Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
Afbeelding van Spreekwoordenboek der Nederlandsche taalToon afbeelding van titelpagina van Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (169.64 MB)

XML (14.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal

(1990)–P.J. Harrebomée–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[U]

Uitbakken.

Nu heeft hij uitgebakken.Ga naar voetnoot11

[Hij heeft alles opgemaakt.]

Uitbazuinen.

Hij heeft uitgebazuind.

Uitblazen.

Hij mag wel eens uitblazen.

Uitblijven.

Het moet hem daar zeker goed bevallen: hij blijft zoo lang uit. (Zie bevallen.)

Uitboonen.

Hij is er uitgeboond.Ga naar voetnoot12

Uitboren.

Hij zal er hem wel uitboren.

Uitdragen.

Die veel indraagt, draagt ook veel uit: (Zie indragen.)

Hij zal daar wel uitgedragen worden.

[Men zegt dit van een' oud' man, die het huis niet meer zal verlaten, maar er blijven, tot men hem naar het kerkhof brengt.]

[pagina 69]
[p. 69]

Uitdroogen.

Hij droogt uit.Ga naar voetnoot1

Uitgaan.

Die zelden uitgaat, wascht of brandt zich. (Zie branden.)

Elk ete, eer hij uitga. (Zie eten.)

Hij weet niets, die er niet op uitgaat.Ga naar voetnoot2

Men gaat dikwijls uit, dat men niet vangt.Ga naar voetnoot3

Veel uitgaan is achteruitgaan. (Zie achteruitgaan.)

Uitgeven.

Die koopt en verkoopt, gevoelt niet, wat hij uitgeeft. (Zie gevoelen.)

Die uitgeeft, moet weêr inwachten. (Zie inwachten.)

Die wil uitgeven, moet ook weder ontvangen. (Zie ontvangen.)

Het is kwaad, iets uit te geven, daar het niet is.

Uithalen.

Hoog (of: Laag) uithalen.Ga naar voetnoot4

Men moet er wat insteken, zal men er wat uithalen. (Zie insteken.)

Uithaspelen.

Hij heeft er zich uitgehaspeld.Ga naar voetnoot5

Uithoesten.

Hij zal hem wat uithoesten.

Uithollen.

Hij zal wel haast uitgehold hebben.

Uithouden.

Men moet zoo leven, dat men het kan uithouden. (Zie leven.)

Regt genadig, zoo kunt gij het lang uithouden. (Zie regten.)

Uitkallen.

Hij zou ligtelijk uitgekald hebben.Ga naar voetnoot6

Uitkleeden.

Men moet zich niet geheel uitkleeden voor een ander.Ga naar voetnoot7

[Dat is: men moet, om een ander te helpen, zich niet geheel en al van zijne eigene bezittingen ontdoen. Zoo zegt men, om aan te duiden, dat men al zijne goederen niet aan zijne kinderen moet afstaan vóór zijn sterven: Men moet zich niet uitkleeden, voor men naar bed gaat (of: eer men zich te slapen legt).]

Zij hebben hem geheel (of: naakt) uitgekleed.

Uitknijpen.

Hij is uitgeknepen.

[Hij is dood.]

Uitkomen.

Hij is bescheten uitgekomen. (Zie beschijten.)

Hij komt bekaaid uit.Ga naar voetnoot8

Hij komt er onbewimpeld voor uit. (Zie bewimpelen.)

Hij komt er ridderlijk (of: ruiterlijk, ook wel: rondement) voor uit.Ga naar voetnoot9

Steekt er wat in, laat het er uitkomen. (Zie insteken.)

Uitkorrelen.

Het zal u nog uitgekorreld worden.Ga naar voetnoot10 (Zie de Bijlage.)

[Door een ander te bevrijden, brengt gij u zelven in leed.]

Uitkramen.

Hij kan er wat uitkramen.

Uitkruipen.

Hij is er stilletjes uitgekropen.

[Men zegt dit van den doode.]

Smijt mij er in, ik kruip er wel uit. (Zie insmijten.)

Uitleenen.

Uitleenen doet inwachten. (Zie inwachten.)

Uitleggen.

Gij zijt niet heel uitgelegd.Ga naar voetnoot11

[Dat is: gij hebt nog meer te zeggen. De spreekwijze is aan het eijerleggen der hennen ontleend, en wordt dus alleen in een' goeden zin gebezigd.]

Hoed u voor het eerste uitleggen. (Zie hoeden.)

Uitlekken.

Het is uitgelekt.Ga naar voetnoot12

Uitloopen.

Alles is op niets uitgeloopen.

Dat loopt smal uit.

Uitluchten.

Hij is leelijk uitgelucht.Ga naar voetnoot13

Uitluijen.

Hij zal hem uitluijen.Ga naar voetnoot14

Uitmaken.

Hij is uitgemaakt.Ga naar voetnoot15

Hij maakt hem leelijk uit (of: Hij maakt hem uit voor al, wat leelijk is).Ga naar voetnoot16

Uitmergelen.

Hij heeft hem geheel en al uitgemergeld.Ga naar voetnoot17

Uitmonsteren.

Hij wordt uitgemonsterd.Ga naar voetnoot18

Uitpoepen.

Hij is uitgepoept.

Uitpraten.

Die weinig weet, is haast uitgepraat.Ga naar voetnoot19

Uitpurgeren.

Hij heeft uitgepurgeerd.

Uitputten.

Hij is geheel en al uitgeput.

Uitrazen.

Men zal hem laten uitrazen.Ga naar voetnoot20

Uitregten.

Gij hebt veel te bezorgen, maar weinig uit te regten. (Zie bezorgen.)

Uitscheiden.

Die niet meer kan mededoen, moet uitscheiden. (Zie mededoen.)

Uitschudden.

Hij heeft hem naakt uitgeschud.

Hij schudt het al te zamen teneenenmale teffens uit.Ga naar voetnoot21

Hij schudt in eens niet alles uit.Ga naar voetnoot22 (Zie de Bijlage.)

Uitslapen.

Hij is goed uitgeslapen.

[Men teekent met deze spreekwijze den man, die voor zijne zaak berekend is. Hij is het tegenbeeld van den droomer.]

[pagina 70]
[p. 70]

Uitsloven.

Gij hebt u braaf uitgesloofd.Ga naar voetnoot1

[Gij hebt u veel moeite gegeven voor niemendal.]

Uitsnijden.

Hij snijdt uit.

[Dat is: hij gaat heen, en bemoeit zich niet met de zaken, wier belang roeping en pligt hem opleggen. Men zegt het ook van iemand, die op sterven ligt.]

Uitsnuiten.

Hij is uitgesnoten.

[Zijn leven is ten einde.]

Uitspuwen.

Dat men eens uitspuwt, moet men niet weder inslokken. (Zie inslokken.)

Hij gaf hem niet, dat hij uitspuwt. (Zie geven.)

Hij vreet zoo, dat hij het weder moet uitspuwen.Ga naar voetnoot2

Uitstaan.

Hij heeft veel uitgestaan.Ga naar voetnoot3

Uitstappen.

Hij is uitgestapt.

[Hij is heengegaan, en heeft zijne bezittingen verlaten. Men zegt het van den doode.]

Uitstellen.

Lang wachten doet uitstellen.

Uitstuderen.

Hij is uitgestudeerd.

Uitteekenen.

Ik zal er een voor u uitteekenen.

[Zoo wijst men iemand af, aan wiens begeerte men kan noch wil voldoen.]

Uitvallen.

Waar men goed op drinkt, dat valt gewoonlijk goed uit. (Zie drinken.)

Uitvragen.

Hij heeft hem al te naauw uitgevraagd.Ga naar voetnoot4

Uitzien.

Die wat hebben wil, moet er om uitzien. (Zie hebben.)

Het ziet er bar uit.Ga naar voetnoot5

Het ziet er donker voor hem uit.

Het ziet er verdacht uit.

Hij ziet er geplukt uit. (Zie plukken.)

Hij ziet er kapitaal uit.

Hij ziet er mottig uit.Ga naar voetnoot6

Hij ziet er pierstekig uit.Ga naar voetnoot7

Hij ziet er vrij snugger uit.

Uitzingen.

Hij kan het goed uitzingen.

[Dat wil zeggen: de zaak is vrij kostbaar; maar hij heeft middelen genoeg, om ten einde toe vol te kunnen houden. Waar anderen de tranen over de wangen zouden rollen, zingt hij zijn lied.]

Uitzuipen.

Hij is uitgezopen.Ga naar voetnoot8

[Deze spreekwijze heeft met den dronkaard niet te maken. Volgens tuinman ‘zegt men dit van ymand, die door andere gepluimt en berooit gemaakt is, zo als geschied door woeker, enz.’ Uitgezopen voor leêggedronken, dat is: van vocht (hier levenssap) beroofd, geeft eene natuurlijke verklaring; waarom ik tuinmans ‘vermoeden, dat uitgezopen verbastert is van uitgezogen: gelyk men dus een mergbeentje uitzuigt,’ niet kan deelen.]

voetnoot11
Servilius bl. 235. Sartorius pr. X. 13.

voetnoot12
v. Eijk II. nal. bl. VIII, III. bl. 39.

voetnoot1
Tuinman I. nal. bl. 34.

voetnoot2
Motz bl. 38.
voetnoot3
Gruterus III. bl. 158.

voetnoot4
Witsen bl. 494. v. Lennep bl. 232.

voetnoot5
Tuinman II. bl. 141.

voetnoot6
Sartorius sec. VII. 52.

voetnoot7
Kverts bl. 344.

voetnoot8
Tuinman I. bl. 342, 368.
voetnoot9
Tuinman I. bl. 280. Gales bl. 38.

voetnoot10
Gheurtz bl. 62. Sartorius pr. VIII. 14, tert. VII. 52.

voetnoot11
de Brune bl. 465. Sartorius tert. VII. 55.

voetnoot12
Tuinman I. bl. 344. Everts bl. 317.

voetnoot13
Winschooten bl. 146, 148. Tuinman I. bl. 201.

voetnoot14
Winschooten bl. 147, 334, Tuinman I. bl. 201.

voetnoot15
Sartorius tert. X. 11.
voetnoot16
Tuinman I. bl. 198, II. bl. 204. Bogaert bl. 32.

voetnoot17
Tuinman I. nal. bl. 34.

voetnoot18
Tuinman I. bl. 274.

voetnoot19
Sel. Prov. bl. 168.

voetnoot20
Euphonia bl. 519. Everts 6.

voetnoot21
Campen bl. 30. Meijer bl. 14.
voetnoot22
Campen bl. 98. Meijer bl. 46.

voetnoot1
Tuinman I. bl. 152, II. bl. 175.

voetnoot2
Campen bl. 69.

voetnoot3
de Méry Flam. 2.

voetnoot4
Adag. quaedam bl. 40.

voetnoot5
v. Moerbeek bl. 242.
voetnoot6
v. Eijk II. bl. 62.
voetnoot7
v. Eijk II. nal. bl. 41.

voetnoot8
Tuinman I. nal. bl. 34.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken