gemeenzame taal gebruikelijk; hgd. im Nebel verschwinden.

[Passer du grave au doux, du plaisant au sevère]

Passer du grave au doux, du plaisant au sevère, (fr.), van het ernstige tot het teedere, van het vermakelijke tot het gestrenge overgaan. Ontleend aan Boileau's Art poétique, I, vers 76.

[Passez-moi la rhubarbe, je vous passerai le séné]

Passez-moi la rhubarbe, je vous passerai le séné, (fr.), geef gij de rabarber op, dan geef ik de senebladen op; voorstellen tot het wederzijds doen van concessies. Vermoedelijk naar Molière's Amour médecin III, 1, woorden van Desfonandrès tot Tomès, die het over de behandeling van een zieke niet eens konden worden; in de 18e eeuw luidde het passez-moi l'émétique et je vous passerai la saignée (geef gij het braakmiddel op, dan zal ik de aderlating opgeven).

[Passie]

Passie, serie van afbeeldingen van 't lijden des Heeren, vooral dus genoemd bij de beschrijving der werken van oude kopergraveurs: passie van Dürer, van Goltzius, van de Gheyn, enz.

[Passie-bloem]

Passie-bloem, zoo genoemd omdat het volk haar beschouwde als symbool van het lijden Christi; al de verschillende deelen stelden voorwerpen uit de kruisiging voor: het blad b.v. de speer, de meeldraden: de hamers enz.

[Passie-Zondag]

Passie-Zondag, (r.k.), zie Kerkdagen.

[Passiepreeker uit de City]

Passiepreeker uit de City (Londen), benaming van het dagblad The Times.

[Passiespelen]

Passiespelen, geestelijke spelen, waarin de lijdensgeschiedenis van Jezus aanschouwelijk wordt voorgesteld. Aanvankelijk was de taal der spelers half Latijn en half Duitsch. Sedert eenige jaren maken de passiespelen te Oberammergau, in Beieren, welker bewoners om de 10 jaar eene schoone, ernstig voorbereide opvoering geven, veel opgang. Sedert 1893 wordt zulk een passiespel ook te Selzach in Zwitserland opgevoerd.

[Passief]

Passief, (hand.), het gezamenlijk bedrag der schulden, in tegenstelling van het actief, de gezamenlijke bezittingen en het te-goed.

[Passieve handel]

Passieve handel, (hand.), de handel van een land, dat zijn in- en uitvoer door het buitenland laat bezorgen.

[Passim]

Passim, ‘op onderscheiden plaatsen’, wordt veel gebruikt bij aanhalingen.

[Passionisten]

Passionisten, (r.k.), monnikorde gesticht door Paul Francis, later St. Paulus van het kruis, in 1694 nabij Genua geboren, stichtte het eerste klooster te Monte Argentaro nabij Orbitello in 1747; hij stierf in 1775 en werd in 1867 door Pius IX heilig verklaard; het is een zeer strenge orde, die bijna over de geheele wereld is uitgebreid.

[Passionnette]

Passionnette, (fr.), verkleinwoord van passion = hartstocht. Eene liefde, die wel levendig is, doch, als een gril, korten tijd duurt.

[Passierschein]

Passierschein, (hgd.), een, aan de reporters van nieuwsbladen uitgereikt bewijs, dat hun veroorlooft, bij openbare plechtigheden, betoogingen enz. tot voor het publiek ontoegankelijke plaatsen te betreden. Fr. coupe-file of laisser passer; ned. perskaart.

[Pastei (In - vallen]

Pastei (In - vallen, verongelukken, zoek raken, vergeten worden; het dooreenvallen van een vorm op de drukkerij, zoodat de letters van het zetsel door elkaar liggen.

[Pasteitje rijden]

Pasteitje rijden, de middelste zijn van drie, die op éene bank (van twee) in een rijtuig zitten.

[pagina 897]
[p. 897]

[Pastel-Schilderen]

Pastel-Schilderen, manier van schilderen met verf, die niet met olie, maar met gips of krijt is aangemaakt.

[Pasters]

Pasters, (am.), smalle strookjes gegomd papier met den naam van een candidaat, teneinde daarmede den naam van een anderen candidaat te overplakken; deze worden daartoe onder de kiezers uitgedeeld. Deze ‘plakkers’ (to paste = plakken) deden een geregeld systeem van ‘scratching’ of afkrabbing ontstaan. Zie Scratch.

[Pasteuriseer-apparaat]

Pasteuriseer-apparaat, melkafkoeler. Werktuig, voor 't eerst (einde Mei 1894) geplaatst in de fabriek voor zuivelbereiding (boterfabriek) te Oosterwolde (Friesl.), dat de bacteriën, welke in de melk mochten voorkomen, doodt, door verwarming van den room tot 65o Celsius, en onmiddellijke afkoeling daarna tot 10o dito. Zie Steriliseeren. - Aldus genoemd naar Dr. Louis Pasteur te Parijs, den aanvanger van bacteriologische onderzoekingen, den vinder der microben-theorie (1822-95).

[Pasteuriseeren]

Pasteuriseeren, eene vloeistof gedurende een half uur blootstellen aan eene hitte van 65o Celsius, om daardoor de ziektekiemen, en dikwijls zeer gevaarlijke, te dooden. De stof zelve, bv. de melk, moet volle 30 minuten of 1800 seconden zoo heet blijven. Meermalen neemt men slechts de warmte waar van het water, dat weer de melk moet verwarmen; 't moet de melk zelve zijn. De behandeling noemt men Pasteurisatie.

[Pasticcio]

Pasticcio, (it., muz.), letterl. pastei, taart. Samenstel van aria's en andere deelen van bekende opera's, tot een geheel, dat met een nieuw libretto gezongen wordt.

[Pastiche]

Pastiche, nagemaakte antikiteit of voorwerp, uit verschillende stukken samengesteld, die men voor éen oorspronkelijk voorwerp wil doen doorgaan. Ook nagemaakte oude schilderstukken.

[Pastor loci]

Pastor loci, (lat.), de predikant of geestelijke der plaats.

[Pastoraal]

Pastoraal, zie Poemenik.

[Pastorale]

Pastorale, (it., muz.), eigenlijk pastourelle (fr.), herdersspel, idylle, landspel; klein tooneelstuk vóor de uitvinding van den stilo rappresentativo (afbeeldenden stijl), eenvoudige composities, later de naam voor kleine opera's in idyllisch genre. De meest nagevolgde zijn: Aminta, van Tasso, en il Pastor fido van Guarini.

[Pataca]

Pataca, zie Peso.

[Patacon, patagon]

Patacon, patagon, kruisrijksdaalder, in de Spaansche Nederlanden gangbaar geweest.

[Patakkers (Ninofsche -.]

Patakkers (Ninofsche -. Spotnaam voor de inwoners van Ninove, en gegrond op de locale uitspraak van 't woord patatten. Men vertelt ook dat, toen Leopold I aan de stad een bezoek bracht, de burgemeester zijne korte toespraak wat wilde verlengen, door er bij te voegen ‘dat de patakkers mislukt waren’. Zie Wortelkrabbers.

[Patched Breeches]

Patched Breeches, (am.), lett. gelapte broek, spotnaam van Gov. William L. Marcy van New-York, van wien beweerd werd, dat hij eens zijne kleermakers-rekening door het gouvernement had laten betalen.

[Patchoeli]

Patchoeli, sterkriekend kruid uit Nieuw-Holland, (plectranthus graveolens) en het daaruit bereid reukwater, lang een voorname modegeur; in de laatste halve eeuw even als de muscus uit alle goede gezelschappen geweerd. Vgl. daar is een luchtje aan.

[Pâte (Etre d'une bonne -]

Pâte (Etre d'une bonne -, (fr.), een goed karakter hebben.

[Patelin]

Patelin, iemand die door een slimme streek of door handigheid iets ondenkbaars kan gedaan krijgen. Naar een karakter in Rabelais' Pantagruel. Een klucht van Brueys was getiteld: L'Avocat Patelin, verschenen in 1706. Vandaar ook Patelinage, handige streek. Zie Revenons etc.

[Patena]

Patena, (r.k.), ronde, zilver vergulde of gouden plaat, om de hostie op te doen rusten.

[pagina 898]
[p. 898]

[Patent outside]

Patent outside, (am.), zie Kopflose Blätter; in Amerika is echter het oorspronklijke blad aan de eene zijde bedrukt en de plaatselijke uitgever bedrukt, de andere zijde.

[Pater Patrum]

Pater Patrum, Sint Gregorius van Nyssa, door het Concilie van Nicea zoo genoemd (332-395).

[Pater familias]

Pater familias, (lat.), huisvader. Zie Familia.

[Pater patriae]

Pater patriae, (lat.), vader des vaderlands. Eernaam van den grondlegger van een staat, zooals bv. hier prins Willem I.

[Pater, peccavi]

Pater, peccavi, (lat.), vader, ik heb gezondigd; uitroep vol berouw van den verloren zoon (Luk. XV:18 en 21).

[Paterini]

Paterini, openbare zondaars; van lat. patere (blijkbaar zijn); zie bij Ketter.

[Paternoster]

Paternoster, (lat.), Onze Vader, het ‘Gebed des Heeren’, Matth. VI:9-13. In verband daarmeê tevens het bidsnoer. Ook kreeg het woord de beteekenis van handboei.

[Paternoster]

Paternoster, (wap.), zie Rozekrans.

[Paternoster Row]

Paternoster Row, straat in Londen bij de Sint Paulskerk, zoo genoemd omdat er vroeger veel paternosters gemaakt en verkocht werden. Sommigen echter beweren, dat de Row (fr. Rue, straat) zoo heette omdat de deelnemers aan de oude processiën aan het begin dier straat hun paternoster begonnen om het tot de kerk voort te zetten.

[Pat gé]

Pat gé, (z. afr.), uitwijken. Al wat voor is sal pat gé, d.i. pad geven. Eng. to give way.

[Pathfinder]

Pathfinder, letterl. padvinder, bijnaam van generaal John C. Frémont, ter eere zijner ontdekkingsreizen in het toen (1837-53) onbekende Westen. In 1856 vooral gold die naam toen hij als candidaat der ‘Free-Soil partij’ vruchteloos poogde president te worden.

[Patience is for poltroons]

Patience is for poltroons, (eng.), geduld is voor lafaards, Shakesp., Henry VI III-I, 1, waar Westmoreland dadelijk Richard wil aanvallen en dooden; maar koning Hendrik spoort hem tot geduld aan, waarop Clifford den Koning met deze woorden terechtwijst.

[Patina]

Patina, de eigenaardige kleur, waarmede langdurige lichte oxydatie de antieke bronzen voorwerpen heeft overdekt. Overdrachtelijk het aanzien, dat stof enz. in langdurigheid van tijd aan antikiteiten geve en dat deze van nagemaakte antikiteiten onderscheidde, totdat wetenschap en speculatie de middelen uitvinden om ook het patina na te bootsen.

[Patjat]

Patjat, (mal.), kleine springende boschbloedzuiger.

[Patjol]

Patjol, (jav. en mal.), benaming van een werktuig, dat Javanen en Maleiers gebruiken om den grond om te werken. Men zou 't ook een slag-spade kunnen noemen. Het ijzeren blad zit, als 't ijzer van een houweel, loodrecht op den houten steel.

[Patmos]

Patmos, ik ben op mijn Patmos. Openb. I:9. Uitdrukking om aan te duiden, dat men op eene plaats door ziekte of andere omstandigheden gebannen is; dat Johannes op Patmos geweest is om des Evangelies wille en daar openbaringen heeft gehad, in het boek der Openbaring opgeteekend, staat uitdrukkelijk in de H. Schrift. Zie Openb. I:9. Bij deze uitdrukking denkt men er aan dat Johannes de Apostel, toen hij de Openbaring schreef, op Patmos (nú Batmos, Palmosa of Patino, een rotsachtig en onvruchtbaar eiland in de Egeïsche zee, niet ver van Efeze), als balling vertoefde.

[Patoes]

Patoes, zie Potoes en Patteren.

[Patois]

Patois, dialect, bijzonder eigen aan de volksklasse. Een uitgever van Livius, As. Pollio, ontdekte een of ander minder zuiver Latijn in dien schrijver en noemde het patavinitas, naar Patavium (Padua), de geboorteplaats van Livius.

[Patres.]

Patres. Onder dezen naam worden nu eens in engeren zin de senatoren, dan weder, volgens sommigen, alleen de

[pagina 899]
[p. 899]

patricische senaatsleden, in ruimeren zin de patriciërs verstaan. Niet altijd is de bedoeling duidelijk, bv. omtrent de beteekenis van patres in de uitdrukking patrum auctoritas, bekrachtiging van wetten en verkiezingen door de patres, loopen de meeningen uiteen.

[Patres Apostolici]

Patres Apostolici, (lat.), Apostolische vaders, de oudste kerkelijke schrijvers, onmiddellijke of middellijke leerlingen der Apostelen; zie Apostolische vaders.

[Patres conscripti]

Patres conscripti, de vergaderde senatoren. Volgens sommigen is de volledige uitdrukking patres et conscripti; oorspronklijk toch bestond de senaat alleen uit patriciërs; en toen er ook plebejers in gekozen werden, kregen deze slechts den naam conscripti. - Volgens anderen behoort conscripti bij patres, de patres, die op de lijst stonden ingeschreven, zooals Dionysius van Halicarnassus het uitdrukt. De verklaring bij Latijnsche schrijvers is echter met de laatste opvatting in strijd.

[Patres ecclesiastici]

Patres ecclesiastici, (lat.), geestelijke vaders, de Kerkvaders (z.a.).

[Patres maiorum et minorum gentium]

Patres maiorum et minorum gentium, (lat.), Patriciërs der aanzienlijke en minder aanzienlijke geslachten; zie bij Luceres.

[Patria est, ubicumque est bene]

Patria est, ubicumque est bene, (lat.), het vaderland is overal, waar men het goed heeft, bij Cicero, Tusculanae disputationes 5, 37, 108. Vgl. Ubi bene ibi patria.

[Patria potestas]

Patria potestas, (lat.), vaderlijke macht of bevoegdheid.

[Patriae inserviendo consumor]

Patriae inserviendo consumor, (lat.), de ijver om het vaderland te dienen verteert mij. Devies van Vorst Bismarck.

[Patriae patrique]

Patriae patrique, (lat.), voor vaderland en vader. Spreuk van prins Frederik Hendrik.

[Patriae solum omnibus carum est]

Patriae solum omnibus carum est, (lat.), de grond van 't vaderland is allen dierbaar. Cicero, in Catilinam IV, 7. Vgl. De liefde tot zijn land enz.

[Patriarch van Ferney (De -]

Patriarch van Ferney (De -, Voltaire, die 20 jaren van zijn 84-jarig leven doorbracht op het kasteel te Ferney. Het laatste half jaar van zijn leven was hij te Parijs, waar hij stierf.

[Patriarch der Hollandsche schilderschool (De -]

Patriarch der Hollandsche schilderschool (De -, Lucas van Leyden (1494-1538).

[Patriarchen-vijver]

Patriarchen-vijver, te Jeruzalem, een kunstig aangelegd waterbekken, 73 meter lang en 44 dito breed. Naar men meent, door koning Hiskia aangelegd (2 Kon. XX:20), en daarom ook Hiskia-vijver geheeten. De bodem is rotsachtig, en ten deele met kleine steenen bedekt.

[Patriciër.]

Patriciër. Zie bij Plebejer. In het oude Rome z.v.a. edelman. Van Servius Tullius tot keizer Constantijn den Grooten waren de patriciërs geboren adellijken in tegenstelling met de door Servius Tullius tot cives (burgers) verheven plebejers. Na keizer Constantijn den Grooten († 337) was Patriciër nog slechts een eeretitel. Ten onzent deftig burger, een graad lager dan edelman.

[Patriciaat]

Patriciaat, zie Patriciër. De Rom. geboorte-adel, de afstammelingen dergenen, die in het oude Rome het burgerrecht hadden en dus den eigenlijken populus vormden nog vóordat de stand der plebejers ontstond. Oorspronkelijk zijn dus patricische gentes zulke geslachten, waaruit de patres of senatoren konden gekozen worden. Volgens anderen zouden patricii de familiën en nakomelingen der eerste senatoren zijn. Hoewel patres dikwerf gebezigd wordt voor patricii, is nimmer het omgekeerde het geval. Het gebeurde ook wel, dat plebejers onder de patriciërs werden opgenomen (gentes minores, jongere adel), wanneer het aantal patricische familiën wat sterk gedund was. In den loop der tijden verloor, evenals elders, ook te Rome de adel alle politieke beteekenis. Onder Constantijn den Grooten werd het patriciaat aan hooge ambtenaren als persoonlijke adelstitel geschonken, zonder erfelijk te zijn.

[pagina 900]
[p. 900]

[Patricii majorum gentium]

Patricii majorum gentium, (lat.), aanzienlijken afstammend van de oudere door Romulus gekozen senatoren. In tegenstelling met de patricii mino rum gentium, aanzienlijken afstammend uit de later gekozen senatoren (patres conscripti). Gens = geslacht, stam, omvatte onderscheidene door gemeenschappelijken naam (namen) en godsdienstige gebruiken verbonden familiën (familiae, stirpes).

[Patrifs virtutibus]

Patrifs virtutibus, (lat.), door de deugd der vaderen.

[Patrick (Sint -]

Patrick (Sint -, of Patricius, de beschermheilige van Ierland, † 493. Vandaar de namen Paddy, Pat, voor Ier, daar die naam er vaak voorkomt.

[Patrijs]

Patrijs, de gesneden stempel, waarmede men de verdiepte letter of medaille in een stuk koper slaat. Dit (vierkant) stuk koper is de vorm, waarin de letters of medailles worden afgegoten, en heet matrijs.

[Patrijspoort]

Patrijspoort, (zeet.), opening in de zijwanden van oorlogsschepen, met een luik te sluiten, waaruit de kanonnen komen. Van batterijspoort.

[Patrimonium Petri]

Patrimonium Petri, of erfgoed van Petrus, noemt men het door schenkingen verkregen grondgebied van den voormaligen Kerkelijken Staat. In meer beperkten zin bestempelt men met dien naam het gebied van Rome, dat reeds in de 8e eeuw in het bezit was der Pausen en in 1860 niet door Sardinië werd geannexeerd (toen het overige deel van den Kerkelijken Staat wel door koning Victor Emanuel werd veroverd), maar tot 1870 het eigendom van den Paus bleef.

[Patriotard]

Patriotard, (fr.), in la presse patriotarde, de vaderlanderige pers, d.i. de pers, die een dwaas vertoon van zoog. vaderlandsliefde aan den dag legt.

[Patriotten]

Patriotten, letterl. vaderlanders, van fr. patriote, uit lat. patria. Eene staatspartij in ons vaderland op het einde der 18e eeuw, die, onder de leus der Fransche Revolutie, vrijheid, gelijkheid en broederschap, de Stadhouderlijke regeering van het Oranjehuis bestreed en later de Franschen hier binnenhaalde, vrijheidsboomen plantte, enz.

[Patripassianen]

Patripassianen, (lat.); als zoodanig worden in de Kerkhistorie vermeld degenen, die de leer waren toegedaan dat, God de Vader (Pater) zelf geleden, (de passie ondergaan) zou hebben aan het kruis.

[Patronatsdame]

Patronatsdame, (hgd.), in de Duitsche soldatenwereld, de vrouw, die bij de vervaardiging van patronen wordt gebezigd.

[Patronage]

Patronage, (am.), de posten of betrekkingen, waarover een candidaat beschikt of beweert te kunnen beschikken en die hij aan zijne volgelingen ter belooning belooft.

[Patronus]

Patronus, (lat.), beschermheer. In den oudsten tijd het practische familiehoofd, onder wiens hoede en toezicht de cliënten stonden. De cliënt was verplicht den patroon eerbied te betoonen, bij gewichtige familiezaken diens raad in te winnen, met en voor hem de wapenen te dragen; hij moest ook, wanneer de dochter van den patroon huwde, bijdragen tot den bruidschat, en evenzoo tot den losprijs, wanneer de patroon uit vreemde krijgsgevangenschap moest worden losgekocht. De patroon moest zijnerzijds den cliënten hulp en bescherming verleenen en in rechtszaken voor hen optreden.

[Patroon (Geweigerde -]

Patroon (Geweigerde -, (mil.), een patroon, die dienst weigerde, waarmee men dus geen schot heeft gelost.

[Patrum auctoritas]

Patrum auctoritas, zie Patres.

[Patte de canard]

Patte de canard, (fr.), eendepoot, vandaar benaming voor geel als modekleur.

[Patte d'oie]

Patte d'oie, (fr.), letterl. ganzenpoot, doch eigenlijk de rimpels, die zich op zekeren leeftijd aan de buitenhoekjes der oogen, onder de slapen, plegen te vormen.

[Patte de velours (Faire -]

Patte de velours (Faire -, (fr.), naar het voorbeeld der kat, die hare nagels intrekt, slechte oogmerken achter een lief voorkomen verbergen. Hgd. Sammetpfötchen.

[pagina 901]
[p. 901]

[Patteren]

Patteren, verl. deelw. gepatterd, (nederl. werkw. van het n.hebr. potoer, patoer, z.a.), iemand thans kwijt willen zijn, maken dat men van iemands verdere aanwezigheid verschoond blijft.

[Patter-methode]

Patter-methode, (zie Patteren), spottend gezegd, wanneer bij de hulp aan behoeftigen het hoofddoel der armenzorg is, van hen af te komen, hen naar elders te zenden.

[Paucis vivit humanum genus]

Paucis vivit humanum genus, (lat.), letterl. het menschdom leeft voor een klein aantal menschen, m.a.w. de meerderheid arbeidt en zwoegt, om het kleinste deel een gemakkelijk leventje te bezorgen. Oorsprong onbekend.

[Pauel]

Pauel, (zelfst. nmw.), mrv. paualim, (hebr.), werkman, arbeider. Pauel (poël) is ook de taalk. term voor: werkwoord.

[Pauel]

Pauel, (poël), hebr., arbeidend, werkend. Iets pauel zijn = iets bewerken, iets ten uitvoer brengen.

[Paulette (La -]

Paulette (La -, (fr.), erfrecht der eenmaal gekochte waardigheden tegen betaling van een zestigste der inkomsten, ingesteld bij eene wet in 1604 in Frankrijk ingevoerd door Sully, op voorstel van Charles Paulet, naar wien ze heet. Deze wet bevestigde de noblesse de robe (z.a.).

[Pauliana actio]

Pauliana actio, (rechtst.), eisch tegen een schuldenaar, tot vernietiging van eene vervreemding gedaan ter bedriegelijke verkorting van de rechten der schuldeischers. Ook in ons recht bekend, art. 1377 Burg. Wetb., artt. 42 en 43 der wet van 30 Sept. 1893 S. 140. Van Julius Paulus, groot rechtsgeleerde onder de keizers L. Septimius Severus († 211) en Alexander Severus († 235), zijn nog over ‘Sententiarum receptarum ad filium Libri V’. Hij was zóo vermaard, dat een voortreffelijk rechtsgeleerd advies spreekwoordelijk een Paulianum responsum (antwoord van Paulus) genaamd werd.

[Paulicianen]

Paulicianen, sedert de 7e eeuw de in Armenië en Syrië overgeblevenen eener Gnostische partij, wier leerstellingen veel overeenkomst hadden met die der Manicheeën (z.a.), vooral met die van Marcion (zie Marcionieten). Vanhier hunne voorliefde voor den Apostel Paulus, naar wien zij zich noemden, terwijl hunne voorgangers zich noemden naar de medehelpers van dezen Apostel. Zij verklaarden zich tegen alle uitwendige kerkplechtigheden, en stelden de zedelijke zijde des Christendoms op den voorgrond; bestreden ook den beeldendienst. Sedert de 12e eeuw hoort men niet meer van hen.

[Pauline]

Pauline, ook Laura, (hgd. mil.), geweer.

[Paulinische brieven]

Paulinische brieven, de brieven in het Nieuwe Testament aan den apostel Paulus toegeschreven.

[Paulisten]

Paulisten, zendelingen-orde naar Paulus den apostel, in 1858 gesticht te New-York door J.T. Hecker. Hun orgaan is The Catholic World.

[Paulonia]

Paulonia, bloem, door Siebold genoemd naar wijlen de Koningin der Nederlanden Anna Paulowna.

[Paulus]

Paulus, de apostel der heidenen, vóor zijne bekeering Saulus geheeten, de patroon der predikers en der tentmakers (naar zijn beroep). Zijne attributen zijn: een zwaard en opengeslagen boek.

[Paulus heeft de week]

Paulus heeft de week, (mil.), het is mooi weer. Zie ook Petrus heeft de week.

[Paulus' les over de vijf woorden.]

Paulus' les over de vijf woorden. Uit 1 Kor. XIV:19, waar de Apostel verklaart liever vijf verstandige (verstaanbare) woorden te willen spreken dan tien duizend in eene vreemde taal (die onverstaanbaar zijn).

[Paulus (Neem wat - van de Grieken nam]

Paulus (Neem wat - van de Grieken nam, wees tevreden dat gij niets krijgt; vgl. Hand. XX:33, 4; 1 Kor. IX:15, 18; 1 Thess. II:9. Ook met St. P.

[Paulus' zelfmoord]

Paulus' zelfmoord, Rom. VII:9; 1 Kor. 15:31: ik ben gestorven;

[pagina 902]
[p. 902]

ik sterf alle dagen. Waarin de Apostel een fig. sterven, d.i. der zonde afsterven bedoelt. Die zelfmoord wordt voorgesteld als plicht voor ieder.

[Pauper ubique jacet]

Pauper ubique jacet, (lat.), de arme staat overal laag. Ovidius, Fasti I, 218.

[Pauperes de Lugduno]

Pauperes de Lugduno, (lat.), armen van Lyon, kwalificatie der Waldenzen. Zie Leonisten.

[Pauperes sunt beati]

Pauperes sunt beati, (lat.), zalig zijn de armen. Ironische parallel met het ‘Zalig zijn de armen van geest’ uit Matth. V:3. Vgl. Beati sunt possidentes (z.a.). Maar ook Luc. VI:20.

[Pauperis est numerare pecus]

Pauperis est numerare pecus, (lat.), het past den arme zijn vee te tellen. Ook het minste en geringste komt in aanmerking; want hij heeft niet veel (te missen). Zoo is het ook gesteld met spaarzame geschiedbronnen, schaarsche berichten; alles komt daarvan te pas, niets daarvan mag worden voorbijgezien, versmaad of ondoorzocht gelaten.

[Pauschal-]

Pauschal- of Bauschalsumme, (hgd.), eene door elkander berekende, of vooraf bepaalde som, is niets anders dan eene verbastering van in Bausch und Bogen, dat dezelfde beteekenis heeft. Bausch drukt daarbij de grens uit van iets dat buitenwaarts, en Bogen van iets dat binnenwaarts buigt.

[Pauselijke maanden]

Pauselijke maanden, de zes oneven maanden des jaars, d.z. de 1e, 3e, 5e, 7e, 9e en 11e maand = Januari, Maart, Mei, Juli, September en November. De in deze maanden openvallende Utrechtsche prebenden werden door den Paus begeven, krachtens concordaten tusschen het Duitsche Rijk, waaronder Utrecht werd gerekend, en het Hof van Rome gesloten. De prebenden, die in de even maanden des jaars, de 2e, 4e, 6e, 8e, 10e en 12e maand = Februari, April, Juni, Aug., Oct. en December, openvielen, stonden daarentegen aan de begeving der Kapittels. Na de Kerkhervorming heetten de oneven maanden Staten-maanden, en men kwam bij verdrag van 9 Juni 1579, met de vijf kapittels te Utrecht [die van St. Maarten of den Dom, St. Salvator of Oud-Munster, St. Pieter, St. Jan en St. Marie] overeen, dat de eerste prebende, welke in die maanden openviel, staan zou ter begeving van het Kapittel, waar ze toe behoorde; de tweede ter begeving van de Ridderschap, en de derde ter begeving van de Stad; en dit zou aldus bij beurten rondgaan.

[Pauselijke sleutels]

Pauselijke sleutels, (wap.), twee sleutels, een van goud en een van zilver. Te verklaren uit Matth. XVI:19, waar van sleutelmacht sprake is èn voor de aarde geldig, èn voor den hemel. Zoo werden twee sleutels Petrus' attribuut.

[Paushuize(n)]

Paushuize(n), gebouw, door paus Adriaan VI († 1523) te Utrecht, zijne geboorteplaats, gesticht. Thans woont er de Commissaris der Koningin en is er een bijkantoor der Rijkstelegraphie gevestigd.

[Pavane]

Pavane, Spaansche dans van hoog ernstige, afgemeten bewegingen; de hofdans bij uitnemendheid; afgeleid van sp. pavone, lat. pavo = pauw, dus pauwendans. Hiervan is afgeleid het Fransche se pavaner, zich pavaneeren, een hooge borst zetten, zich trotsch aanstellen, pronken.

[Pavé de l'ours (Le -]

Pavé de l'ours (Le -, (fr.), letterl. de straatsteen van den beer, naar Lafontaine's fabel VIII, 10, L'Ours et l'Amateur des Jardins, waarin de beer zijn slapenden vriend van eene vlieg willende verlossen, deze met een straatsteen tracht te dooden, maar, door zijne onhandigheid, den man den schedel verbrijzelt. Daarom beteekent le pavé de l'ours een onhandige lofzang, en om die reden tevens luidt de slotsom:

 
Rien n'est si dangereux qu'un ignorant ami;
 
Mieux vaudrait un sage ennemi.

Niets is zoo gevaarlijk als een onwetende vriend; een wijze vijand is verkieslijker.

[Pave (On - dans cette rue]

Pave (On - dans cette rue, (fr. stud.), in die straat is men aan het plaveien, d.i. die straat wil ik niet doorgaan, omdat er een schuldeischer woont.

[pagina 903]
[p. 903]

[Pavillon (Le - couvre la marchandise]

Pavillon (Le - couvre la marchandise, (fr.), de vlag dekt de lading, krachtens het in oorlogstijd aangenomen beginsel, dat de vlag der onzijdige volkeren hunne schepen tegen de krijgvoerende partijen beschermt. Vandaar beteekent de aangehaalde zegswijs, dat de roep, de naam of de schijn de werkelijkheid doet voorbijzien.

[Pavois (Elever sur le -]

Pavois (Elever sur le -, (fr.), letterl. op het schild verheffen, naar het gebruik van sommige oude volkeren, om hunne aanvoerders af te kondigen, door hen op een schild in de hoogte te houden. Vandaar de beteekenis der aangehaalde woorden: iemand grooten lof toezwaaien. Hgd. auf den Schild erheben.

[Pax]

Pax, zie Irene.

[Pax Dei]

Pax Dei, zie Godsvrede.

[Pax in bello]

Pax in bello, (lat.), vrede in oorlog.

[Pax Intrantibus]

Pax Intrantibus, (lat.), Vrede zij den Binnentredenden! Opschrift boven sommige zalen.

[Pax romana]

Pax romana, (lat.), de Romeinsche vrede. In de lofrede op Trajanus kenschetst Plinius aldus de Romeinsche overheersching en de rust onder de overwonnen volkeren, die daarvan het gevolg was.

[Pax vobiscum!]

Pax vobiscum! (lat.), vrede zij ulieden; woord van Jezus tot den discipelkring. Luk. XXIV:36. Deze begroeting was onder de Israëlieten zeer gewoon, werd diensvolgens ook door Jezus en de Apostelen gebezigd en komt thans nog veelvuldig voor in de Kath. liturgie.

[Payer de sa personne]

Payer de sa personne, (fr.), betalen met zijn (of haar) persoon. Verrichten, hetgeen waarvoor men bekwaam en in staat wordt geoordeeld; persoonlijk dienst doen.

[Payer (Se - la tête de quelqu'un]

Payer (Se - la tête de quelqu'un, (fr.), letterl. zich iemands hoofd betalen. In werkelijkheid, iemand voor het lapje houden.

[Payer en monnaie de singe]

Payer en monnaie de singe, (fr.), zie Apenmunt. Nadere bijzonderheden omtrent de aldaar aangeduide ontheffing, vindt men in het Livre des métiers van Etienne Boilesne of Boileau (1200-69).

[Payniseering]

Payniseering, zie Kyaniseering.

[Pays de cocagne]

Pays de cocagne, (fr.), luilekkerland, d.i. een land, waar men lui en lekker kan leven, waarschijnlijk van it. cuccagna (pasteikoekje), sp. cucana = koek; en dit weder van lat. coquere = koken; dus letterl. het koekenland.

[Pays latin]

Pays latin, (fr.), Latijnsch land. Fig. het gebied van de rechtszaal en de universiteiten.

[Paysan du Danube]

Paysan du Danube, (fr.), letterl. boer van den Donau; in werkelijkheid, iemand, die er alles uitslaat, zonder zich om de regels der welvoegelijkheid te bekreunen. Naar La fontaine's fabel XI, 7, van dien naam.

[Pe]

Pe, (pei), of (zonder Dag. forte, in de Hoogd. Isr. uitspraak): fei, de 17e letter van het Hebr. alphabet. De getalwaarde is tachtig. Hebr. peh = mond.

[Pean]

Pean, (fr. wap.), zie Tegengoudhermelijn.

[Pearl of the Mountains]

Pearl of the Mountains, (am.), paarl der bergen, naam voor Idaho.

[Peau neuve (Faire -]

Peau neuve (Faire -, (fr.), van partij veranderen, zijne levenswijze of gedrag wijzigen.

[Peautré]

Peautré, (fr. wap.), zie Gestaart (visschen en denkbeeldige wezens met vischstaarten).

[Peccatum habet]

Peccatum habet, (lat.), hij heeft schuld.

[Peccatum originale]

Peccatum originale, (lat.), letterl. oorspronkelijke zonde. Bij de Roomsche godgeleerden: de erfzonde.

[Peccatur intra et extra]

Peccatur intra et extra, (lat.), zie Iliacos intra muros peccatur et extra.

[pagina 904]
[p. 904]

[Peccavi]

Peccavi, of Pater, peccavi, (lat.), (Vader), ik heb gezondigd. Ontleend aan Luk. XV:18, de gelijkenis van den Verloren Zoon; bedoeld is: rouwmoedige schuldbekentenis.

[Pech]

Pech, (hgd.), ongeluk, in schertsenden zin gebruikt.

[Pechfeuer]

Pechfeuer, (hgd.), pekvuur. Men past die uitdrukking dikwerf op menschen of geschriften toe, achter wier woordenpraal niets van belang is te vinden, omdat brandend pek meer rook veroorzaakt dan licht schenkt. Trouwens, Horatius (Epod. 5, 82) laat de giftmengster Canidia reeds zeggen: ‘uwe liefde jegens mij zal ontbranden als pek met diens zwarte vlammen’ (uti bitumen atris ignibus).

[Pechvogel]

Pechvogel, (hgd.), ongeluksvogel; iemand, dien alles tegenloopt.

[Pecksniff]

Pecksniff, type van een huichelaar, aldus geheeten naar den persoon van dien naam, voorkomend in Dickens' roman Martin Chuzzlewit.

[Pectorale]

Pectorale, pl. pectoralia, hebr. choschen hamischpât, d.i. sieraad der gerechtigheid, het, borststuk, de borstlap der Israëlitische Hoogepriesters. Ook een borstmiddel, een borst-artsenij.

[Pectus est, quod disertos facit]

Pectus est, quod disertos facit, (lat.), het hart is het, dat welsprekend maakt. Quintilianus, Institutio oratoria 10, 7, 15.

[Peculiar Institution]

Peculiar Institution, (am.), letterl. bijzondere inrichting, wel te verstaan ‘of the South’, nml. handel in negerslaven, een naam in 1852 opgekomen naar aanleiding van een artikel in de ‘Gazette’ van Z.-Carolina en door de ‘Tribune’ van New-York, 19 Oct. 1854, algemeen bekend en aangenomen.

[Peculiar people]

Peculiar people, (eng.), bijzonder volk, benaming eener afdeeling der Engelsche volksklasse, welke op het hevigst bezwaard is in het gemoed over de verplichte vaccine.

[Peculium]

Peculium, individueel eigendom. De Romeinsche slaven hadden het recht eenige bijverdienste te winnen, waarover hun meesters niet mochten beschikken.

[Pecunia]

Pecunia, geld. Van lat. pecus, vee, vervolgens: bezitting, rijkdom, geld, daar bij onbeschaafde volken het vee, vooral schapen, het eenige ruilmiddel was. Veel oude munten hadden ook een schaap of os als stempel.

[Pecunia nervus belli]

Pecunia nervus belli, (lat.), naar Cicero, Orationes Philippicae 5, 25. Het geld is de zenuw van den oorlog.

[Pecuniae causa]

Pecuniae causa, (lat.), om des gelds wil.

[Pedagoog]

Pedagoog, schoolmeester, onderwijzer, opvoeder. De Ouden hielden er een afzonderlijken slaaf op na om hun zonen te begeleiden (gr. Pais agogeus), knaapleider.

[Pedal]

Pedal, (sport.), trapper (pedaal), het gedeelte van den fiets, waarmede het wiel in beweging wordt gebracht. Fr. pédale, en bij uitbreiding het geheele rijwiel. Vandaar ook, pédaler, (fr.), niet slechts voor het in beweging brengen van het pedaal, maar ook voor fietsen.

[Pedant.]

Pedant. subst., schoolmeester, geleerde in ongunstigen zin. In het oude It. blijspel (en ook bij Shakespeare) een belachelijk geleerde of schoolhouder, een vast karakter in de oude stukken. Dikwijls ook vereenigd met den tafelschuimer (il Pedante). Vandaar pedant, adj. en pedanterie. Oorsprong van het woord onzeker.

[Pédard]

Pédard, (fr.), een fietser, die langs de straten voortholt, zonder zich om de ongevallen te bekreunen, die hij op zijnen weg kan veroorzaken en waarvan hij dikwerf zelf het slachtoffer wordt.

[Pede ligato]

Pede ligato, (lat., ablat. absol.), met geboeiden (letterl. gebonden) voet, van gearresteerde misdadigers. Ook, met gebonden voet, d.i. dichtmaat.

[Pede poena claudo]

Pede poena claudo, (lat.), de straf met hinkenden voet, d.i. die laat op de misdaad volgt. Horatius, Oden III, 2, 32. Vgl. Tibullus I, IX, 4. Sera tamen tacitis Poena venit pedibus (nochtans volgt, zij het ook laat, de straf met stillen tred).

[pagina 905]
[p. 905]

[Pedibus cum jambis]

Pedibus cum jambis, (lat.), letterlijk: met zijne voeten en zijne teenen, m.a.w. te voet.

[Pedoeakan]

Pedoeakan of pedoewakan, Boegineesch handelsvaartuig met twee masten, zeer hoog van achtersteven.

[Pédologie]

Pédologie, (fr.), wetenschap die zich ten doel stelt, het kind in al diens tijdperken te bestudeeren, tot het volwassen is. Van het gr. pais, paidos, kind; en logos, redevoering.

[Pé]

Pé, (hebr.), 17e letter van het Hebreeuwsche alphabet, zie Pèh. De getalwaarde is tachtig.

[Peek]

Peek, mrv. peeken, benaming van oude visschers, te Scheveningen.

[Peekoffiestadje]

Peekoffiestadje, het dorp Ossendrecht (N.-Brab.), naar de chicoreifabrieken aldaar; chicorei heet in de wandeling peekoffie van pee of peen = wortel.

[Peeler]

Peeler, (eng.), bijnaam der politieagenten te Londen, naar sir Robert Peel (1750-1830), die hen, in 1828, toen hij minister van binnenlandsche zaken was, op den tegenwoordigen voet inrichtte. Zie ook Bobbies.

[Peep-o'Day-Boys]

Peep-o'Day-Boys, (eng.), scheldnaam voor de insurgenten van 1784; aldus genaamd, omdat zij de huizen van hunne tegenstanders (defenders genaamd), at peep of day = bij het krieken van den dag, plachten te plunderen.

[Peeping Tom of Coventry]

Peeping Tom of Coventry, (eng.), de glurende Tom van Coventry; zie Godiva (Lady -).

[Peereboom (De -]

Peereboom (De -, (mil.), de paal in het midden van een tent, om deze op te houden. (Ook: standaard Jan).

[Peesel]

Peesel, (hebr.), gehouwen beeld, afgodsbeeld; vandaar ook van andere figuren, die met godsdienstige hulde worden aanschouwd. Ook in het algemeen: beeld. Vaak wordt het woord verbasterd tot peisel.

[Peesen]

Peesen, (barg.), werken.

[Peeskit (De -]

Peeskit (De -, het tuchthuis.

[Peetermans.]

Peetermans. Hendrik I, hertog van Brabant, gaf dien bijnaam aan de Leuvenaars, die, in een gevecht tegen de Luikenaars, onder de banier streden van den H. Petrus, en zich dapper onderscheidden. Zie Koeischieters (Aanh.). Peeterman is ook een bekend bier van Leuven, naar den patroon der stad, Sint-Peeter (St. Pieter).

[Pega']

Pega' (pegang), hebr., plaag, ongeval, ontmoeting. Pega' ra' (pegang rang), (hebr.), een booze plaag, wordt vaak gezegd van iemand, die gaarne boosaardig, hatelijk schertst of dergelijke opmerkingen maakt.

[Pegamoïd]

Pegamoïd, stof, die in samenstelling eenigszins overeenkomt met celluloïd, zich daarvan gunstig onderscheidt, dat het weinig brandbaar is, buigzaam en veerkrachtig, en als een dunne laag op allerlei stoffen kan worden uitgespreid. Eens daarop aangebracht schilfert het, na drogen, niet af. Het wordt bereid uit schietkatoen, alcohol en kamfer, en dan met stoffen behandeld, die het onbrandbaar maken.

[Pégase estun cheval qui porte
Les grands hommes à l'hôpital]

Pégase estun cheval qui porte
Les grands hommes à l'hôpital,
(fr.), Pegasus is een paard, dat de groote mannen naar het hospitaal brengt; slotregels van een epigram van Maynard, door Francis et Moreau overgenomen in hunne vaudeville les Chevilles de maître Adam.

[Pegasus]

Pegasus, een gevleugeld paard, door Poseidon bij Medusa verwekt. Het steeg terstond na zijne geboorte ten hemel op, en draagt voor Zeus den donder en bliksem; later stond Zeus het aan Eos (Aurora) af, en eindelijk werd het onder de sterren geplaatst. Het werd door Bellerophon (z.a.) gevangen, toen het aan de bron Pirene dronk, of hij kreeg het van Athena of Poseidon. Toen de Helicon, in verrukking gebracht door het gezang der Muzen, opsprong, bracht Pegasus den berg op bevel van Poseidon met een hoefslag tot rust en deed met denzelfden slag de bron Hippocrene ontspringen, waaruit de Muzen en dichters drinken om zich in geestvervoering boven het

[pagina 906]
[p. 906]

aardsche te verheffen. Denzelfden oorsprong en dezelfde eigenschap hebben ook de bronnen Hippocrene te Troezen (in Argolis) en Pirene te Corinthe; vandaar worden verder ook de Muzen zelve Pegasides genoemd. Zie ook Paarden.

[Pegimo]

Pegimo, (hebr.), onvolkomenheid, onzuiverheid, een storend gebrek. Gewoonlijk: schaarde in een slachtmes, waardoor het voor Joodsch-ritueele slachting ongeoorloofd is. Vandaar in het algemeen: er is een pegimo aan die zaak = er is iets onzuivers, iets storends in.

[Peh]

Peh, (hebr.), mond; houd je peh = houd je mond.

[Pehaluwan]

Pehaluwan, zie Panglima prang.

[Pei]

Pei, (hebr.), zie Pé.

[Pei-wen-jiin]

Pei-wen-jiin, groot philologisch woordenboek der Chineezen, uit alle bestaande goede woordenboeken saamgesteld. Het eerst in 1711 verschenen, in 131 deelen, waaraan later een supplement van 106 boeken werd toegevoegd.

[Peiger]

Peiger, (barg.), dood. Van 't hebr. pèger, lijk.

[Peinture Bogaerts]

Peinture Bogaerts, zie Bogaerts.

[Peious]

Peious, (peoth), hebr. = hoeken. In het bijzonder, de beide hoofdhaarhoeken van de slapen tot voor de ooren. Vandaar, dat de lange, meestal krullende lokken, die vele, vooral Poolsche en Russische Joden daar laten groeien (in verband met Lev. XIX:27, verg. ook Jer. IX:25; XXV:23), peies heeten.

[Peiroesch]

Peiroesch, (n. hebr.), verklaring, uiteenzetting, duidelijkheid, (van parasch), oorspronkelijk: afdeelen, zie Parscha. Be-feiroesch, met duidelijkheid, voluit gezegd, onomwonden verklaard.

[Peisel]

Peisel, zie Peesel.

[Pékin]

Pékin, (fr.), bij den soldaat, elkeen, die niet tot den militairen stand behoort. De oorsprong ligt in het duister. Sommigen leiden het woord van het Spaansche pequin en pequena (klein), anderen van het Latijnsche paganus (heiden) af. De eenvoudigste verklaring is die van Littré, volgens wien het woord uit den tijd van het eerste Fransche Keizerrijk afkomstig zou zijn, toen bijna ieder burger een broek van pekin (eene bekende stof) droeg, en zoo bij den eersten aanblik reeds van een militair was te onderscheiden. Jammer slechts dat Ambert in den Constitutionnel van 25 Juni 1854, beweert samenspraken van soldaten uit den tijd van Hendrik III en Hendrik IV van Frankrijk te hebben gezien, waarin de bestrijders van den R.-K. godsdienst, piquini, péquin, ja zelfs pékin (zoo o.a. Coligny) werden genoemd, drie uitdrukkingen, waarmede het aangehaalde woord hoogstwaarschijnlijk verband houdt. Dat laatste is overigens volstrekt geen scheldnaam, maar drukt alleen eene tegenstelling uit, zooals wij, gelijk Talleyrand er van zeide, militairen noemen allen, die niet tot den civielen stand behooren.

[Pektis]

Pektis, oud-Grieksch snaarinstrument, waarop o.a. Sappho speelde, verwant met de cither. Letterl. kam.

[Pelagianen]

Pelagianen, volgelingen der leer van Pelagius, een monnik uit de 5e eeuw n.C., die de erfzonde bestreed en beweerde, dat ieder kind onschuldig geboren wordt, met den vrijen wil om goed of slecht te handelen. Zijn tegenstander was Augustinus.

[Peleh]

Peleh, (hebr.), wonderbaar. Hafleh wo-peleh, verbazingwekkend en wonderbaar.

[Pelias]

Pelias, de reusachtige speer van Achilles, die niemand anders dan de held zelf kon hanteeren; aldus genaamd, omdat deze gesneden was van een esschenboom, die op den berg Pelion in Thessalië groeide.

[Pelican State]

Pelican State, (am.), pelikaanstaat, dat is Louisiana, naar den pelikaan op het staatszegel.

[Pelikaan.]

Pelikaan. Daar men eeuwen lang ten onrechte geloofd heeft, dat deze zwemvogel zijne jongen voedt met zijn

[pagina 907]
[p. 907]

eigen bloed, - welke gedachte werd opgewekt door zijn bloedrooden krop of vischzak, waaruit hij zijne jongen voedert, - heeft men van dezen vogel een kerkelijk symbool gemaakt: Christus, die zijne gemeente kocht met zijn hartebloed. In Middeleeuwsche kerstliederen wordt dan ook de Heiland als pelikaan bezongen. Vanhier als zinnebeeld der liefde, op onderscheidene zegels van Hervormde gemeenten, bv. die van Appingedam: ‘Jezus Christus Pellicanus noster’ (J.C. onze pelikaan). - Ook benaming van een zesponder bij de artillerie.

[Pellet]

Pellet, (eng., wap.), zwart schijfje, koek van zwart.

[Peloepoeh]

Peloepoeh, (mal.), in de lengte gespleten en platgeklopte bamboe, waarvan eene soort grof vlechtwerk gemaakt wordt voor wanden, vloeren en zolderingen.

[Pelops]

Pelops, (gr. myth.), zoon van Tantalus, koning van Phrygië, naar wien het schiereiland Morea oudtijds Peloponesus heette, en die door zijn eigen vader, als spijs aan de goden werd voorgezet, teneinde hunne alwetendheid op de proef te stellen. Jupiter echter, die het bedrog ontdekte, riep het kind weder in het leven, nadat Ceres reeds een schouder genuttigd had. In plaats van den verloren schouder gaf hij er hem een van ivoor terug en strafte den onmenschelijken vader (zie Tantalus). Later begaf hij zich naar Pisa in Elis, waar hij koning Oenomaös in de wedrennen overwon en diens dochter Hippodameia huwde, bij wie hij zes zonen verwekte, te weten: Atreus, Thyestes, Pitheus, Alkathoös, Pleisthenes en Chrysippos; ook had hij vele dochters. Zijn graf was te Alphaeos bij Pisa, en zijne nagedachtenis werd door het houden van jaarlijksche feesten geëerd.

[Pemmican]

Pemmican, (am.), gedroogd en gestampt vleesch.

[Pen.]

Pen., penultima nl. linea, (lat.), de voorlaatste regel. Uit p(a)ene = bijna, en ultima (de laatste).

[Pen is mightier than the sword (The -]

Pen is mightier than the sword (The -, (eng.), de pen is machtiger dan het zwaard. Bulwer in zijn treurspel Richelieu, II, 2.

[Penaghia Capouli]

Penaghia Capouli, plaats van de Maagd. Drie mijlen van Ephesus de plek waar de paters Esbrauh, superieur van het Fransche Seminarie te Rome, en Paulinus, superieur der Lazaristen te Smyrna, April 1896 de overblijfselen ontdekten van een huis, dat men houdt voor de woning, welke na Jezus' dood, door Maria en den Apostel Johannes (vgl. Ev. Joh. XIX:27) betrokken zou zijn.

[Penates]

Penates, familiegoden der Romeinen, wier dienst nauw samenhangt met dien van Vesta en de Lares. Evenals deze werden zij aan den huiselijken haard vereerd en kregen zij hun deel van alle maaltijden, die door het huisgezin gebruikt werden; zij worden beschouwd als de personificatie van het intiem huiselijk leven; zie ook Laren.

[Pendants]

Pendants, (fr. wap.), de stukken der barensteel. Zie Hangers.

[Pendente lite]

Pendente lite, (lat.), terwijl het geding hangend is, gedurende den loop van het rechtsgeding.

[Pendok]

Pendok, (afr.), hut.

[Pendre la crémaillère]

Pendre la crémaillère, (fr.), letterlijk: den heugel ophangen, eigenlijk eene nieuwe woning, vooral door het houden van een feestmaal inwijden. Naar de ijzeren, oudtijds ook bij ons te lande, onder den naam van hangijzer, haal of heugel bekende stang (crémaillère), dien men inkorten of verlengen kon, en waaraan de ketel boven het vuur werd opgehangen. De plaatsing van zulk een stang en het betrekken eener nieuwe woning kwamen zoodoende ongeveer op hetzelfde neder.

[Pends-toi, brave Crillon]

Pends-toi, brave Crillon, zie Crillon.

[Pendu jusqu'à ce que mort s'ensuive]

Pendu jusqu'à ce que mort s'ensuive, (fr.), opgehangen, tot er de dood op volgt; zie Il ne faut pas parler de corde enz.

[Pendule]

Pendule, (fr.), slingeruurwerk inz. een staande klok, in 1661 uitgevonden door Christiaan Huygens (1629-1695).

[pagina 908]
[p. 908]

[Penelope]

Penelope, dochter van Icarius en Periboea of Polykaste, gemalin van Odysseus. Toen bij het lange uitblijven van haar gemaal zich het gerucht van zijn dood verspreidde, kwamen de edelste jongelieden uit de omliggende landen naar Ithaca om naar hare hand te dingen. Zij bleef echter steeds op de terugkomst van Odysseus hopen, en wenschte dus geen bepaald antwoord op al die aanzoeken te geven; daarom bedacht zij eene list, teneinde de minnaars tot uitstel te bewegen. Zij beloofde namelijk eene keus te zullen doen, wanneer het lijkkleed van Laërtes, haren schoonvader, gereed zou zijn, dat zij bezig was te weven; maar wat zij bij dag aan dit kleed afwerkte, haalde zij des nachts weder uit, waarmede zij aanhield totdat Odysseus eindelijk terugkeerde en haar van al deze lastige aanzoeken bevrijdde. Vandaar heet een werk, dat men telkens weer op nieuw begint, zonder er meê te vorderen, een Penelope-werk.

[Penetralia]

Penetralia, die vertrekken van een huis, waar alleen de intiemste kennissen worden tocgelaten, o.a. een boudoir. Aldus naar dat gedeelte van den Romeinschen tempel, waar alleen de priesters toegang hadden; hier werden de heilige beelden bewaard, en hier had de godsspraak van 't orakel plaats enz. enz. Bij de Joden was dit het Heilige der Heiligen.

[Pengajoeh]

Pengajoeh, (mal.), schepriem, pagaai. De lange riem heet dajoeng. Misschien is 't woord pagaai wel uit het Maleische pengajoeh ontstaan. Kajoeh (mal.), werkw.vorm mengajoeh beteekent het voortstuwen van eene boot met schepriemen.

[Penghoeloe]

Penghoeloe, (jav., mal.), op Java meestal priester; de priester bij den landraad heet steeds penghoeloe, zoo ook de hoofdpriester van een district of regentschap. Onder de Maleiers is penghoeloe altijd een titel van hoofden; bv. penghoeloe-kampong = kamponghoofd; penghoeloe-soekoe = stamhoofd.

[Penhamnites]

Penhamnites, (am.), naam der bewoners van Pennsylvanië, verbastering van Pennsylvanians; vgl. Leatherheads.

[Pennek]

Pennek, bij de Kelten het meest gangbare muntstuk, de Rom. denarius, naar het daarop afgebeelde hoofd. Penn beteekende bij hen hoofd. 't Is niet onmogelijk, dat pennek later in penning, pfennig, penny is veranderd.

[Penning]

Penning, heeft verschillende beteekenissen, 1o in 't algemeen: geldstuk, 2o gedenkpenning, gildepenning enz., dus een niet gangbaar stuk, 3o een kleine koperen munt, vroeger in de Nederlanden gangbaar voor 1/16 stuiver, en in Duitschland onder den naam van pfennig als een honderdste deel van een Mark. Penning, somtijds gebruikt voor geld in het algemeen: verg. penningmeester, geen penning (of duit) op zak enz.

[Penninkske.]

Penninkske. Dat zijn de penninkskens der weduwe = dat is eene gift met moeite (van 's harten bloede) gegeven = dat is 't laatste, dat ik nog over heb. Ontleend aan 't verhaal der arme weduwe van Mark. XII:41-44. Penninkske was de kleinste Grieksche munt lepton = 1/336 drachme = 1/7 ct.

[Pennon]

Pennon, (fr. wap.), riddervaantje, vierkant, met lange punt of met meer punten, soms geheel driehoekig.

[Pennoncelle]

Pennoncelle, (fr. wap.), een klein vaantje voor helmversiering of voor versiering van het hoofdstel van het paard.

[Pennsylvanisch gevangenisstelsel (Het -]

Pennsylvanisch gevangenisstelsel (Het -, ontstaan in Pennsylvanië, het land der Kwakers, beoogde algeheele scheiding der gevangenen. Daartoe bouwde men aldaar de eerste cellulaire gevangenissen. Men beoogde daarmede de gelegenheid voor de gevangenen om tot boete en berouw te geraken. Vanhier, dat men hun ook den arbeid ontzegde. Onze celgevangenissen zijn dus eene wijziging van het P.stelsel.

[Penny a liner]

Penny a liner, (am.), zie Inkslinger.

[Pentagram]

Pentagram, (gr.), letterl. vijfschrift, vijfteeken, teeken van vijf lijnen.

[Pentalpha]

Pentalpha, (wap.), wapenfiguur, die den vorm heeft van twee in elkander geslingerde driehoeken. Zie Druidenvoet.

[pagina 909]
[p. 909]

[Pentapolis]

Pentapolis, gr. vijf steden, ook de vijf steden door Pepin, naar beweerd wordt, aan den Paus geschonken en gelegen in het Exarchaat, nam. Rimini, Pesaro, Fano, Sinigaglia en Ancona.

[Pentateuch]

Pentateuch, de eerste vijf boeken van het Oude Testament. Ook, de vijf boeken Mozes genaamd; van gr. pente = vijf en teuchos = gereedschap. Het eerste boek (genaamd Genesis, d.i. de schepping, behandelt de geschiedenis van het ontstaan der wereld en des Joodsche volks. Het tweede boek, genaamd Exodus, d.i. de uittocht, nl. uit Egypte, de lotgevallen der Israëlieten in Egypte, hun uittocht en hun verbond aan den berg Sinaï. Het derde boek, Leviticus, de wetgeving voor Israël en de voornaamste punten van den priesterlijken codex. Het vierde boek, Numeri, d.i. telling, nl. van het volk Israël, hun tocht door de woestijn. Het vijfde boek, Deuteronium, d.i. tweede wet, is eene herhaling, overzicht en aanvulling van de eerste 4 boeken. De moderne kritiek echter beschouwt het als eene omwerking der eerste wetgeving, met het oog op latere verhoudingen.

[Pentathlon]

Pentathlon, lett. vijfstrijd, een der Olympische spelen, bestaande uit springen, loopen, met den discus werpen, met de werpspies slingeren en worstelen.

[Penthesilea]

Penthesilea, koningin der Amazonen, dochter van Ares en van Otrera, kwam den Trojanen ter hulp en werd door Achilles verslagen.

[Pentjalang]

Pentjalang, (mal. Palembang), handelsvaartuig voor de kustvaart met een of twee masten; ook, kruis- of laadboot; het roeivaartuig op de rivieren is de bidar. De pentjalang ligt dieper en lager in 't water. Wordt ook voor de vaart op de Moesi gebruikt, en dan met 12 of 24 roeiers bemand.

[Pentry]

Pentry, (zeet.), buffet of de kast met tafelgereedschap aan boord van een groot schip; van eng. pantry, d.i. etenskast.

[Peoelo]

Peoelo, (n. hebr.), daadwerkelijkheid (zie Pauel), met de peoelo er uit = met volle daadwerkelijkheid uitgesproken. Van iets, dat eigenlijk slechts aangeduid, niet duidelijk gezegd had mogen worden.

[Pepernoten]

Pepernoten, spotnaam voor de inwoners van Elburg naar den naam van een baksel, waarin zij hunne eer stelden.

[Pépin]

Pépin, (fr.), regenscherm, naar een persoon in de vaudeville Romainville ou la promenade du dimanche (den 30n Nov. 1807, in den Vaudevilleschouwburg, te Parijs, voor het eerst opgevoerd), waarin deze, Pépin genaamd, met een reusachtige groene parapluie ten tooneele verscheen.

[Peplum]

Peplum, lang vrouwengewaad, groot kostbaar statiekleed. Vermaard was Minerva's peplum. Gr. peplos = stuk geweven doek, bijz. een groot geplooid overkleed van de fijnste stof, bij Homerus slechts door vrouwen, elders ook door mannen gedragen.

[Per angusta ad augusta]

Per angusta ad augusta, (lat.), letterl. door de engte naar het verhevene, d.i. door lijden tot heerlijkheid (vgl. Luk. XXIV:26). Wapenspreuk van van Verschuer, Smallegange, Besier e.a.

[Per ardua ad alta]

Per ardua ad alta, (lat.), letterl. langs het steile (moeitevolle) naar het hooge; bergopwaarts. Wapenspreuk van Kerseboom.

[Per aspera ad astra]

Per aspera ad astra, (lat.), letterl. langs het ongebaande naar de sterren, d.i. door lijden tot heerlijkheid. Spreuk van von Scherff, van Schinne, van Hoogstraten, Gouda (stad), Payer (ook Julius Payer), Huisorde der Wendische Kroon e.a.

[Per crucem ad lucem]

Per crucem ad lucem, (lat.), door het kruis naar het licht. (Na 't kruis de kroon). Spreuk van Gottfried Olearius.

[Per fas et nefas]

Per fas et nefas, (lat.), langs rechte en slinksche wegen, door dik en dun. Fas = wat van Godswege geoorloofd, nefas = wat niet geoorloofd - is; want fas (van fari = spreken) is het goddelijk recht, in tegenstelling met jus = het menschelijk recht. Zie bij Fatum.

[pagina 910]
[p. 910]

[Per fidem ad intellectum]

Per fidem ad intellectum, (lat.), door het geloof naar het verstand (= begrip, inzage). Spreuk van Anselmus, aartsbisschop van Canterbury († 1109).

[Per jocum]

Per jocum, (lat.), in scherts, uit gekheid. Bij Plautus e.a.

[Per Jovem]

Per Jovem, (lat.), bij Jupiter. Bij de Romeinen anders gewoonlijk per deos en derg.

[Per mare, per terras]

Per mare, per terras, (lat.), over land en zee. Spreuk van van Beveren, Macalester Loup, Reuter e.a.

[Per me licet]

Per me licet, (lat.), ik voor mij vind het goed.

[Per omnes passus et instantias]

Per omnes passus et instantias, (lat.), door alle trappen en stadiën; door alle instantiën (bv. eene rechtszaak) doorzetten, winnen of verliezen.

[Per omnia saecula saeculorum]

Per omnia saecula saeculorum, (lat.), door de eeuwen der eeuwen, in alle eeuwigheid.

[Per pedes Apostolorum]

Per pedes Apostolorum, (lat.), letterl. door middel van de voeten der Apostelen; te voet. Vgl. Matth. X:14. Gelijksoortig is: Met de peerden van St. Franciscus. Zoo zegt men ook, met de Apostelpaarden.

[Per risum multum debes cognoscere stultum]

Per risum multum debes cognoscere stultum, (lat.), aan het uitbundige lachen kent men den dwaas.

[Per studiare]

Per studiare, (it.), fr. pour étudier, om te bestudeeren. Politieke uitdrukking voor (geschikt om) ‘op zij te leggen’.

[Per tot discrimina rerum]

Per tot discrimina rerum, (lat.), zie Post varios casus.

[Per varios casus, per tot discrimina rerum]

Per varios casus, per tot discrimina rerum (Tendimus in Latium), (lat.), door verschillende lotwisselingen, door zoovele gevaren (banen wij ons den weg naar Latium). Vergilius, Aeneïs 1, 201, sq.

[Per viam crucis gaudens]

Per viam crucis gaudens, (lat.), met verheuging langs den weg des kruises. Wapenspreuk van Mgr. Henricus van de Wetering, Aartsbisschop van Utrecht sedert 1895.

[Per virtutem ad astra]

Per virtutem ad astra, (lat.), door deugd naar de sterren.

[Peractis peragendis]

Peractis peragendis, (lat.), na volbrenging van hetgeen volbracht moet worden, nadat geschied is, wat behoorde te geschieden.

[Peranakan]

Peranakan, (mal.), Inlandsch kind, kind van eene Inlandsche moeder en een vader van een ander ras, bv. peranakan Tjina, kind van een Chinees bij eene Inl. vrouw, bastaard-Chinees, tegenover Sin-ke = nieuw gast, een Chinees van zuivere afkomst.

[Percé]

Percé, (fr. wap.), zie Doorboord.

[Perceval, Parzival]

Perceval, Parzival, een der ridders van de Tafelronde, die de Graal ging zoeken. De held van den Roman de Perceval van Chrétien de Troyes. De Parzival van Wolfram von Eschenbach leverde de stof voor Wagner's Opera.

[Percipient]

Percipient, (fr.), iemand, die in de zoogenaamde occulte wetenschappen verschijnselen bespeurt, die door anderen niet worden waargenomen. Van het lat. percipiens, die bespeurt en percipere, waarnemen, bespeuren.

[Perdrix (Toujours -]

Perdrix (Toujours -, altijd patrijzen; al te veel van een goed ding of van een zelfde genot. De uitdrukking wordt aan een Franschen koning toegeschreven, die den priester op zijn vermaningen wegens zijn liefdesavonturen, hoewel hij gehuwd was, de vraag deed: waar houdt gij het meest van? De priester antwoordde: van patrijzen. De Koning zette hem iederen dag zijn geliefden schotel voor, waarvan de priester weldra een onverwinbaren afkeer kreeg. Toen de biechtvader dit te kennen gaf, antwoordde de koning: O zoo, één geliefde moet goed zijn voor altijd, maar jij bedankt voor toujours Perdrix.

[pagina 911]
[p. 911]

[Père des lettres]

Père des lettres, (fr.), Frans I van Frankrijk (1515-47), die eene strenge censuur op de drukpers instelde.

[Père Duchêne]

Père Duchêne, (fr.), naam van een vuil, allergemeenst blad, vol insinuaties tegen Marie Antoinette, opgericht en geredigeerd door Jacques René Hébert, een der meest verdorven karakters der Fransche Revolutie (1755-94). Hij stierf op het schavot.

[Père ganache]

Père ganache, zie Ganache.

[Père Lachaise]

Père Lachaise, kerkhof in Parijs, van reusachtige afmetingen, eene doodenstad van het moderne Thebe geheeten. Oorspronkelijk een klein landgoed of groote tuin, aan den Mont-Louis, door Lodewijk XIV geschonken aan zijn biechtvader (sedert 1675), den Jezuïten-pater François d'Aix (geb. te Aix, in 1624) de Lachaise († 1709), die in 1685 den Vorst bewoog het Edict van Nantes in te trekken); daarna eigendom der Jezuïeten-orde, in 1804 ingericht tot begraafplaats, en thans het eigendom der stad Parijs. Men vindt er een doolhof van paden, meer dan 50.000 graven, en tallooze gedenkteekenen, waaronder dat van Abailard, den martelaar der vrije gedachte, en zijne Héloise (zie bij Parakleet) het oudste is.

[Pereant, qui ante nos nostra dixerunt]

Pereant, qui ante nos nostra dixerunt, (lat.), zij die vóór ons het onze gezegd (onze wijsheid reeds verkondigd) hebben, mogen naar den duivel loopen.

[Pereat]

Pereat, (lat.), dat hij verga!

[Pereat mundus!]

Pereat mundus! vgl. fiat justitia, enz.

[Peregrinatio ad loca sancta]

Peregrinatio ad loca sancta, zie Silvia van Aquitanië.

[Peremptoire exceptie]

Peremptoire exceptie, eene exceptie in een geding, waardoor de eisch geheel te niet gedaan wordt.

[Perenburg (De -]

Perenburg (De -, spotnaam voor het Nieuwe Postkantoor te Amsterdam, met het oog op de talrijke versieringen, vooral de vele torens van eigenaardigen vorm - aldus naar den titel van een artikel ‘Proeve van Fruitarchitectuur’, met plaat van Ant. Molkenboer in De Kroniek van 12 September 1897.

[Pĕrentah kras]

Pĕrentah kras, (mal.), uit perentah, gebod, bevel, ook bestuur, regeering, en kras, hard; streng, sterk; perentah kras = streng bevel.

[Pereunt et imputantur]

Pereunt et imputantur, nml. horae, (lat.), de uren vergaan en worden (ons) toegerekend. Opschrift op een zonnewijzer te Oxford. Te Middelburg, op 't Stadhuis: Praetereunt et imputantur.

[Perfectionisten (Secte der -]

Perfectionisten (Secte der -, een secte in Amerika, gesticht door Vader Noyes. Zij nemen den apostel Paulus als eenigen wetgever aan en raadplegen bij alles zijn brieven. In staatkundige zaken benoemen zij een commissie, die de publieke opinie nagaat; deze vormt voor hen de Law of sympathy als hun richtsnoer. Zij zijn streng-zedelijk van levenswijze, arbeidzaam en spaarzaam, ondersteunen en helpen hun deelgenooten en zoodoende behooren zij tot de meest welvarenden in Amerika; armoede is onder hen onbekend, daar onmiddellijk in ongelukken van anderen voorzien wordt.

[Perfer et obdura]

Perfer et obdura, (lat.), verdraag en duld. Ovidius, Ars Amandi, II, 178.

[Perfide Albion]

Perfide Albion, (fr.), trouweloos Albion. Woorden van Napoleon I.

[Péri]

Péri, (fr. wap.), verkort; de uiteinden raken de schildranden niet.

[Péri]

Péri, meerv. péris, (perz.), in de Perzische mythologie weldoende, schoone feëen; zij beschermen de menschen tegen de booze geesten, de Dschin, (arab.). Op de P.-sage berust Moore's gedicht ‘Lalla Rookh.’

[Peri]

Peri, (hebr.), vrucht, voortbrengsel, product. In het Joodsch-Duitsch verbasterd tot Peire. Wat 'n peire! een fijne peire! - vaak gezegd van een onwaardig mensch.

[pagina 912]
[p. 912]

[Periculosae plenum opus aleae]

Periculosae plenum opus aleae, (lat.), een werk vol van gevaarlijk dobbelspel, een werk, dat, als men het onderneemt, leelijke gevolgen kan hebben. Horatius, Oden, II, 1, 6.

[Periculum in mora (est)]

Periculum in mora (est), (lat.), in verwijl ligt gevaar. Uitstel is gevaarlijk. Fr. péril en la demeure.

[Perinde ac cadaver]

Perinde ac cadaver, (lat.), als een lijk, dus: machteloos en weerloos. Regel, waarin de Jezuietenorde het willelooze van den mindere tegenover den meerdere uitdrukt. Baraudon zegt in zijne reisbeschrijving van Algerië en Tunis omtrent den Mohammedaanschen godsdienst: ‘Een der voornaamste verplichtingen van den geloovige bestaat daarin, den Moggadem of den Sheik blindelings te gehoorzamen, alles te doen, wat deze beveelt en in diens handen te zijn als een lijk in die van den lijkenwasscher’.

[Peripatetici]

Peripatetici, (gr.), leerlingen van Aristoteles, die, al wandelend onder de boomen van 't Lyceum, de philosophische vraagstukken met hem behandelden en welke leer de Peripatetische Wijsbegeerte geheeten is. Van peri = om, rondom, en patein = wandelen, loopen.

[Périsse l'univers pourvn que je me venge]

Périsse l'univers pourvn que je me venge, (fr.), laat de wereld vergaan, als ik mij maar kan wreken. Cyrano de Bergerac, Agrippine (1653).

[Périssent les colonies]

Périssent les colonies, vervorming van een geliefd adagium (zie Vivent les principes etc.), uitgesproken door Van Hall bij de Staatsbegrooting in 1850: het deed hem genoegen, dat eene zekere partij thans niet toegepast wilde zien het adagium: périssent les colonies (hier ‘chemins de fer’) vivent les principes, maar integendeel het périssent les principes, vivent les colonies.

[Périssent les colonies plutôt qu'un principe]

Périssent les colonies plutôt qu'un principe, (fr.), liever de koloniën opofferen dan een beginsel; volzin, saamgesteld uit twee gezegden, een van Moreau de St. Méry (of Dupont de Nemours) en een van Robespierre, den 13 Mei 1791, toen er in de constitueerende vergadering over de Koloniën gehandeld werd. Wat moest men doen: als vrije mannen slaven houden, of niets van slaven willen weten en 150 à 200 millioen koloniale baten prijs geven? De twee genoemden wenschten het laatste.

[Peritia gratiaque]

Peritia gratiaque, (lat.), door ervarenheid en gunst. Boekverkoopersvignet, bv. van de Firma Is. An. Nijhoff te Arnhem.

[Perkament]

Perkament, oorspronkelijk geprepareerde schapen- of lammervellen, met puimsteen glad gewreven, bestemd om beschreven te worden; pergamina genoemd naar de stad Pergamus, waar deze stof voor 't eerst bewerkt werd, nadat de papyrus niet meer zoo gemakkelijk in Pergamus werd ingevoerd, doordat Ptolomeus, de koning van Egypte in oorlog geraakte met Eumenes I van Pergamus (263-241 v.C.).

[Perkara]

Perkara, (mal. prekara), 1) zaak, kwestie. Vrouwenperkara = liefdesgeschiedenis, liefdesavontuur. Opiumperkara = opiumkwestie. 2) Compagnie's-perkara = Gouvernements-zaken.

[Perle von Meppen]

Perle von Meppen, (hgd.), parel van Meppen, eerenaam van L.J.F.G. Windthorst (1812-1891), hoofd der Katholieke partij, zoowel in de Pruissische Kamer der Afgevaardigden, als in het Duitsche Parlement. Die naam werd hem in de zitting van eerstgenoemd lichaam, van 10 Febr. 1872, voor 't eerst, door Hermann von Mallinckrost (1821-1874) gegeven. Die afgevaardigde zeide namelijk: Meppen heeft ons, in den persoon van onzen vriend, een parel gezonden. Bismarek antwoordde dat hij in dat gevoelen volkomen deelde, maar dat, in zijne oogen, de waarde eener parel veel van hare kleur afhing, en hij in dat opzicht vrij moeilijk was te bevredigen. Vroeger (immers hij had van den 12n Februari 1851 tot den 21n November 1853, onder Koning George V van Hannover, de betrekking van minister van justitie vervuld en was daarenboven vrij klein van gestalte), was Windthorst veeleer onder den naam van kleine Excellenz bekend geweest.

[pagina 913]
[p. 913]

[Perlen bedeuten Thränen]

Perlen bedeuten Thränen, (hgd.), paarlen beteekenen tranen. Lessing, Emilia Galotti II, 7 en 8. Ook bij Shakespeare komt de vergelijking herhaalde malen voor. Vergelijk Straat Bab-el-Mandeb = tranenpoort, naar de paarl-visscherij in de nabijheid.

[Permadani]

Permadani, Multatuli's Ideeën, 5e bundel no. 1048a, van gelijke beteekenis als alkatief, een stuk tapijt van den steek, dien wij Smyrnasch noemen, maar vrij grof; wordt door de Mohammedanen als bidkleed gebruikt. De gewone lengte bedraagt van 3 tot 5 elleboogslengten (asta mal.), breedte 2 of 3 id.

[Pero]

Pero, zoo heet, bij Valerius Maximus, de zogende dochter, die haren tot den hongerdood veroordeelden vader Cimon heimelijk met hare melk kwam voeden. De Belloy schreef er een treurspel op, getiteld Zelmire.

[Pérou (Ce n'est pas le -]

Pérou (Ce n'est pas le -, (fr.), het is Peru niet (waar Pizarro, na de ontdekking van Amerika, zóoveel goud vond). Dat is niet veel geld, dat is de heele wereld niet.

[Perpetuum mobile]

Perpetuum mobile, (lat.), lett. eeuwigdurende beweging; het vraagstuk, waaraan vele geleerden te vergeefs hunne krachten hebben gewijd, nl. om een toestel of werktuig te vinden, dat in zichzelf de middelen bezit, om, eenmaal aan den gang gebracht zijnde, in beweging te blijven.

[Perronsperre]

Perronsperre, (hgd.), perronversperring, zoodat niemand op het perron komen mag, die niet in het bezit is van een reis- of perronkaartje (hgd. Bahnsteigkarte), welk laatste tegen betaling van een halven stuiver uit een automatisch toestel te verkrijgen is.

[Pers (De eeuwige -]

Pers (De eeuwige -, de vervelende inmenging der verslaggevers van groote bladen bij alle gelegenheden; woord van den Burgemeester van Delft aan den aanmatigenden verslaggever van een Amsterdamsch blad, bij gelegenheid der onthulling van het gedenkteeken voor Hugo de Groot.

[Perse]

Perse, (fr.), soort van stof, die haren naam ontleent aan het land van oorsprong, nl. Perzië.

[Perseverare in errore est diabolicum]

Perseverare in errore est diabolicum, (lat.), in dwaling volharden is duivelsch; zie Errare humanum est.

[Persiennes]

Persiennes, (fr.), jalouzieën; aldus geheeten naar het land, waar ze het eerst gemaakt werden, nl. Perzië. In België: jalousies hollandaises, omdat ze oorspronkelijk uit Nederland werden ingevoerd.

[Persona]

Persona, tooneelmasker. De afmetingen der theaters bij de Ouden waren van dien aard, dat bij de tooneelspelers van mimiek geen sprake kon zijn; men kon deze toch niet waarnemen. Om deze reden droegen de spelers maskers, die geheel berekend waren op het effect, en waaraan de toeschouwers terstond konden zien, welke soort van rol zij vervulden; waarmede de haartooi of pruik dan in overeenstemming moest wezen. Zoo waren bv. de maskers voor goden, heroën, vorsten hoog van maaksel, zoodat ze den speler grooter en verhevener deden schijnen. Voor het treurspel had men tenminste 25 verschillende typen, 6 voor senes (grijsaards), 7 voor jongelieden, 9 voor vrouwen, 3 voor slaven; voor het blijspel worden 43 typen vermeld. Figuranten, personae mutae, hadden maskers met gesloten mond.

[Persona grata]

Persona grata, (lat.), gaarne gezien persoon, een gewild persoon.

[Personae miserabiles]

Personae miserabiles, (lat.), rechtsterm, waarmee worden aangeduid lieden, die in hulpeloozen toestand verkeeren, doordat hunne rechtspositie onbillijk is, of ook omdat zij voor hunne eigene rechten niet kunnen opkomen; bv. vrouwen, minderjarigen, enz.

[Pesach]

Pesach, (hebr.), (van het ww. pasach, overschrijden), voorbijgaan (zie Exod. XII:13, 23, 27). Ons woord Paschen, Paasch (gr. Pascha), is een verbastering van het Hebr. woord. Voorbijgaan, als 't een ramp betreft, heeft den zin van gespaard, behouden worden.

[Pesak]

Pesak, (n. hebr. en chald.), lett. doorsnijden, vandaar overdrachtelijk: een oordeel uitspreken; subst. oordeel, uitspraak over ritueele vraagpunten. - Pesak-din, (n. hebr.), uitspraak en be-

[pagina 914]
[p. 914]

slissing, meer bijzonder tusschen twee procedeerende partijen. - Pesak, ook veelal in den zin van af keurend oordeel. Vandaar een pesak krijgen = een scherpe berisping ontvangen.

[Pe-sche-tsing-hi]

Pe-sche-tsing-hi, beroemde roman der Chineezen, in het Fransch uitgegeven door Julien, als Blanche et Bleue ou les deux couleuvres-fées (Paris, 1834). Couleuvre = adder.

[Peschat]

Peschat, (n. hebr.), natuurlijke, ongekunstelde verklaring van een tekst of van eene zaak (zie Poschet). Peschat leeren = de natuurlijke verklaring van iets trachten te geven. Poschet peschat, doodeenvoudige, volkomen natuurlijke verklaring, gewoon natuurlijke zaak. Ook als ironische uitroep: Ja! poschet peschat! Alsof dit zoo natuurlijke ware!

[Peschito]

Peschito, (vaak onjuist Peschitto), naam van de klassieke Syrische Bijbelvertaling (O. en N.-T.). De naam beteekent de eenvoudige, natuurlijke (vertaling) (zie Poschet en peschat). Ze wordt, wat het N.-T. betreft, als de oudste vertaling daarvan beschouwd. Doch er ontbreken het Evangelie van Johannes en eenige der Algemeene Zendbrieven. Als schrijver wordt door eene Syrische legende genoemd de Evangelist Marcus, en men dagteekent de peschito uit de 2e eeuw.

[Peschoro]

Peschoro, (n. hebr.), bemiddeling, peschoro maken = een minnelijke schikking tot stand brengen.

[Pesiecho]

Pesiecho, (petiecha), hebr. (van patach = openen), opening; openzetting der deuren. Zoo heet dan ook de synagogale ceremonie, bij een bijzonder gedeelte der liturgie, de deuren der H. Arke wijd te openen. Van hem, die deze eeretaak vervult, wordt gezegd hij heeft de pesiecho.

[Pessimisme]

Pessimisme, het tegenovergestelde van optimisme (z.a.). Van lat. pessimus, d.i. de slechtste. Woord door Schopenhauer (1788-1860) in omloop gebracht, als uitdrukking voor een beschouwingswijze van de wereld en van het menschelijk leven. Die beschouwing is allerongunstigst; volgens den pessimist is er in de wereld en het leven een groot overwicht van smart over genot, van kwaad over goed.

[Pet]

Pet, (barg.), sleutel.

[Petaud (Het hof van Koning -]

Petaud (Het hof van Koning -, een wilde, ordelooze boel, het hof waar iedereen den baas speelt. Van lat. peto, smeeken, bedelen. Koning Petaud dus de Koning der bedelaars, waar allen gelijk zijn en dus ieder evenveel te zeggen heeft.

[Peter.]

Peter. Leg Peter bij Paulus, (Gal. II:7-9) = voeg zaken, die bij elkander behooren, ook werkelijk bij elkaâr. Deze uitdrukking doelt op de gemeenschappelijke betrekking, die beide personen als de voornaamste apostelen van Jezus hadden.

[Peter (Schwarzer -]

Peter (Schwarzer -, (hgd.), een in Duitschland zeer verspreid kaartspel, ontleent zijn naam (Tägl. Rundschau, 1885, No. 291) aan Peter Nikoll, bijgenaamd Schwarzer Peter, een in 1771 in Mecklenburg geboren rooverhoofdman, die den 13n Juni 1817 te Glückstadt, met zes zijner medeplichtigen onthoofd werd. O.a. bij ons is een spel Zwarte Piet.

[Peter de Kluizenaar]

Peter de Kluizenaar, of de Eremiet, Peter van Amiens, (in Tasso) de prediker van den In Kruistocht. Men zegt, dat op zijn prediken zes millioen menschen het kruis aanvaardden.

[Peter Fuuk]

Peter Fuuk, (am.), een man, die op verkoopingen den prijs opjaagt, waarvoor hij door de verkoopers betaald wordt; ook menschen, die langs de huizen goede koopwaar tegen spotprijs aanbieden en slechte leveren, dus ook Bauernfänger, flesschentrekkers en kwartjes-vinders.

[Petiecha]

Petiecha, zie Pesiecho.

[Petit bleu]

Petit bleu, (fr.), roode wijn van geringe hoedanigheid. Tevens de cartetélégramme, die te Parijs door de pneumatische post wordt vervoerd; naar het blauwe papier, waarop de formulieren dier mededeelingen zijn gedrukt.

[pagina 915]
[p. 915]

[Petit bonhomme vit encore]

Petit bonhomme vit encore, zie Luitje leeft nog.

[Petit boulanger (Le -]

Petit boulanger (Le -, (fr.), de kleine bakker. Volksnaam van Louis XVII, zoon van Le Boulanger et La Boulangère = Louis XVI (Louis Capet) en Marie Antoinette van Oostenrijk. Ook le petit Capet geheeten.

[Petit Caporal (Le -]

Petit Caporal (Le -, (fr.), de kleine korporaal. Bijnaam van Napoleon I, wegens het contrast tusschen zijne kleine gestalte en zijne reusachtige grenadiers.

[Petit crevé]

Petit crevé, (fr.), jeugdige modegek. De oorsprong dier uitdrukking wordt volgenderwijs verklaard: Onder het tweede Keizerrijk leefde te Parijs een behaagziek heer, die een vrij moeilijk uit te spreken naam had; en aangezien hij hemden met kleine splitten (petits crevés) op de borst droeg, noemde men hem gemakshalve eerst le monsieur aux petits crevés. en later le petit crevé. Die benaming plaatste zich naar de hemdenfabrieken en werkplaatsen van waschvrouwen over, die haar allengs op alle elegante heeren toepasten, en zoo in zwang brachten. De uitdrukking gros crevés werd overigens reeds onder Lodewijk XIII voor de heeren gebezigd, die wambuizen met splitten droegen. Vgl. ook gommeux.

[Petit manteau bleu]

Petit manteau bleu, (fr.), blauw manteltje; een zeer weldadig mensch. Naar E. Champion, een rijken goudsmid te Parijs (1764-1852), die zich in zulk een kleedingstuk placht te hullen, en daarom l'homme au petit manteau bleu werd genoemd.

[Petit sucrier (Le -]

Petit sucrier (Le -, (fr.), het suikerpotje. Max Lebaudy, de zoon van een schatrijken Franschen suikerfabrikant, die in 1895 op jeugdigen leeftijd stierf, na millioenen, grootendeels op de meest onzinnige wijs te hebben verspild, en wiens dood bij het leger, vrij wat opspraak verwekte.

[Petit-maîtres]

Petit-maîtres, (fr.), heertjes, noemde men tijdens de Fronde (z.a.) (1648-53), eene politieke partij, aan welker hoofd de groote Condé, diens broeder Conti en de Hertog van Longueville stonden, omdat zij de Heeren (les Maîtres) van den Staat wilden zijn. Voltaire, die dit in zijn Louis XV, 3e hoofdstuk, mededeelt, voegt hieraan toe: ‘Heden ten dage geeft men dezen naam aan aanmatigende en slecht opgevoede jongelui’. Tegenwoordig verstaat men er z.v.a. hgd. Stutzer = pronker, praalhans, onder.

[Petit-nègre]

Petit-nègre, ook petite-nègresse, (fr.), het Fransch met verdraaide volzinnen, zooals dat door de negers in de Fransche volksplantingen wordt gesproken. Men zegt somtijds ook nègre, om die zonderlinge taal aan te duiden.

[Petite Louison]

Petite Louison, zie Guillotine.

[Petite main]

Petite main, (fr.), een leermeisje bij naaisters, bloemen- of modemaaksters.

[Petitio principii]

Petitio principii, (lat.), een gebrek in de logische bewijsvoering, waarbij men de te bewijzen stelling als uitgangspunt bezigt. De petitio principii valt ongeveer met het cirkelbewijs (cercle vicieux) samen.

[Petitoir]

Petitoir, rechtsvordering, die voortspruit uit het eigendomsrecht.

[Petits fers (A -]

Petits fers (A -, uit de hand bewerkte versiering van boekbanden door middel van kleine stalen stempels, waarmede de figuren worden samengesteld en in goud in het leder afgedrukt, bij banden voor prachtwerken, albums, enz. Stijl Louis XV, met staal, in tegenstelling met de gewone pracht- of pronkbanden, ook stempelbanden, waarbij de geheele teekening met een of twee groote stempels ineens wordt afgedrukt.

[Petjoet]

Petjoet, oud Atjehsch gedenkteeken, in den vorm van den knop der lotusbloem, opgericht door een vroegeren Sultan ten behoeve van eene zijner vrouwen, die van daaruit een uitzicht had op 't gebergte in 't verschiet, dat haar herinnerde aan haar vaderland. Thans ingericht tot kruitmagazijn voor onze troepen. Vlak daarbij ligt het kerkhof voor Europeanen, dat naar dit gedenkteeken den naam Petjoet draagt.

[pagina 916]
[p. 916]

[Petrarca (De Engelsche -]

Petrarca (De Engelsche -, Sir Philip Sidney (1554-86), naam, hem door Sir Walter Raleigh gegeven.

[Petroleumkoning]

Petroleumkoning, John D. Rockefeller, de rijkste man van Amerika. Hij moet 200 millioen dollars (f 500,000,000) bezitten, en zijn vermogen neemt, naar men verzekert, ieder jaar nog toe met 15 millioen dollars (37½ millioen gulden). Hij werkt elken dag 8 uren, en leeft met zijn gezin, drie dochters en een zoon, zeer eenvoudig.

[Petrus]

Petrus, hij denkt Petrus te hebben en het is Paulus, Gal. II:11 en 14. Spreekwijs, zinspelend op het verschil tusschen beide apostelen bestaande; dient om eene schromelijke verwarring aan te duiden.

[Petrus heeft de week]

Petrus heeft de week, (mil.), het is slecht weer, geen exerceeren. Zie Paulus.

[Petrus in orde maken]

Petrus in orde maken, (barg.), een sleutel afwerken. Van Petrus wordt getuigd, dat hij de sleutelen des Hemelrijks van Jezus had ontvangen; vgl. Matth. XVI:18, 19.

[Petticoat-government]

Petticoat-government, (am.), vrouwenregeering, eene regeering, waarvan eene vrouw aan 't hoofd staat. Ook overdrachtelijk voor: de vrouw is de baas. Van petticoat, vrouwenrok, bij uitbreiding: vrouw.

[Petto (In - houden]

Petto (In - houden, in gedachte houden, om er bij gelegenheid aan te denken of er gebruik van te maken. Van it. petto, borst, gemoed. De paus houdt cardinalen in petto, is van plan iemand tot cardinaal te verheffen, als het hem goeddunkt en zonder anderen te raadplegen. België werd indertijd genoemd: eene Fransche provincie in petto.

[Peujeraars]

Peujeraars, spotnaam voor de inwoners van Leiden, naar het veel door hen beoefende paling hengelen of peueren. Ook: pojeraars.

[Peutinger (De kaart van -]

Peutinger (De kaart van -, een landkaart met de Romeinsche wegen er op, vervaardigd in den tijd van Alex. Severus (omstr. 225 n.C.) en het allereerst bekend gemaakt door Conrad Peutinger van Augsburg. Zij is van belang bij de studie der oude geschiedenis en het onderzoek naar de sporen, door de Romeinen achtergelaten.

[Pferd setzen (Sich aufs hohe -]

Pferd setzen (Sich aufs hohe -, (hgd.), vgl. Monter sur ses grands chevaux.

[Pfifferling]

Pfifferling, (hgd.), dat in de dagelijksche taal alleen in de zegswijs keinen Pfifferling wert, voor iets dat waardeloos is, wordt gebezigd, is geen oud muntstuk, zooals sommigen meenen, maar de paddestoel agaricus piperatus, die ook Pfefferling wordt genoemd, omdat hij een peperachtigen smaak heeft. Klaarblijkelijk is van de Fransche zegswijs eela ne vaut pas un fiferlin, die uitdrukking gevormd.

[Phaëton]

Phaëton, (gr.), eig. de lichtende, in de mythologie de zoon des zonnegods, die, toen hij op zekeren dag van zijn vader Phoebus de vergunning had gekregen, zelf den zonnewagen te mennen, dit zoo slecht deed, dat hij de aarde bijna verbrandde; waarom hij door Zeus met een bliksemstraal werd gedood. - Ook de naam van een licht open rijtuigje.

[Phaëton]

Phaëton, zie Paarden.

[Phaëton's vogel]

Phaëton's vogel, de zwaan. Cyenus, de vriendin van Phaëton, beweende diens dood zoo hevig, dat Apollo haar in eene zwaan veranderde en haar aan den sterrenhemel plaatste.

[Phalanstère]

Phalanstère, noemt de socialist Fourier (1772-1837) een groot gebouw, waarin eene phalanx (eene vereeniging van 1800 tot 2000 personen) gehuisvest kan worden. Daarin zouden alle huishoudelijke zaken, bv. koken, wasschen, enz. enz., in het groot, en dus goedkooper dan in afzonderlijke gezinnen, kunnen worden verricht.

[Phalanx (De Grieksche of Pyrrhische -]

Phalanx (De Grieksche of Pyrrhische -, een bijzondere slagorde der Doriërs, in den vorm van een parallellogram. Alleen gevormd door de krachtigste en best gewapende troepen.

[pagina 917]
[p. 917]

[Phalaris]

Phalaris, tiran van Akragas (Agrigentum), in 552/49 v.C. gedood. Door Perillus of Perilaos van Athene had hij een koperen stier laten maken, om er de menschen, die hij om 't leven wilde brengen, in op te sluiten, waarna hij den stier gloeiend heet liet maken. Het eerste slachtoffer zou de kunstenaar zelf geweest zijn, die, toen hij den stier bracht, uit den mond van Phalaris hoorde, dat de proef het eerst op hemzelven zou worden toegepast. Ook Phalaris zou denzelfden dood gestorven zijn.

[Phalaris (De brieven van -]

Phalaris (De brieven van -, een zeker aantal brieven, die door Phalaris, tiran van Agrigentum, op Sicilië, zouden geschreven zijn. Boyle beweerde dat ze echt, en Bentley hield vol, dat ze valsch waren, waarover in Engeland een hevige pennestrijd ontstond, de Battle of the books genaamd. Zonder twijfel heeft Bentley gelijk.

[Phallische symbolen]

Phallische symbolen, op de graven in Japan, de zinnebeeldige voorstelling der personen, die er onder liggen, met aanduiding hunner sekse; zie Phallus. Men kan ze verdeelen in: 1o zuiver sexueel-phallische symbolen: de duivel of, wil men, de helsche of schadelijke machten, zijn onkuisch, hebben onkuischheid lief; 2o schaamtelooze en weerzinwekkende symbolen, als naaktheid, wanstaltigheid, mismaaktheid (vgl. dwergen en bultenaars als hofnarren); ze vereenzelvigen de schadelijke machten met het leelijke en terugstootende; 3o neutrale, attributieve symbolen, gelijk het teeken der horens, opgevat als beeld der maan, omdat het nachtelijk duister den boozen geesten toebehoort; 4o de hand met de vijf vingers, naast elkander uitgespreid: de hand-afdrukken van den vorst der duisternis of van booze geesten in 't algemeen; de geopende hand is een symbool van invloed op de schadelijke machten uit het rijk der duisternis; 5o louter afschrikkende symbolen, zooals schellen en bellen, enz., tot het maken van geraas; een algemeen gebruiklijk middel om de booze geesten te verschrikken en zichzelven op te winden tot stoutmoedigheid; 6o het booze oog.

[Phallus]

Phallus, de Grieksche naam eener afbeelding van het mannelijk geslachtsdeel (phallos), als zinnebeeld van de voortbrengende kracht in de natuur, die, evenals de Lingam bij de Indiërs, in onderscheidene natuurdiensten des ouden heidendoms eene belangrijke plaats bekleedde. Het beeld werd, 't zij op zichzelf, hetzij in geslachtsvereeniging met het vrouwelijke deel, bij openbare omgangen op godsdienstige feesten rondgedragen, inzonderheid op de Bacchusfeesten, en ook buitendien, met name door onvruchtbare vrouwen, die den huwelijkszegen begeerden, met offers en gebeden vereerd. Ook bij de Grieken vindt men de sporen van dezen natuurdienst, en de vereering van den Priapus (z.a.) der Grieksch-Romeinsche godenleer vindt hoogstwaarschijnlijk zijnen oorsprong in den Phallusdienst. De leer wordt met den naam Phallisme aangeduid. Volgens Dr. L. Serrurier (De Tijdspiegel, 1896, bl. 453), ligt in het zoo algemeen verbreid ethnologisch verschijnsel van den phallus-dienst (Indo-Germanen, Semieten, Mongolen), opklimmend tot in den nacht der tijden, het denkbeeld verborgen van afschrikking der booze geesten, door hunne attributen (hier, de pudenda) tegen hen zelven te keeren. Zie Ginsing.

[Pharao]

Pharao, geen eigennaam maar oud-Egyptische titel, koning beteekenende, vandaar gewoonlijk verbonden met een naam, bv. Pharao Necho.

[Pharus]

Pharus, de algemeene naam voor vuurtoren, aldus genaamd naar het eiland Pharos of Pharus, bij de haven van Alexandrië in Egypte, waarop Ptolemaeus door Sesostratus (286 v.C.) een vuurtoren liet bouwen. Hij was 450 voet hoog en kon op een afstand van 100 mijlen worden gezien. Deze toren, die in 1303 door eene aardbeving werd verwoest, gold voor een der zeven wonderen van de Oude Wereld.

[Phebus]

Phebus, zie Apollo.

[Phenix]

Phenix, zie Feniks.

[Phéon]

Phéon, (fr. wap.), zie Straal.

[pagina 918]
[p. 918]

[Phidias (De Fransche -]

Phidias (De Fransche -, Jean Goujon (1515-65).

[Philalethes]

Philalethes, beminnaar der letteren. Onder dezen pseudoniem gaf koning Johan van Saksen zijne vertaling van Dante's Div. Commedia.

[Philantroop (De -]

Philantroop (De -, John Howard (1726-90), de hervormer van het Engelsche gevangeniswezen in 't bijzonder, en van het Europeesche in 't algemeen.

[Philemon en Baucis]

Philemon en Baucis, (myth.), het ideaal van alle grijze, vrome en trouwhartige echtelieden. Philemon was een arm, vroom, oud man in Phrygië, die met zijne vrouw Baucis gastvrijheid bewees aan Zeus en Hermes, toen deze als vermoeide reizigers bij verscheidene rijken en voornamen eene schuilplaats gevraagd hadden, maar overal afgewezen waren. Daarvoor werd die geheele streek door het water verzwolgen; alleen de hut van Philemon bleef staan, en werd in een prachtigen tempel veranderd, terwijl Zeus hem de inwilliging beloofde van een verzoek, dat hij doen zou. Daarop verzocht Philemon, met zijne vrouw tot bewaarder van den tempel te worden aangesteld en tegelijk met haar te sterven. Na verloop van jaren werd hij in een eik, zij op hetzelfde oogenblik in eene linde veranderd.

[Philhellénen]

Philhellénen of Griekenvrienden, noemt men hen, die de Grieken in den vrijheidsoorlog met woorden en daden aanmoedigden en ondersteunden. Uit alle beschaafde landen snelden strijders voor de heilige zaak der vrijheid naar den klassieken grond der Hellénen, en vormden er een korps, dat een roemrijk aandeel nam aan de worsteling.

[Philippe Egalité]

Philippe Egalité, Lodewijk Filips, koning van Frankrijk 1830-48, oudste zoon van hertog Lodewijk Filips van Orleans, 1773-1850; hij trad in de nationale garde en de club der Jacobijnen, legde in 1792 zijne titels af, en nam, evenals zijn vader, den naam ‘Egalité’ (Gelijkheid) aan. Zie ook bij Naundorff-kwestie.

[Philippes]

Philippes, (barg.), geld.

[Philippica]

Philippica, hevige strafrede, eene krachtige redevoering, waarin iemand tentoongesteld of ontmaskerd wordt, gelijk de Atheensche redenaar Demosthenes die tegen koning Philippus van Macedonië (351 v.C.) uitsprak, om den Grieken te ontraden zich aan hem te onderwerpen.

[Philippien]

Philippien, een dubbele amandel, die twee personen onder elkander verdeelen onder het aangaan van een belofte. Die ze door onachtzaamheid breekt is gehouden een geschenk te geven. De afleiding wordt gezocht in Viel-liebchen, waarmede een jonkman zijne uitverkorene bedoelt.

[Philippijnen]

Philippijnen, eilandengroep ten oosten en ten zuid-oosten van Azië, over een afstand van 260 zeemijlen, van het uiterste noorden tot het uiterste zuiden, - in 1521 door Magelhaen ontdekt. De Spanjaarden namen er eerst in 1569, na drie vruchtelooze expedities, bezit van, hoewel ze reeds in 1543 naar den toenmaligen Kroonprins, den infant Philippus II met den tegen woordigen naam gedoopt werden.

[Philister]

Philister, (hgd.), in Duitschland, in de studententaal eene verachtelijke benaming van geringe burgers, ook paardenkoopers, of ook wel van alle nietstudeerenden; in onze studentenwereld ploert. De benaming Philister, zou in 1693 te Jena ontstaan zijn, alwaar bij eene vechtpartij tusschen studenten en burgers een student op de plaats dood bleef en de geestelijke Götze den zondag daarop in een heftige preek tegen deze daad, zeide: ‘het is hierbij gegaan, gelijk in den bijbel (Richteren XVI:14) geschreven staat: ‘de Philistijnen over u, Simson!’ - Oorspronkelijk: bewoner van Phlisjthi, Phlésjet (hebr.), Philistaea (gr.), vanwaar Palestina als benaming van het H. Land), de strook lands van Palestina, aan de Middellandsche zee, eertijds door de Philistijnen bewoond. Als ‘onbesneden heidenen’ (Richt. XIV:3), stonden zij buiten het Verbond van Israël. Evenzoo staan de ploerten buiten de studentenwereld.

[pagina 919]
[p. 919]

[Philoctetes]

Philoctetes, in de Grieksche mythologie de zoon van Poeas en Demonassa (Methone), boogschutter en minnaar van Helene, trok met 7 schepen tegen Troje op, stak den brandstapel van Heracles op den Oeta (in Thessalië) aan, en kwam in 't bezit van diens boog met de nooit missende vergiftige pijlen. Op zijne reis naar Troje werd hij op het eiland Chryse bij Lemnos door eene vergiftige slang gebeten, en deze wond gaf zulk een verschrikkelijken stank van zich af, dat de Grieken besloten, hem op Lemnos achter te laten, waar hij de tien jaren van den Trojaanschen oorlog doorbracht, totdat Odysseus en Neoptolemos hem terughaalden, daar Troje zonder de pijlen van Heracles niet veroverd kon worden. Philoetetes, door Machaon genezen, doodde Paris, waarna Troje viel. Beroemd is het treurspel ‘Philoctetes’ van Sophocles.

[Philosoof (De - van Chelsea]

Philosoof (De - van Chelsea, Carlyle, de auteur van de French Revolution en andere beroemde werken, zoo genoemd naar het deel van zuidelijk Londen, waar hij in de laatste jaren van zijn leven woonde.

[Philosoof (De - van Ferney]

Philosoof (De - van Ferney, Voltaire, naar het Chateau de Ferney bij Genève, waar hij eenige zijner laatste jaren als in ballingschap doorbracht.

[Philosophe]

Philosophe, (fr.), iemand, die van valsch spelen zijn beroep maakt. Daar die uitdrukking letterlijk wijsgeer beteekent, beweren sommigen, dat men filosophe dient te schrijven, te meer daar de uitdrukking van den kunstgreep afstamt, dien men filer la carte noemt, en die daarin bestaat, dat men, bij het uitdeelen der kaarten, niet de zich voordoende, maar eene daaronder liggende uitgeeft.

[Philosophe sans fard (Le -]

Philosophe sans fard (Le -, de wijsgeer zonder blanketsel, de rondborstige wijsgeer. Aldus noemde zich in de ‘Taal- en Dichtkundige Bijdragen’ (Leiden, ao 1760-66, 4 dln), de destijds jeugdige Utrechtsche professor Rijklof van Goens.

[Philosophen]

Philosophen, (barg.), vetlederen schoenen.

[Philosophie (De vader der -]

Philosophie (De vader der -, Albrecht von Haller, geb. te Bern (1708-77). - Roger Bacon (1214-92), De vader der inleidende philosophie. - Francis Bacon, Lord Verulam (1561-1626), De vader der natuurkundige philosophie. - Immanuel Kant (1724-1804), De vader der nieuwere wijsbegeerte. - Cicero (106-43 v.C.), De vader der Romeinsche philosophie.

[Philosophisch ei (Het -]

Philosophisch ei (Het -, oudtijds een geneesmiddel, zelfs voorbehoedmiddel bij pest en allerlei ziekte, in een uitgeblazen eierschaal bij zich gedragen; een soort van panacea in de hand der oude kwakzalvers.

[Philosophus non curat]

Philosophus non curat, (lat.), een wijsgeer telt dat niet (verheft zich daarboven).

[Philozoof van Sanssouci (De -]

Philozoof van Sanssouci (De -, bijnaam, dien Frederik II zichzelven gaf, toen hij in 1752 de eerste verzameling zijner werken uitgaf onder den titel: ‘Oeuvres du Philosophe de Sanssouci. Au Donjon du Château. Avec privilège d'Apollon’.

[Philtrum]

Philtrum, liefdedrank, nl. een mengsel, waardoor men de liefde bij bepaalde personen, welke het innamen, kon opwekken. In Griekenland waren vooral de Thessalische vrouwen (‘Thessalische heksen’ bij Goethe) beroemd in het bereiden van deze dranken. Een zoodanig middel waren ook de dudaïm. Gen. XXX:14-16, Hoogl. VII:13.

[Phlegeton]

Phlegeton, een stroom van vloeibaar vuur in Hades of de onderwereld.

[Phlegma]

Phlegma, (gr.), vloeistof in vaste lichamen; hiernaar het phlegmatische (koele, onverschillige, vadsige) temperament van hen, wier lichaam veel water bevatte.

[Phlogiston]

Phlogiston, letterl. gebrand, van gr. phlogitzein = verbranden, noemden de scheikundigen uit de school van Stahl (1660-1734) eene denkbeeldige stof, een vuurgeest, waarvan men onderstelde, dat ze ontweek bij de verbranding en van deze de oorzaak was. Zie Antiphlogistische leer.

[pagina 920]
[p. 920]

[Phoebe]

Phoebe, (gr. myth.), dochter van Uranus en Gaea, moeder van Asteria en Latona, was na Themis en vóor Apollo de inspraak gevende godheid van het Delphische orakel. Toen later Phoebus Apollo als zonnegodheid werd vereerd, verkreeg Artemis als godin der maan den naam Phoebe.

[Phoebus]

Phoebus, d.i. de blinkende, oude, reeds door Homerus gebezigde bijnaam van Apollo. Zie echter het volgende artikel.

[Phoebus rediens fugat astra]

Phoebus rediens fugat astra, (lat.), de terugkeerende Phoebus (zon) verdrijft de sterren, het wordt dag. Horatius, Od. 3, 21, 24. Omtrent lucubrationes (nachtbraken) gezegd. - Phoebus van gr. phoibos = lichtend, glanzend, is volgens Lübker z.v.a. gr. phoibeios (profetisch), als bijnaam van Helios (de Zonnegod), die met Apollo, den god der voorzeggingen werd vereenzelvigd.

[Phoenix (Als een - uit de asch verrijzen]

Phoenix (Als een - uit de asch verrijzen, (fab.), d.i. beginnen te herleven, naar de fabel van den Indischen wondervogel, die, eenmaal oud zijnde, zich in zijn nest verbrandde om uit zijn eigen asch jong en frisch te herrijzen.

[Phonendoscope]

Phonendoscope, (fr.), is de naam van een, door de Fransche geneesheeren Bionchi en Bazzis kortelings uitgevonden toestel, tot onderzoek van den toestand der zich in 't lichaam van den levenden mensch bevindende organen. Voor nadere bijzonderheden wordt naar L'Illustration Universelle van den 5en Februari 1898 verwezen.

[Phorminx]

Phorminx, soort van citer, evenals onze harp, het oudste snareninstrument der Grieksche zangers; bij Homerus het speeltuig vooral van Apollo, maar ook van Achilles en van de zangers bij den maaltijd. Bij Pindarus bepaaldelijk een speeltuig met zeven snaren.

[Phra Tripitaka]

Phra Tripitaka, d.i. ‘de Heilige Boeken der zuidelijke Buddhisten’, geschreven in de Palitaal (behoorend tot den stam van het Sanskrit), en met Siameesche letters gedrukt, in 39 deelen, werden, met 's Vorsten portret versierd en het Siameesch rijkswapen op het plat, door den Koning van Siam ten aandenken aan zijne 25-jarige troonsbestijging aan de Universiteits-bibliotheken van Utrecht, Leiden, Amsterdam en Groningen, Januari 1896 ten geschenke gegeven.

[Phrenologische knobbel]

Phrenologische knobbel, toespeling op het systeem van Franz Joseph Gall (1758-1828), die uit de betasting van den schedelvorm iemands karakter, vóorbeschiktheid tot studie, neiging tot misdrijven enz. constateerde.

[Phrygische muts]

Phrygische muts, hoofddeksel der oude Phrygiërs, later als zinnebeeld der vrijheid gebruikt; o.a. bij de Jacobijnen, en dan meestal afgebeeld op een staak staande en rood van kleur.

[Phryne]

Phryne, gr. letterl. pad (wegens de bleeke kleur), de naam van eene beruchte Grieksche hetaere, wier eigenlijke naam Mnesarete was; afkomstig uit Thespiae in Boeotië, aanvankelijk arm, totdat zij naar Athene ging, waar hare bekoorlijkheid haar zulke onmetelijke schatten bezorgde, dat zij het aanbod deed om de muren van Thebe op eigen kosten weder te doen opbouwen, indien de Thebaners daarop het opschrift wilden plaatsen: ‘Door Alexander verwoest en door de hetaere Phryne hersteld’. Zij diende tot model voor de (Venus) Anadyomene van Apelles en voor de Cnidische Aphrodite van Praxiteles.

[Phtah]

Phtah of Ptah, de hoofdgod van Memphis (in Beneden-Egypte), waar zijn reusachtige tempel stond.

[Phyllis]

Phyllis, gr. phullis = gebladerde tak, loofwerk, in de Grieksche mythologie de dochter van den Thracischen koning Sithon; zij beminde Demophon, den zoon van Theseus en Phaedra, maar omdat hij er geen gehoor aan schonk, hing zij zich op en werd in een amandelboom veranderd. Phyllis is ook een geliefde naam in herdersdichten.

[Phylloxera]

Phylloxera, druifluis, die sinds 1852 de wijngaarden (vooral de Fransche) verwoest.

[pagina 921]
[p. 921]

[Physiocratisch stelsel]

Physiocratisch stelsel, uit gr. phusis (natuur) en kratein (machtig zijn), een staathuishoudkundig stelsel, uitgaande van het standpunt, dat de grond, de bodem van een land de bron is voor het ontstaan van alle rijkdommen. De Physiocraten noemden zich ook wel Oeconomisten (landhuishoudkundigen).

[Phytopathologie]

Phytopathologie, studie van de ziekten der planten.

[Pia causa]

Pia causa, (lat.), een vroom, weldadig doel.

[Pia desideria]

Pia desideria, (lat.), vrome wenschen. Titel van een geschrift van den Jezuiet Herman Hugo, † 1627 te Antwerpen.

[Pia fraus]

Pia fraus, (lat.), vroom bedrog. Ovid., Metamorphosen, IX:711.

[Pia vota]

Pia vota, (lat.), vrome wenschen. Zie ook bij Piëtisme; maar pia vota heeft meer populariteit dan pia desideria.

[Piae memoriae (P.M.]

Piae memoriae (P.M. of p.m.), (lat.), vromer of zaliger gedachtenis.

[Piano's, pianino's]

Piano's, pianino's en vleugels, veelal genoemd naar de makers of fabrikanten; dus: een Bechstein, Blüthner, Broadwood, Erard, Ecke Herz, Pleyel, Steinway.

[Piaristen]

Piaristen of Patres scolarum piarum (Vaders der godsdienstige scholen), geestelijke orde, welke bij de gewone drie geloften nog eene vierde voegt, nl. om kosteloos voor het onderwijs der jeugd te zorgen. Ze werd in 1607 gesticht. De orderegel en het gewaad der Piaristen komen overeen met die der Jezuieten. Zij zoeken vooral invloed te oefenen op het volksonderwijs.

[Piaster]

Piaster, oorspronkelijke Italiaansche naam - piastra = metaalplaat, - eener grootere Spaansche zilveren munt, sedert omstreeks 1550 algemeen verbreid, ter waarde van pl. m. f 2.50. De binnenlandsche worden op pl. m. f 1.84 geschat. - Men heeft ook Turksche piasters, zeer ongelijk in waarde; in 1826 van f 2.- tot f 1.60 = 40 parahs, gedaald; sedert 1845 12-15 cents Nederlandsch; thans (Febr. 1897) pl. m. 11 cents. Een 500-piasterstuk of buidel in Turkije = f 55.32. Zie Mat. De Turksche piaster (zilvermunt) heet ook Byz krus, en kwam voorheen overeen met den leeuwendaalder; zie Mina. In Egypte (Kaïro) geldt een piaster pl. m. 13 cents, 2 piasters = 25 cts, 3 = 37 cts.

[Piaster, Peso duro]

Piaster, Peso duro, (sp.), zilveren munt, ter waarde (in 1823) van een Spaanschen mat (20 realen) = f 2.50 (thans f 2.25).

[Piausser]

Piausser, (fr.), vgl. Pioncer.

[Pibrach]

Pibrach, gallisch piobaireachd, d.i. fluitmelodie; oud-Schotsche muziekstukken, variaties voor doedelzak op een thema (urlar) eindigend met een levendige finale (creanluidh); alles met veel ornamenteering; - veelal krijgslied der Bergschotten.

[Pic-nic]

Pic-nic, buitenpartij, waarbij ieder deelhebber voor eene of andere versnapering zorgt. De oorsprong van het woord is duister. Sommigen leiden het af van het it. piccola nicchia, kleine taak of portie. Reeds bij de Ouden waren zulke samenkomsten in de open lucht bekend.

[Pic-nic-grounds]

Pic-nic-grounds, thee-tuinen te New-York, werwaarts men zich op eene pleizierboot begeeft, en waar men zich een dag, onder gemeenschappelijke vertering (pic-nic) vermaakt, of liever hoopt te vermaken. Koekjes en ijskoude limonade vormen de hoofdbestanddeelen van die vertering.

[Picador (De -]

Picador (De -, de stierendooder te paard, die met een vergulde speer (pica dorada) den stier tot woede aanzet.

[Picarden]

Picarden, een oude secte van naaktloopers in de 15e eeuw, zoo genoemd naar den geestdrijver Picard, in Vlaanderen.

[Picareske romans]

Picareske romans, schelmenromans; van sp. picaro = spitsboef, schelm.

[pagina 922]
[p. 922]

[Piccolo]

Piccolo, (it., muz.), klein; vandaar flauto p. kleine fluit, oboe p. kleine hobo, violino p. kleine viool; piccolo in Duitschland en Oostenrijk: kleine onder-kellner, e.a.m.

[Picolé]

Picolé, (wap., o.-fr.), zie Geplekt.

[Pidgin-English]

Pidgin-English, verbasterd uit pigeon-English, dialect der Engelsche taal, in de zeesteden van China tusschen inboorlingen en vreemdelingen gesproken. Het woord is een verbastering van business-English; business werd verbasterd in China tot bidginess, en later bij het afkorten en verloren gaan van de beteekenis in pigeon.

[Pidjĕtten]

Pidjĕtten, van jav. pidjet, mal. pidjit: met de vingers of de volle hand knijpen of drukken; zekere manipulatiën in de inlandsche geneeskunde.

[Pidjou]

Pidjou, (hebr.), lossing, inlossing, bevrijding (van padah = inlossen, bevrijden.

Pidjou ha-been (ha-bein), lossing van den zoon, naam van eene Joodsch-godsdienstige plechtigheid ter inlossing van den eerstgeboren zoon van zekere priesterlijke verbintenis (Num. XVIII:15,16).

Pidjou nefesch, lossing der ziel, naam van eene Joodsch-godsdienstige handeling of gebed ten behoeve van een gevaarlijk zieke.

Pidjou scheboejim (schewoejim), bevrijding der gevangenen, naam van den Joodschen plicht om bij te dragen tot redding van geloofsgenooten, die in verdrukking zijn om huns geloofs wille.

[Pie-grièche]

Pie-grièche, (fr.), letterl. kwaadaardige ekster, in werkelijkheid, eene krakeelzuchtige vrouw.

[Pièce à clef]

Pièce à clef, roman of tooneelstuk, waarin onder verdichte namen eene ware schand-geschiedenis verhaald wordt, alleen verstaanbaar voor hem, die er den sleutel (la clef) toe heeft.

[Pièce de résistance]

Pièce de résistance, (fr.), letterl. stuk, dat weerstand biedt; - de hoofdschotel, het voornaamste deel van eenig programma.

[Pièces honorables]

Pièces honorables, (fr. wap.), de voornaamste herauts-stukken.

[Pièces-sous-ordinaires]

Pièces-sous-ordinaires, (fr. wap.), de minder voorname herauts-stukken.

[Piechem]

Piechem, zie Pigem.

[Pied (En -]

Pied (En -, (fr. wap.), in de benedenste helft van het schild.

[Pied (En -]

Pied (En -, (wap.), met de pooten op den onderrand van het schild (dieren).

[Piedfort]

Piedfort, letterl. op sterken voet, van proefslagen van munten ter dubbele of meervoudige zwaarte. Van hedendaagsche munten komen hoogst zeldzaam piedforts voor, maar zeer algemeen tot in de 18e eeuw. Van sommige speciën komen er tot 5-voudige zwaarte voor (bv. Amsterdamsche dukaat 1673).

[Pied plat]

Pied plat, (fr.), letterl. platvoet, in figuurlijken zin, een weinig achtenswaardig man, een kruiper. De uitdrukking stamt uit vroegeren tijd, toen alleen lieden uit den voornamen stand schoeisel met hooge hielen droegen.

[Pieds-humides]

Pieds-humides, (fr.), letterl. natte voeten, noemt men hen, die vóor de Parijsche Beurs niet genoteerde, meestal waardelooze fondsen verhandelen. Zoo genoemd, omdat zij aldaar niet tegen den regen zijn beschut.

[Piekeman]

Piekeman, (barg.), f 1.50.

[Piekeren]

Piekeren, overdenken, overleggen, tobben. Woord, ontleend aan mal. en jav. pikir, overdenking, overlegde gedachte (overgenomen uit het arab. fikr).

[Pieper (De -]

Pieper (De -, (mil.), pomp. Naar het snerpend, piepend geluid, dat bij het pompen gehoord wordt.

[Piepers]

Piepers, (mil.), aardappelen.

[Pier]

Pier, ik wil de kwade Pier niet zijn. Doelend op den Grooten Pier, den bekenden zeebuiter uit de 16e eeuw, die vele wreedheden bedreef, maar op wiens rekening ook veel gesteld wordt, waaraan hij geen schuld had.

[Piercasie bij den deer]

Piercasie bij den deer, (barg.), dobbelhuis bij nacht.

[pagina 923]
[p. 923]

[Pierenbak]

Pierenbak, (mil.), patroontasch.

[Pierenverschrikkertje]

Pierenverschrikkertje, (rest.), een klare.

[Pierrot]

Pierrot, (fr.), eig. Pietje; de onnoozele, altijd gefopte, vaak afgeroste hansworst van 't Fransche tooneel. Kostuum: wijd, wit vest, dito pantalon, lange mouwen, groote knoopen en witte schoenen.

[Piersonnetje]

Piersonnetje, belastingbiljet, naar den minister Mr. N.G. Pierson, die het belastingstelsel heeft hervormd met vermeerdering van het aantal aanslagbiljetten.

[Piet (Een -]

Piet (Een -, (stud.), iemand, die zich heel wat inbeeldt en bluft; ook ironisch: een knappe kerel.

[Pietà]

Pietà, (it.), voorstelling van Maria, met het lijk van Jezus op haren schoot.

[Piété]

Piété, (fr. wap.), het bloed van den pelikaan. Zie de reden bij Pelikaan.

[Pietermannetjes]

Pietermannetjes, (barg.), kleine zilveren messen.

[Pieterspenning]

Pieterspenning, (r.k.), in Engeland eene belasting ten behoeve van den H. Stoel, van éen stuiver per huis, jaarlijks op 22 Juni geheven en reeds in 1031 eene oude belasting genoemd, onder paus Adriaan ook tot Ierland uitgestrekt. Een andere St. Pieterspenning bestaat sinds een 30tal jaren (sinds de berooving van den Paus van zijn wereldlijk gebied) in de geheele Kath. wereld. Zij bedraagt 1 cent per maand, door iederen geloovige te offeren.

[Pietisten]

Pietisten, in de Luthersche en Gereformeerde Kerk (sedert Spener 1670) eene secte, die bijzondere samenkomsten tot oefening der vroomheid hield.

[Pietje]

Pietje, volksbenaming van 't achtste deel van den Zeeuwschen rijksdaalder, gangbaar geweest voor 6½ stuiver. Om de ‘pietjes’ gemakkelijk van de kwartjes te kunnen onderscheiden, had men ze gedeukt. Het kleine mannetje, ‘Pietjebedroefd’, dat er op voorkwam, gaf aanleiding tot den naam. Van Middelburg naar Vlissingen reed omstr. 1850 nog de pietjeswagen, die een pietje per plaats kostte, een blauw geschilderd karretje.

[Pifaro, piffero]

Pifaro, piffero, (it. muz.), schalmei; vandaar pifferari, de herders, die in navolging van de herders van Bethlehem met Kerstmis naar Rome komen, om vóor de madonna-beelden te spelen; in het algemeen: musiceerende en bedelende kinderen in Italiaansch costuum.

[Pigem]

Pigem of piechem, (Joodsch-Duitsch), een komieke, zonderlinge vent. Afleiding onzeker.

[Pignonné]

Pignonné, (fr. wap.), piramidevormig; zie Trapvormig.

[Pij]

Pij, (barg.), jas.

[Pijger]

Pijger, (barg.), dood.

[Pijgeren]

Pijgeren, (barg.), sterven; vermoorden.

[Pijlbundel]

Pijlbundel, ontleend aan de geschiedenis van een Koning der Skythen, die op zijn doodbed aan zijn (groot) aantal zonen een bos pijlen gaf, met den last ze allen tegelijk te breken. Toen hun dit onmogelijk was, brak hij ze zelf éen voor éen gemakkelijk. Met deze handeling wilde hij zinnebeeldig te kennen geven, dat zij, vereenigd blijvend, onverwinbaar, doch, onderling verdeeld, met weinig moeite te overmeesteren zouden zijn. Plutarchus, dit in zijn ‘Apophtegmata Regum’ verhalend, noemt dien koning Skilutis, en gewaagt van niet minder dan 80 zoons. Toen al de Spaansche koninkrijken onder Ferdinand en Isabella tot éen monarchie vereenigd waren (1479), werd de pijlbundel als zinnebeeld daarvan op de munten geplaatst. De graaf van Egmond nam in 1564 den bundel pijlen als zinnebeeld van eendracht onder zijne medestanders aan, in de plaats der Geuzenteekens van bedelzak en nap. Sedert is dit zinnebeeld in het wapen der Vereenigde Nederlanden gekomen. Het aantal van zeven beduidt in het wapen de zeven bij de Unie van Utrecht vereenigde provinciën.

[Pijlstuiver]

Pijlstuiver, dezelfde als het Bezempje of de Bezemstuiver (z.a.).

[Pijn in zijn ransel hebben]

Pijn in zijn ransel hebben, (mil.), te lui zijn om zijn ransel te dragen.

[pagina 924]
[p. 924]

[Pike State]

Pike State, (am.), snoek-staat, naam voor Missouri, naar den spotnaam pikes der bewoners.

[Piketpalen]

Piketpalen, (mil.), wortelen. Deze groente valt voor de militairen weleens houterig uit.

[Pikken]

Pikken, (z.-afr.), hooivorken.

[Pikol]

Pikol, (jav., mal.), schoudervracht; zooveel als aan een draagstok, voor of achter of aan beide einden, over den schouder, door éen man of door twee personen aan een draagboom op de schouders tusschen hen in, gewoonlijk gedragen wordt; in den handel een gewicht van 100 katties = 125 A pond of 61,7613 KG. - Een kattie (katje), waarschijnlijk een Chineesch pond, gewicht van 1¼ A. pond = 0,617613025 KG. Van pikol komt pikelen = over den schouder dragen, lasten vervoeren.

[Pil]

Pil, (k.m.a.), officier van gezondheid; vandaar burgerpil voor geneesheer. Vroeger de naam van militaire geneeskundige studenten, die, vóor de tegenwoordige organisatie van den militairen geneeskundigen dienst, te Utrecht en later te Amsterdam hunne opleiding ontvingen.

[Pil no. 11]

Pil no. 11, (ind.), vergift-pil, de pil, vaak door jaloersche of teleurgestelde Maleische vrouwen aan hun blanken minnaar of diens bruid bij zijn huwelijk toegediend. Oorsprong dezer uitdrukking te vergeefs gezocht.

[Pilaarbijter]

Pilaarbijter, trouwe kerkganger, naar analogie van kribbebijter (kribbijter) = een paard, dat aan zijne krib gebonden, daar niet van daan kan, en er aan knabbelt. Ook wel stijlbijter (stijl = stut of pilaar). Scheldnamen van rechtzinnige ijveraars onder de Hervormden der 17e eeuw. Een soortgelijke woordvorming is baliekluiver.

[Pilaardollar]

Pilaardollar, zie Herculeszuilen.

[Pilaarheiligen]

Pilaarheiligen of Stylieten, benaming der kluizenaars, die als boetedoening het grootste gedeelte van hun leven op den top van hooge zuilen doorbrachten. De bekendsten van die soort waren: Simeon de Styliet van Syrië en Daniel de Styliet van Konstantinopel. Simeon bracht 37 jaar op zoo'n paal door; Daniel 33. De eerste stierf in 460, de andere in 494.

[Pilaarpiaster]

Pilaarpiaster, zie Herculeszuilen.

[Pilatus]

Pilatus, berg in Luzern bij het Vierwoudsteden-meer. Verbastering van Mons Pileatus, berg met den hoed, omdat de omwolkte top als weervoorspeller geldt, regen aankondigt. De gelijkheid van naam heeft aanleiding gegeven tot de legende, dat Pilatus, na door Tiberius gebannen te zijn, op dien berg zelfmoord bedreven heeft.

[Pilatus (Hij zit daar als -]

Pilatus (Hij zit daar als -, verkeert in grooten tweestrijd met zichzelven, als Pilatus, die niet wist, hoe hij de zaak van Jezus beslechten moest.

[Pilatus en Herodes worden vrienden]

Pilatus en Herodes worden vrienden, uit Luk. XXIII:12, omtrent een vriendschapsbond uit staatkunde gesloten tusschen twee of meer staten, die te voren naijverig op elkander waren, elkaar niet verdragen konden.

[Pilatus gaan spreken]

Pilatus gaan spreken, op de klok gaan zien, hoe laat het is. Uit klankspeling met den naam Pi-lát-us, waarin lát als laat klinkt. Vandaar ook Pilatus is dood, of Pilatus is voorbijgereden op een wit paard (witte paarden werden oudtijds gerekend geluk aan te brengen), als schertsend antwoord op de vraag: ‘hoe laat is het?’ Uit dezelfde klankspeling laat zich duiden:

[Pilatus zijn offer brengen]

Pilatus zijn offer brengen, de klok opwinden. ‘Offer’ wegens Luk. XIII:1.

[Pilatus heeft dat zoo geschreven]

Pilatus heeft dat zoo geschreven, het moet onveranderd zoo blijven gelijk het daar staat. Vgl. Joh. XIX:22.

[Pilatus in het Credo (Een -]

Pilatus in het Credo (Een -, een persoon, ergens vermeld, waar men dit niet verwachten zou. De naam van Pontius Pilatus, Rome's landvoogd over Judea, die Jezus den Joden prijs gaf, komt voor in de Apostolische Geloofsbelijdenis of het Credo (z.a.), in de Twaalf Geloofsartikelen. Ook, hoe komt Pilatus in het Credo? en ‘Overal in het spel als Pilatus in het Credo’. Vgl. Mah-nischtanna?

[pagina 925]
[p. 925]

[Pilatus-trap]

Pilatus-trap, de uit 38 treden bestaande trap te Rome, die eens tot het praetorium (rechthuis) van Pilatus te Jeruzalem (vgl. Joh. XVIII:28) zou hebben geleid; de Scala Santa (Heilige Trap) te Rome. De H. Stoel verleende aflaten aan hem, die ze in vrome stemming op- of afging, zoo dikwijls hij dit deed, en wel negen jaren. Luther heeft dit ook gedaan, ten einde zich zielerust te verwerven.

[Pilatus' waschbekken]

Pilatus' waschbekken, schoonschijnend, maar ontoereikend middel van verontschuldiging, als 't ware een doekje voor het bloeden. Uit Matth. XXVII:24. Rome's stedehouder over Judea wiesch wel zijne handen vóor de volksschare, maar met deze zinnebeeldige handeling wiesch hij de bloedschuld niet weg, die hij door de onrechtvaardige veroordeeling van Jezus op zijn geweten geladen had.

[Pileus cornutus]

Pileus cornutus, (lat.), spits uitloopende hoed. Dracht der Joden in de middeneeuwen, waardoor deze gehouden waren zich van de Christenen te onderscheiden. Bernout die Joede, in 1364 schepen te Arnhem, zegelde met drie zulke hoeden.

[Pilgrim-fathers]

Pilgrim-fathers, pelgrim-raders, de 102 Engelschen en Schotten, bij wie zich enkele Hollanders hadden gevoegd, die in 1620 zich in het schip de Mayflower naar Amerika inscheepten om hun godsdienstige denkwijze vrij te kunnen belijden; het waren meestal puriteinen van innige vroomheid en onverzettelijke overtuiging.

[Pillory]

Pillory, (eng.), schandpaal, van lat. pila = pilaar, in Engeland eertijds een pilaar, met een verschuif baar bord met gaten er in, waardoor het hoofd en de handen van den misdadiger werden gestoken. De volgende bekende mannen zijn op die wijze aan de kaak gesteld. Leighton wegens schotschriften tegen Karel I; Lilburn voor het in omloop brengen der schotschriften van Dr. Bastwick; Bastwick, voor aanvallen op de Engelsche Kerk; Warton, de uitgever; Prynne, voor het schrijven van een hekeldicht op de gemalin van Karel I; Daniel Defoe, voor een schotschrift getiteld: ‘The shortest Way with Dissenters’, enz.

[Pilslaan]

Pilslaan, (barg.), uit een kraam of wagen stelen.

[Pinacle (Mettre au -]

Pinacle (Mettre au -, (fr.), ophemelen; pinacle is namelijk het hoogste gedeelte van een bouwwerk.

[Pinang]

Pinang, (mal.), betelnoot (Areca catechu), welke met het betelblad of de sirih en kalk door den inlander gekauwd wordt. Zie Areek en Betel.

[Pinchbeck]

Pinchbeck, in het Hollandsch verbasterd tot spinsbeck, een horologe van goedkoop omhulsel, een alliage van koper, zink en tin, en daarom tot in deze eeuw zeer geliefd bij de volksklasse; naar den uitvinder Pinchbeck in Londen, † 1732.

[Pinceel]

Pinceel of pinnonceel, (wap.), zie Ruitervaantje.

[Pindang]

Pindang, (bat. jav.), visch, kip of vleesch, met eene waterige pikante saus toebereid, een sausgerecht bij de rijst.

[Pindarus]

Pindarus, beroemd Grieksch lierdichter, geb. omstreeks 520 v.C. te Thebe in Boeotië.

De Fransche Pindarus, Jean Dorat (1507-88), ook Pouce Denis Lebrun (1729-1807).
De Italiaansche Pindarus, Gabriello Chiabrera (1552-1637).
Peter Pindar, pseudoniem van Dr. John Wolcott (1738-1819).
De Pindarus van Engeland, George, hertog van Buckingham, door Cowley de Pindarus, of ook de Horatius, en Vergilius van Engeland geheeten.

[Pinetree State]

Pinetree State, (am.), dennenstaat, naam voor Maine, naar de vele dennenbosschen. Vgl. Lumber State.

[Pingui Minerva]

Pingui Minerva = crassa Minerva (z.a.) = met een ruw, ongeoefend verstand. Lat. pinguis = vet, crassus = plomp, ruw.

[Pinjoen]

Pinjoen, zie Ponjoen.

[pagina 926]
[p. 926]

[Pink tea]

Pink tea, (am.), paarse thee, spotnaam whiskey.

[Pinksterbloemloopen]

Pinksterbloemloopen, oud gebruik, volgens hetwelk op Pinksteren 't schoonste meisje van de streek, met bloemen getooid, als koningin van het feest, door hare speelnootjes onder gezang en gejuich werd rondgeleid. Dat meisje heette de Pinksterbloem of de Pinksterbruid. Daar dit loopen echter in bedelarij ontaardde, werd het herhaaldelijk verboden, maar is ook thans nog niet afgeschaft.

[Pinksteren]

Pinksteren, verg. het Fransch Pentecôte, verbastering van het Grieksche Pentekostè (hèmera) = de vijftigste, d.i. de vijftigste dag, omdat het eigenlijk is de viering van het Israël. Wekenfeest, d.i. de vijftigste dag van de Omertelling, die begint op den 2en dag van het Isr. Paaschfeest. (Zie Levit. XXIII:15, 16, Num. XXVIII:26, Deut. XVI:9, 10). Vgl. Oumeren en Omertijd.

[Pinksterstorm]

Pinksterstorm, hevige storm, die op 2en Pinksterdag 28 Mei 1860 hier te lande heeft gewoed.

[Pinnekensmakers]

Pinnekensmakers, zie Tjokkers.

[Pinter]

Pinter, (mal.), knap, geleerd, bekwaam, slim, sluw, bij de hand enz.

[Pion]

Pion, beambten op de Fransche scholen, die geen onderwijs geven, doch de orde in de klasse bewaren, naar sp. peon, van lat. pedo, oorspronkelijk: voetknecht, verdediger.

[Pionier (De -]

Pionier (De -, naam van den eersten, in 1863 door George Martinus Pullman, den Amerikaanschen waggonfabrikant († te Chicago Oct. 1897, oud 66 jaar) vervaardigden sleepingcar. Hij kostte f 42.000.

[Pioniers]

Pioniers, schansgravers, opwerpers van veldwerken en barricadenmakers bij de genietroepen; ao 1605 pignier. Fig. de eerste reizigers in tot nog toe onbekende streken; de eerste landbouwers, die zich vestigen op onontgonnen land; voorts menschen, die den weg trachten te vinden tot oplossing van een maatschappelijk vraagstuk en die de risico's daarvan moedig aanvaarden. Mitsdien spreekt men ook van ‘pioniers der beschaving’. Het fr. woord luidt eigenlijk ‘pionnier’. Bij het leger is de naam pionier vervallen evenals die van mineur en sappeur; deze alle heeten thans ‘soldaten van het corps genietroepen’.

[Pioniers van Rochdale (De -]

Pioniers van Rochdale (De -, de stichters der coöperatieve vereeniging (1844) aldaar. Wel was deze (Society of Equitable Pioneers) niet de eerste van dien aard; integendeel werd deze reeds in 1822 te Londen gesticht. Doch eerst door den bloei der stichting van Rochdale kwam de coöperatie flink in gang.

[Piot]

Piot, (mil.), scheldnaam voor den infanterist. Ook in België gebruikelijk, maar daar veeleer als bijnaam. Eig. spotnaam voor roode baai (wijn).

[Pipe-en-bois]

Pipe-en-bois, spotnaam van Georges Cavalié, een jong mensch met een onmogelijke gestalte en een tronie, die inderdaad aan een uit bruin wortelhout gesneden pijpekop herinnerde, vanwaar de bijnaam. Dat alles belette hem echter niet de betrekking van secretaris bij de (1870) naar Tours verhuisde leden van het Fransche bewind, en later (1871) andere functiën bij de Commune waar te nemen.

[Pipe Laying]

Pipe Laying, (am.), kiezersteelt, schikking om door onbevoegden te doen stemmen; in 1848 't eerst voorgekomen, toen er kiezers uit Philadelphia te New-York werden binnengesmokkeld. Letterl. pijpenleggers, naar aanleiding der groote werken tot het leggen van buizen voor de waterleiding, die toen in vollen gang waren.

[Pipelet]

Pipelet, (fr.), in de gemeenzame taal concierge, sedert Eugène Sue (1804-57) in zijne Mystères de Paris, zulk een en diens vrouw, onder de namen van Mr. en Made Pipelet, eene rol deed vervullen.

[Pipo]

Pipo, ook pipeau, (fr.), leerling der Polytechnische school, te Parijs.

[pagina 927]
[p. 927]

[Piraeus]

Piraeus, de havenstad van Athene op 't schiereiland Munychia, door Themistocles aangelegd en met Athene door twee muren verbonden, die onder Pericles werden voltooid. Tegenwoordig Porte Leone.

[Piraeus wordt voor een man aangezien (De -]

Piraeus wordt voor een man aangezien (De -, d.i. personen en (of) zaken, welke niets met elkaar gemeen hebben, worden onderling verward. - Een schip leed schipbreuk bij Athene, waarvan de Piraeus de voornaamste haven was; een dolfijn, volg. Plinius een vriend der menschen, snelt ter redding toe; een aap, die aan boord was, en door den dolfijn voor een mensch wordt aangezien, maakt ook van de gelegenheid gebruik, en plaatst zich op den rug van het reddende dier. Onderweg vraagt hem de dolfijn, of hij te Athene woonde, hetwelk door den aap wordt toegestemd, zóo volmondig, dat hij verklaarde (den) Piraeus zelfs onder zijne oude vrienden te tellen (Lafontaine, Fables IV, 7). Fr. prendre le Pirée pour un homme.

[Pirema-gochem.]

Pirema-gochem. In Polen, Moravië en Boheme, hebben de Joden een spreekwoord: Er ist Pürim-a-gochem = hij is op het Poerim-feest een verstandig mensch. Immers op het Purim-feest hebben maskerades plaats; het is een Joodsch carneval. Dan maakt iedereen gekheid, ook de verstandigste. Pürim-een-gochem zijn is dus een spottend gezegde = hij is alleen dan verstandig, als ieder ander gekheid maakt en hij mee doen moest; overigens is hij een dwaas.

[Pirouette]

Pirouette, (fr.), zekere dansfiguur, in de helft der achttiende eeuw uit Duitschland naar Frankrijk gekomen, en waarbij men eene omdraaiing op den hiel van den eenen voet maakt; waarschijnlijk ontstaan uit pied = voet en roue = rad, dus letterl. een roue autour du pied, of een draai om het been.

[Pisang]

Pisang, een in N.-I. in velerlei soorten voorkomende meelachtige vrucht, door de Portugeezen banaan genoemd. De banaan schijnt afkomstig te zijn uit Afrika, en met den naam door de Portugeezen naar Brazilië en W.-Indië te zijn overgebracht.

[Pisces natare oportet]

Pisces natare oportet, (lat.) de visch wil zwemmen, wordt vaak gezegd door iemand, die na het eten, en in 't bijzonder na het eten van visch dorstig is en drinkt. Petronius 39.

[Pistole]

Pistole, (barg.), de groote wereld.

[Pistole]

Pistole, het zoo goed als opgeheven gebruik, dat een gevangene op eigen kosten beter eten krijgen kon, dan den gewonen gevangeniskost. Enkele Romanisten zijn niet ongeneigd aan te nemen dat deze gevangenkamer zoo heet naar het muntstuk pistole, aanvankelijk de prijs van éen dag verblijf.

[Piston]

Piston, (fr.), in de volkstaal, protectie, gewoonlijk in den vorm van coup de piston gebezigd, vooral opzichtens examens.

[Pistonner]

Pistonner, (fr.), protegeeren. Zie Piston.

[Pistool]

Pistool, Spaansche munt, dagteekenende van 1537, van 2 kronen en daarom doppio, doblon (dubbel) of piastola (plaatje) genoemd. Op den voet der pistolen werden sedert 1640 in Frankrijk de louis d'or geslagen, die men ook pistolen noemde evenals later in Duitschland alle gouden munten van 5 Thaler of pl. m. f 9.- waarde. Het schietwerktuig is genoemd naar Pistoja, een stad in Italië, waar het in 1545 werd uitgevonden.

[Pit (Op de - leunen]

Pit (Op de - leunen, (toon.) voorschot op traktement vragen, n.l. aan het donkere kantoortje in den voormaligen Stadsschouwburg te Amsterdam waar altijd eene lamp brandde;

- klaploopen; - ieder woord van den souffleur afwachten, dus over diens lamp gebogen zijn.

[Pitch Tree State]

Pitch Tree State, (am.), pikdennenstaat, naam voor North Carolina, naar de vele dennenbosschen in die streek. Vgl. Old North State.

[Pitje]

Pitje, eigenlijk pitjis en pitis, mrv pitis-pitis, de naam der kleine koperen munten in Indië, ook kepeng (z.a.) of cash genoemd. Men heeft Chineesche, Japansche, Bantamsche pitjes enz. Ze zijn van een gat voorzien en worden bij 100 of

[pagina 928]
[p. 928]

200 aan een bamboekoordje of strootje geregen. Bij de komst der Portug. in den Ind. archipel was deze munt van onedel metaal daar reeds gebruikelijk. De naam pitjis is waarschijnlijk afkomstig van het Portug. especies, plur. van especie, o.a. munt. Pitis-pitis beteekent ook platte en dunne pitten van zekere vruchten.

[Pitsier]

Pitsier, zegel, cachet. In 't friesch voor sigillum (zegel). Van hgd. Petschaft, en dit uit boh. pecet (spreek uit petsjet). Ten tijde van keizer Karel IV in zwang gekomen voor het (kleinere) handzegel, in onderscheiding van het (grootere) kanselarijzegel. Nedersaks. pitger, zw. pitser. Ook aan 't slot van Nederd. oorkonden: ao 1637 ‘aengeboorne Pidtschaft’, ao 1571 ‘met syn pitsier in roeden wasse, op een wit viercandt papiercke gedruct’, ao 1727 ‘aangeboore pitsier’. Zelfs leest men van: ‘onder mijn eighen hant ende pitsider’, (Vaderl. Museum III, 176), zoo dit geen misstelling is.

[Pitsjaren]

Pitsjaren, van bitjara (mal.), = raad, raadpleging, overlegging, raadsvergadering. Deze term is tijdens de O.-I. Compagnie in gebruik gekomen als zeeterm. Wanneer de admiraal met de kapiteins een raad wilde houden seinde hij met de pitsjaar of bitjara-vlag. Verder is pitsjaren ook gaan beteekenen: het afwezige scheepsvolk door seinen terugroepen, seinen om aan boord te komen.

[Pitt-diamant (De -]

Pitt-diamant (De -, ook genaamd de Regent. De Hertog van Orleans kocht hem van Pitt, den grootvader van den beroemden minister. Thans is die diamant in het bezit van den Koning van Pruisen.

[Plusvereeniging]

Plusvereeniging, genootschap dat, in 1848 te Mainz gesticht, zich over alle R.-Katholieke gewesten van Duitschland uitstrekt, en een onbeperkt zelfbeheer van de R.-Katholieke Kerk zoekt te bevorderen. Ze tracht de opvoeding der jeugd in handen te brengen van den Clerus, de vervallen verklaarde kloostergoederen terug te bekomen en nieuwe kloosters te stichten.

[Pizzicato]

Pizzicato, (muz.), tokkelen der snaren van strijkinstrumenten met de vinger in plaats van met de strijkstok.

[Plaats.]

Plaats. Mijne snoeren zijn in liefelijke plaatsen gevallen. Uit Ps. XVI:6. Als schertsende toepassing van genoemde schriftuurplaats, uitdrukking van hen, die in een aangenamen kring aan een welvoorzienen disch eene plaats vinden. Snoeren = meetsnoeren, waarmede akkers worden afgedeeld; dus, het mij toegemetene is gunstig; een goed lot is mij ten deel gevallen.

[Placèr]

Placèr, (am.), aanvanklijk: terrein waar goud gevonden wordt; thans elk terrein, dat voor exploitatie geschikt is. Van sp. plaza, plaats.

[Placet]

Placet, (lat.), letterl. ‘het behaagt’. Men geeft dezen naam aan het recht van het hoofd van een Staat, om de voorschriften en verordeningen der Kerkelijke overheden vóor de uitvaardiging in te zien en te beoordeelen. Zijn ze goed bevonden, dan worden ze door de betrokken Regeering met (het koninklijk) ‘placet’ geteekend. In den jongsten tijd hebben de meeste mogendheden dat recht laten varen, om zich tegenover de Kerk tot repressieve maatregelen te bepalen.

[Placet Hic Requiescere Musis]

Placet Hic Requiescere Musis, (lat.), naam der Utrechtsche studentensocieteit. Hier behaagt het aan de Muzen, uit te rusten.

[Plagiaat]

Plagiaat, letterdieverij, vandaar Plagiarius, die ze pleegt. Het woord plagiaat is in dien vorm het eerst gebruikt door den Franschen geleerde Bayle. In het Latijn bestond wel het woord plagiarius.

[Plaine]

Plaine, (fr. wap.), smalle schildvoet, vroeger als breuk voor bastaards gebruikt.

[Plak]

Plak, (amst.), 2½ cents stuk.

[Plakkers]

Plakkers, (transv.), kolonisten, settlers.

[pagina 929]
[p. 929]

[Plancher des vaches]

Plancher des vaches, (fr.), vaste grond, in tegenstelling tot water, aan boord van een vaartuig, enz.

[Plangejen]

Plangejen, ook plannenen, (joodsch-duitsch-nederl.), luid schreien, afkomstig van lat. plangere = luide droefenis uiten, door zich op de borst te slaan.

[Plank]

Plank, zie Platform.

[Plant]

Plant, (barg.), beurs.

[Plantagenet]

Plantagenet, de bremstruik, als leuze het eerst gebezigd door den eersten Hertog van Anjou, die op zijn tocht naar het Heilige Land de struik en bloem op zijn helm stak als symbool der nederigheid. Lat. planta genista.

[PlantationState]

PlantationState, (am.), plantagestaat, naam voor Rhode Island, naar de vele plantages; vgl. Little Rody en Gunflints.

[Planton (Korporaal -]

Planton (Korporaal -, belast in de keuken der soldaten met het toezicht op de bereiding der spijzen en de reinheid van al hetgeen zich in de keuken bevindt.

[Plapperment]

Plapperment, (hgd.), noemde het volk het eerste Duitsche parlement, dat in Frankfort vergaderde (1848), omdat er zooveel gepraat (geplappert) werd. Misschien zou het woord in onze dagen nog op andere, soortgelijke vergaderingen toepasselijk wezen.

[Plasbink]

Plasbink, (barg.), matroos, zeeman.

[Plasdankje verdienen (Een -]

Plasdankje verdienen (Een -, iets doen om te behagen, om te vleien. Plas is verwant aan een oud ww. plaren (fr. plaire). In Vondel's Warande der Dieren komt 't woord in de juiste beteekenis voor: ‘'t Geselschap der loftuyters diens eenigh doel-wit is den plasdank van haar Heeren’. Eenigszins verbasterd hoort men 't thans gebruiken in den zin van eene koele dankbetuiging, waar op eene belooning gerekend werd.

[Platen]

Platen, spotnaam voor de inwoners van Oostende. Wijst op de talrijke Oostendsche visschers (plaat = pladijs).

[Plates]

Plates, (fr. wap.), besanten van zilver.

[Platform]

Platform = plat, (bouwk.),

1)een terras of gelijk gemaakt of vereffend gedeelte grond, dat dient als basis voor een gebouw.
2)Platte of horizontale overdekking van een gebouw of gedeelte van een gebouw in plaats van een hellend dak.
3)Bij den spoorwegbouw noemt men platform dat gedeelte van de spoorbaan, wat voor de gelijke dracht der rails met kiezel bedekt is.
4)Bij vestingwerken noemt men platform het terras, waarop de batterij gemaakt wordt.
5)De afdekking boven een Fransch mansard-dak wordt ook platform genoemd.

[Platform]

Platform, (am., eng.), programma eener staatkundige partij, reeds in 1576 gebruikelijk; 't is van de platform, de ‘estrade’, dat dit programma verkondigd wordt; elk der onderdeelen heet plank.

[Platlandicus]

Platlandicus, plattelands-heelmeester, d.i. genees-, heel- en vroedmeester, geëxamineerd onder de oude wet, vóor de Artsenwet; zij werden op de klinische scholen te Amsterdam of te Rotterdam of door andere platlandici opgeleid, legden een provinciaal examen af, waaruit bleek, dat zij eene zekere oefening in de practijk hadden, en hielden daarbij gewoonlijk ook eene apotheek, zonder als apotheker geëxamineerd te zijn.

[Platluis]

Platluis, vroeger de naam voor een laag Friesch turfschip, thans voor eene torpedo-boot.

[Plato]

Plato, wijsgeer, geb. te Athene 21 Mei 429 v.C., † 348. Zijn eigenlijke naam was Aristocles (naar zijn grootvader), maar Socrates noemde hem Plato = de breede, wegens de breedte zijner schouders of (volgens de Neoplatonici) wegens den breeden vloed zijner rede.

De Duitsche Plato, Friedrich Heinrich Jacobi (1743-1819).
De Joodsche Plato, Philo Judaeus, een wijsgeer uit Alexandrië (20-40 j.v.C.).
[pagina 930]
[p. 930]
De Plato der Puriteinen, John Howe, de Nonconformist (1630-1706).

[Platonische liefde]

Platonische liefde, d.i. de liefde van ziel tot ziel, bovenzinnelijke liefde; platonisch, omdat Plato in het ‘Gastmaal’ van Pausanias haar aldus verklaart.

[Platonische republiek]

Platonische republiek, voorbeeld eener volkomene staatsinrichting, gelijk Plato die ontwierp en aanprees. Plato ontwikkelde de leer van Socrates tot een wijsgeerig stelsel, waarvan het middenpunt uitmaakte de ‘theorie der Ideeën’.

[Plaudite]

Plaudite, (lat.), applaudisseert! Vermaning door den acteur aan het slot van het stuk gericht tot het publiek: clare plaudite manibus (klapt flink in de handen) bij Plautus. Ook wel, vos valete et plaudite!

[Plead (To - guilty]

Plead (To - guilty, (eng.), schuldig pleiten, beteekent niet dat de aangeklaagde schuld bekent, maar de getuigen à charge worden niet gehoord, en de beklaagde wordt niet ondervraagd van de zijde des aanklagers. Hij neemt alleen de hoofdpunten der beschuldiging aan, maar behoudt zich voor die, zoo mogelijk, tegelijk met zijn verdediger te ontzenuwen.

[Plebaan]

Plebaan, pastoor eener kathedrale of bisschoppelijke kerk, die als plaatsvervanger van den bisschop met de geestelijke zorg voor de geloovigen (plebs, vandaar plebaan) dier kerk is belast. Eerste geestelijke van eene kathedraal, piet van een stift afhankelijk.

[Plebisciet]

Plebisciet, volksstemming. Bij de Romeinen een besluit door het volk (plebs) genomen in de Comitia tributa, op voorstel van de tribunen.

[Plebiscitum]

Plebiscitum, besluit in een consilium plebis (volksvergadering) genomen. De gelijkstelling van plebiscita met leges geschiedde door de lex Horatia Valeria (449), de lex Publilia (339) en de lex Hortensia (287). Onder Napoleon III kwam het plebiscite weder in de mode, sedert hij door een beroep op het volk tot Keizer was gekozen.

[Plebs]

Plebs, het niet-patricische gedeelte van den Romeinschen populus, volgens sommigen naast de cliënten ontstaan uit de inwoners van Latijnsche steden welke door Ancus Marcius verwoest werden, en waarvan de bevolking naar Rome werd overgeplant; volgens anderen juist uit de clientela voortgesproten.

[Plectuntur Achivi]

Plectuntur Achivi, (lat.), zie Quidquid delirant reges, plectuntur Achivi.

[Pleet]

Pleet, in het Hollandsch de benaming voor overzilverd metaal, door tusschenkomst van het Engelsch (plate) van plata, Spaansch: zilver. Rio de la plata, zilverrivier.

[Pleiaden (De dorstige -]

Pleiaden (De dorstige -, Studentengezelschap uit van Lennep's Klaasje Zevenster, en naar deze weer het uithangbord van een café met vergunning te Amsterdam.

[Plein-air-portretten]

Plein-air-portretten, (schilderk.), portretten die in de open lucht geschilderd worden. Het model poseert alsdan in de open lucht om het volle licht te ontvangen, ten einde een krachtig effect te verkrijgen. Eenige schilders hebben hunne ateliers zoodanig ingericht, dat zij in 't atelier zittend het model, dat in de open lucht zit op 't tafereel brengen.

[Pleinairiste]

Pleinairiste, (schilderk.), landschap-, marine- en dieren schilders, die niet alleen studies en schetsen naar de natuur schilderen, maar zelfs het geheele tafereel, dat zij wenschen op het doek te brengen, in de open lucht schilderen, om op die wijze een meer trouw beeld van de natuur te kunnen voortbrengen.

[Pleite]

Pleite, verkorting van hebr. peleito = vlucht, redding-zoeking, op-den-loop-gaan. Daar dit vaak gebeurt bij personen, die hunne geldelijke verplichtingen niet kunnen nakomen, heeft de uitdrukking pleite zijn, (hgd. Pleite gegangen), in het Joodsch-Duitsch de beteekenis ontvangen van failliet zijn.

[Pleiziermaker]

Pleiziermaker, (toon.), een papieren poppetje of vodje, dat men een man aan zijn jas of een dame aan

[pagina 931]
[p. 931]

haar mantel spelt. (Geinmakertje wordt er ook voor gebezigd; zie Gein).

[Plejaden]

Plejaden, (Pleiades), (gr. myth.), de 7 schoone dochters van Atlas en Pleïone of Aethra, zusters der Hyaden, die door den reus Orion vervolgd werden, totdat zij op haar bidden eerst in duiven veranderd en later aan den sterrenhemel geplaatst werden.

De Plejade van Alexandrië, eene groep van zeven dichters, tijdgenooten van Ptolemaeus Philadelphos, aldus genaamd naar de groep sterren op den rug van Taurus. Hunne namen zijn: Callinactus, Apollonius Rhodius of van Rhodus, Aratos, Philiscos (bijgenaamd Homerus de Jongere), Lycophron, Nicander en Theocritos.
De literaire Plejade van Karel den Groote, Alcuin (Albinus), Angilbert (Homerus), Adelard (Augustinus), Riculfe (Damoetas), Charlemagne (David), Varnefrid en Eginhard.
De eerste Fransche Plejade. Zeven dichters, in de 16e eeuw, onder de regeering van Hendrik III, te weten: Ronsard, Dorat, Du Bellay, Remi-Belleau, Jodelle, Baïf en Thiard.
De tweede Fransche Plejade. Zeven dichters onder de regeering van Lodewijk III, van veel minder gehalte dan de eerste Plejade, te weten: Rapin, Comniere, Larue, Santeuil, Ménage, Dupérier en Petit.

[Plekto]

Plekto, zie Ploegto.

[Plektron]

Plektron, (muz., gr.), lat. plectrum, een staafje van schildpad, ivoor, hout of metaal, waarmede de snaren van den cither geslagen of aangeraakt werden; ned. tokkel; vgl. tokkelen.

[Plenus venter non studet libenter]

Plenus venter non studet libenter, (lat.), een volle maag studeert niet graag.

[Plerries]

Plerries, (barg.), dieven.

[Plethi]

Plethi, zie Crethi en Krethi.

[Plié]

Plié, (fr. wap.), zie Gesloten (vlucht), ook Gebogen herautstukken.

[Pliem]

Pliem, (toon.), aanstellerig, minder van mannen dan van vrouwen gezegd, die eene rol jonger, braver of deftiger spelen, dan de rol vereischt en vooral dan zij zelve zijn.

[Plier bagage]

Plier bagage, (fr.), opdoeken.

[Plimsol-lijn]

Plimsol-lijn, (zeeterm), waterlijn van een bevracht schip; aldus genoemd naar den Engelschman Samuel Plimsoll, bijgenaamd de Matrozenvriend († begin Juni 1898), die lang heeft gestreden tegen het overladen der schepen. Eerst werd zijn voorstel in Engeland ingevoerd en bevolen, later werd dat voorstel ook voor de schepen van bijna alle beschaafde landen ingevoerd. Op den buitenwand van 't schip is nl. eene witte lijn geschilderd, of wel twee kleuren bv. rood en zwart rakend elkander op die hoogte van den romp, tot welke het schip, geladen zijnde, diepgang mag hebben. Deze de laadruimte aanwijzende lijn of strepen, die niet onzichtbaar mogen zijn, worden Plimsoll-marks (Plimsoll-merken) geheeten.

[Plinius (De Duitsche -]

Plinius (De Duitsche -, Konrad von Gesner, geb. te Zürich, (1516-65); naar Plinius de Oudere, geb. 23 n.C., † bij de uitbarsting van den Vesuvius in 79, schrijver o.a. van een beroemde Natuurlijke historie; de Jongere, neef en geadopteerde zoon van den voorgaande, eveneens een beroemd schrijver; beiden in en nog lang na de Middeleeuwen veel geciteerd en als autoriteit erkend.

[Pluck]

Pluck, (eng.), in de beteekenis van moed, energie, voortvarendheid: een jongen waar pluck in zit, wordt tegenwoordig ook veel in het Hollandsch gebezigd, overgenomen uit het Engelsch.

[Ploddering]

Ploddering, (barg.), broek.

[Ploegto, Ploekto]

Ploegto, Ploekto of Plokto, Chaldeeuwsch woord, beteekent: verschil van inzicht, verschil in uitspraak, verdeeldheid in gevoelen (afgeleid van paleg, polag, chald., hebr. = verschillen, verdeelen).

[Ploert]

Ploert, (k.m.a.), adjudant-onderofficier. De adjudant ond.-offic.-Hof-

[pagina 932]
[p. 932]

meester wordt ‘Hofploert’ genoemd, de overige ‘kazen’ (z.a.). Bij den troep bestaat het woord ‘ploert’ voor dien graad niet.

[Ploert]

Ploert, (stud.), niet-student, vandaar huisploert (hospes), wijnploert (wijnkooper), sigarenploert (sigarenkooper), en derg. Ook dito-frik.

[Ploertendooder]

Ploertendooder, (stud.), dikke stok met looden knop of lood in den knop. - Ook eindje kabeltouw met aan weerskanten een looden knop aan de eindpunten, ook met touw omwonden. Men houdt er lastige ploerten (z.a.) mee op een afstand.

[Plok]

Plok, (barg.), veel.

[Plok]

Plok, (hand.), opgeld, dat aan den meestbiedende bij openbare verkoopingen betaald wordt, om daardoor den lust tot opbieden op te wekken.

[Plombeeren]

Plombeeren, (hand.), van overheidswege de goederen met een stukje lood, waarop een zegel is afgedrukt, voorzien, om daardoor de echtheid te constateeren of bewijs van betaalde inkomende rechten te geven.

[Plompbruyser (Een kakkerlaksche -]

Plompbruyser (Een kakkerlaksche -, (barg.), een koperen emmer.

[Plompeblad]

Plompeblad, (wap.), zie Waterblad.

[Plompen]

Plompen, (barg.), reizen.

[Plon-Plon]

Plon-Plon, bijnaam van prins Napoleon, den jongsten zoon van koning Lodewijk Bonaparte, uit diens huwelijk met prinses Catharina van Wurtemberg (1822-91), die naar beweerd wordt als kind zijn eigen naam pogend uit te spreken, Plon, in plaats van Napoleon zeide. Deze naam werd, vooral onder het tweede Keizerrijk spottenderwijs gebezigd en is hem tot aan zijn dood bijgebleven. Zie Roode Prins.

[Plooierijen]

Plooierijen, beroerten in verscheidene steden van Gelderland, Utrecht en Zeeland, waarbij de burgerij, op aloude vrijheden en voorrechten steunend, zich onderwond verandering in de regeering te maken. Hieruit rezen na den dood van den Koning-Stadhouder Willem III, in 1702 geweldige onlusten, en op sommige plaatsen gevechten en doodslagen. Hier werden nieuwe regeerders (die van de Nieuwe Plooi, lat. Plica Nova), in plaats van de oude (die van de Oude Plooi, lat. Plica Vetus), door de gemeente aangesteld. Elders behielden de ouden hunne plaats. Die onlusten hielden eerst in 1707 geheel op. 't Waren geschillen over de regeeringsbestelling, zoowel als over het al of niet opdragen der hooge waardigheden des overleden Erfstadhouders aan den Frieschen tak van het Huis van Nassau; zoodat men onder ‘die van de Oude Plooi’ niet alleen de oude stadsregenten, maar ook de vertegenwoordigers der stadhouderlijkgezinde richting; onder ‘die van de Nieuwe Plooi’ niet alleen de door de burgerijen aangestelde nieuwe regenten, maar ook de vertegenwoordigers der Staatsgezinde richting verstond. Vooral de Geldersche plooierijen (Arnhem, Nijmegen) waren hevig.

[Plume volante]

Plume volante, (fr.), met vliegende pen. In de grootste haast. Onderschrift van brieven. Z.v.a. Raptim.

[Plumed knights]

Plumed knights, (am.), met veeren versierde ridders; republikeinsche clubs, gevormd gedurende den verkiezingsstrijd voor de keuze van een president in 1848. De naam werd gegeven aan Blaine, den candidaat der Republikeinen, door Col. Robert G. Ingersoll, die hem den ‘plumed knight of the debate’ noemde.

[Plus ça change, plus c'est la même chose]

Plus ça change, plus c'est la même chose, hoe meer het verandert, hoe meer het hetzelfde blijft; gezegde van Alphonse Karr (1808-90).

[Plus d'honneur, que d'honneurs]

Plus d'honneur, que d'honneurs, (fr.), meer eer dan eerbewijzen. Spreuk van Adhémar de Montfalcon, Adhémar de Trilles.

[Plus fait douceur que violence]

Plus fait douceur que violence, (fr.), Lafontaine, Fables VI, 3 (Phébus et Borée), zachtheid doet meer dan geweld, of: men vangt meer vliegen met stroop dan met azijn. Zie ook Mieux vaut douceur enz.

[pagina 933]
[p. 933]

[Plus je vis l'étranger, plus j'aimai ma patrie]

Plus je vis l'étranger, plus j'aimai ma patrie, (fr.), hoe meer ik in 't buitenland verkeerde, des te meer kreeg ik mijn raderland lief, De Belloy, Siége de Calais, woorden van Eustache de St. Pierre, door Voltaire in een brief van 31 Maart 1761 aan de Belloy geroemd, vaak door hem geciteerd en daardoor algemeen bekend geworden.

[Plus Oltre]

Plus Oltre (of Oultre), Nog Verder. Lijfspreuk van keizer Karel V, waarmede de vorst doelde op de kolommen of zuilen van Hercules (de poorten der oude wereld), welke men zich geplaatst dacht aan de Straat van Gibraltar (Fretum Gaditanum vel Herculeum, Cadiz). Nog verder, ook buiten de oude wereld, strekte zich het rijk des Keizers uit. De oude spreuk was Ne plus ultra. Zie Hercules-zuilen.

[Plus royaliste que le rol]

Plus royaliste que le rol, (fr.), zie Chambre introuvable.

[Plutarchische wijzen]

Plutarchische wijzen, leerlingen van Plutarchus, bijgenaamd den Groote, die einde 4e en begin 5e eeuw n.C. te Athene de wijsbegeerte in den theosophischen dweepachtigen trant van Jamblichos (een Neo-Platonisch wijsgeer, demonoloog en theurg der 2e eeuw n.C.), met grooten bijval onderwees.

[Plutarchus van Zwitserland (De -]

Plutarchus van Zwitserland (De -, bijnaam van Aegidius Tschudi (1505-72), als schrijver der beroemde Helvetische Chronik.

[Pluto]

Pluto, de god van de onderwereld.

[Plutocratia]

Plutocratia, van gr. ploutos (rijkdom) en kratein (heerschen): heerschappij van den rijkdom, van het geld.

[Plutonisme]

Plutonisme, zie Neptunisme.

[Plutus]

Plutus, gr. ploetos = rijkdom, en ook wel Ploetoon, verpersoonlijking van den rijkdom. Als zoon van Jasion en Demeter (Ceres), op een braakliggend land op Creta geboren. Daar de gunsten des rijkdoms soms verdeeld zijn zonder inachtneming van verdiensten, stelde men hem voor als blind gemaakt (door Jupiter). Zinrijk is de voorstelling van Plutus als kind in de armen van Tyche (gr. tuchè = toeval), in een standbeeld te Thebe. Wordt soms wel als Mammon (z.a.) gebezigd.

[Pluviose]

Pluviose, (fr.), regenmaand, de 5e maand in den Kalender der eerste Fransche republiek, van den 20sten Januari tot den 18 Februari.

[Plymouth-broeders]

Plymouth-broeders, zie Darbyïsten.

[Pneu]

Pneu, (fr.), verkorting van pneumatique, voor een fiets met luchtbanden. Ook de pneumatische uurwerken, die in sommige Fransche steden op den openbaren weg zijn geplaatst.

[Pneumatic tyres]

Pneumatic tyres, (sport.), luchtbanden. Tyre, tire = tuig, beslag (van wielen).

[Pneumatologie]

Pneumatologie, (gr.), leer van den Heiligen Geest (het pneuma of het pneuma hagion). Onderdeel der Bijbelsche theologie. Vgl. Parakleet.

[Pniël]

Pniël, plaats, waar men in hoogen nood verkeerd, met God geworsteld heeft, maar eindelijk toch licht en redding vond. Uit Gen. XXXII:30. Pniël, uit penie eel = aangezicht Gods, aan het plaatsje gegeven, omdat Jakob zeide God aldaar gezien te hebben. Ook Penoe-eel.

[Pnyx]

Pnyx, de plaats, waar de volksvergaderingen te Athene gehouden werden. Gr. pnux, 2e nmv. pnukos, uit puknos (dicht). Nog aanwezig als amphitheatersgewijs in den heuvel (Akropolis) uitgehouwen terras, dicht bij den nog zeer goed bewaarden tempel van Theseus.

[Poban]

Poban, kind van een Quartero(o)n (z.a.) en eene blanke. Heeft 120 deelen blank, en 8 deelen zwart bloed; de kinderen van een Poban en eene blanke worden tot de blanken gerekend.

[Pochard]

Pochard, (fr.), zie Poivrot.

[Pocket-veto]

Pocket-veto, (am.), het achterhouden van een wetsontwerp; de President mag eene wet tien dagen onder zich houden zonder die te teekenen.

[pagina 934]
[p. 934]

Houdt de President die dus in the pocket = in den zak, en wordt het Congres verdaagd, dan is daardoor de wet verworpen. Een woord van 1830, toen Andrew Jackson aldus handelde met eene leeningwet.

[Poco]

Poco, (muz., it.), weinig; poco forte, poco animato, in den zin van nog al, een weinig meer.

[Poean]

Poean, eigennaam m., de heelmeester der goden, de bevrijder van alle kwalen of rampen. Ook een lied aan Apollo gewijd, eene tot hem gerichte bede om een gevreesde ramp af te weren.

[Poeasa]

Poeasa of poewasa, (mal.), de 9e maand van het Mohammed-jaar, de vastenmaand. Laag jav. Pasa, hoog jav. Siam, ar. Kamelan of Kamadhân.

Daar men des daags alleen behoeft te vasten, wordt de nacht in feestvreugde doorgebracht; over dag slaapt men, alle bezigheden staan stil en de rechtbanken waarin Inl. hoofden en ambtenaren zitting hebben, houden geen zitting. Het einde der vasten wordt op den 1en dag der maand Sawal gevierd met een feest, dat op Java genoemd wordt Garebeg Poeasa, op Sumatra Hari Kaya, ook bekend onder den naam van Inlandsch Nieuwjaar; minder juist daar het Mohammed nieuwjaar begint met den 1en dag der maand Moeharam (zie Maanden).

[Poedel]

Poedel, (mil.), misschot bij het schijfschieten, mislukte worp bij het kegelen, mislukte stoot bij 't biljarten.

[Poeha]

Poeha, (amst.), drukte, vandaar poeha maken; van 't mal. bohea! ‘kaaiman!’ - In andere dialekten ook bohei.

[Poehanen]

Poehanen, spotnaam voor de inwoners van Heerenveen.

[Poejes]

Poejes, (barg.), geld.

[Poekemen]

Poekemen, (barg.), vertellen.

[Poekeren]

Poekeren, (barg.), spreken.

[Poël]

Poël, zie Pauel.

[Poelepetaat]

Poelepetaat, (amst. en elders), poule pintade of parelhoen.

[Poeloe]

Poeloe of Poelau, (mal.), moeras; ook: eiland.

[Poenai]

Poenai of poenei, (mal.), wilde groene duif, als wildbraad in N.-Indië zeer gewaardeerd.

[Poenggawa]

Poenggawa (jav.), penggawa (mal.), uit skr. poenggawa = bul van de kudde, uitstekend, edel, voortreffelijk. Titel van vorstelijke personen, hofgroote, officier, legerhoofd.

[Poenitet]

Poenitet, (lat. stud.), het berouwt mij (gezondigd te hebben), d.i. poenitet me peccasse. Iemand, die een (grappig) abuis heeft op een feest, moet poenitet drinken voor zijn straf, het glas ad fundum usque, d.i. ten bodem toe.

[Poerameroe]

Poerameroe, dessatempel, op Lombok.

[Poeratjoengkoeb]

Poeratjoengkoeb, doodentempel, op Lombok, te Mataram en te Tjakranegara.

[Poerim]

Poerim, (hebr.), letterl. = loten. Naam van het Israël. Lotenfeest, ter herinnering aan de redding van de Joden in de dagen van Haman (den minister van Xerxes, der Perzen koning, 485-465 v.C.), die door wichelaarsloting den 14 en 15 Adar (omstr. Maart) tot dagen van ondergang voor hen had bestemd. (Vgl. Boek Esther). De luidruchtige viering van die dagen werd grond voor de uitdrukking poerim maken.

[Poerloere]

Poerloere, jenever, in de volkstaal. In de spreekwijs hij (zij) drinkt zich dikwijls poerloere, bet. dit laatste woord scheel. Ook zegt men een poerloere nemen of er een poerloertje op zetten = zich bedrinken.

[Poerwó Redjó]

Poerwó Redjó, begin van voorspoed. Benaming in 1890 gegeven aan Segaran, waar door Poensen (sedert 1891 hoogleeraar in 't Javaansch te Delft), eene gemeente werd gesticht van 31 Christenen, welke steeds in bloei toenam, destijds reeds 183 leden telde en eene school van 40 leerlingen had.

[Poesaka]

Poesaka, (mal.), erfgoed, erfenis, nalatenschap, familiestuk, erfstuk, wat van ouder op kind overgaat, overgeërfde gewoonte enz.

[pagina 935]
[p. 935]

[Poesjenellenkelder]

Poesjenellenkelder, fr. cave aux marionettes. Den 6 Mei 1560 had te Oud-Antwerpen eene ‘Groote opendraeyinghe van den Poesjen’ plaats, werd er een ‘Weereldt beroemdt abel spel’ vertoond. Men wil dit ‘poesjenel’ als polichinel beschouwen.

[Poet Laureate]

Poet Laureate, (eng.), bekroond, gelauwerd dichter. Zie Laureate.

[Poeta nascitur, non fit]

Poeta nascitur, non fit, (lat.), een dichter wordt geboren, niet gemaakt.

[Poètes chante-puce]

Poètes chante-puce, (fr.), zie Grands jours de Poitiers.

[Poétesse maudite (La -]

Poétesse maudite (La -, (fr.), de gevloekte dichteres; zie Mater dolorosa.

[Poetih]

Poetih, (mal.), jenever. Eig. wit.

[Poetje]

Poetje, (barg.), pak, baal. Een poetje smook = een pak tabak; een poetje mokka = een baal koffie.

[Poetje (Een -]

Poetje (Een -, (barg.), een kleine diefstal.

[Poewasa]

Poewasa, (mal.), de vasten, de Mohammedaansche vasten.

[Pof gaan (Op den -]

Pof gaan (Op den -, (mil.), zonder permissie het garnizoen verlaten.

[Poigne (Ministre à -]

Poigne (Ministre à -, (fr.), een minister, die voor geen krachtigen, des noods moeilijk te wettigen maatregel terugdeinst. Juiste oorsprong onbekend; alleen weet men, dat de uitdrukking van het tweede Fransche Keizerrijk dagteekent.

[Poignettiste]

Poignettiste, (fr.), in de taal der Fransche en Belgische journalisten, hij die, zonder zich van snelschrift (sténographie) te bedienen, de beraadslagingen (à la force du poignet) opteekent.

[Point d'argent, point de suisses]

Point d'argent, point de suisses, (fr.), geen geld, geen Zwitsers. Zie Suisses.

[Point de quartier]

Point de quartier, (fr.), ne point donner de quartier, se battre sans quartier, betreffen de gewoonte om het losgeld van een gevangen krijgsman te bepalen op un quartier de sa solde: een vierde van zijn soldij, die dus geen quartier gaf liet zich niet vrijkoopen en die geen quartier nam liet niemand toe, zich vrij te koopen.

[Pointe]

Pointe, (fr. wap.), zie Punt en Schildvoet.

[Pointeeren]

Pointeeren, (hand.), de in het Grootboek overgebrachte posten in het Journaal door stippen aanwijzen.

[Points d'Alençon]

Points d'Alençon, (fr.), kantwerk, te Alençon vervaardigd. Daar werd in 1675 door den minister Colbert eene vermaarde kantfabriek gesticht. Fr. points = steken; ook: kantwerk.

[Points noirs]

Points noirs, (fr.), zwarte stippen (aan den gezichtseinder). Wel zeide de heer Duchâtel reeds den 18 Juli 1846, in een aan Guizot gericht schrijven: plusieurs points de l'horizon se rembrunissent (aan den gezichtseinder worden een aantal punten donker); het aangehaalde beeld, waarvan zoo dikwerf, vooral in nieuwsbladen en staatkundige geschriften gebruik.... en misbruik wordt gemaakt, kwam echter eerst in zwang, nadat Napoleon III, den 27 Augustus 1867, zoowel door de overwinning door Pruisen op Oostenrijk behaald, als door zijne zonder praktisch gevolg gebleven ontmoeting met den Keizer van dat land te Gastein enz. gemelijk gemaakt, in eene te Rijssel gehouden redevoering zeide: des points noirs sont venus assombrir notre horizon (zwarte stippen zijn onzen gezichtseinder komen verduisteren.

[Poirier]

Poirier, (fr.), mensch zonder gevoel voor kunst, naar den persoon van dien naam in Augier's blijspel Le gendre de M. Poirier (1856), waarin de schrille tegenstelling van den kunstlievenden markies de Presles en zijn burgerlijken schoonvader, die geen flauw besef van kunst heeft.

[Poisson d'avril]

Poisson d'avril, (fr.), zie April (De eerste -.

[pagina 936]
[p. 936]

[Poivrier]

Poivrier, (fr.), dief, die er zijne specialiteit van maakt, beschonken lieden te berooven. Vandaar, Poivrier (Faire le -, (fr.), beschonken lieden berooven.

[Poivrot]

Poivrot, (fr.), dronkaard. (Vroeger schreef men poivreau). Van poivre = peper. Met die woorden verwant is Poivrier (z.a.).

[Pokid]

Pokid, mrv. pekidiem, (n. hebr.), overheidspersoon, bestuurder, beheerder, (van hebr. pakad, in de beteekenis van: iemand over iets aanstellen.

[Polékente]

Polékente, zie Polk.

[Polias]

Polias, (gr.), stadbeschermster. Bijnaam van Athene (Minerva). Leeft voort in òns Stedemaagd (z.a.).

[Polieus]

Polieus, (gr.), stadbeschermer. Bijnaam van Zeus (Jupiter). Voor hem liet Phalaris (z.a.) te Agrigentum een tempel bouwen.

[Polichinel]

Polichinel, een der maskers van den Italiaanschen schouwburg, en vertoond bij alle volksfeesten te Napels als een koddig personage. Drie vierdedeel van zijn gelaat is met een zwart masker bedekt. De naamsoorsprong is niet met zekerheid vast te stellen. Hij onderscheidt zich door kluchtige invallen en door zijne bijtende spotternij.

[Policie is er al bij (De -]

Policie is er al bij (De -, (toon.), gezegde, wanneer een applaudissement niet zóo uitbundig is, dat de acteur(s) terugkome(n).

[Polis]

Polis, akte waarbij eene verzekering wordt aangegaan. Ze moet vermelden: den dag, waarop de verzekering is gesloten; den naam van hem, die de verzekering sluit; eene omschrijving van het verzekerde voorwerp; de som waarvoor verzekerd wordt; de gevaren, welke de verzekeraar voor zijne rekening neemt; den tijd, op welken het gevaar voor den verzekeraar begint te loopen en eindigt; de premie van verzekering.

[Politiek van Downingstreet (De -]

Politiek van Downingstreet (De -, de staatkunde, die uitgaat van het Britsch ministerie van Koloniën, waarvan de bureaux zijn gevestigd in Downing street (Londen).

[Politiek van Exeter-hall (De -]

Politiek van Exeter-hall (De -, de staatkunde, die uitgaat van het Britsch ministerie van Buitenlandsche Zaken, waarvan de bureaux zijn gevestigd in Exeter-hall, een groot gebouw in de City te Londen.

[Politieke tinnegieter]

Politieke tinnegieter, beunhaas in de politiek, een man, die zich zonder kennis of voorbereiding met politiek bemoeit; naar den tinnegieter Herman van Bremen in het blijspel De politieke tinnegieter (Den politiske Kandestöber), van Lodewijk baron v. Holberg (1684-1754).

[Politique de fous furieux]

Politique de fous furieux, (fr.), staatkunde van woedende dwazen. Aldus noemde Thiers, in een, den 8 Juni 1871, in de Wetgevende Vergadering te Versailles uitgesproken redevoering, de pogingen van Gambetta, om den krijg tegen Duitschland tot het uiterste voort te zetten.

[Polk]

Polk, in het joodsch-Duitsch verbasterd van het oud-Duitsch Polack, een Pool. Vaak noemt de volkstaal iederen Joodschen vreemdeling uit het Oosten aldus. Vrouwelijk Polékente, eene Poolsche vrouw (van het oud-Duitsch Poläckin met den chald. vrouwelijken uitgang te vermeerderd).

[Polka]

Polka, Boheemsche dans. Zie bij Ecossaise. Uitvindster er van was een zeventienjarig landmeisje te Elbe-Kosteletz, in Boheme. Op Zondagmiddagen sprong zij zingend rond; en de onderwijzer Neruda had zooveel pleizier daarin, dat hij rhythmus en melodie opschreef en den nieuwen dans naar Praag zond, waar hij spoedig algemeen werd. In 1839 het eerst te Weenen uitgevoerd onder de leiding van den directeur Pergler. Maar eerst toen ze door Raab, dansmeester te Praag, in 1840 op het Odéontheater te Parijs met grooten bijval was gedanst, werd de polka beroemd. Ze had, als alle beroemdheden, vijanden. In 1844 bv. werd ze te Luik als ‘onzedelijk’ verboden. Maar ondanks dien tegenstand wist de polka zich te handhaven; en nog altijd dansen de paren op onze bals naar de wijze van het Boheemsche meisje. De muziek in 2/4 maat is zeer eenvoudig.

[pagina 937]
[p. 937]

Tegenwoordig ten onzent alleen volksdans; vanhier dat het geringere volk onder ons niet van ‘dansen’, maar bij voorkeur van ‘'n polka (polkaatje) dansen’ spreekt. - Door opneming van enkele passen uit andere Slavische dansen zijn de Polka-Mazurka en -Hongroise, ook de Tyrolienne ontstaan.

[Polka]

Polka, in Zeeland de naam voor soda, door de waschvrouwen gebruikt, wat de Amsterdammers droogwater noemen.

[Polo]

Polo, (eng.-ind. en fr.), balspel, balvangen, maar te paard gezeten bij alle handelingen. Een spel, even woest bijna, als het in volle vaart geld oprapen, wat de Amerikaansche prairie-rijders onder de namen van ‘Pawnee-Bill’ en ‘Buffalo-Bill’ hebben te zien gegeven.

[Polonaise]

Polonaise, een deftige Poolsche dans. Tot in de 2e helft der achttiende eeuw werd ze in Europa algemeen gedanst, maar geraakte toen in vergetelheid, waarna zij in den aanvang der negentiende eeuw weer in zwang kwam. Zie Entrée.

[Polycletus]

Polycletus, van Sicyon, leerling van Ageladas, beroemd beeldhouwer, tijdgenoot van Phidias († 431 v.C.), dien hij nog overtreft, wat aangaat nauwkeurigheid en getrouwheid aan de natuur, terwijl hij daarentegen in phantasie zijn mindere was en hem dus in het maken van godenbeelden niet kon evenaren. Naar hem de canon van Polycletus.

[Polygamist]

Polygamist, (am.), polygamist, voorstander der veelwijverij (polygamie); naam der bewoners van Utah (zie Mormon State), die meerendeels Mormonen (z.a.) zijn.

[Polyhymnia]

Polyhymnia, (gr.), de liederenrijke; eene der negen muzen, de uitvindster der lier. Zij, meest voorkomend als patrones der gewijde dichtkunst, wordt afgebeeld als eene jonkvrouw in staande houding, met den wijsvinger der rechterhand op den mond.

[Polyphemus]

Polyphemus, (myth.), een der Cyclopen, die op Sicilië leefden. Toen Odysseus (Ulysses) en diens makkers in zijn land aangekomen waren en bij ongeluk in zijne woning een schuilplaats zochten, hield hij hen opgesloten en verslond hij zes makkers van Odysseus, deze wist hem dronken te voeren en stak hem in den slaap zijn oog uit met een gloeiend gemaakten puntigen paal. Daarop ontsnapten zij met het vee van den Cycloop, die hun schip door het werpen van groote rotsblokken echter nog bijna verbrijzeld zou hebben.

[Pommersche muts]

Pommersche muts, zie Folterwerktuigen.

[Pommersche slurp]

Pommersche slurp, oudtijds naam eener biersoort.

[Pomona]

Pomona, de te Rome vereerde godin der boomvruchten, wier eeredienst uit Latium stamde; zij had te Rome een eigen priester (flamen Pomonalis). Van pomum = ooft. - Vanhier benaming van vruchtboomkweekerijen.

[Pompekanneken]

Pompekanneken, (wap.), het zaad der pompebloem, voorgesteld als een kannetje zonder oor met een golvenden steel van onderen.

[Pompier]

Pompier, (fr.), een schilder of beeldhouwer, die klassieke onderwerpen pleegt te kiezen. Naar het hoofddeksel zijner personaadjen, dat aan de helmen der pompiers (manschappen der brandweer) herinnert. Vandaar style pompier = akademische stijl of naar ouderwetschen trant. Pompier beteekent eindelijk, bij de Fransche en Belgische kleedermakers, de werkman, die met de uitvoering van kleine herstellingen is belast. Vandaar ook à la pompe arbeiden.

[Ponçoen]

Ponçoen, zie Dienststempels en Matrijs.

[Pond]

Pond, (mil.), 4, 8, 14 pond = 4, 8, 14 dagen provooststraf.

[Pond]

Pond, oudtijds de naam voor de waarde van 40 grooten of éen gulden.

Pond Vlaamsch = zes gulden.
Pond Sterling = twaalf gulden.
[pagina 938]
[p. 938]

[Pond (Met zijn - woekeren]

Pond (Met zijn - woekeren, letterl. nog meer ponden (gelds) trachten te krijgen, fig. door zijn talent in de wereld vooruit zien te komen. Naar de gelijkenis van Luk. XIX:22-23, waar de dienaar, die van zijn heer 10 ponden ter leen ontving, om daarmede gedurende zijne afwezigheid te handelen en hem bij zijne terugkomst tien ponden winst teruggaf, uit dankbaarheid de macht over tien steden kreeg. Gewoonlijk, met zijn talent woekeren, naar Matth. XXV:15 enz.

[Pondgaarder]

Pondgaarder, oudtijds makelaar in granen.

[Pondok]

Pondok, (z.-afr.), hut van een kaffer.

[Ponem]

Ponem, (verbasterd uit hebr. poniem, paniem) = aangezicht. Meervoudsvorm van ponem in het Joodsch-Duitsch: penemer = aangezichten (eig. een hgd. pluralis: pönemer).

Azzes ponem, (letterl. onbeschaamdheid van aangezicht) = een onbeschaamde.
Gotspe-ponem (zie Goetspo).
Gein-ponem, geestigheids-gezicht, iemand die gaarne geestigheden ten beste geeft.
Mies-ponem, leelijk aangezicht, leelijkert (zie Mies).
Schein-ponem, mooi aangezicht (van hgd. schön), vaak ironisch).

[Ponjoen]

Ponjoen of pinjoen, (wap.), zie Ruitervaantje.

[Pons]

Pons (punch), afgeleid van 't Perz. woord pancho (vijf), 't gr. pente = vijf. Deze drank is zijn naam verschuldigd aan zijne vijf bestanddeelen, nl. spiritus (brandewijn), water, suiker, citroensap en specerijen. Met weglating van specerijen wordt pons ook wel een, twee, drie, vier genoemd.

[Pons asinorum]

Pons asinorum, zie Ezelsbrug.

[Pontifex maximus]

Pontifex maximus, de opperpriester bij de Romeinen. Vanhier dat de Paus zich ook aldus titelt. (Zie Pro Ecclesia et Pontifice). Pontifex (letterl. bruggemaker), heette het hoofd van het Romeinsche priestercollege, omdat tot zijne verplichtingen o.a. behoorde het onderhoud der paalbrug (pons sublicius) over den Tiber.

[Pontis]

Pontis of Ponthis, oude naam van Gelderland, volgens den Zeeuwschen kroniekschrijver Jan v. Reygersbergh (ao 1548). Deze naam herinnert aan het geslacht van Pont, waarvan acht leden ao 866-1067 de stad Gelder(n) met haar gebied als praefectura Gelrensis hebben bestuurd, onder den titel van praefecti (voogden). Willem v. Pont of v. Gelder (Gelre) bekleedde ao 1054-75 Utrechts bisschopsstoel.

[Pontius naar Pilatus sturen (Van -]

Pontius naar Pilatus sturen (Van -, van den een naar den ander, iemand voor gek laten loopen. 't Voor den gek houden ligt reeds in de wijze van uitdrukking, omdat Pontius Pilatus, de landvoogd van Judea, voor wien Jezus terecht stond, die door hem ook naar koning Herodes werd gezonden, éen en dezelfde persoon was. Zie April (De eerste -). Het volk spreekt bij voorkeur van Pontius en Pilatus.

[Ponto]

Ponto, in 't ombre en quadrille-spel de heer in het zwart en het aas in het rood; naar het aas of éen punt, sp. uno punto.

[Pontus (Een -]

Pontus (Een -, een afgelegen dorp, een gat; naar Pontus, 't zuidoostelijke kustland van de Zwarte Zee, en dus ver verwijderd van Griekenland, het land der beschaving.

[Poofen]

Poofen, (barg.), eten. In de gewone taal drinken, ook pooieren genoemd.

[Pook]

Pook, (mil.), scheldnaam voor een adjudant-onderofficier (niet algemeen).

[Poolsche bok]

Poolsche bok, zie Folterwerktuigen.

[Poolsche landdag]

Poolsche landdag, vergadering, waar het erg luidruchtig en rumoerig toegaat; naar de historische landdagen in Polen, een kiesrijk, waar men het zelden of nooit eens was, als er een nieuwe koning moest verkozen worden, en waar vaak ergerlijke tooneelen voorvielen, de voorboden van de burgeroorlogen, die ten slotte het eenmaal machtige koninkrijk Polen ten val brachten.

[pagina 939]
[p. 939]

[Poolsche roos, vlecht]

Poolsche roos, vlecht of haarvlecht, eene ziekte waarbij de haren zich met bloed vullen en niet losgemaakt noch gesneden kunnen worden. Verg. hgd. Weichselzopf.

[Poepoetan]

Poepoetan, wanhopige aanval bij de Balineezen, tot een strijd op leven en dood. De vorst kleedt zich dan geheel in 't wit, en na vrouwen en kinderen vermoord te hebben, stort hij zich met eenige honderden zijner volgelingen in den dichtsten drom der vijanden, waar hij overwint, of vechtende met de zijnen sneuvelt. Van jav. poepoet, d.i. einde, laatste.

[Poor Richard]

Poor Richard, de naam waaronder Benj. Franklin in een serie van almanakken zijn goede raadgevingen onder het volk bracht. De toevoeging daarbij: ‘as poor Richard says’ is daarvan spreekwoordelijk geworden.

[Poor Yorick!]

Poor Yorick! (eng.), arme Yorick! Shakespeare, Hamlet V, 1, zegt Hamlet, als een der doodgravers hem den schedel van Yorick, den vroegeren hofnar des Konings, laat zien.

[Poort der tranen]

Poort der tranen, (Babelmandeb), doortocht in de Roode Zee; door de Arabieren aldus genaamd wegens het gevaar voor de scheepvaart en de vele schipbreuken, die daar plaats vonden, of... naar de paarlen, die men er vindt. Zie Perlen.

[Poort van Italië]

Poort van Italië, dat gedeelte der vallei van de Adige, dat in de nabijheid ligt van Trent en Roveredo. Het is een nauwe kloof tusschen twee bergruggen.

[Poorten der hel zullen Christus' gemeente niet overweldigen (De -.]

Poorten der hel zullen Christus' gemeente niet overweldigen (De -. Uit Matth. XVI:18. Poorten hier z.v.a. machten.

[Poorters]

Poorters, spotnaam voor de inwoners van het Brabantsche dorp Sint-Quentens-Lennik. Wijst op de voormalige belangrijkheid dier gemeente.

[Pootje aangeven (Iemand een -]

Pootje aangeven (Iemand een -, (mil.), iemand vermoeien. Zie 1 Sam. XIX:23.

[Pop]

Pop, (stud. e.a.), gulden.

[Pop maken]

Pop maken, (mil.), iets in de gedaante van een menschelijk lichaam onder de dekens stoppen, om daardoor bij het avond- of nachtelijk contraappel de afwezigheid van iemand, die zonder verlof is uitgegaan, niet te doen opmerken.

[Popeline]

Popeline, (fr.), eene halfzijden stof, eene soort van gros de Tours, waarbij de inslag niet uit zijde maar uit floretzijde of katoen bestaat; verbastering van papeline, en aldus genaamd, omdat deze stof het eerst werd gemaakt te Avignon, eene Fransche stad, die tot in 1791 in de macht der Pausen bleef en vandaar den naam had van ville papale.

[Popery (No -]

Popery (No -, in Engeland de leus van de anti-Katholieke partij, dus tegen Kath. propaganda.

[Popocraten]

Popocraten, zie Populisten.

[Popofka's]

Popofka's, (russ.), drijvende batterijen, naar den uitvinder admiraal Popof († 1898), adjudant-generaal van Czaar Nicolaas II.

[Populist]

Populist, z.a.v. kolonist, volkplanter.

[Populisten]

Populisten, derde partij, naast de Republikeinen en Democraten in Noord-Amerika, de beide partijen, tusschen welke elke vier jaar bij de Presidentsverkiezing de strijd gestreden wordt. Beide groote partijen noemen hen Popocraten of Populisten, dewijl zij de regeering in handen van het gepeupel (den populus) willen geven, alle rechtszaken door rechters hunner partij, door henzelven gekozen, willen doen berechten, het Bondsgerechtshof afschaffen, de tusschenkomst der troepen bij oproer verbieden, enz. Een zuiver anarchistisch programma.

[Populus me sibilat, at mihi plaudo]

Populus me sibilat, at mihi plaudo, (lat.), het volk fluit mij uit, maar ik juich mijzelf toe. Horat., Sat. I, 1, 66.

[Populus unius Libri]

Populus unius Libri, (lat.), het volk van éen Boek (den Bijbel). Benaming der Waldenzen, omdat zij zich

[pagina 940]
[p. 940]

eeniglijk houden aan den Kanon der Bijbelboeken, als hunne kracht, en hun machtigst wapen tegen het Pausdom.

[Porauches]

Porauches, (Parocheth), (hebr.) = voorhangsel. In het bizonder: het gordijn, dat in de synagoge de H. Ark bedekt; meestal met borduurwerk versierd.

[Porbettina]

Porbettina, (ital.), eene rozijn, waaromheen eene soort van gehakt vleesch. Een bijzonder fijne schotel naar den smaak der bewoners van Olevano Romano (Romeinsch olijvendal) bij Rome.

[Porcopolis]

Porcopolis, (am.), varkensstad, d.i. Cincinnati in Ohio, naar de hoogst belangrijke varkensfokkerij en den uitgebreiden handel in varkens.

[Porcosan]

Porcosan, voorbehoedmiddel tegen vlekziekte onder de varkens (fr. les porcs).

[Porets]

Porets, eig. Poriets, (hebr.), geweldenaar. In Polen en Rusland vaak gebruikelijk voor: landjonker, edelman, zonder bepaald eene ongunstige beteekenis daaraan te verbinden; in den zin van: heer, die recht van geweld heeft op zijn grondgebied.

[Port-Royal]

Port-Royal, oorspronkelijk een in 1204 nabij Chevreuse gesticht vrouwenklooster. Later (1336) de verblijfplaats van een aantal geleerden, zooals Lemaistre, de Sacy, Pascal, enz., die er een onderwijs-gesticht in het leven riepen om de Jezuieten afbreuk te doen, en waaruit o.a. Racine en de Harlay voortkwamen. Zoo werd Port-Royal allengs het brandpunt van het jansenisme, tot Lodewijk XIV (1664), een groot deel der bewoonsters, op aansporing der volgelingen van Loyola, naar andere kloosters zond. Daar echter de overgeblevenen bleven weigeren een pauselijk formulier te onderteekenen, waarbij de vijf stellingen van Jansenius werden veroordeeld, werd het klooster (11 Juli 1709) voor goed gesloten en met den grond gelijk gemaakt. De weerspannige bewoonsters werden in andere kloosters opgesloten.

[Portamento]

Portamento, (it., muz.), innige versmelting der tonen, waarbij echter de grenzen toch merkbaar blijven; ook porta di voce genoemd.

[Portcullis]

Portcullis, (fr. wap.), zie Valdeur.

[Porte]

Porte, de Verhevene of de Ottomanische of Osmanische Porte, het Turksche gouvernement des Sultans, het hoogste staatsbestuur; ook Divan geheeten. De oorsprong dezer benaming ligt in de gewoonte der Oosterlingen, om de poorten der steden (vgl. Ruth IV:1, 2, 11; Esther II:21, IV:2) en der koninklijke paleizen tot verzamel- en gerichtsplaatsen aan te wenden. In Oud-Perzië en in 't Byzantijnsche rijk spraken de Vorsten, van hunne rijksgrooten omgeven, recht aan de hoofdpoort van hun paleis. Die hoofdpoort heette in eigenlijken en in figuurlijken zin de hooge of verheven poort. Orchan, chakan en padischah (Keizer) van Turkije (14e eeuw), zoon van Sultan Osman, was de eerste, die de poort van zijn paleis te Brussa aldus bestempelde. De hoofdambten der Verhevene Porte zijn: 1o de betrekking van grootvizier (Sadaret); 2o de hooge raad voor de binnenlandsche zaken (Medschlissi Wala); 3o het ministerie voor buitenlandsche zaken (Chardschie Nezaretie); 4o het hof van appel (Ahkiamie Adlie). - Fr. La Sublime Porte, hgd. die Ottomanische Pforte, eng. the Porte en Ottoman court. Zie ook Osmanen.

[Porte-épée-Fähnrich]

Porte-épée-Fähnrich, de hoogste rang van hen, die in Pruisen tot officier opgeleid worden. Deze rang komt overeen met den ‘vaandrig’ in ons leger.

[Porte ouverte (Enfoncer une -]

Porte ouverte (Enfoncer une -, (fr.), eene open deur induwen. Eene stelling bewijzen, die reeds lang voor onbetwistbaar gold.

[Portemonnaie]

Portemonnaie, (fr.), letterl. muntdrager, geldknipje van leder, in 1847 door den Duitschen boekbinder Karl Heue in Amerika het eerst vervaardigd.

[Porter des cornes]

Porter des cornes, (fr.), horendrager zijn; aanvankelijk was het dragen van horens of hoornen eene eer, men vond ze op het hoofd van Jupiter Ammon, Bacchus, Pan, Isis en Astarte, - ook droegen de koningen van Macedonië ramshorens op hun helmen; - denkelijk onder letterkundigen invloed dacht men

[pagina 941]
[p. 941]

in lateren tijd aan den aard van den bok, die gewillig een medeminnaar duldt, waarom deze laatste bij de Grieken ook bok heette en de natuurlijke kinderen geitenkinderen.

[Portunalia]

Portunalia, (lat.), het feest ter eere van Portunus (zie Palemon).

[Poschet]

Poschet eig. Poschoet, (paschoet), (n. hebr.), eenvoudig, gewoon, natuurlijk, geenerlei moeite veroorzakend, bescheiden.

[Poschiet]

Poschiet, (chald. en n.hebr.), de meest bescheiden muntspecie, een duit, een penning.

[Posé]

Posé, (fr. wap.), zie Staande (leeuwen).

[Poseidon]

Poseidon, Neptunus, zoon van Kronos en Rhea. Hij kreeg bij de verdeeling der heerschappij over het heelal de regeering over de zee, op welker bodem hij met Amphitrite en hunne kinderen zijn gouden paleis bewoont.

[Positivisme]

Positivisme, richting, welke niet van de normale wetten der zedekunde uitgaat, maar die wetten zelve willekeurig vaststelt naar de egoïstische inspraak van het menschelijk hart. De Franschman Comte (1798-1857), de stichter er van, ijverig aanhanger van den Graaf Saint-Simon (1760-1825), wiens volgelingen op zijn voetspoor eene socialistische school oprichtten, met afschaffing van erfrecht enz., verkondigde zijne denkbeelden in diens orgaan l'Organisateur, en zette ze uiteen in zijn hoofdwerk Cours de philosophie positive. Hun leider is tegenwoordig de bekende Engelsche schrijver Frederic Harrison. Omstr. 1888 gingen op Ceijlon drie hooggeplaatste Franschen openlijk tot het Buddhisme over, en verklaarden, dat alle Fransche Positivisten van de nieuwe school in de praktijk Buddhisten zijn.

[Posoek]

Posoek, (n. hebr.), letterl. afgedeelde schriftuurplaats, een Bijbelvers, vandaar ook vaak algemeen: Bijbeltekst.

[Posoel]

Posoel (pasoel), (n. hebr.), ritueel onbruikbaar, onwaardig, ongeschikt.

[Possje Jisroeil]

Possje Jisroeil, een overtreder van zijne plichten als Israëliet. Verkort: possje (van het hebr. posjea = opzettelijk zondigen).

[Possessoir]

Possessoir, eene rechtsvordering, die men instelt als juridiek bezitter van eene zaak.

[Post coenam stabis seu]

Post coenam stabis seu (of vel) passus mille meabis, (lat.), na den maaltijd moet men staan, of een duizend schreden gaan.

[Post equitem sedet atra cura]

Post equitem sedet atra cura, (lat.), achter den ruiter zit de zwarte zorg. Horatius, Oden III, 1, 40.

[Post est occasio calva]

Post est occasio calva, zie Fronte capillata etc.

[Post-factum]

Post-factum, (lat.), na het feit, nadat het heeft plaats gehad.

[Post festum]

Post festum, (lat.), naar Plato, Gorgias, dat is: na het feest, d.i. te laat, vgl. ons ‘mosterd na den maaltijd’.

[Post hoc, ergo propter hoc]

Post hoc, ergo propter hoc, (lat.), daarna, derhalve daarom (de valsche stelling, dat dingen, die op elkaar volgen, ook uit elkaar volgen).

[Post meridiem]

Post meridiem, (lat.), na den middag (P.M. of p.m.). Tegenover ante meridiem, vóor den middag, 's voormiddags (a.m. of A.M.).

[Post mortem]

Post mortem, (lat.), na den dood. Tegenwoordig vooral van een medisch onderzoek, nadat de dood ingetreden is, een onderzoek post mortem.

[Post mortem nulla voluptas]

Post mortem nulla voluptas, (lat.), na den dood is er geen genot meer.

[Post multa saecula, pocula nulla]

Post multa saecula, pocula nulla, (lat., stud.), hiernamaals zullen nog vele eeuwen komen, maar geen bekers (niets meer te drinken).

[Post nubila jubila]

Post nubila jubila, (lat.), na de wolken (het lijden) het gejubel; of op regen volgt zonneschijn. Vgl. Ps. XXX:6.

[pagina 942]
[p. 942]

[Post nubila Phoebus]

Post nubila Phoebus, (lat.), na de wolken Phoebus (de zonnegod of de zon). Op regen volgt zonneschijn. Deze spreuk is verkort uit: Clarior ex solito post maxima nebula (sic) Phoebus (helderder glanst gewoonlijk Phoebus na de grootste neveldampen). Ook: post nubila lux, d.i. na de wolken het licht. Nebula voor nubila.

[Post proelia praemia]

Post proelia praemia, (lat.), na den strijd het loon. Spreuk van Westenra baron Rossmore.

[Post staan (Op -]

Post staan (Op -, (mil.), op zijn meisje staan te wachten.

[Post tenebras lux]

Post tenebras lux, (lat.), na de duisternis het licht. Spreuk van Genève (kanton).

[Post varios casus et tot discrimina rerum]

Post varios casus et tot discrimina rerum (tendimus in Latium), (lat.), na verschillende lotgevallen en even zoovele hachlijkheden (te hebben doorgestaan). Versregel uit Vergilius' Aeneis I, 204, die soms door geleerden, vooral bij 't leveren van kritieken, wordt aangehaald. Per tot discrimina rerum (door of langs den weg van zóovele hachlijkheden) is ook wel een wapendevies, bv. der familie Gevaerts.

[Post verba verbera]

Post verba verbera, (lat.), na woorden slagen. Die niet hooren wil, moet voelen.

[Post Virginis Partum]

Post Virginis Partum, (lat.), na de bevalling der (Moeder-)maagd (Maria). Vervangt soms wel Post Christum natum (na Christus' geboorte), op grafzerken enz., bv. op die van Susanna v. Rhemen (bijgenaamd heroïna = de heldin), † 1673, in de Groote kerk te Zutphen, medegedeeld in De Navorscher, X, 68a). Jacopo Sannazaro († 1530 te Napels) dichtte De Partu Virginis.

[Postille]

Postille, korte preek, godsdienstig geschrift tot verklaring; oorspronkelijk eene noot of korte verklaring van een tekst of hoofdstuk, naar de woorden, waarmede zulk eene verklaring begon. Uit lat. post illa verba (textus), d.i. na deze woorden (van den tekst) enz.

[Postliminium]

Postliminium, afkomstig van post (achter) en limen (drempel). Bij de Romeinen het recht van een burger, die door den vijand gevangen genomen was en alzoo als slaaf beschouwd werd, om bij zijn terugkeer (na het overschrijden van zijn drempel) het volle bezit van zijne burgerlijke rechten te genieten, hetwelk dan geacht werd te hebben voortgeduurd gedurende de gevangenschap. Thans is het recht van postliminium (jus postliminii) alleen bekend in het Volkenrecht, als het recht krachtens hetwelk een staat in zijn vroegeren rechtstoestand hersteld wordt, als hij heeft opgehouden onder vreemde heerschappij te staan, of als zijn grondgebied heeft opgehouden door den vijand bezet te zijn.

[Postpapier]

Postpapier, aldus genaamd naar het watermerk, een posthoorn; welk papier voor het eerst in 1730 werd gebruikt.

[Postquam exempta fames et amor compressus edendi]

Postquam exempta fames et amor compressus edendi, (lat.), nadat de honger gestild, nadat de eetlust bevredigd was. Vergilius, Aeneis 8, 184.

[Postulaatgulden]

Postulaatgulden, een goudgulden uit het midden der 15e eeuw, het eerst geslagen door Rudolf van Diepholt, die van 1426-31 postulaat, dat is candidaat-bisschop van Utrecht was. De munt vertoonde aan de eene zijde den bisschop met myter en staf, aan de tegenzijde het wapen van Diepholt. Andere goudguldens, zooals van Luik en Oostfriesland, die met de Utrechtsche in figuren en gehalte overkwamen, werden ook postulaten genoemd.

[Postzegels.]

Postzegels. Het gebruik van postzegels is ouder dan algemeen wordt geloofd. Lang vóordat Rowland Hill ze in Engeland invoerde (1840), waarna ze weldra algemeen in gebruik kwamen, had men in Frankrijk al postzegels gehad. In 1653 toch werden aan het gerechtshof te Parijs ‘bewijzen van betaald port’ verkocht, waarmee men brieven, welke daar ter stede bezorgd moesten worden, kon frankeeren. De heer Feuillet de Conches heeft een

[pagina 943]
[p. 943]

van zulke postbewijzen in zijn bezit, waarmee een brief van Pellisson aan Mlle De Scudéry gefrankeerd is geweest. (Voor nadere bijzonderheden wordt verwezen naar Moens, Le Timbre Poste, 1e jaarg. Brussel, 1863; Zaccone, La Poste anecdotique et pittoresque. Parijs, 1867 en de Rothschild, Histoire de la poste aux lettres. Brussel, 1876, 1e deel, bladz. 172 en volg.).

[Pot]

Pot, (k.m.a.), provoost.

[Pot]

Pot, (mil.), arrestkamer.

[Pot-boilers]

Pot-boilers, geschriften of kunstwerken geschreven of gemaakt om dagelijksch brood, om den schoorsteen te doen rooken; gewoonlijk toegepast op tijdschrift-artikelen of schilderstukken van minder waarde; letterl. om den pot te doen koken (to boil).

[Pot-pourri]

Pot-pourri, (fr.), mengelingen, mengelmoes, naar de hutspot potpourri, de olla podrida der Spanjaarden; een geliefd gerecht bestaande uit allerlei soorten van vleesch en groente, door elkaar en fijn gekookt. In de muziek een verbinding van populaire aria's of keurlezing uit een groot muzikaal werk.

[Potage (Jean -]

Potage (Jean -, zie Jean.

[Potence]

Potence, (fr. wap.), krukhoofd. Zie Vylot.

[Potencé]

Potencé, (fr. wap.), in krukhoofden eindigend, vooral van kruisen gezegd, vair. - Zie Krukhoofdenvoering.

[Potent]

Potent, (wap.), zie Krukhoofdenvoering.

[Poter (Ik ben het -]

Poter (Ik ben het -, (barg.), ik ben het kwijt. Zie Potoer.

[Poterne]

Poterne, (bouwk.), geheime valdeur bij vestingwerken, sluippoort.

[Potestas substituendi]

Potestas substituendi, (lat.), bevoegdheid tot het stellen van een plaatsvervanger.

[Potior est, qui prior est]

Potior est, qui prior est, (lat.), wie het eerste komt, wie 't eerste maalt. Terentius, Phormio, II, 3, 48.

[Potiphar's vrouw.]

Potiphar's vrouw. Volgens den Koran was haar naam Zuleika; maar sommige Arabische schrijvers noemen haar Rail.

[Potius amicum, quam dictum perdere]

Potius amicum, quam dictum perdere, (lat.), liever een vriend verliezen dan eene geestigheid; zie Il vaut mieux perdre etc.

[Potius mori quam foedari]

Potius mori quam foedari, (lat.), liever sterven dan te schande worden. Wapenspreuk van Godard baron v. Reede-Ginkel, 1en graaf van Athlone, veldmaarschalk, vriend van den stadhouder Willem III (King William), † 1703.

[Potjes nog? (Hoeveel -]

Potjes nog? (Hoeveel -, (mil.), hoeveel dagen moet je nog dienen? Ieder soldaat heeft een blikken eetketel, waarin hem zijn warm eten in de keuken wordt uitgereikt; deze portie noemt hij zijn potje.

[Potjoet]

Potjoet, (atjeh), de kleine prins; titel, gegeven aan de kinderen uit het huwelijk eener Prinses van den bloede met een niet-adellijken vader.

[Potoer]

Potoer, (n. hebr.), (van hebr. patar = afsluiting openen, loslaten), vrijgesteld van schuld, verplichting, boete, straf. Ook in den zin van: losgelaten, niet meer gebonden.

Potoer oe-mockoel = losgelaten en kwijtgescholden. De uitdrukking: ik ben hem potoer oe-mockoel in den zin: ik laat hem vrij en kwijtgescholden beteekent schertsend of spottend: ik wensch thans van zijn verdere aanwezigheid of bezoek verschoond te blijven. Ik ben het potoer = ik ben het kwijt. Het is verloren. Zie Patteren.

[Potro]

Potro, (sp.), driehoekig houtblok, dat op twee schragen rustte, en zóo scherp was, dat het bijna in het lichaam sneed. Hierop moesten de slachtoffers plaats nemen, die in de folterkamer der Inkwisitie een verhoor ondergingen.

[Pottebeen]

Pottebeen, (barg.), ham.

[Pottenfeest (Het -]

Pottenfeest (Het -, feest der oude Grieken op den laatsten dag van

[pagina 944]
[p. 944]

het driedaagsche feest der Anthestèria (z.a.) = het bloemenfeest (van anthos (o.a. = bloem) ter eere van den Nyseïschen Bacchus, het groote voorjaarsfeest van Dionysos. Op den middelsten dier dagen viel het kannenfeest, waarop ieder zijn rantsoen wijn had vóor zich staan.

[Potwallopers]

Potwallopers, d.i. eigenpotkokers; vroeger in Engeland de naam voor hen, die in den een of ander ‘borough’ het kiesrecht verkregen door zes maanden achtereen vóor de verkiezing hun eigen pot gekookt te hebben. In den loop der jaren was deze eerbare stand vrij veil geworden, zoodat hij dan ook terecht in 1832 werd afgeschaft. De laatste der Britsche Potwallopers, Richard Atkenson, is in 1896 in den ouderdom van 97 jaar overleden.

[Pou-de-soie]

Pou-de-soie, (fr.), ook poult-de-soie, effen, ongeglansde zijden stof. Als pou-de-soie de oudste spelling is, kan Littré gelijk hebben dat het is: padoue-soie, evenals eng. paduasoy, zijde uit Padua.

[Poudre de succession]

Poudre de succession, (fr.), vergif, waarvan onder Lodewijk XIV zóo druk gebruik werd gemaakt, dat er in 1680 eene afzonderlijke rechtbank werd benoemd, die chambre des poisons heette, en ook chambre ardente (z.a.), omdat de vuurdood of het afbranden der hand de gewone straffen waren.

[Poule au pot (La -]

Poule au pot (La -, (fr.), zie Je veux que chaque etc.

[Pound]

Pound, (sport.), 0.45359 KG.

[Pour acquit de conscience]

Pour acquit de conscience, (fr.), tot eigen gerustheid.

[Pour l'amour du grec]

Pour l'amour du grec, (fr.), ter wille van het Grieksch. Zinspeling op het tooneel in Molière's Femmes savantes III, 5, waar Philaminte van Trissotin vernomen hebbende, dat Vadius Grieksch kent, dezen, ter wille dier taal verlangt te omhelzen.

[Pour réparer des ans l'irréparable outrage]

Pour réparer des ans l'irréparable outrage, (fr.), om de onherstelbare verwoestingen, door de jaren aangericht, te herstellen. Uit Athalie's verhaal van haren droom, in Racine's treurspel Athalie II, 5, waar zij dat aan hare moeder Jesabel zegt. In den regel past men die woorden op bedaagde, behaagzieke vrouwen toe, die haren ouderdom door kunstmiddelen trachten te verbergen.

[Pour vivre heureux vivons caché]

Pour vivre heureux vivons caché, (fr.), om gelukkig te leven, laat ons verborgen leven. Uit de fabel Le Grillon, van Florian, XI, 2. Hetzelfde denkbeeld is echter reeds bij Ovidius (Tristia, boek III, 4e elegie, vs. 25) te vinden: Crede mihi, bene qui latuit, bene vixit = geloof mij, verborgen leven is gelukkig leven.

[Pourpre-ventres]

Pourpre-ventres, (fr.), purperbuiken, naam, dien de Franschen in 1672 spottend gaven aan onze getabberde in purper uitgedoste vaderen, die meerendeels zwaarlijvig waren.

[Pourvu qu'on s'amuse]

Pourvu qu'on s'amuse, (fr.), als men maar pleizier heeft.

[Powder-tax]

Powder-tax, (eng.), poederbelasting; belasting in Engeland voor hen, die koetsiers en bedienden hebben die pruiken (met wit gepoederd haar) dragen.

[Power of Removal Bill]

Power of Removal Bill, (am.), machtiging van eene verwijderingswet, waardoor allen, die onmiddellijk of middellijk van de hooge ambtenaren afhangen, met deze vallen; in Groot-Brittannië en de Vereenigde Staten is dit regel.

[Praaien]

Praaien, (zeet.), in zee ontmoeten en toespreken. In de verte geschiedt dit door middel van seinvlaggen, die alle eene bepaalde beteekenis hebben.

[Practica est multiplex]

Practica est multiplex, (lat.), de praktijk is veelvuldig. - Vele wegen leiden naar hetzelfde doel.

[Pradjoerit]

Pradjoerit, (jav.), strijder, krijgsman, held. Pradjoerit darat (jav.), voetvolk; pradjoerit djaranan (jav.), paardenvolk. Pradjoerit is dus inlandsch krijgsman. De Europeesche soldaat of de soldaat met Europeesche uitrusting heet sorodadoe of soldadoe, naar het portug. soldado.

Pradjoerit heeten ook de Inlandsche gewapende politiedienaren.

[pagina 945]
[p. 945]

[Prae-adamieten]

Prae-adamieten, volgelingen der leer, dat er reeds voor Adam menschen bestonden, op wie derhalve de zonde van Adam niet kon zijn overgegaan. De meeste Praeadamieten nemen echter aan, dat dit praeadamietisch menschengeslacht vóor Adam was uitgestorven en met dezen derhalve toch een nieuw menschengeslacht begon, waarop zijn zonde overging. Men houdt Giordano Bruno een afvallig Dominicaner, voor den stichter der sekte, maar onder de oude Rabbijnen wordt ook al van die leer gesproken. Volledig ontwikkeld werd zij door een Fransch Calvinist Isaac de la Peyreyre in 1655; hij beweert, dat alleen de Joden van Adam afstammen. Later herriep hij zijne leer en stierf als geloovig Katholiek.

[Pr(a)e-Raphaëlietische]

Pr(a)e-Raphaëlietische (schilder-) school, gesticht door Sir (sedert 1885) John Millais, portretschilder, als opvolger van Lord Leighton, president der Kon. Akademie te Londen, † 14 Aug. 1896 aldaar, in vereeniging met Dante Rosetti en Holman Hunt. Hun orgaan was ‘The Germ’ (de Kiem).

Pre-Raphaëlieten noemden zij zich omdat ze zich de voorgangers van den schilder Raphaël († 1520) tot voorbeeld kozen. Terecht gewaagt men van ‘de fijne en teedere lijnen der pre-Raphaëlieten’. De schilders streefden er naar met eenvoudige middelen, fijne teekening en weinig stoffage, door de uitdrukking eener treffende gedachte indruk te maken, de dichters, door groote objectiviteit en krachtigen hartstocht een levendige voorstelling te geven en een diepen indruk na te laten.

[Praeceptor Germaniae]

Praeceptor Germaniae, (lat.), de onderwijzer van Duitschland, Philippus Melanchton, de Christelijke humanist, in 1518 hoogleeraar te Wittenberg, wiens werk Loci communes (ao 1521) de baan brak voor de wetenschappelijke behandeling der Hervormde geloofsleer; opsteller van de Augsburgsche Confessie, † 1560. Voor de Christelijke geloofsleer vóor de Hervorming deed zulks Thomas van Aquino († 1274), in zijn werk Summa Theologiae.

[Praeclusief-termijn]

Praeclusief-termijn, (hand.), de gerechtelijk vastgestelde termijn, binnen welken alle vorderingen ten laste eener failliete massa ingeleverd moeten zijn, onder straffe van verlies van alle rechtsaanspraak.

[Praeco armorum]

Praeco armorum, zie Heraut van wapenen.

[Praefulgebant, quod non videbantur]

Praefulgebant, quod non videbantur, (lat.), naar Tacitus, Annales 3, 76 (z.a.), zij schitterden juist daardoor, dat men hen niet zag. J. Chenier geeft dit in zijne tragedie Tibère terug, door (ils) brillaient par leur absence. Evenzoo zeggen wij zij schitterden door hun afwezigheid, wat aan deze Fransche bron ontleend zal zijn.

[Praemonstratensen]

Praemonstratensen, monnikenorde, in 1120 gesticht door Norbert, destijds koorheer te Xanten, later aartsbisschop te Maagdenburg, die naar den strengen, regel van Augustinus leefde. In een woeste plaats welke hij zich uitkoos ‘praemonstratum’ genoemd, vanwaar de naam der orde, - in een bosch van Coucy (bisdom Laon) verzamelde hij zijne leerlingen in een klooster. ‘Praemonstratum’ beteekent letterlijk: vooraf getoond. Die plaats schijnt reeds zoo geheeten te hebben, toen Norbert haar uitkoos voor zijn klooster.

[Praerogativa]

Praerogativa, een woord, dat bij de comitia centuriata tehuis behoort. Aanvankelijk stemden voor regeeringsbesluiten bij de Romeinen de 18 riddercenturiën het eerst en werden hierom praerogativae genoemd; na de hervorming dezer comitia werd door het lot eene centurie aangewezen om het eerst te stemmen, die dan centuria praerogativa was.

[Praetor]

Praetor, (lat.), de overheidspersoon te Rome, die de rechtsoefening bestierde. - Zie bij Villicus. - Daar 't woord is saamgetrokken uit praeïtor, d.i. ‘iemand, die voorgaat’, begrijpt men hoe het kan worden toegepast op dengene der predikanten van een ring, die de ringvergaderingen leidt, enz.

[Pragmatieke sanctie]

Pragmatieke sanctie, (lat. Sanctio pragmatica), een besluit van een Vorst, hetwelk eene gewichtige

[pagina 946]
[p. 946]

staatsaangelegenheid regelt door eene grondwet, die door alle tijden heen van kracht zal blijven. De belangrijkste pragmatieke sanctiën zijn: die van Lodewijk IX, den Heilige, koning van Frankrijk, in 1169 uitgevaardigd, tot vaststelling van de rechten der Fransche geestelijkheid (zie Gallicaansche Kerk), - die van Karel VIII, koning van Frankrijk, waardoor hij den 7en Juli 1438 te Bourges, na de besluiten van het Concilie te Basel, de vrijheden der Gallicaansche kerk bevestigde, - die van den Duitschen Rijksdag te Mainz van 1439, waardoor de besluiten van Basel werden aangenomen, - die van Karel VI van 1713 en 1724, waardoor bepaald werd, dat alle Oostenrijksche landen steeds vereenigd moesten blijven, en dat zij bij ontstentenis van mannelijke, aan de vrouwelijke nakomelingen des Keizers zouden ten deel vallen, en eerst bij het ontbreken van deze op de dochter van zijn broeder Joseph, of op hare mannelijke of vrouwelijke nakomelingschap naar het recht der eerstgeboorte zouden overgaan, - en eindelijk die van Karel III, koning van Spanje, waardoor hij, toen hij in 1759 de kroon toekende aan zijn derden zoon, de erfopvolging regelde.

[Praguerie (La -]

Praguerie (La -, opstand in Frankrijk in 1439, tengevolge van het verbod om eigen legers op de been te hebben; la Trémouille, de hertogen van Bourbon en Alençon, de graven van Dunois en Vendôme sloten zich bij den 18-jarigen dauphin, later Louis XI aan, in den strijd tegen koning Karel VII. Praag en oproer waren in die dagen verwante begrippen, nà de hevige twisten volgend op den dood van Joh. Huss († 1415), en gereedelijk noemde men dezen binnenlandschen oorlog naar de hoofdstad van Boheme, waar die godsdienstoorlogen gevoerd waren.

[Prairial]

Prairial, de weidemaand, grasmaand, de 3e lentemaand of 9e maand in den nieuwen Kalender der eerste Fransche Republiek, van 20 Mei tot 18 Juni.

[Prairie State]

Prairie State, (am.), prairie staat, naam voor Illinois, naar de vele uitgestrekte prairieën. Vgl. Sucker State.

[Pralines]

Pralines, gebrande of in suiker gerooste amandelen, aldus geheeten naar een bediende van den maarschalk du Plessis-Praslin, die ze in der tijd het eerst zou hebben gemaakt.

[Prang soeda habis]

Prang soeda habis, (mal.), de oorlog is ten einde. Woord van een inlander (Sasak), nadat Tjakra-Negara (op Lombok), het verblijf van den Radja (vorst), 19 Nov. 1894 voor de overmacht van het Nederl. Indisch leger was bezweken.

[Prauw]

Prauw, in onze taal overgenomen uit het jav. en mal. prahoe, perahoe of praoe. 't Is de algemeene benaming voor alle vaartuigen van de sampan of boot af tot de kapal of 't schip met mast en zeilen toe. Verschillende soorten worden onderscheiden door toevoegsels, zooals prahoe majang, een visschersboot met éen mast; prahoe tôp, een soort handelsvaartuig, dat nagenoeg op Europeesche wijze is getuigd; prahoe kroewis, de kruisboot voor de handhaving der zeepolitie; prahoe pendjadjab, klein handelsvaartuig met éen mast, enz. Bij de namen der kleinste bootjes, zooals sampan en djoekoeng (uit een uitgeholden boomstam vervaardigd en voor de vischvangst gebezigd), wordt 't woord prahoe zelden gevoegd.

[Prawan]

Prawan, (jav.), maagd.

[Praxitĕles]

Praxitĕles, een groot beeldhouwer, naar een Athener van dien naam, een der grootste kunstenaars van alle eeuwen († 350 v.C.). Een van zijne meesterstukken was de Aphrodite. Zie Phryne.

[Pré aux clercs]

Pré aux clercs, twee groote grasvelden aan den linkeroever van de Seine te Parijs, le Grand pré en le Petit pré, gescheiden door een gracht, petite Seine genoemd, eigendom der Universiteit van Parijs, was in de 16e eeuw de wandelplaats van leeraren en leerlingen (clercs et écoliers); daar hield la Basoche jaarlijks eene montre générale, onder Henri III eens 10000 man. Gedurende twee eeuwen bleef dit de wandelplaats naar de mode (als thans het Bois de Boulogne); onder Lodewijk XIV vormde le grand pré een deel van

[pagina 947]
[p. 947]

het quartier Saint-Germain, le petit pré was reeds onder Henri IV met huizen bebouwd.

[Prealabel]

Prealabel, in een geding datgene, wat vooraf dient te worden uitgemaakt voordat de zaak zelve beslist wordt.

[Precario]

Precario (of Prestaria), verbogen vorm van precarium en dit van lat. prex (mrv. preces) bede; - bezit ter bede, zoolang als de eigenaar, - die de zaak te allen tijde terug kan vorderen - het goedvindt; de tijdelijke afstand van grond in gebruik (al of niet tegen vergoeding) vooral door gemeentebesturen en andere staatsrechterlijke lichamen; reeds onder het oudste Leenstelsel voorkomende. De precarie-goederen werden aan de erfgenamen weder in leen gegeven; eerst na het uitsterven van den stam waren ze ledig. Precario bestaat ook in het Burgerlijk Recht; in 1615 stond de gemeente Amsterdam ter bede (precario) aan de toenmalige belanghebbenden af een perceel gronds, waarop de molen ‘De Victor’ werd opgericht, die in Juli 1898 werd afgebroken, nadat het precario uit oude documenten bewezen was. In onze dagen betalen honderde huiseigenaren nog precario voor het gebruik van gemeentegrond, zelfs voor het hebben van een regenbak of privaat of voor het plaatsen van koopwaren, karren of bouwmaterialen op den openbaren weg.

[Precariehandel]

Precariehandel, de geheime handel ter zee, die tusschen twee met elkander in oorlog zijnde natiën gedreven wordt door tusschenkomst eener neutrale natie.

[Précieuses ridicules]

Précieuses ridicules, (fr.), dames, die zich het air geven van geleerd of zeer gedistingeerd te zijn; na-aperij van de leden tot het Hotel Rambouillet behoorende; aldus naar Molière's stuk van dien naam.

[Preciosa]

Preciosa, het Zigeuner meisje in Cervantes' novelle La Gitanilla, ook bij ons ‘het Spaansch Heidinnetje’ geheeten, op alle tooneelen van Europa gebracht, tot het midden van deze eeuw. Cats bewerkte Cervantes' verhaal in den Trouwring.

[Predestinatie]

Predestinatie, voorbeschikking tot eeuwige zaligheid of eeuwige verdoemenis. De streng Calvinistische leer eener positieve vóorbeschikking ter eeuwige verdoemenis enz. werd op de Synode te Dordrecht ao 1618 en '19 door den hoogleeraar Franciscus Gomarus gehandhaafd.

[Prediken (Van de daken -]

Prediken (Van de daken -, zie Daken.

[Prediker in de woestijn (Een -]

Prediker in de woestijn (Een -, iemand, die voor doovemans ooren praat, in strijd met de geschiedenis op Johannes den Dooper toegepast, met het oog op Jes. XL:3, waar geschreven staat: ‘Eene stem des roependen in de woestijn’, doch waar ‘in de woestijn’ bij hetgeen volgt moet gevoegd worden, aldus: ‘Bereidt in de woestijn den weg des Heeren’ enz.

[Pregate per loro]

Pregate per loro, (it.), bidt voor hen.

[Premie]

Premie, de som, die de verzekerde jaarlijks aan den verzekeraar heeft uit te keeren, of die bedongen wordt bij geldschieting op bodemerij.

[Premier grenadier de France]

Premier grenadier de France, (fr.), zie Mort au champ d'honneur.

[Prendre ses avantages]

Prendre ses avantages, (fr.), zijn voordeel er van nemen, vergoelijking voor valsch spelen. Gezegde van den kardinaal de Mazarin (onder Lodewijk XIII), een behendig valsch speler. Eene eeuw later vervangen door Corriger la fortune (z.a.).

[Prent]

Prent, (barg.), voor banknoot; b.v. prent van 1 sjoof = f 100; prent van 2 sjoof = f 200; prent van ½ sjoof = f 50; prent van 10 sjoof = f 1000; prent van 4 beisies = f 40; prent van 6 beisies = f 60.

[Preparatoir vonnis]

Preparatoir vonnis, (rechts-pl.), vonnis, gegeven tot instructie van de zaak en strekkende om het proces in staat van wijzen te brengen, zonder van eenigen invloed te zijn op de zaak, waarover het geding gevoerd wordt (art. 46 Wetb. v. Burg. Rechtsv.).

[pagina 948]
[p. 948]

[Presbyteri uxorati]

Presbyteri uxorati, (lat.), gohuwde priesters, zooals bv. in een deel der Oostersche Kerk. In de Westersche Kerk kwamen er nog voor, lang na het coelibaatsgebod van Gregorius VII.

[Presenteerblaadje]

Presenteerblaadje, de fauteuils de balcon (eng. upper dress-circle), in den schouwburg te Amsterdam, waar de bezoekers, en vooral de bezoeksters, veel werk van toilet dienen te maken.

[Presgang (De -]

Presgang (De -, van matrozen een gebruik in Engeland, dienend om een voldoend aantal manschappen voor de oorlogsmarine te verkrijgen. Eene straat wordt aan beide einden door gewapende troepen afgezet, en deze loopen naar elkander toe en nemen allen gevangen, die zij voor genoemd oogmerk geschikt oordeelen. Ook worden door gewapenden de kroegen en bordeelen bezocht, om de jonge en krachtige bezoekers naar het oorlogsschip te voeren.

[Président à mortier]

Président à mortier, (fr.), zie Mortier.

[President of the Board of Trade]

President of the Board of Trade, Minister van Koophandel in Engeland.

[Presse (Avoir une bonne -]

Presse (Avoir une bonne -, goed succes met de uitgave van een geschrift; in de couranten aanbevelingen hebben; bij de volbrenging eener openbare handeling door de nieuwsbladen gunstig beoordeeld worden.

[Presto]

Presto, (it., muz.), vlug, schielijk.

[Prêtres non-jureurs]

Prêtres non-jureurs, (fr.), niet door een eed verbonden priesters. Den 12en Juli 1790 werd in de Grondwet bepaald, dat de Fransche geestelijkheid een eed van trouw aan de constitutie zou zweren, of ophouden zou geestelijkheid te zijn. De Paus heeft dezen eed verboden bij Breve van 10 Maart 1791 en bij Breve van 13 April 1791. Het voornaamste deel der geestelijkheid weigerde dezen eed af te leggen. Vandaar tweeërlei soort van priesters: les prêtres assermentés en non assermentés. De prêtres assermentés werden door de Katholieken als geen goede priesters beschouwd en behandeld.

[Preuvelement (Een -]

Preuvelement (Een -, (barg.), een praatje.

[Priaap]

Priaap, een afzichtelijke, sensueele godheid in de oude mythologie, de personificatie der vruchtbaarheid. Vondel gebruikte het als scheldwoord voor Cats; daar Priapus Bacchus en Venus tot ouders had, is de toespeling zeker niet vleiend, hoewel ook niet onverdiend.

[Pridwin]

Pridwin, zie Arthur.

[Priemstijl]

Priemstijl, (bouwk.), fr. poinçon. Belangrijk deel van het hout-kapgebint; de loodrecht staande stijl waarin aan het hoofdeind de bintstijlen vergaard worden en waarin boven de trekplaten of bindbalk de steekschoren verbonden zijn.

[Priesterraden]

Priesterraden, op Java, zie Pengoeloe.

[Prijaji]

Prijaji, (jav.), man of vrouw van rang of aanzien; aanzienlijke. Een titel van Javaansche ambtenaren.

[Primage]

Primage, zie Kaplaken.

[Prime]

Prime, gekleurd bergkristal, dat naar gelang der verschillende kleuren een anderen naam heeft.

[Prime]

Prime, (r.k.), eerste der Kerkelijke daggetijden.

[Primrose (Le chapeau -]

Primrose (Le chapeau -, (fr.), dameshoed met een breed lint over den bol onder de kin vastgeknoopt. In de dagen der Fransche Omwenteling. Eng. primrose = sleutelbloem; lat. primula veris (eerstelinge der lente).

[Primrose day]

Primrose day, (eng.), 19 April, gewijd aan de nagedachtenis van den schrijver en staatsman Lord Beaconsfield-Disraëli (Benjamin D'Israeli of Disraëli), in 1881 op dien dag overleden. Hij was als lid van het Engelsche Parlement sedert 1859 hoofd der Tories (conservatieven), 20 Febr. '74 eersten minister. - Primrose = sleutelbloem; primula veris, naar men meent, de lievelingsbloem van den Lord. In werkelijkheid was het anders; immers koningin Victoria zond bij zijn begrafenis een krans van sleutelbloemen met de woorden: ‘Zijne lievelingsbloemen’, doelende op wijlen den prins-gemaal.

[pagina 949]
[p. 949]

Het publiek begreep dit anders en sedert gaat de sleutelbloem door voor de lievelingsbloem van Ben Dizzie gelijk Beaconsfield gewoonlijk genoemd werd.

[Primrose league]

Primrose league, (eng.), eene vereeniging van conservatieven, drie jaren na den dood van Disraeli te zijner eere door Lord Churchill gesticht.

[Primum mobile]

Primum mobile, in het Ptolomeïsche systeem de tiende sfeer, die in haar omwenteling al de andere sferen des hemels in beweging bracht. Fig. ook toegepast op den persoon of het denkbeeld waar een groote beweging of verandering van uitgaat.

[Primum est medici ne noceat]

Primum est medici ne noceat, (lat.), het moet de voornaamste toeleg wezen van den arts, dat hij niet schade, geen nadeel toebrenge (aan des lichaams kranke deelen).

[Primus in orbe deos fecit timor]

Primus in orbe deos fecit timor, (lat.), het is de vrees, die in deze wereld het eerst de goden heeft gemaakt, uit de Thébaïde van Statius III, v. 661. Vgl. La crainte fit les dieux.

[Primus inter pares]

Primus inter pares, (lat.), de eerste onder zijns gelijken. Zoo noemden zich sommige Middeleeuwsche vorsten, bv. de koningen van Engeland, omdat de machtige hertogen in afkomst eigenlijk de gelijken des Konings waren. In 't dagelijksch leven wordt iemand, wien een zekere rang onder zijne collega's verleend is, ook wel aldus genoemd.

[Prince joyeux (Le -]

Prince joyeux (Le -, (fr.), de vroolijke prins, de aanvoerder van de carnevalspret te Parijs.

[Prince-Menuet]

Prince-Menuet, menuet, deftige, statige dans, gedanst op een bal door de Prinses van Oranje (Maria van Engeland), Dec. 1686 op de Oranje-zaal in 't Haagsche bosch gegeven, ter eere van den geboortedag i.d. 14 Nov. daar te voren van haren gemaal den Prins stadhouder Willem III. Van dit feest bestaat een fraaie prent van Marot, eene voorstelling van de zaal met de feestvierenden en de dansers. Op 3 Mei 1894 wérd deze in Arti te Amsterdam uitgevoerd door acht paren, waarbij nog twee figuranten als herauten en vier anderen als pages optraden.

[Prince muts]

Prince muts, (barg.), dame.

[Princerie]

Princerie, (barg.), het bureau van politie.

[Principale procedeeren (Ten -]

Principale procedeeren (Ten -, procedeeren over de hoofdzaak, over de zaak, waarover het rechtsgeding is aangegaan, in tegenstelling met de geschillen, die in den loop van het proces oprijzen en vooraf moeten worden beslist.

[Principibus placuisse viris non ultima laus est]

Principibus placuisse viris non ultima laus est, (lat.), den voortreffelijksten mannen te behagen, is geen geringe lof.

[Principienreiterei]

Principienreiterei, (hgd.), het doordrijven van en doodblijven op beginselen, zonder op de omstandigheden te letten.

[Principiis obsta; sero medicina paratur, cum mala per longas convaluere moras]

Principiis obsta; sero medicina paratur, cum mala per longas convaluere moras, (lat.), weersta de beginselen van het kwaad; het is te laat, geneesmiddelen aan te wenden, zoo het door lang uitstel in kracht is toegenomen. Ovidius, Remedia amoris 91, sq.

[Principium exclusi tertii medii]

Principium exclusi tertii medii, zie Tertium non datur.

[Prins onzer Nederlandsche dichters (De -]

Prins onzer Nederlandsche dichters (De -, Joost van den Vondel († te Amsterdam 1679, begr. in de Nieuwe Kerk aldaar).

[Prins van Waterloo]

Prins van Waterloo, titel door koning Willem I, uit erkentelijkheid voor Engelsche hulp aan den opperbevelhebber Wellington verleend, met een titulair inkomen van 2000 p. st. 's jaars als opbrengst van een domein in de zuidelijke provinciën.

[Prins-Alexander-stichting]

Prins-Alexander-stichting, inrichting voor jeugdige blinden, op het landgoed Midden-Eng, te Bennekom. Voorbereidend instituut voor blinde kinderen beneden de zes jaar, van elke

[pagina 950]
[p. 950]

geloofsbelijdenis, waaraan Prins Alexander van Oranje-Nassau zijn naam heeft geleend, en dat, vroeger ingericht voor rheumatische lijders om er dennennaalden-baden te gebruiken, Juni 1880 door eene Amsterdamsche commissie aangekocht, 30 Nov. van dat jaar is ingewijd.

[Prinsjesdag]

Prinsjesdag, de door de Prinsgezinden of Oranjeklanten feestelijk gevierde verjaardag van den Stadhouder Willem V, in den Patriottentijd.

[Prinsemery, prinsery]

Prinsemery, prinsery, (barg.), politie.

[Prinsenstad (De -]

Prinsenstad (De -, Delft, alwaar men een Prinsenhof heeft, thans kazerne. Prins Willem I heeft er gewoond, en is er in 1584 vermoord; Prins Frederik Hendrik is er (in 1584) geboren. De vorsten uit het Oranjehuis worden te Delft begraven.

[Prinsentuin]

Prinsentuin, publieke wandeltuin te Leeuwarden, aangelegd in 1648 door Willem Frederik van Nassau, en in 1819 door Koning Willem I aan de stad geschonken.

[Prinsevlag]

Prinsevlag, Oranje, wit en blauw, in den volksmond Oranje-blanje-bleu. De stadhouderlijke vlag.

[Printah]

Printah, of perentah; (mal.), bevel.

[Prisciaan een oorvijg geven]

Prisciaan een oorvijg geven, tegen de spraakkunst zondigen, taalfouten begaan of schrijven. Prisciaan of Priscianus was een beroemd Latijnsch taalleeraar ten tijde van keizer Justinianus († 565 n.C.).

[Prisonnier (Le -]

Prisonnier (Le -, opéra-comique van Alex. Duval (1798), waarin de volgende bekende regels voorkomen:

 
Maman, ne sois pas mécontente:
 
La pitié n'est pas de l'amour.

En ook deze:

 
Il faut des époux assortis
 
Dans les liens du mariage.

[Prius tantum]

Prius tantum, (lat.), het eerste gedeelte van een traktement, door eene gemeente bijeengebracht, waarbij dan een ander fonds het andere gedeelte, het alterum tantum (z.a.), voegt.

[Privilegium]

Privilegium, (van privus en lex), 1) eene wet, die tegen éen enkelen persoon gericht is, zooals de lex Clodia tegen Cicero; 2) een wet of besluit ten gunste van éen persoon of van enkele personen, vandaar voorrecht.

[Prize-egg-party]

Prize-egg-party, prijs-eierenpartij, te New-York, welke in de week nà de Lange Vasten, in April door verscheidene families gegeven wordt. Ongeveer vijf-en-twintig kinderen worden uitgenoodigd, en de grootste aardigheid van het feest bestaat in het zoeken naar eieren, die door het geheele huis verstopt zijn. Die eieren (ongeveer 150) zijn òf hard gekookt en gekleurd, òf imitatie-eieren, die te verkiezen zijn, omdat de kinderen ze bewaren kunnen. Er worden prijzen uitgeloofd voor het vinden van het grootste aantal eieren, en éen, bijzonder mooie, voor de ontdekking van het gouden ei. De prijzen bestaan meestal uit kleine zilveren souvenirs; alles bij elkaar gerekend, zijn de kosten van zulk eene partij dus nogal hoog.

[Pro aris et focis]

Pro aris et focis, (lat.), voor altaren en haardsteden (in het krijt treden). Wij zeggen: voor haardsteden en altaren.

[Pro captu lectoris, habent sua fata libelli]

Pro captu lectoris, habent sua fata libelli, (lat.), boeken (geschriften) hebben hunne lotgevallen, naarmate de lezer ze opvat. Terentius, Carmina, hed. 258.

[Pro Deo]

Pro Deo, letterl. voor God, om Godswil, d.i. kosteloos. Aan personen, die van hun onvermogen om proceskosten te betalen doen blijken, kan door den rechter vergunning worden verleend om kosteloos te procedeeren.

[Pro Deo et principe]

Pro Deo et principe, (lat.), voor God en den vorst. Spreuk van de Gregoriusorde.

[Pro Deo, rege et patria]

Pro Deo, rege et patria, (lat.), voor God, koning en vaderland.

[Pro Ecclesia et Pontifice]

Pro Ecclesia et Pontifice, (lat.), voor Kerk en Priester (Paus). Devies van een eerekruis, onderscheidingsteeken, dat de Paus verleent.

[pagina 951]
[p. 951]

[Pro gloria et patria]

Pro gloria et patria, (lat.), voor roem en vaderland, opschrift der nieuwe snelvurende geweren, Febr. 1898 bij het Pruisische leger ingevoerd.

[Pro gratia odium redditur]

Pro gratia odium redditur, (lat.), voor gunst wordt haat vergolden. Gezegde van Tacitus († omstr. 117 n.C.), den grooten psycholoog van het oude Rome.

[Pro indiviso]

Pro indiviso, (lat.), wat een onverdeeld pand betreft. Van gezamenlijke erfgenamen van landerijen, tienden, enz. In leenacten.

[Pro juventute]

Pro juventute, (lat.), voor de jeugd. Vereeniging te Amsterdam, in Juni 1896 opgericht, onder leiding van Prof. v. Hamel, ter bestrijding der criminaliteit van jeugdige personen in het arrondissement Amsterdam, en bestudeering van alle daarmede samenhangende toestanden en vraagstukken. Verdeeld in drie afdeelingen: 1) algemeene zaken, 2) bijstand in rechten, 3) patronaat. Die vereeniging heeft zich in de eerste plaats op de hoogte te stellen van de feiten, betreffende het leven der misdadige kinderen, en daarnaast dan de meer praktische taak, als verdedigers voor de individuen op te treden. Ze bevordert het wetsontwerp op de ouderlijke macht en de Rijksopvoedingsgestichten.

[Pro nihilo]

Pro nihilo, (lat.), voor niets, zonder doel; ook, zonder aanwezigen.

[Pro rato]

Pro rato, (hand.), naar evenredigheid.

[Pro rege, lege, grege]

Pro rege, lege, grege, (lat.), voor koning, wet en volk. Spreuk van Henry Brougham en anderen.

[Pro se et qq.]

Pro se et qq., (lat.), voor zichzelf en in hoedanigheid (voor anderen, als gevolmachtigde, zaakgelastigde, enz.).

[Pro solo puncto caruit Martinus asello]

Pro solo puncto caruit Martinus asello (Azello), (lat.), om een enkel leesteeken moest Martijn Azello missen; zie Faute d'un point.

[Pro viribus]

Pro viribus, (lat.), naar gelang der kracht(en).

[Pro viribus minimis]

Pro viribus minimis, (lat.), naar gelang der zeer kleine (geringe) kracht(en).

[Proatin]

Proatin, titel van volkshoofden in de Lampongs van Z. Sumatra. De inlandsche rechtbanken waarin die hoofden zitting hebben, heeten aldaar Proatinraad of Proatin, elders landraad en ook kapat.

[Proband]

Proband of probandus, (hgd.), een edelman, die zijne adellijke herkomst bewijst door een kwartierstaat. Doet eene edelvrouw dit, dan heet zij Probandinn. Van lat. probare (bewijzen).

[Probantia dicta]

Probantia dicta of loca, (lat.), letterl. bewijzende woorden of plaatsen. In 't algemeen ‘bewijsplaatsen des Bijbels’.

[Probatum est]

Probatum est, (lat.), het is beproefd, deugdelijk, voortreffelijk.

[Probitas laudatur et alget]

Probitas laudatur et alget, (lat.), de deugd wordt geprezen en sterft van koude. - Men prijst de deugd, doch daar laat men het dan ook bij. Juvenalis, Satirae 1, 74.

[Probité de l'art est le bon dessin (La -]

Probité de l'art est le bon dessin (La -, (fr.), goed teekenen is rechtschapenheid in de kunst. Gezegde van den teekenkunstenaar Ingres.

[Problematische Naturen]

Problematische Naturen, (hgd.), menschen, met een twijfelachtige, onzekere natuur. De uitdrukking is ontleend aan Goethe, Spreuken in proza, en werd later door Friedrich Spielhagen als titel voor eenen zijner romans gebruikt.

[Processierups]

Processierups, zie Legerworm.

[Procrustes (Plaatsen op het bed van -]

Procrustes (Plaatsen op het bed van -, willekeurige en gewelddadige inkorting of verlenging, d.i. vervorming van stellingen of beweringen om ze voor een bepaald doel, dus met bijoogmerken, passend te maken. Naar Procrustes (uitrekker), den bijnaam van Damastes of Polypemon (gr. myth.), een

[pagina 952]
[p. 952]

roover, die zijne gevangenen op een bed legde en hunne leden door verminking inkortte, zoo zij daarvoor te lang waren, terwijl hij hen deed uitrekken, indien hunne lengte onvoldoende bleek.

[Procul a Jove, procul a fulmine]

Procul a Jove, procul a fulmine, (lat.), ver van Jupiter (den bliksemslingeraar), ver van den bliksem, d.i. ver van het hof, ver van het gevaar.

[Procul, procul este, profani!]

Procul, procul este, profani! (lat.), wijkt verre, verre vanhier, oningewijden. Vergilius, Aeneis 6, 258.

[Procureurswet.]

Procureurswet. Deze naam wordt wel gegeven aan de wet van 23 April 1879 (Stbl. no. 75), ‘tot wijziging der regeling van de kosten in burgerlijke zaken en van de bevoegdheid der procureurs tot het bepleiten dier zaken’. Volgens die wet, welke den zoogenaamden dubbelen rechtsbijstand heeft afgeschaft, ten gevolge waarvan niet meer de kosten van den advocaat aan de tegenpartij in rekening gebracht mogen worden - wordt niemand meer als procureur toegelaten, die niet den graad bezit van doctor in de rechten of in de rechtswetenschap; vroeger werden de procureurs door den Koning benoemd.

[Prodatarius]

Prodatarius, de kardinaal, die aan het hoofd staat van de dataria, d.i. die afdeeling der Roomsche curie, welke belast is met het bezorgen van bepaalde kerkelijke dispensatiën, die niet geheim behoeven te blijven, zooals in huwelijkszaken, bij geloften en bij eeden.

[Prodesse conamur]

Prodesse conamur, (lat.), wij trachten nuttig te zijn. Benaming van een genootschap voor Geldersche geschied- en oudheidkunde te Arnhem.

[Profaan]

Profaan, - van pro (voor) en fanum (tempel), - was hij, die niet in den tempel mocht doordringen, de oningewijde. Vandaar bij de maçons naam voor een niet-vrijmetselaar. Overdrachtelijk: onheilige, spotter.

[Profanum vulgus]

Profanum vulgus, (lat.), het oningewijde, d.i. het niet in den dienst der Muzen ingewijde volk, het onbeschaafde volk.

[Profeet is niet geëerd in zijn vaderland]

Profeet is niet geëerd in zijn vaderland of in eigen land (Een -, omtrent iemand, die in zijne naaste omgeving geen opgang kan maken, Uit Matth. XIII:57; Mark. VI:4. Gezegde van Jezus, toen hij ondervond, dat de inwoners van Nazareth niet op zijn prediking acht gaven en hem door hun ongeloof tegenstonden.

[Profeet van Florence (De -]

Profeet van Florence (De -, Girolamo Savonarola, godsdienstig en staatkundig redenaar, die met donderende welsprekendheid tegen de onzedelijkheid en voor algemeene kerkverbetering ijverde, † 23 Mei 1498 te Florence als martelaar. Bekend is Elise v. Calcar's ‘Savonarola’ ('s-Hertogenbosch 1853), ‘Eene star in den nacht’ [van Heidensch (Grieksch) humanisme en kunstzin]. Destijds dweepte men te Florence met Grieksche beeldhouwkunst en litteratuur, vooral met Plato.

[Profeet van het Noorden (De -]

Profeet van het Noorden (De -, Sören Kierkegaard, Deensch godsdienstleeraar in de 2e helft der 19e eeuw.

[Profeet van San Francisco]

Profeet van San Francisco, bijnaam van den socialistischen schrijver Henry George, † October 1897, toen hij juist candidaat was voor het ambt van mayor van New-York, den machtigsten post in de Vereen. Staten naast dien van den President. Hij was de groote voorstander der land-nationalisatie (afschaffing van privaat eigendom van de grond), geen oorspronkelijk denker, maar wist de woorden te vinden, waarin de denkbeelden van Herbert Spencer, J.S. Mill e.a. toegang kregen bij het groote publiek, onder hetwelk zijne leerstellingen hoe langer, hoe meer ingang vonden. Deze bijnaam werd hem gegeven door den Hertog van Argyll.

[Professoraal kwartiertje]

Professoraal kwartiertje, het eerste kwartier van een college-uur. Een professor geeft drie kwartier, en geen vol uur, college.

[Profetenbroodjes]

Profetenbroodjes, kleine gerstebroodjes in vroegeren tijd zeer in gebruik naar dergelijke bij de Israëlieten. Misschien is de naam ontleend aan Jer. XXXVII:21.

[pagina 953]
[p. 953]

[Profetenkamertje]

Profetenkamertje, kamer die steeds in gereedheid wordt gehouden, om een predikant of evangelist te herbergen. Uit 2 Kon. IV:8-11, waar vermeld wordt, dat de Sunamitische zoo voor den profeet Elisa deed.

[Profetenmantel]

Profetenmantel, de mantel van Elia, die op Elisa viel. Uit 2 Kon. II:13. Z.v.a. wijdingsteeken.

[Proficiat!]

Proficiat! (lat.), het zij nuttig, voordeelig! In denzelfden zin als Prosit (z.a.).

[Profijtertje]

Profijtertje, kokertje met plaatje er op, dat men in het pijpje van den blaker zette om de eindjes kaars af te branden. Hgd. Profitchen. Vgl. Profiteeren.

[Profundis (De -]

Profundis (De -, uit de diepten. Middeleeuwsch kerkelijk lied, naar analogie van Ps. CXXX:1: de profundis clamavi ad te, Domine! (uit de diepten (d.i. uit diepten van ellenden), riep ik tot U, o Heer!) Fig. noemt men een de Profundis een lied, een gebed, ontweld aan het diepst des harten.

[Prognë]

Prognë of Proknë, d.i. de zwaluw. Volgens de Grieksche mythologie was Proknë de zuster van Philomela en vrouw van Tereus. Nadat Tereus Philomela met geweld onteerd had, liet hij haar de tong uittrekken, opdat zij hem niet aan de kaak zou stellen en vertelde toen aan zijne vrouw dat zij dood was. Toen de waarheid aan 't licht kwam, zou Tereus beide zusters hebben gedood; Philomela werd evenwel in een nachtegaal en Proknë in een zwaluw veranderd.

[Programma-muziek]

Programma-muziek, muziek, waarbij tot op zekere hoogte klanknabootsing hoofdzaak is en waarbij de componist zich voorstelt, bij den hoorder de beelden te doen opkomen en de gedachten te doen ontstaan, waaraan hij bij zijne compositie dacht. Het is een soort van impressionistische muziek, waarvan ook uit de oudste tijden en zelfs van de groote meesters, Mozart o.a., schitterende voorbeelden geleverd zijn; maar die later bij velen strenge afkeuring vond, totdat Berlioz, Saint Saens en Wagner haar weer in eere brachten.

[Proh dolor]

Proh dolor, (lat.), o smart! In Mid. latijn leest men voor proh ook wel proch.

[Proh pudor!]

Proh pudor! (lat.), o foei! wat een schande!

[Prohibitiefstelsel]

Prohibitiefstelsel, stelsel van verbodswetten, waardoor de staat den invoer van buitenlandsche producten tracht te belemmeren, om daardoor, zooals men meent, de inlandsche nijverheid te bevorderen.

[Prohibitionists]

Prohibitionists, (am.), staatkundige partij die het maken en verkoopen van sterken drank bij de wet wil verbieden. Haar triomf was de Maine-law (z.a.) van 1851.

[Proles sine matre creata]

Proles sine matre creata, (lat.), een kind zonder moeder geboren. Een benaming door Ovidius, Metamorphoseon libri 2,553 aan Erichtonius gegeven. Bij Montesquieu het motto voor zijn werk Esprit des lois, om de oorspronkelijkheid er van te kennen te geven.

[Proletariaat]

Proletariaat van geleerden. Door een kunstmatig aankweeken van de studeerende klasse, wordt ‘de markt overvoerd’, en zoo ontstaat een klasse van geleerden, die zich te goed acht voor handenarbeid en veroordeeld is honger te lijden.

[Proletariërs]

Proletariërs, de arme volksklasse; het proletariaat. De proletarii of capite censi bij de Romeinen, burgers, die slechts een gering hoofdgeld betaalden, vormden de zesde of laagste volksklasse. Proletarius beduidt kroost voortbrengend; omdat de klasse der proletariërs alleen geschikt werd geoordeeld om kinderen aan den staat te geven; alleen door hun kroost (proles), niet door hun vermogen, dienden zij den staat.

[Promesse]

Promesse, een gedagteekend geschrift, waarbij iemand zich verbindt de daarin uitgedrukte geldsom op een bepaalden tijd te betalen aan de order van den nemer (promesse aan order of orderbriefje) of aan den houder (promesse aan toonder).

[pagina 954]
[p. 954]

[Prometheus]

Prometheus, zoon van Japetus en Klymene (of Themis, ook Asia), die met list vuur uit den hemel roofde, dat hij den aardbewoners schonk en leerde gebruiken. Hierover vertoornd, liet Jupiter Prometheus door Vulcanus aan eene rots vastsmeden, terwijl een arend dagelijks zijn lever afbeet, die des nachts weer aangroeide. Deze smarten stond hij kloekmoedig door, totdat Hercules hem kwam bevrijden en den arend doodde. Aldus stelt Aeschylus in zijne trilogie de mythe voor. Uit de fiere figuur van Aeschylus' Prometheus leere men 's menschen grootheid zoeken in zijn heilig verlangen naar het ideale; beperkt en eindig moge de mensch zijn, geboeid in aardsche kluisters, met Prometheus zoekt hij zich daaraan te ontworstelen, om alzoo te geraken tot de hoogste zedelijke vrijheid.

[Promissum cadit in debitum]

Promissum cadit in debitum, (lat.), belofte maakt schuld.

[Promoveeren met de kap.]

Promoveeren met de kap. Men kon vroeger promoveeren privaat, publiek en met de kap. Deze laatste manier was de plechtigste, maar ook de kostbaarste, en daarom een zeldzame, vorm van promotie. Nadat de doctorandus zijn proefschrift en zijne stellingen had verdedigd, gaf de promotor hem een boek (den Bijbel of 't Corpus Juris of Hippokrates of Aristoteles), bedekte het hoofd van den promovendus met eene muts of kap, van de kleur der Faculteit, en stak hem een ring aan den vinger. Tot besluit begroette hij hem als broeder met een kus. Bepaaldelijk op deze soort van promotie volgde een zeer luisterrijke maaltijd, die soms duizenden kostte. Promoveeren met de kap heet ook promoveeren more majorum, d.i. naar oudvaderlijke wijze.

[Pronunciamento]

Pronunciamento, (sp.), oorspronkelijk koninklijke afkondiging, waarloor iets voor goed en voor goed beslist en vastgesteld wordt; doch in 't algemeen spraakgebruik, verandering van regeering door een coup d'état van nilitairen.

[Propaganda]

Propaganda, oorspronkelijk een nstelling van Gregorius XV: de propaganda fide, tot verbreiding van het R.-K. Kerkgeloof; daarom: iedere poging om voor politieke of godsdienstige leerstellingen en beginselen aanhangers te winnen.

[Prophete rechts, Prophete links,
Das Weltkind in der Mitte]

Prophete rechts, Prophete links,
Das Weltkind in der Mitte,
(hgd.), een propheet rechts, een propheet links, het kind der wereld in 't midden; door Goethe in ‘Dichtung und Wahrheit’, 14e boek, op zichzelf toegepast, in zijn op 19 Juli 1774 gedicht: ‘Diné zu Coblenz’; hij beschrijft zichzelven daarin aan tafel tusschen Lavater en Basedow zittend. De eerste spreekt met een geestelijke over de geheimen der Openbaring; de ander bewijst een dansmeester, dat de doop eene verouderde instelling is; terwijl Goethe zich intusschen aan het maal te goed doet.

[Propiglei]

Propiglei, (bouwk.), afkomstig van 't Grieksche woord προ (pro) voor en πυλαι (pulai) deuren, voordeuren, groote vestibule, portaal- of voorzaal. De rijke voorzalen van de Akropolis te Athenen noemt men de Propyleën.

[Propre]

Propre, (wap.), zie Gewoon.

[Propria laus est foetida]

Propria laus est foetida of sordet, (lat.), eigen lof stinkt of is niets waard.

[Propria manu]

Propria manu, (lat.), met eigen hand, bv. scripsi(t) heb ik, heeft hij (zij) geschreven; gewoonlijk afgekort p.m. of m.p.

[Prorogatie van rechtspraak]

Prorogatie van rechtspraak, heeft plaats, als partijen uit kracht eener overeenkomst reeds dadelijk bij den aanvang van het geding aan het oordeel van den hoogeren rechter een geschil onderwerpen, waarvan deze anders eerst in hooger beroep kennis zou hebben kunnen nemen (art. 329 Wetb. v. Burg. Rechtsv.).

[Proscenium]

Proscenium, de plaats, waar de tooneelspelers op het tooneel staan, dus vóoraan.

[Proscriptie]

Proscriptie, verbanning, vogelvrijverklaring, in het oude Rome een

[pagina 955]
[p. 955]

openlijke aankondiging door aanplakking, bv. van eene verkooping. Van lat. pro-scribere, d.i. openlijk bekend maken; ook, aanslaan ten verkoop. Later, vooral in den tijd van Sulla († 78 v.C.), werd ook de naam van een vogelvrij-verklaarde aldus openlijk bekend gemaakt.

[Proselieten]

Proselieten, lett. nieuwaangekomenen (van 't gr.); lieden tot een kerkelijk geloof overgehaald. Bij de Joden onderscheidde men twee soorten: hen, die tot den Joodschen godsdienst toetraden en zich aan de besnijdenis onderwierpen, en hen, die de afgoden afzwoeren en de Joodsche wet volgden in het houden van den sabbath. De laatsten werden in het O.T. aangeduid, ‘als de vreemdeling, die in uwe poorten is’.

[Prosit!]

Prosit! (lat.), ook wel tibi of vobis prosit! [(het zij u gunstig, voordeelig! nml. wat gij gesproken, geschreven, verricht hebt)]. Ook als iemand niest, wordt het hem wel toegevoegd, omdat het niezen (bij Grieken en Romeinen, evenals het hinniken van paarden), voor een gunstig voorteeken werd gehouden. Dewijl keizer Wilhelm II van Duitschland het zich bij zijn niezen ook door zijne hovelingen wenscht toegevoegd te hooren, spreekt men van Z.M. als uitvaardiger eener prosit-zeggings-order bij niezen.

[Prosit labor!]

Prosit labor! (lat.), het werk strekke tot nut!

[Prospector]

Prospector, (eng.), iemand, die als er in een land rijkdom van metalen of mineralen ontdekt is, daar vooruit de zaken gaat opnemen; een plannenmaker, die daarna gewoonlijk het resultaat zijner onderzoekingen (natuurlijk dikwijls boven de waarde), verkoopt aan een Naamlooze Vennootschap.

[Prospera omnes sibi vindicant, adversa uni imputantur]

Prospera omnes sibi vindicant, adversa uni imputantur, (lat.), zoo 't wèl gaat, eigent zich elkeen een deel der glorie toe, maar tegenspoed verwijt men aan één. Woord in 1672 door den Raadpensionaris Johan de Witt aan den Admiraal de Ruyter geschreven.

[Prostitutie]

Prostitutie, het voor geld overgeven van wat niet voor geld behoort verkrijgbaar te zijn, als eer, maagdom, overtuiging enz.

[Protectionisme]

Protectionisme, stelsel van bescherming van den landbouw of de nijverheid, door hooge invoerrechten of door uitvoerpremiën, opdat het buitenland niet vrijelijk kunne concurreeren met het land, dat de invoerrechten heft of de uitvoerpremiën verleent. Hier tegenover staat het ‘Vrijhandelstelsel’ (free-trade).

[Protectoraat]

Protectoraat, volkenrechterlijke verhouding tusschen twee staten waarbij de een zich eenen toestand van afhanklijkheid bevindt.

[Protest van non-acceptatie]

Protest van non-acceptatie of van non-betaling, een stuk, opgemaakt door een notaris; een griffier van het kantongerecht of een deurwaarder, inhoudende o.a. dat hij de acceptatie of de betaling eens wissels gevraagd maar niet bekomen heeft, en voor den houder van den wissel strekkende om tegenover den trekker en de endossanten te bewijzen, dat de wissel niet geaccepteerd of niet betaald is. (Art. 179, 182 vlg. W.v.K.).

[Protestant]

Protestant, naam voor degenen, die zich na het optreden van Luther van de Kerk afscheidden. Zoo genoemd na het protest, verweerschrift, waarbij de Lutheranen in 1529 te Spiers een beroep deden op een algemeene vergadering om hun recht te bevestigen. De naam Protestanten omvat dus alle kerkgenootschappen, die na de Hervorming zich van Rome hebben afgescheiden, zoowel Ned. Herv. als Luth., Doopsgez., Remonstranten, enz.

[Protestantenbond]

Protestantenbond, in 1870, het jaar der onfeilbaarverklaring van den Paus en 't jaar van den Duitsch-Franschen oorlog - op bescheiden schaal in Nederland opgericht ter bevordering der vrije ontwikkeling van godsdienstig leven. De bond, die einde Oct. 1895 te Zwolle haar 25-jarig jubilé vierde, breidde zich snel uit, en werkte totdusver voor talloos velen hoogst nuttig door er

[pagina 956]
[p. 956]

althans éénig godsdienstig leven in te houden.

[Protestantsch Versailles (Het -]

Protestantsch Versailles (Het -, Breda, waar Marie Henriette van Engeland, de douairière van Prins Willem II van Oranje († 1650), in het kasteel hof hield voor haren broeder Karel (II, destijds pretendent voor den troon van Engeland), dien zij, hoewel balling, beschouwde en vereerde als haren vorst en heer.

[Protestantsche Kerk (De Fénélon der -]

Protestantsche Kerk (De Fénélon der -, bijnaam van Johann Arndt (1555-1621), om zijn zachtmoedig en verdraagzaam karakter.

[Proteus]

Proteus, (myth.), bij de Grieken een zeegod, die de gave der voorspelling en het vermogen bezat, zich in allerlei gedaanten te veranderen; door Homerus, Oden IV, 416-418 en 456-458 in fig. beteekenis het eerst gebruikt voor een onbestendig, veranderlijk mensch.

[Protocol.]

Protocol. Procesverbaal of notulen van diplomatieke handelingen of beraadslagingen; het eerste ontwerp van een regeeringsstuk, waarop een of ander tractaat gegrond wordt. Van 't gr. protokoleon, een blad aan een Hs. gehecht om den korten inhoud aan te duiden; officieel verslag van wat door eenige vergadering besloten is (zonder zooals in notulen ook gewag te maken van de discussies). In onze historie hebben de protocollen de Londensche conferentie van de mogendheden na den Belgischen opstand een treurige vermaardheid.

[Protocolprins]

Protocolprins, prins Christiaan (IX) van Glücksburg, bij het protocol van Warschau 5 Juni 1851 en het tractaat van Londen 8 Mei 1852 aangewezen als erfgenaam van den Deenschen troon.

[Protoplasme]

Protoplasme, de cellen, waaruit zich een levend wezen ontwikkelt, van een gelei-achtige zelfstandigheid.

[Protozoa]

Protozoa, de laagste klasse van het dierlijk leven; in fig. zin, een jeugdig aspirant naar een wetenschappelijken titel.

[Protuberans]

Protuberans, mrv. protuberansen = roode vlammen langs den rand der zonneschijf, danken haar oorsprong aan uitbarstingen van brandend gas. Van lat. protuberare = uitwassen, groeien.

[Proveniershuis]

Proveniershuis, gesticht, waarin men zich voor zijn leven zijn onderhoud kan koopen, proviandhuis. Van lat. praebende.

[Provoost-geweldige(r)]

Provoost-geweldige(r) of kapitein-geweldiger, vroeger bij het leger een hoofdman, tegenwoordig een onderofficier. De persoon, die de overtreders onder de krijgslieden en schutters gevangen neemt. ‘Bij den provoost zitten’ werd verhaspeld tot ‘in de(n) provoost zitten’; en zoo heeft het woord provoost de beteekenis van gevangenis erlangd. Fr. prévôt, hgd. Profoss. Mid. ned. prevost, provost (in 1522 prouess, prouasse) = halsrechter. Uit lat. praepositus (overgestelde). - Te Zutfen ligt eene straat de Geweldigershoek, ao 1659, 60 reeds bekend; in 1823 staat aldaar eene ‘provoost’ aangewezen, die er reeds in de 17e eeuw waarschijnlijk bestond, en is de straat naar den provoostgeweldige genoemd, die er woonde.

[Proximus ardet Ucalegon]

Proximus ardet Ucalegon, (lat.), reeds staat het huis van den naasten (buurman) Ucalegon in brand. Vgl. Vondel, Gijsbrecht, vs. 879: En 't naeste huis daer aen dat staet in lichten brand. Bij Vergilius, Aeneïs II, 311, als de dichter de inneming en verbranding van Troje door de Grieken verhaalt. Wordt spreckwoordelijk gebezigd in den zin: ‘er is dreigend, groot gevaar’. Ucalegon was een hoogaanzienlijk Trojaan, die zitting had in den raad van Priamus, koning van Troje (Homerus, Ilias III, 148). Ook Juvenalis (Satirae III, 198) bezigt zijn naam, om een ‘edelman’ aan te duiden.

[Proximus sum egomet mihi]

Proximus sum egomet mihi, (lat.), ik ben mijzelf het naaste. Terentius, Andria IV, 1.

[Proza, Prose]

Proza, Prose, ‘Il y a plus de vingt ans que je dis de la prose, sans que j'en susse rien’, aanhaling uit Le Bourgeois Gentilhomme van Molière,

[pagina 957]
[p. 957]

gebezigd om aan te duiden: ‘ik wist zelf niet dat ik zoo knap was’, schertsenderwijze gezegd.

[Prud'hommes (Conseils de -]

Prud'hommes (Conseils de -, (fr.), colleges van vroede mannen, deskundigen. Bijzondere rechtspraak voor geschillen tusschen patroons en werklieden, in 1806 in Frankrijk ingevoerd.

[Pruikentijd]

Pruikentijd, de laatste zeventig jaar der 18e eeuw, toen in ons land familie-regeering, luiheid, gebrek aan moed en geestkracht op bijna elk gebied ons eenmaal grootsch verleden te schande maakte. Men richtte zich naar de verdorven zeden van het Fransche hof (gelijk ook overal in Duitschland het geval was) en droeg dus ook evenals daar pruiken. Vandaar woorden als oude pruik voor vijand van vooruitgang, beperkt mensch, en pruikerig voor dwaas, kleinzielig of dom.

[Pruimen]

Pruimen, spotnaam voor de burgers van Hijlaard (bij Leeuwarden).

[Prytanen]

Prytanen, in het oude Athene eene commissie van 50 raadsleden (het tiende gedeelte van den raad van vijf honderd), die in den raad en de volksvergadering voorzaten. Gr. prutaneis, eig. vorsten, heerschers.

[Prytaneum]

Prytaneum, een gebouw te Athene, waar aanzienlijke vreemdelingen, buitenlandsche gezanten, en verdienstelijke burgers hunne van staatswege verstrekte, gemeenschappelijke maaltijden hielden. - Oorspronkelijk hielden de prytanen daar hunne zittingen en maaltijden; vanwaar de naam.

[Psalmenzingen]

Psalmenzingen, (milit.), schuren van tafels en banken in de kazerne met een steen; dat door de soldaten geschiedt.

[Psalmberijmingen]

Psalmberijmingen, die van Jonkheer Willem v. Zuylen van Nyevelt (Souterliedekens).
Psalmberijmingen, van Jan Wtenhove.
Psalmberijmingen, van Petrus Dathenus (vertaling van de Fransche bundels van Marot en Beza), † 1590, eene kreupele berijming, die nochtans twee eeuwen gebruikt is.
Psalmberijmingen, die van Philips van Marnix van St. Aldegonde in 1580.
Psalmberijmingen, van Johs. Eusebius Voet, doctor der geneeskunde, † 1778.
Psalmberijmingen, van 't Gezelschap Laus Deo Salus Populo.

Van die van Voet zijn 82 psalmen en 4 gezangen in onze nieuwe berijming opgenomen.

[Psalmist (De -]

Psalmist (De -, koning David, aan wien 73 psalmen worden toegeschreven; twaalf psalmen dragen den naam van Asaph als dichter, elf den naam van de kinderen van Korah, een gezelschap van zangers; één psalm is toegeschreven aan Mozes.

[Psowie, psowvi]

Psowie, psowvi, (russ.), verkort uit psowaja barsaja = langharige windhond.

[Psyche]

Psyche, (gr.), ziel. In de oude Grieksche kunst voorgesteld als eene kleine gevleugelde menschengestalte, in de latere Grieksch-Romeinsche kunst als een vlinder, of als een meisje met vlindervleugels. Later werd zij in verband gebracht met Eros (den god der liefde, Amor, Cupido), die òf in liefde met haar vereenigd was, òf haar in de gestalte van een vlinder kwelde. In hare vereeniging met Eros wordt zij ook door Apulejus beschreven als de jongste en schoonste van een drietal koningsdochters.

[Psyché]

Psyché, groote, beweegbare spiegel.

[Psychographie]

Psychographie, geestenschrift, een geschrift of woord, volgens de spiritisten neergeschreven door een geest, die aangeroepen is.

[Ptolomeus-systeem]

Ptolomeus-systeem, het stelsel van Claudius Ptolomaeus, den sterrekundige van Palusium in Egypte, volgens hetwelk de geheele hemel om de aarde als het vaste middelpunt draaide. Tot lang na Copernicus werd dit stelsel aangenomen.

[Public spirit]

Public spirit, (eng.), zedelijke kracht, waarmede een geheel volk gehecht is aan zijne rechten en vrijheden,

[pagina 958]
[p. 958]

en die deze beter waarborgt dan eene geschrevene Grondwet, hoe ook bezegeld en bezworen.

[Publicani]

Publicani, naam der Katharen (z.a.) in Italië. It. publicano = tolpachter, tollenaar; vanhier zondaar, omdat in het Nieuwe Testament ‘tollenaren en zondaren’ dikwijls in éen adem genoemd worden (bv. Matth. IX:10, 11; XI:19; zie ook Matth. XXI:31, 2).

[Pucelle (La -]

Pucelle (La -, de Maagd van Orleans, Jeanne d'Arc. Onderscheiden gedichten op haar zijn eenvoudig getiteld: La Pucelle.

[Puck]

Puck of Robin Goodfellow, een aardmannetje of kobold, wiens aardige of boosaardige streken in alle landen vermaard zijn geworden. Door Shakespeare's Midsummer Night's Dream door heel de wereld bekend geworden. In andere talen ook wel Pug geschreven.

[Pud]

Pud, Russisch gewicht van 40 pond, gelijkstaand met 16.380 kilogr. Oostelijk Siberië brengt jaarlijks 1300 pud goud voort, ter waarde van pl. m. 25 millioen roebel.

[Pudding (Een -]

Pudding (Een -, (rest.), restaurations-schnitt.

[Pudels Kern (Das also war des -]

Pudels Kern (Das also war des -, (hgd.), dat was dus de kern van den poedel, d.i. dus, dat zat er eigenlijk in dien hond. Goethe, Faust I, Studierzimmer; uitroep van verbazing van Faust, als hij ziet, dat de geheimzinnige poedel in een reizend student veranderd is, onder welke gedaante zich Mephisto vertoonde.

[Pueri sunt pueri, et puerilia tractant]

Pueri sunt pueri, et puerilia tractant, beter: sunt pueri pueri et pueri puerilia tractant, (lat.), kinderen zijn kinderen en handelen als kinderen.

[Puffing Billy]

Puffing Billy, benaming van eene der eerste locomotieven, door den uitvinder en tevens vervaardiger er van, Stephenson, er aan gegeven. Ze stond eenige jaren op het plein vóor het station te New-Castle op een voetstuk te pronk. Vgl. The Rocket (z.a.).

[Pugna Porcorum]

Pugna Porcorum, (lat.), de strijd van de varkens. Een beroemd Lat. gedicht met alliteratie: 250 Lat. hexameters, waarin ieder woord met een p begint.

[Pugno pro patria]

Pugno pro patria, (lat.), ik strijd voor het vaderland. Spreuk op Leiden's burcht, omschrift van de Leidsche nood-munten ao 1574; ook als P P P op openbare gebouwen van oorlog en marine.

[Puimsteen]

Puimsteen, (barg.), ring.

[Puis]

Puis, (barg.), grap.

[Puist (Een -]

Puist (Een -, (rest.), een pasteitje.

[Pulchre, bene, recte]

Pulchre, bene, recte, (lat.), schoon, goed, juist; bravo, bravissimo. Horatius, Ars poetica 428.

[Pulchri studio]

Pulchri studio, (lat.), door ijver voor het schoone (gedreven of bezield). Naam en devies eener kunstschildersvereeniging te 's-Gravenhage.

[Pulchrum est digito monstrari et dici: hic est!]

Pulchrum est digito monstrari et dici: hic est! (lat.), schoon (heerlijk) moet het zijn, wanneer men met den vinger naar iemand wijst en er wordt geroepen: die is het, d.i. het voorrecht van volksgunst of roem.

[Pull]

Pull, (am.), vgl. Wire-pulling, bij verkiezingen de steun of hulp van hen, die belang hebben bij de verkiezing van den candidaat. Vandaar eene vraag als: ‘What sort of a pull has he?’ M.a.w. wie zal trachten hem er door te trekken; wie bestuurt de draden?

[Pullmann-cars]

Pullmann-cars, (am.), passagierswagens eerste klasse in Amerika, die tot slaapwagens kunnen ingericht worden, aldus genaamd naar George Mortinmer Pullmann (1831-97), wagenfabrikant te Roseland bij Chicago, die het eerst deze wagens bouwde en in exploitatie bracht en ze later met groote weelde inrichtte.

[Pulvis et umbra sumus]

Pulvis et umbra sumus, (lat.), stof en schaduw zijn wij. Horatius, Oden VII, 16.

[pagina 959]
[p. 959]

[Pumpermetten]

Pumpermetten, (hgd.), zie Metten (Donkere of duistere).

[Punch]

Punch, Engelsch tijdschrift, waarvan op 17 Juli 1841 het eerste nummer verscheen; de titel kan vervormd zijn uit pulcinello; maar in Engeland is men van meening, dat de naamsoorsprong onzeker is.

[Punch]

Punch, door ons uit het Engelsch overgenomen, in de spreektaal geworden tot pons. In het Engelsch afkomstig uit Indië van pandja of pendja, vijf. (Gr. pente). De drank heet in Perzië volledig pandja noesj = de vijfdrank. De vijf bestanddeelen waren oorspronkelijk brandewijn (rum of arak), thee, citroen, suiker en kaneel.

[Punctum ascendens]

Punctum ascendens, (lat.), het (op)klimmende punt, in de astrologie der 16e eeuw het punt der Ecliptica, hetwelk op het oogenblik van iemands geboorte opging, d.w.z. den oostelijken horizon sneed. Punctum ascendens werd ook wel aangeduid met den naam van horoscoop (z.a.).

[Punctum saliens]

Punctum saliens, (lat.), het op den voorgrond tredend of geplaatste punt. Salire = springen.

[Punische oorlogen]

Punische oorlogen, de drie door de Karthagers (Poeni, als van Phenicische afkomst) tegen de Romeinen gevoerde oorlogen, geëindigd in 146 v.C. met de slechting hunner stad door Publius Cornelius Scipio. Zie ook bij Karthago.

[Punische trouw]

Punische trouw, verraad, verbreking van belofte; de Carthagers werden door de Romeinen Puniërs geheeten, vandaar de beteekenis bij de Rameinen.

[Punt (De -]

Punt (De -, (mil.), vroeger werd het brood van den soldaat in drieën verdeeld, drie man kregen één brood; een hunner sneed het in drie sectoren en legde een mes daartusschen. Er werd dan door een der belanghebbenden ‘omgestaan’ en door dezen beslist aan wie de sector ten deel viel waarnaar de punt van het mes wees, of wel de rug of de snêe daarvan. Of wèl: vroeger werd iemand die ‘meester op den degen’ was, genoemd (ook in brevetten) ‘meester op de punt’). Thans is de officieële benaming: meester op den ‘degen’, of op den ‘sabel’, of op het ‘geweer’. De punt is geheel verbannen.

[Punt (Het doode -]

Punt (Het doode -, (polit.), de toestand, waarin eene vergadering verkeert als het aantal leden der oppositie juist de helft bedraagt. Afkomstig uit de mechanica: het oogenblik, waarop de krukas van een vliegwiel een rechte lijn vormt, en het wiel dus niet vooruit of achteruit zou gaan, indien de gang het niet over het doode punt heen hielp.

[Punt (Meester of prevot op de -]

Punt (Meester of prevot op de -, (mil.), op den degen.

[Puntjes poetsen]

Puntjes poetsen, (mil.), puntgranaten schoonmaken bij de artillerie.

[Puppen]

Puppen, (mil.), rooken; meer bepaald een sigaar, vandaar pupstok voor sigaar.

[Purflew]

Purflew, (eng., herald.), schild met pelswerk beladen.

[Purim]

Purim, zie Poerim.

[Puritan City]

Puritan City, (am.), puriteinsche stad, naam der stad Boston, naar den Puriteinschen geest van een groot deel der bewoners.

[Puriteinen.]

Puriteinen. Zie Conformist. Men spreekt ook van een puriteinsch zusje = menisten-zusje, fijn, preutsch meisje of vrouw. Puriteinsch = preutsch, al te veel lust hebbend tot uitzuiveren, angstvallig.

[Püritz]

Püritz, (poolsch), dorpsheer, de heer eener heerlijkheid in Polen (door de Poolsche Joden zoo genoemd naar het Hebr. porietz = de gewelddadige, de machtige.

[Purper]

Purper, (wap.), kleur van dien naam, voorgesteld door schuinschlinksche lijntjes.

[Puseyïsmus]

Puseyïsmus, een tot het R. Katholicismus overhellende richting in de

[pagina 960]
[p. 960]

Engelsche staatskerk, gesticht door den kanunnik en hoogleeraar Edward B. Pusey (1800-82). Zij zoekt het godsdienstig leven te bevorderen door kunst en ceremonieel. Aanleiding tot het ontstaan van het Puseyïsmus was de vraag, in 1863 op een vergadering van leden der universiteit te Oxford ter tafel gebracht, of men de Staatskerk niet tot een nieuw leven zou kunnen opwekken. Het Puseyïsmus heeft de English Church Union (Engelsche Kerkvereeniging) gesticht, die in 1884 2615 geestelijken en 18600 leden telde.

[Pushfull Joe]

Pushfull Joe, (eng.), spotnaam van den voortvarenden minister van Buitenl. Zaken in Engeland, Joseph Chamberlain. Pushfull = stootvol; Joe of Jo = Joseph.

[Pushingman]

Pushingman, (eng.), een al te voortvarend man.

[Put en galg]

Put en galg, ‘putke ende galghe’; uitdrukking, die men bij de optelling van heerlijke rechten onder het Leenstelsel, vaak aantreft, nml. ‘hoghe ende syde (of leghe), putke ende galghe’. Er wordt het recht over leven en dood, het halsrecht, jus s. potestas gladii, jus summum door aangeduid. Put was een diepe kuil onder de galg, waarin de overblijfselen der terechtgestelden vielen. Zie de afbeeldingen van de Volewijk met de galg.

[Put money in thy purse]

Put money in thy purse, (eng.), doe geld in je beurs. Shakespeare, Othello I, 3, waar Jago zijnen vriend Rodrigo aanraadt, vooral geene kosten te ontzien, wanneer hij van de liefde van Desdemona, de gemalin van Othello, zeker wil zijn.

[Putlut hebben]

Putlut hebben, veel drukte maken over eene geringe zaak, een onbeduidend leed, 't zij reeds aanwezig, 't zij te gemoet gezien. Naar Ezech. XXX:5, waar, als het ware, met zekere drukte volken (Puteërs = Libyërs en Chemitische Lydiërs) worden opgeteld.

[Puts]

Puts, (barg.), streek.

[Putte (Met de - straffen]

Putte (Met de - straffen, levend begraven, gelijk men in de dagen van keizer Karel V de ketters deed, volgens plakkaat van 1529. Put = kuil.

[Putteanen]

Putteanen, aanhangers van J.D. Fransen van de Putte, of van zijne partij. Benaming uit 1866, kort na het eerste optreden van Van de Putte in de Kamer.

[Pygmeeën]

Pygmeeën, (myth.), dwergen, ventjes ter grootte van een pugme (gr.) = vuist, d.i. ter hoogte van den elleboog tot de vuist; die den dood van hun reuzenbroeder Antaeus op Hercules dachten te wreken en tegen den slapenden halfgod te velde trokken, d.w.z. op zijn lichaam rondkrabbelden en zijn hoofd belegerden, zonder hem in 't minst te deren; fig. de naam voor kleine, onbeduidende geesten, wanneer zij tegen bekende, ontwikkelde mannen opstaan.

[Pygmalion]

Pygmalion, koning van Cyprus, vatte voor een door hem vervaardigd ivoren vrouwenbeeld zulk eene liefde op, dat hij Venus smeekte er leven aan te geven. Dit geschiedde, waarop Pygmalion dat levende beeld huwde. Vanhier bv. ‘P. of het Beeld bezield door de liefde zo als hetzelve door Caroline en Charlotte Frederic, oud 9 en 7 jaaren, op den Amsteldamschen schouwburg in het laatste des jaars 1758 gedanst is’, eene prent vervaardigd door den plaatsnijder en tooneelspeler Punt.

[Pylades]

Pylades, zoon van Strophios, neef en getrouw vriend van Orestes (z.a.), met wiens zuster Electra hij huwde.

[Pyramus]

Pyramus, een Babylonisch jongeling van buitengewone schoonheid, beminde de even schoone Thisbe en werd door haar bemind, maar hunne ouders die in vijandschap met elkander leefden, wilden in hun huwelijk niet toestemmen. Lang zagen de minnenden daarom elkander slechts door een spleet in den gemeenschappelijken muur tusschen beider huizen; eindelijk spraken zij af, elkander bij het graf van Ninus te ontmoeten. Nauwelijks was Thisbe op de afgesproken plaats verschenen, of zij werd verschrikt door het naderen van een leeuw, zij vluchtte en verloor in de verwarring haar sluier, dien de leeuw

[pagina 961]
[p. 961]

vond en met zijn muil, nog bevlekt door het bloed van pas gedoode runderen, verscheurde. Kort daarop kwam ook Pyramus en toen hij den bloedigen sluier zag, meende hij dat Thisbe door een wild dier verslonden was; hij trok zijn zwaard en doodde zich. Te laat keerde Thisbe terug, zij vond haren minnaar reeds dood en bracht zich nu ook met zijn zwaard om het leven. Zie Dr. Georg Hart, Die Pyramus und Thisbe-Sage in Holland, England, Italien, Spanien und Deutschland.

[Pyrite]

Pyrite, eig. vuursteen; natuurlijke verbinding van zwavel met een metaal, inzonderheid met ijzer, gewoonlijk als kleine goudgele kristallen voorkomend.

[Pyrrha]

Pyrrha, de echtgenoote van Deucalion (z.a.), die met hem in de boot zat bij den grooten vloed. Toen de wateren weken, belandden zij op den Parnassus, waar zij, op raad van het orakel van Themis, steenen achter hun rug wierpen, die in menschen veranderden; die van Deucalion in mannen, die van Pyrrha in vrouwen. Op die manier zou, naar der Grieken en Romeinen fabelleer, de aarde weder bevolkt geworden zijn. Eenige overeenkomst met het Zondvloedsverhaal van Gen. VII:23; VIII:4 valt niet te miskennen.

[Pyrrhonisme]

Pyrrhonisme, (fr.), twijfelzucht. Naar Pyrrhon, uit Elis, stichter der Skeptische school, tijdgenoot van Aristoteles en van Alexander den Groote. Volgens hem moest de deugd hoofddoel, het eenig oogwit van alle menschelijk streven zijn; tevens verwierp hij de mogelijkheid eener kennis van de dingen naar hun werkelijk zijn of bestaan, en mitsdien de waarheid zelve, welke ons noch de zinnen noch onze meeningen kunnen aanbrengen. Fr. pyrrhonien, twijfelzuchtig, pyrrhoniser = tot twijfelzucht overhellen. Sully Prud'homme schreef in de ‘Revue des deux mondes’, 15 Oct. 1890, p. 761 enz., over ‘Le Pyrrhonisme le dogmatisme et la foi dans Pascal’'

[Pyrrhus-overwinning, -triomf.]

Pyrrhus-overwinning, -triomf. Overwinning, die met eene nederlaag gelijk staat. Pyrrhus, koning van Epirus, † 272 v.C., riep na zijne bij Asculum behaalde zege op de Romeinen, uit: ‘Nog éen zoo'n overwinning, en ik ben verloren!’ Zie boven, Encore une pareille, enz.

[Pythagorische tafel]

Pythagorische tafel, (rekenk.), tafel van vermenigvuldiging. Fr. table pythagorique. Naar den wijsgeer Pythagoras (geb. te Sumos 580/568 v.C.).

[Pythia Philippica]

Pythia Philippica, een Philippisch, d.i. Philippus-gezinde Pythia (of orakel). Hiervan sprak de Atheensche redenaar Demosthenes, dewijl Philippus koning van Macedonië († 336 v.C.) het orakel van Delphi had omgekocht om te zijnen gunste te profeteeren.

[Python]

Python, de draak Python, door Apollo gedood. Gr. puthoon, tegenw. deelw. van puthoo = doen verrotten; want men stelt hem voor als ontstaan uit het slijk der aarde na den vloed van Deukalion.

[Python]

Python, (wap.), zie Vliegende slang.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken