Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
Afbeelding van Spreekwoordenboek der Nederlandsche taalToon afbeelding van titelpagina van Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (169.64 MB)

XML (14.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal

(1990)–P.J. Harrebomée–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[N]

Naäpen.

Het is nageaapt.Ga naar voetnoot6

Nabrengen.

Voort medenemen is beter dan nabrengen. (Zie medenemen.)

Nabrieven.

Dat moet ik eens nabrieven.

Nadenken.

Voorzien doet nadenken.Ga naar voetnoot7

Naderen.

Laat komen, wat naderen moet. (Zie komen.)

Nagaan.

Ga mij zoo lang na, als ik u voorgegaan ben.Ga naar voetnoot8

Nakaarten.

Men moet nooit nakaarten.

Naken.

Die waakt, Die naakt.Ga naar voetnoot9

[Dat wil zeggen: die op zijne zaken past, komt wel vooruit in de wereld. In gelijken zin zegt men: Het goed hem naakt, Die werkt en waakt.]

Nakijken.

Hij heeft het nakijken. (Zie hebben.)

Nakomen.

Ga juist voor, als ge zelf zoudt willen nakomen.Ga naar voetnoot10

Laat wat, voor die nog nakomen. (Zie laten.)

Laat ze ook zorgen, die nakomen.Ga naar voetnoot11

Nalaten.

Het eene moet men doen, en het andere niet nalaten. (Zie doen.)

Naleeren.

Voorgedaan is nageleerd.Ga naar voetnoot12

Naloopen.

Hij heeft het naloopen. (Zie hebben.)

Te veel betrouwen, heeft het naloopen. (Zie betrouwen.)

Namaken.

Het is beter te laken Dan na te maken. (Zie laken.)

Nameten.

Hij meet na.

[Hij geeft over.]

Nasporen.

Men moet scherp nasporen.Ga naar voetnoot13

[Dat is: met ijver eene zaak onderzoeken.]

Navertellen.

Hij zal er niet veel van navertellen.

[Men zegt dit van den domme, die niet veel van de zaak heeft begrepen, of van den doode, die wel zwijgen moet.]

Navlooijen.

Hij zal dat wel navlooijen.Ga naar voetnoot14

Navolgen.

Wat men lieft, dat volgt men na. (Zie lieven.)

Nawerpen.

Men zal het u niet nawerpen.Ga naar voetnoot15

Nazeggen.

Zoo als er een handelt, zoo zegt men 't hem na. (Zie handelen.)

Nederleggen.

Hij heeft er zich bij neêrgelegd.

Nederstooten.

Hij stoot niemand neder en helpt niemand op.Ga naar voetnoot16

[Met dit spreekwoord teekent men den onverschillige.]

Nedervallen.

Met draaijen valt men neder. (Zie draaijen.)

Nederzetten.

Eilieve, zet hem toch zacht neder.Ga naar voetnoot17

Négeren.

Gij moet hem of négeren of negéren.

Hij wordt genégerd.

[Hij wordt als neger, als slaaf, behandeld.]

Negéren.

Gij moet hem of négeren of negéren. (Zie négeren.)

Nemen.

Daar het naauw is, daar neemt men het naauw.Ga naar voetnoot18

[Dat is: als er geene gelegenheid voor groote zaken is, welnu, dan zullen we ons met geringe dingen behelpen. Men bezigt dit spreekwoord al spottende, en past het toe op iemand, die geene grootere zonden bedreef, omdat hij daartoe niet in de gelegenheid was. Zoo zegt men ook: Daar het naauw is, daar neemt men het naauw, zei de bruid, en zij liet zich zoenen door de traliën.]

Die niet nemen wil, durft niet geven. (Zie geven.)

Die u wel kent, die neemt u niet. (Zie kennen.)

Geef eerst, neem eerst. (Zie geven.)

Geven of nemen. (Zie geven.)

Het geeft of neemt niet. (Zie geven.)

Het is al, gelijk men het neemt.

[Dat wil zeggen: er wordt in de wereld al vrij wat geplooid, ja verdraaid en verwrongen,

[pagina 50]
[p. 50]

om eene zaak te doen zijn, zoo als men die hebben wil.]

Hij neemt al, wat mede wil.Ga naar voetnoot1

Hij neemt het, daar hij het krijgen kan. (Zie krijgen.)

Hij neemt het er goed van.

Hij neemt het zeer naauw.Ga naar voetnoot2

Hij neemt het zoo naauw niet.Ga naar voetnoot3

Hij weet te nemen en te geven. (Zie geven.)

Kies of deel; die vooruit neemt, heeft reeds gekozen. (Zie deelen.)

Kon hij meer, hij nam meer. (Zie kunnen.)

Kwam 't, Ik nam 't. (Zie komen.)

Men heeft het voor het nemen. (Zie hebben.)

Men moet het nemen, als het komt. (Zie komen.)

Men moet het nemen, zoo als het valt.Ga naar voetnoot4

Neem daar wat uit.Ga naar voetnoot5

Neem, wat gij krijgen kunt. (Zie krijgen.)

Wij zullen 't haar te neem of te geef zetten. (Zie geven.)

Netelen.

Het broeit vroeg, dat netelen zal. (Zie broeijen.)

Neuriën.

Wie pocht er niet op eigen neuriën!

Neuzen.

Ik heb hem al geneusd.

Niezen.

Hij wil niezen, eer hij geboren is. (Zie geboren worden.)

Is dat niet wel geniesd?

Naar niezen moet men wachten.

[Men zegt dit tot iemand, die ongeduldig wordt bij eene zaak, waarnaar men wachten moet, even als naar het uitproesten der kitteling in den neus bij het niezen.]

Nijpen.

Gij hebt hem nu: nijp hem. (Zie hebben.)

Klaag niet, voor dat ge zijt genepen. (Zie klagen.)

Nikken.

Hij is genikt.Ga naar voetnoot6

[Tuinman zegt, dat men deze spreekwijze gebruikt van iemand, die gekrenkt is, wiens kracht is gebroken. Hij wil, dat ‘'t genomen is van visschen, die men nikt, of den nek breekt, om hen 't spartelen te benemen.’]

Noemen.

Hij leeft, als men het leven noemen mag. (Zie leven.)

Ik kan hem anders wel honderdmaal noemen.

Niemand genoemd, niemand geblameerd. (Zie blameren.)

Nokken.

Hij kan nokken noch geeuwen. (Zie geeuwen.)

Nooden.

Achterna zal hij ze nooden.Ga naar voetnoot7

Daar men wezen wil, is men haast genoeg genood.Ga naar voetnoot8

Dien men noodt, roept men; dien men haalt, wil men. (Zie halen.)

Die ongenood (of: ongeroepen) komt, moet onbedankt weg gaan. (Zie bedanken.)

Hij noodt zich zelven.

Men behoeft hem niet lang te nooden.

Noppen.

Haal op, als het nopt.

[Dit spreekwoord vindt men reeds op het woord visch aldus: Haal op, als het vischje bijt (of: onderhaalt).]

Noten.

Noten en ploten.

[Een regtsterm uit het oude regt.]

voetnoot6
Witsen 194.

voetnoot7
v.d. Venne bl. 1.

voetnoot8
Campen bl. 61.

voetnoot9
Sel. Prov. bl. 159.

voetnoot10
v.d. Venne bl. 198.
voetnoot11
Campen bl. 55. 18 Maart, 10 Sept. Gruterus I. bl. 112. Bogaert bl. 37.

voetnoot12
Sancho-Pança bl. 33.

voetnoot13
Sartorius tert. IX. 75.

voetnoot14
v. Eijk II. nal. bl. 54.

voetnoot15
Campen bl. 89.

voetnoot16
Campen bl. 107. Meijer bl. 51.

voetnoot17
Campen bl. 43.

voetnoot18
Prov. seriosa bl. 10. Gheurtz bl. 77.
voetnoot1
Sartorius sec. IV. 10, V. 88.
voetnoot2
Sartorius bl. 108.
voetnoot3
Tuinman I. bl. 326, II. bl. 93, 155.
voetnoot4
Campen bl. 62. Winschooten bl. 207.
voetnoot5
Sartorius pr. V. 27, sec. IX. 13.

voetnoot6
Tuinman I. bl. 353.

voetnoot7
Servilius bl. 272.
voetnoot8
Campen bl. 48.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken