Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
Afbeelding van Spreekwoordenboek der Nederlandsche taalToon afbeelding van titelpagina van Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (169.64 MB)

XML (14.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal

(1990)–P.J. Harrebomée–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[R]

Radbraken.

Hij kan wel radbraken.

Raden.

Als het wel gaat, is het goed raden. (Zie gaan.)

Die men gezeggen kan, mag men raden. (Zie gezeggen.)

Die men raden mag, mag men helpen. (Zie helpen.)

Die niet te raden is, is niet te helpen. (Zie helpen.)

Die zich te haast laat raden, laat zich ook haast verraden.

Gij zult het niet weêr eerst raden.Ga naar voetnoot12

Raken.

Die weldoet, dien raakt het niet, wie 't ziet.Ga naar voetnoot13

Door het vele roeren raakt men iemand.Ga naar voetnoot14

[Wiens hart in gedurige beweging gebragt wordt, die wordt wel eens tot medelijden bewogen. Men zegt het van iemand, die zich eindelijk laat verbidden.]

Het is luk raak (of: Luk wel, raak wel). (Zie gelukken.)

Het moet er maar op los, raak of mis. (Zie missen.)

Pas op, om wat te raken. (Zie oppassen.)

Wij raken malkander niet.Ga naar voetnoot15

Zij spelen: raak wel, zoo hebt gij wel. (Zie hebben.)

Rallen.

Men mag wel wat rallen, Maar niet mallen. (Zie mallen.)

Ramen.

Die hooger klimt, dan hem betaamt, Valt lager, dan hij had geraamd. (Zie betamen.)

Die meer begeert, dan hem betaamt, Mist dikwijls, wat hij had geraamd. (Zie begeeren.)

Rammeijen.

Hij rammeit alles onder elkander.

[Dat is: hij smijt den boêl over hoop. Rammeijen is met den stormram openloopen.]

Rapen.

Het zoekt al te rapen.Ga naar voetnoot16

Razen.

Het raast meer, dan het wint.

Redden.

Gewaarschuwd is half gered.

Reeden.

Hij reedt daar mede aan.Ga naar voetnoot17

[Dat is: hij bemoeit zich met die zaak. Reeden is gereed maken, dat van schepen bepaaldelijk door uitrusten, van linnen door vervaardigen wordt uitgedrukt. Op beide kan de spreekwijze betrekking hebben.]

Regelen.

Regel vrij regt, en laat klappen, die wil. (Zie klappen.)

Regenen.

Als het wel gedonderd heeft, zoo moet het wel regenen. (Zie donderen.)

Het heeft lang gedroogd, het moest eens regenen. (Zie droogen.)

Het regent zoo hard niet, als het dondert. (Zie donderen.)

Het waait er wel, maar het regent er niet.Ga naar voetnoot18

Regent het dáár, het zal hier haast druppelen. (Zie druppelen.)

Zoo lang waait het, tot het regent.Ga naar voetnoot19

Regeren.

Die niet kan simuleren, Kan niet regeren.Ga naar voetnoot20

Die wil regeren, Moet simuleren.Ga naar voetnoot21

[Dat wil voor dit spreekwoord zeggen: die anderen goed wil besturen, moet zich terugtrekken, of hij verliest zijn ontzag; en voor het vorige: die niet kan veinzen, kan ook niet heerschen. Dit schijnt aan velen het toppunt van staatswijsheid te zijn. Simuleren, hoewel meerdere beteekenissen hebbende, kan hier alleen in den zin van veinzen genomen worden.]

Wie regeren wil, die moet hooren en niet hooren, zien en niet zien. (Zie hooren.)

Regten.

Die niet te betalen is, regt fatsoenlijk. (Zie betalen.)

Die wel verstaat, regt wel.Ga naar voetnoot22

[pagina 57]
[p. 57]

Kwaad spreken regt niet.Ga naar voetnoot1

Met een regten en plegten. (Zie plegten.)

Regt genadig, zoo kunt gij het lang uithouden.Ga naar voetnoot2

Rekenen.

Daar men bijzit, wordt men mede gerekend. (Zie bijzitten.)

Daar men niet gerekend wordt, behoeft men niet te gelden. (Zie gelden.)

Daar men niet komt, wordt men niet gerekend. (Zie komen.)

Die niet komt, wordt niet gerekend. (Zie komen.)

Hij kan goed rekenen.

Hij rekent naar zich toe.

Rekken.

Hij ging rekken.

[Dat is: hij liep weg.]

Rennen.

Zoo gewonnen, Zoo geronnen.Ga naar voetnoot3

[Dit spreekwoord beteekent, dat eene verkregen winst even zoo spoedig weder verloren gaat, als ze ontstond. Voor geronnen zegt men thans gerend. In de eerste uitgaaf zijner Gedichten schreef tollens nog geronnen. In den Verjaardag begon hij aldus: Nimmer moêgeronnen Tijd. In gelijken zin zegt men: Zoo gewonnen, zoo verloren, of: Zoo gewonnen, zoo verteerd, alsmede: Zoo gewonnen, Zoo verslonnen.]

Reppen.

Dat is: rep je, scheer je!

Ribbezakken.

Hij heeft hem duchtig geribbezakt.Ga naar voetnoot4

Rijden.

gij zult voorop rijden, dan valt gij er achter niet af. (Zie afvallen.)

Ik wil hem dood rijden.Ga naar voetnoot5

Rijd voort, maar zie om! (Zie omzien.)

Vroeg zadelen, laat rijden.Ga naar voetnoot6

Wel ingespannen is half gereden. (Zie inspannen.)

 

Hij rijdt eruit.

[Hij is bankeroet.]

Hij zal eraan rijden.Ga naar voetnoot7

[Dat wil zeggen: het zal op zijn' kop aankomen. Men bezigt het vooral van koopgoederen, waaraan groote verliezen geleden worden. Deze beide spreekwijzen, aan de scheepvaart ontleend, zijn genomen van een schip, dat in storm voor anker ligt.]

Rijpen.

Grijpt, Als 't rijpt. (Zie grijpen.)

Het rotten volgt na 't rijpen.Ga naar voetnoot8

Rijzen.

Daar niets is, daar rijst niets.Ga naar voetnoot9

Ringelooren.

Iemand ringelooren.Ga naar voetnoot10

Roeijen.

Die weleer heeft leeren roeijen, Laat dien zich met varen moeijen. (Zie bemoeijen.)

Hij roeit eraan (of: -onder).Ga naar voetnoot11

Zij roeijen gelijk.Ga naar voetnoot12

Zij zijn uit roeijen geweest.Ga naar voetnoot13

Roepen.

Dien men noodt, roept men; dien men haalt, wil men. (Zie halen.)

Die ongenood (of: ongeroepen) komt, moet onbedankt weg gaan. (Zie bedanken.)

Ga, daar men u zendt; kom, als men u roept. (Zie gaan.)

Gij komt, of gij geroepen waart. (Zie komen.)

Men moet geen hei roepen, voor men overgevaren is. (Zie overvaren.)

Roep geen hei, al eer gij over zijt.

[Dit spreekwoord vindt men reeds op de woorden berg en brug aldus: Roep geen hei, voor gij over de brug (of: op den berg) zijt.]

Roep het niet zoo luid.Ga naar voetnoot14

Wat gij alleen kunt doen, roep daar geen ander bij. (Zie doen.)

Roeren.

Als men niemand roert, zal men ongeroerd blijven. (Zie blijven.)

Dat roert u niet.Ga naar voetnoot15

Door het vele roeren raakt men iemand. (Zie raken.)

Hij durft het naauwelijks roeren.Ga naar voetnoot16

Hij kan zich goed roeren.

[Dat wil zeggen: hij zit er warmpjes in.]

Niemand roert het, wat een ander hindert. (Zie hinderen.)

Wat heeft hij het weêr geroerd!

Roesten.

Beter te slijten dan te roesten.Ga naar voetnoot17

Dat rust, roest.

[Deze spreekwijze vindt men reeds op het woord roest aldus: Rust maakt roest.]

Rokkenen.

Dat hij gerokkend heeft, dat moet hij zelf spinnen.Ga naar voetnoot18

De een rokkent, wat de ander spint.Ga naar voetnoot19

Het is gerokkend; ware het gesponnen.Ga naar voetnoot20

Werd er niet gerokkend, daar zou niet gesponnen worden.Ga naar voetnoot21

Rollen.

Om en om rollen.Ga naar voetnoot22

Ronken.

Zij slapen allen niet, die ronken.Ga naar voetnoot23 (Zie de Bijlage.)

Rooijen.

Hij kan het wel rooijen.

[Hij is nog al bemiddeld.]

Wel rooijen doet wel spoeden.Ga naar voetnoot24 (Zie de Bijlage.)

Rooken.

Het rookt er.Ga naar voetnoot25

[Daar is twist.]

Hij liegt, dat het rookt. (Zie liegen.)

[pagina 58]
[p. 58]

Rotten.

Het rotten volgt na 't rijpen. (Zie rijpen.)

Rouwen.

Onbezien, het zal u rouwen. (Zie bezien.)

Veel bouwen Doet rouwen. (Zie bouwen.)

Ruggesteunen.

Hij wordt geruggesteund.

Ruiken.

Die niet stinkt, ruikt best.Ga naar voetnoot1

Hij durft er niet aan ruiken.Ga naar voetnoot2

Hij gaf hem genoeg te ruiken. (Zie geven.)

Hij zal er niet aan ruiken.

Hij zal het ruiken.Ga naar voetnoot3

Hij zoude hem niet eens laten ruiken, dat hij geveest had.Ga naar voetnoot4

Wie kan dat ruiken?

Zij kunnen malkander ruiken.Ga naar voetnoot5

[De eene schelm kent den anderen.]

Zij zoude hem niet laten ruiken, waar zij gepist heeft. (Zie pissen.)

Rukken.

Zij rukken en plukken. (Zie plukken.)

Runnen.

Zij karnen wel; maar het wil niet ronnen. (Zie karnen.)

Rusten.

Dat rust, roest. (Zie roesten.)

Die een ander jaagt, zit (of: staat) zelf niet stil (rust zelf niet, ook wel: wordt zelf gejaagd, of: moet zelf hard loopen). (Zie jagen.)

Hij kan rusten noch duren. (Zie duren.)

Weet of rust.Ga naar voetnoot6

voetnoot12
Tuinman II. bl. 129.

voetnoot13
Motz bl. 68.
voetnoot14
v.d. Venne bl. 248.
voetnoot15
Sartorius pr. VIII. 42.

voetnoot16
Zoet bl. 6. v. Alkemade bl. 1.

voetnoot17
Tuinman I. bl. 240.

voetnoot18
Gruterus III. bl. 173. Meijer bl. 100.
voetnoot19
Motz bl. 76.

voetnoot20
Sel. Prov. bl. 49.
voetnoot21
Adag. Thesaurus bl. 11.

voetnoot22
de Brune bl. 140.
voetnoot1
Gruterus III. bl. 166.
voetnoot2
Wassenbergh I. bl. 92.

voetnoot3
Witsen 8. v. Alkemade bl. 111. Tuinman II. bl. 137. Folqman bl. 127. Magazijn 18. Verz. 38. Guikema II. 15. Modderman bl. 82. Veeteelt bl. 121. Roodhuijzen bl. 118-126.

voetnoot4
Tuinman II. bl. 149.

voetnoot5
Winschooten bl. 46.
voetnoot6
Veeteelt bl. 134.
voetnoot7
Winschooten bl. 208.

voetnoot8
Tuinman bl. 88.

voetnoot9
Prov. seriosa bl. 11. Zegerus bl. 16.

voetnoot10
Tuinman I. bl. 40, 287. v. Zutphen I. bl. 72. v. Eijk I. nal. 49.

voetnoot11
v. Eijk I. bl. 115. v. Lennep bl. 178.
voetnoot12
Sel. Prov. bl. 52.
voetnoot13
Winschooten bl. 210.

voetnoot14
Campen bl. 122.

voetnoot15
Tuinman I. bl. 277.
voetnoot16
Sartorius pr. X. 65.

voetnoot17
Tuinman I. bl. 140.

voetnoot18
Servilius bl. 186*, 188. Campen bl. 105. Gheurtz bl. 38. Zegerus bl. 9, 54. Gruterus II. bl. 129. Mergh bl. 6. Sartorius pr. II. 27. Tuinman I. bl. 134, II. bl. 141. Adag. quaedam bl. 16. Adag. Thesaurus bl. 20. v. Moerbeek bl. 254. Meijer bl. 50.
voetnoot19
Servilius bl. 222*. Gheurtz bl. 36. Idinau bl. 25. de Brune bl. 185.
voetnoot20
Gheurtz bl. 66.
voetnoot21
v.d. Venne bl. 128.

voetnoot22
Winschooten bl. 170.

voetnoot23
Prov. seriosa bl. 47. Campen bl. 129. Gheurtz bl. 58. Zegerus bl. 51. 9 Julij. Gruterus I. bl. 124. de Brune bl. 160, 479. Scl. Prov. bl. 138. Sartorius sec. I. 30, VII. 31. Tuinman I. bl. 49. Adag. quaedam bl. 58. Wijsheid bl. 140.

voetnoot24
Gruterus III. bl. 174.

voetnoot25
Tuinman I. bl. 94. Modderman bl. 46. Bogaert bl. 47.

voetnoot1
v.d. Venne bl. 247.
voetnoot2
v. Moerbeek bl. 240.
voetnoot3
Sartorius pr. VII. 44.
voetnoot4
Servilius bl. 228.
voetnoot5
de Brune bl. 470. Sartorius tert. X. 63.

voetnoot6
20 Jan., 28 Febr. Gruterus I. bl. 122. Cats bl. 514. de Brune bl. 64.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken